Geld en geluk, De wasch aan huis. Het menu van deze week i door FANNIE HURST. Fannie Hurst is de „bestbe- taalde schrijfster ter wereld". Curiositeitshalve geven wij hier een artikeltje van haar hand weer over geld en geluk. De menschen zijn op het oogenblik aardiger dan vijf jaar geleden. Dat is één reden, waarom wij deze moeilijke tijden vast zouden willen houden, want ais het weer beter gaat, zullen de menschen zich weer van een minder gunstigen kant doen kennen. Wij leven op het oogenblik in een sympa thiekere, minder onzuivere wereld. Men schijnt de verschillende waarden weer te kunnen zien in het juiste ver band- Wat nog kort geleden zoo vreeselijk belangrijk werd gevonden, niet-onderdoen-voor-die-en-die, dat is nu eenigszins belachelijk en vooral: ordinair. Het te koop loopen met din gen die door geld verkregen kunnen worden, trekt niet langer de btewonde- ring van de wereld, die plotseling heeft ondervonden, dat die dingen wel bij dragen tot het menscheljjk geluk, doch ni"t dat geluk zelf vormen. Het lijkt nu een akelige droom, zoo als wij nog slechts veertig 'of vijftig maanden geleden op onze welvaart reageerden als dronken matrozen: luidruchtig, vulgair en zoo verwaand, dat er in het buitenland op onze tou- risten moppen werden gemaakt. Welk een groote menschelijke tragedies be hooren er niet tot het thans afgeslo ten tijdperk! Löwenstein, die wereld rijken leidde, sprong uit een vliegtuig. Kreuger, een financieel dictator, schoot zich dood. Insull, die al wat hij zag, zijn eigendom kon noemen, ver bergt zich in afgelegen landjes voor de justitie. Eoo zitten er honderdduizenden tus- sclien de scherven van hun vroegere grootheid. Het thans afgesloten tijd perk heeft hen op gevaarlijke hoogten gebracht, op hoogten, waarop niemand staande kan blijven. En hoewel er on het oogenblik door de crisis veel wordt geleden, moeten wij toch dankbaar zijn, dat die gevaarlijke „goede tijd" voorbij is. Het was ook zoo'n ..goede tijd", toen het oude Rome in zijn or gieën de levenswaarheden vergat. Tenslotte zijn er onder alle versier selen, die de beschaving ons geeft (of oodringt), een paar krachtige pilaren, die het menschelyk geluk ondersteu nen. Die pilaren zijn jarenlang als een bedolven Pompeji aan ons oog ont trokken door de gloeiende lava van koortsperiode in het economische le ven der wereld. In die periode was er geen verdieping der gedachten, geen geestelijke rust Het ging alleen om geld, om uiterlijk vertoon, het was het altijd dwaze schouwspel van men schen, die door grootere of mooie voor werpen indruk op elkaar trachten tb maken, door meer eten of mooie klee- ren. Wat werd er niet gepocht en ge praald en wat werd er niet zelfs aan kleine kinderen geleerd om te pochen en te pralen. Welk een opluchting, dat de mensch- heid nu eindelijk de schellen van de oogen zijn gevallen, al ging dat ook niet zonder leed in zijn werk! Doch ook dat leed is op den duur niet zoo erg meer. Men leert zich met opge wektheid aanpassen aan de verander de financieele omstandigheden. Men begint zelfs te glimlachen over dien tijd van opgeblazenheid en elkaar de loef willen afsteken. Eerst is het een bittere glimlach niemand ziet graag zichzelf in een belachelijk daglicht dan ziet men er het grappige van in en keert het gevoel voor humor terug. Ja, de wereld is beter geworden. De regen is voorbij, de wind heeft zijn grootste kracht uitgevierd, het onweer rommelt nog slechts in de verte. Hier en daar is de bliksem ingeslagen, doch dat heeft een heilzame ontnuchtering teweeggebracht, een besef van een macht, die boven ons kleine, pronke rige gedoe staat. Wij voelen ons als in een schoongemaakt huis; er ontwaakt een verlangen om opnieuw te begin nen, ons weer op te bouwen, maar nu op vaster, zuiverder grondslagen, zon der zooveel aandacht te schenken aan dwaasheden en uiterlijk vertoon. Menschen, die vijf jaar geleden meenden, het verlies van al wat zij hadden niet te zullen overleven, heb ben een onverwachte energie en be kwaamheid tentoongespreid, nadat dit veriles een feit was geworden. De menschen laten hun dwaasheid ach terwege en maken zich gereed voor een nieuw n en naar wij vurig ho pen waardiger strijd, waarbij de idealen niet vergeten zullen worden De aanbidding van het materiecle heeft de twintiger jaren dezer eeuw belachelijk en tragisch gemaakt. Het terugzien daarop is leerzaam en geeft ons de wijsheid, die wij noodig heb ben voor den wederonbouw. Uit den chaos van die jaren zijn aardige men schen te voorschiin gekomen; men schen, die door de moeiliikheden tot bet besef van bun eigen dwaasheden zijn gebracht. De psychologische ver andering, die er heeft plaatsgebreken, vervult ens met hoon voor de toe komst: de minder Protserige werc1:! van t^ans is een aangenamer en vei'i- ger nlaats om in te zijn dan die van de twintiger jaren. Wat men neg eens grr wil weten. door SUZE ZANDSTRA. Een van de dagen der week, waar menige huisvrouw wel het meest tegen op ziet, is de waschdag. Zeker is, dat hierin door de waschmachines al veel verlichting is gebracht. Toch is niet ieder in de gelegenheid zich een machine aan té schaffen en moet men dikwijls volstaan met een wasehketsl, waarin het goed gekookt wordt; ook met behulp hiervan kan men de wasch kraakhelder krijgen. Wat we verder noodig hebben is een houten tobbe, waarop een wringer bevestigd kan worden en een teil om te spoelen. Hoewel het koken der wasch op zich zelf zeer eenvoudig is zijn er toch meerdere behandelingen aan het was- schen in zijn geheel verbonden. Sommige huisvrouwen geven het goed eerst een „voorwasch", terwijl andere na het koken de vuilste stukken nog een nabehandeling geven. De chemische industrie heeft ons echter aan zulke prachtige waschmid- delen geholpen o.a. in den vorm van zeeppoeder, dat men in den regel kan volstaan met het goed in de week te zetten in water met soda, het daarna goed uit te wringen of door den wrin ger te halen, opdat het eerste vuil zoo veel mogelijk verwijderd wordt, waar na het gekookt wordt en de vuile plek ken nagewasschen worden, vooral hand- en halsboorden komen hiervoor in aanmerking. De wasch moet inderdaad gekookt worden, want het is niet voldoende dat de zeep het goed schoonmaakt, maar het goed moet ook gedesinfecteerd worden, hetgeen geschiedt bij een tem peratuur van 100 gr. Indien men stuk ken zeep gebruikt, dan moet men niet uit verkeerde zuinigheid de goedkoo- pere koopen, maar steeds die soor'en, die door de jaren heen bewezen hebben van de beste grondstoffen samenge steld te zijn. Gezorgd moet worden voor snelle verhitting, en is het kook punt bereikt, dan wordt de verwarming verminderd, b.v. door de gasvlam laag te draaien of het vuur te temperen. Bij de zelfwerkende waschmiddelen moet de verwarming slechts zeer lang zaam plaats vinden, opdat de zuurstof- belletjes grondig door het waschgoed heengaan en zoodoende reinigend blee- kend en desinfecteerend werken. Bij een snel aan de kook brengen zou deze werking volkomen onmogelijk ge maakt worden hetg°en eveneens geldt voor de koolzuurhoudende waschmid- delen. Van groot belang is. dat de hoeveel heid wa«chgo?d in een juiste verhou ding met het waschwater staat. Wan neer men b.v. een «zeringe hoeveelheid goed in een groote ketel vol zeepwater opkookt, met een zelfwerkend wasch- middel, dan zal dit schadelijk zijn voor het linnengoed omdat de zuurstof te sterk bleekt en de weefsels aantast. Afgezien van dit laatste zal het tevens ook zeer oneconomisch zijn door de ver spilling van gas, water en zeepwater. Als norm kan men aannemen, dat een kilo waschgoed (droog gewogen) liter water vraagt of anders gezegd, dat de waschketel zoover met het goed gevuld mag worden, dat men het na de bijvoe ging van het water met een houten lepel gemakkelijk in beweging kan brengen. Bij een waschmachine kan men vol staan met 4 a 5 liter water op 1 kg waschgoed. Is de wasch gekookt, dan wordt het goed in de tobbe gedaan en na afkoe ling de vuile plekken nagewreven; door het kookproces zijn zelfs de meest vuile plekken losgeweekt. Van niet minder belang is een goede houding bij het wasschen, de tobbe moet niet hoog maar ook niet t e laag staan, daar hierdoor het wasschen on- noodig zwaarder wordt. Alle zeepresten moeten absoluut worden verwijderd, aangezien op plaatsen waar het water hard is, ver bindingen ontstaan tusschen de cal- ciumzouten en de opgeloste zeep. Men moet aan het spoelen zeer zeker de noodige zorg besteden en men moet het eenige malen herhalen, daar men anders de kans loopt dat het goed niet alleen geel wordt en onaangenaam ruikt, maar de huishanddoeken slecht drogen, doordat het weefsel hard wordt. Is de wasch uitgewrongen, dan staat een teil met heet water gereed, die op het eerste gezicht den indruk geeft veel te weinig water te bevatten om de geheele wasch te spoelen, maar iuist door dit weinige water wordt de kans op verbinding van de calciumzou- ten en de zeep, die nog in het goed is, geringer. De wasch wordt flink op en neer ge haald en uitgedrukt, in het warme water, daarna krijgt het een tweede epoelbad, dat lauw warm water moet zijn en tenslotte in een koud bad van ruim water. Men kan aannemen, dat de zeepresten eerst dan uit het waschgoed zijn, als het laatste spoelwater abso luut helder is. Aan dit laatste spoel water kan, indien het water hard is, een handvol borax worden toegevoegd alsmede wat blauwsel, dat in de beken de kleine doties verkrijgbaar is. Het water mag zelfs weinig blauw zien, zóó zelfs dat het. wanneer men h°t in de holte der hand neemt, helder en doorzichtig is. Hoewel het onze bedoeling niet ge weest is nieuwe gezichtspunten aan gaande het doen der groote wasch aan te geven, gelooven wij toch enkele wen ken gegeven te hebben, waarmede on ervaren jonge huisvrouwen rekening kunnen honden in het belang van haar linnengoed. VERWIJDEREN VAN VLEKKEN. Zeer vaak tracht men vlekken op fijne weefsels als o. a. georgette te ver wijderen met chemische preparaten, die hiervoor niet alleen veel te sterk zijn, maar de vlekken ook niet ver wijderen. In de meeste gevallen zal men door een oplossing van borax in warmwater de vlek doen verwijderen. Men neme een dessertlepel borax en lost die op in een beker warm water. Maak de plek nat met de oplossing en spons haar na met warm (geen heet) water; daarna wordt de stof opgestreken met een heet ijzer, nadat er eerst een vochtige doek over is gelegd. „Och, kijk eens, Frits, hoe schattig hii' zijn vulpen vult." '...Everybody's Weekly"). Zondag: Geroosterd brood met gerookte zalm, Brusselsch lof met haassaus en harde eieren, Aardappelsoufflé, Maresquincrème. Maandag: Varkensrollade, Bloemkool, aardappelen, Griesmeel met rozijnen. Dinsdag: Bloemkoolsoep, Koud varkensvleesch, Knolraap, aardappelen. Woensdag: Stamppot boerenkool met rookworst, Tuttifrutti. Donderdag: Bruine boonen met dobbelsteentjes spek, Bietensla, aardappelsla, fruit. Vrijdag I: Garnalen ommelet, Groene kool, aardappelen, Bruine boter, Beschuit met bessensap. Vrijdag II: Boonengehakt, Groene kooltjes, aardappelen, Beschuit met bessensap. Zaterdag: Gebakken lever met spek, Appelmoes, aardappelen, Rijst met citroensaus. Brusselsch lof met haassaus: 1 kg Brusselsch lof, 4 dl melk, 35 gr. bloem, 35 gr. boter, 50 gr. geraspte haas, zout, nootmuskaat. Het ldf ontdoen we van de leelijke blaadjes, snijden het bovenste kopje er af, wasschen het en zetten het op irmt koud water en zout. De hoeveelh (i water is niet precies op te geven en hangt af of we van een meer of minder bittere smaak houden. Is het gaar, dan laten we de struiken op een vergiet uitlekken en brengen ze daarna in een schaal over, die we ech ter warm houden. We maken het sausje, door de boter te smelten en de bloem er mede te ver mengen, evenals de haas en langzamer hand de melk toe te voegen, waarna we alles te zamen nog 5 minuten, steeds roerende doorkoken en daarna over het Brusselsch lof gieten. Als garneering strooien we nog een weinig geraspte haas en noot over de bovenkant. Het aardigst is om het Brusselsch lof op een platte schaal op te dienen, hier over de saus en een rand van de hard gekookte eieren om het geheel. Maresquin crème: 6 eieren, 150 gr. suiker, 1 dl mares quin en 1 dl slagroom. De eieren worden gedurende 10 mi nuten met de suiker geklopt, daarna worden de eiwitten en de slagroom met een tikje zout stijfgeklopt, de mares quin toegevoegd, bij zeer kleine scheut jes tegelijk. De geklopte eierdooiers, de eiwitten en room worden met elkander ver mengd, we hebben nu een heerlijke luchtige crème gekregen, die we in wijde glazen, b.v. champagne glazen, opdienen of wel in klm'ne kristallen compöte schaaltjes, terwijl we niet ver geten een schaaltje zachte biscuit rond te laten gaan. Aardappel soufflé: 1 kg gekookte aardappelen- 2 eieren, 1I, liter melk, 50 gr. boter, zont en noot, paneermeel en 25 gr. boter. We beginnen met een luchtige purée te maken, door de aardappelen te malen en te vermengen met de geklopte eier dooiers, zout, noot en de halve liter warme melk, waarin de 50 gr. boter is gesmolten. Hebben we dit goed met elkander vermengd, dan kloppen we het meng sel eenige minuten met de gr-c en roeren het stijfgeklopte eiwit ten slotte door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 13