I POPyUIRË RU3RIEK 576 RICHARD WAGNER, ZIJN LEVEN EN WERK. VAN ZATERDAG 28 JANUARI 1933. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Leipzig 22 Mei 1813 Venetië 13 Februari 1883. Een bijdrage ter gelegen heid van het Wagnerjaar. door Prof. Dr. C. FRIES. Richard Wagner, vereerd en ver guisd als geen ander Richard Wag- ner, de naam, die doet denken aan verrukking en bedwelming, welhaast aan opium! Welk een rijkdom van levensbewustzijn, welk een intense individualiteit, welk een klaar inzicht, welk een zuivere, vurige gevoelens hebben dien naam gemaakt tot wat hij is! Hij leefde voortdurend op de hoog ste bergtoppen der kunstwereld en van zijn innerlijk kunnen wij slechts een indruk krijgen door met stille aan dacht te luisteren naar zijn muziek. Onbeïnvloed door alledaagsche twis ten en al dan niet gerechtvaardigde beschuldigingen leefde hij zijn eigen innerlijk leven, eenzaam, doch vol van schoonheid. Hij was menschelijk, mis schien al te menschelijk, doch zijn groote genie kon zich nu eenmaal niet richten naar de kleinzielige opvattin gen. van velen zijner tijdgenooten en verloor zich in schemerige verten, waar hij de schoonste kleuren ineen zag vloeien. Het eerste gedeelte van zijn levensloop. Op 22 Mei 1813 te Leipzig geboren als zoon van een politie-ambtenaar, was hij reeds op twintigjarigen leeftijd dirigent van een koor te Würzberg. Hier componeerde hij „Die Feen" en „Das Liebesverbot". in 1836 zien wij hem als kapelmeester in Koningsber gen, doch ook hier blijft hij niet lang. Hij gaat naar Riga, naar Parijs. On zelfzuchtig kwam Meyerbeer daar op voor zijn werken „Rienzi" en „Der Fliegende Hollander", waar het Parijs van Louis Philippe echter niets van wilde weten. Het valt niet te ontken nen: Wagner heeft vele moeilijkheden doorgemaakt, voordat hij overwon, maar hij heeft ook vaak zichzelf den weg versperd. Hoe ondankbaar toonde hij zich tegenover Meyerbeer! En later, nadat deze beide jeugdwerken in 1842 en 1848'te Dresden succes hadden be haald en Wagner het had gebracht tot Koninklijk Saksisch Hofkapelmeester, hoe weinig loyaal was hij toen om zich in het „roode kwartaal" met de heer- schende strooming mee te laten drijven en republikein te worden! Hij vluchtte naar Zürich en schreef daar kort na elkaar „Die Kunst und die Revolution" „Das Kunstwerk der Zukunft" en „Oper und Drama", waaruit zijn ar tistieke opvattingen en idealen duide lijk blijken. Hij zozcht naar een equive- lent van het Grieksche muziekdrama, waarin alle kunsten tot haar recht kwamen, alle muzen gediend werden. Een standpunt, dat Wagner des te vuriger kon verdedigen, waar hij be halve een geniaal componist ook een zeer begaafd dichter was. Zoo dichtte hij in 1853 den „Ring der Nibelungen", die tegelijkertijd voor een gedeelte op muziek werd gezet. In de vijftiger jaren volgden „Rheingold" en „Wal kure, in 1869 „Siegfried" en eerst in 1874 „Gótterdammerung". In 1850 beleefde „Lohengrin" zijn eerste opvoering te Weimar dank zij den steun van Frans Liszt. Uit dien tijd wordt een aardige anecdote ver teld. Wagner, die toen te Parijs ver toefde, klaagde eens tegen Berlioz: „Het begint mij nu toch te vervelen, dat ik de eenige Duitscher ben die den „Lohengrin" nog niet gehoord heeft". Waarop Borlioz, wiens opera „De Trojanen" reeds lang bij de Groote Opera te Parijs was ingezonden, zon der ooit opgevoerd te worden, tot ant woord gaf: „Mijn lot is dan toch nog treuriger dan het uwe, want ik ben de eenige Franschman, die mijn opera ge hoord heeft." „Tristan und Isolde" vertoont reeds den nieuwe muzikale uitdrukkings wijze in groote volkomenheid met zijn onvergetelijke melodieën en geluids- dramatiek (1859). Daarna komen de concertreizen naar Parijs en Londen en in 1861 de volkomen mislukte Parij- sehe „Tannhauser"-première. Gelanceerd deer Paulino Metternich. In dien vreemden tijd omstreeks 1860, toen iedereen moedig en lucht hartig scheen te zijn, omdat het „mode" was, waarin groote geesten als Baude- lairre en Flaubert veroordeeld werden en anderen, die spoedig door het nage slacht vergeten zouden zijn, bewonde ring ten deel viel, toonde Pauline Met- ternich een dieper inzicht dan de meesten harer tijdgenooten, toen zij besloot om Richard Wagner te steu nen. Terecht noemde zij hem „de musi cus der toekomst". In de oude muziek- stad Weenen werd hij aan haar voor gesteld door Frans Liszt. „Bespeelt u eenig instrument?" vroeg zij den bleeken, zwak uitzienden Wagner, die beschroomd voor haar stond. „Ik dirigeer en componeer, doch ik kan me wel eenigszins uitdrukken op het klavier". Hier viel Liszt hem in de rede: „Van je pianospel moest je liever maar zwij gen". Wagner werd woedend. „Zoo slecht speel ik nu ook weer niet". Dat was de eerste kennismaking. De charmante Oostenrijksehe vorstin wist op een bal in de Tuilleriën van den Franschen Keizer gedaan te krijgen, dat de „Tanhauser" in Parijs werd op gevoerd. Wat de Keizer wenschte, ge beurde, maar dat wil niet zeggen, dat er niet al voor de uitvoering van alle kanten verzet ontstond. De abonnó's en de leden van de jockeyclub waren woe dend, omdat ze geen ballet te zien kre gen. Er werd gefloten en gejoeld; de tenor antwoordde erop door zijn vuist te schudden tegen het publiek. De opera kon niet ten einde gespeeld wor den; Wagner verliet met tranen in de oogen den schouwburg en Pauline Retternicht beleefde een der weinige nederlagen van haar leven. Slechte Baudelaire sprak zijn groote waardee ring voor het gebeurde uit. Ook in deze kwestie is Wagner on tactisch opgetreden. Hij had grooten steun verwacht van zijn Franschen col lega Hector Berlioz, doch deze was zeer terughoudend in zijn oordeel over eenige Wagner-concerten, die aan de opvoering van „Tannhauser" waren i voorafgegaan. Nu schreef Wagner een „open brief aan Berlioz", waarmee hij de geringe sympathie, die hij nog in de gansche hoofdstad genoot, verspeelde. Wagner wilde den tekst van den „Tannhauser" onberijmd in 't Fransch laten vertalen. Hij wilde zelf dirigee- ren. Van dit alles kon men hem nog afbrengen, maar zijn tenor moest en zou hij uit Duitschland importeeren. Het was een reus van een man, en als men hem naast de kleine, dikke Venus zag staan, moest men onwillekeurig reeds lachen. Dat was op 13 Maart 1861. Eerst op 13 Mei 1895, na den dood van den grooten componist werd de „Tannhau ser" schitterend gerehabiliteerd. Doch gaan wij verder in hoofdtrekken zijn levensloop na. In begin 1864 zien wij hem weer in de omgeving van Weenen. In de grootste armoede. Hij moest zich schuil houden voor zijn schuldeischers om niet gegijzeld te worden. Hij vlucht te van de eene stad naai' de andere eu toen gebeurde het ongelooflijke, toen kwam de groote ommekeer. Terwijl hjj zich te Stuttgart bevond, werd hij door Ludwig II Wittersbach, die enkele maanden tevoren den Beierschen ko ningstroon had bestegen, opgeroepen naar Miinchen. Zijn financieels moei lijkheden waren voorbij. „Tristan" en „Die Meistersinger" werden opgevoerd. Tot de vurigste bewonderaars behoor de Nietzsche, doch deze viel hem af, toen hij in zijn „Parsifal" een geheele andere levensbeschouwing openbaarde. Eigenlijk is de overeenkomst tusschen de beide beroemde mannen nooit an ders dan schijn geweest; een dionysisch kunstgenieten had hen tot elkaar ge bracht. In 1872 kreeg Wagner te Bayreuth de gelegenheid, om volkomen zelfstan dig zijn kunst te ontplooien. Villa Wahnfried werd het middelpunt van "n indrukwekkenden kring van groote geesten. De „Ring der Nibelungen" werd er opgevoerd en in 1877 de „Par sifal". Wagner heeft echter nog moeten strijden tegen zijn tegenstanders tot aan zijn dood, op 13 *Febr' 1883 te Ve netië, ter herdenking waarvan 1933 is uitgeroepen tot „Wagner-jaar". (Nadruk verboden). Uit onze uitvindersmap. Met deze draaideur kan men las tige incasseerdei's uit den weg gaan* (,,Götz„). EEN VRIEND. door ELMA RIJZER. Dit briefje heb ik vanmorgen ge kregen. Helman vouwde het open. Zij zaten in de luxueus-ingerichte lounge van een groot hotel. Een klein beroemd orkest speelde mode-wijsjes, men danste. Tegenover Reinard Hel man, den bekenden theater-directeur, zat de eenige vrouw, die hij ooit werke lijk had liefgehad en die, twee jaar ge leden, zijn besten vriend, dien tooneel- schrijver Ge-ore Lan-n getrouwd had. Hoewel ze bleek was en kennelijk zeer nerveus, kwam het hem voor, dat zij nog nooit zoo mooi was geweest. Hel man was getuige geveest bij het hu welijk. Hij had hun geluk van zeer nabij meegemaakt, had ook van zeer nabij de catastrophe zien naderen. Myrian was actrice, een nerveuse natuur, soms wat overspannen, verwend door het leven, grillig en heftig. Georg was een kunste naar, vervuld van zijn werk, soms ver strooid, niiiet- altijd bij machte, het juiste woord, te zeggen op het juiste moment en eveneens driftig. Helman was niet zoo overmatig verwonderd toen hem drie dagen geleden twéé boodschappen bereikten, de een telefonisch van Georg -de andere in Myrian's ner veuse handschrift, beide gelijkluidend: ze gingen scheiden. Het was precies de vijfde maal, dat ze hem dit meedeelden en hij begon de zaak pas ernstig in te zien, toen hij hoorde, dat Georg de stad verlaten had en Myrian in een hotel woonde, terwijl wederzijdsche vrienden vergeefs poogden, weer toenadering te scheppen. Helman las het briefje: Beste Myrian, ik ben na rijp overleg, tot de conclusie gekomen, dat je volkom-en gelijk hebt met te willen scheiden: wij passen niet bii elkander, we zijn beiden te vervuld van ons werk, beid-en te heftig -en bei den te egoconcentrisch. Ik vertrek mor gen met de „Atlantic" naar Amerika, je weet dat ik al dergelijke plannen bad, in verband met een aanbieding van een filmmaatschappij. Neem de noodige stappen, ik ben bereid in alles toe te stemmen en wenseh je het beste toe. je toegen, Georg. Toegenegen, herhaalde Helman, lachte kort en zag toen, dat cie mooie oogen der vrouw tegenover hem zich met tranen vulden. Idioten, zei hij kortaf. Jullie zijn gek op elkaar! Myrian zweeg, maar wischte terluiks haar oogen af. Ga naar hem toe en maak iiet in orde, zei Heiman kortaf. Ikik weet niet eens waar hij is enen hü heeft mij niet meer lief, anders zou hij zóó'n bi'iefje nooit hebben geschreven!" Men doet de gekste dingen als men lief heeft en rampzalig is, zei Helman met een kort lachje, Myrian, ga morgen naar de „Atlantic".... Ze zweeg. De muziek speelde oen tango. Hij zag dat zij vocht tegen haar tranen en keek nog eens in het briefje. Alle twee koppig en trotsch.... en dit maal liep het mis, hij voelde het. My rian, boos om een kleinigheid, had ge flirt met een ander. Georg gekwetst en jaloersch, nam de zaak tragisch op. Daarbij kwam die verwenschte moderne zelfanalyse. Ze wisten precies wat er in hun hart omging, die moderne min naars.... verschrikkelijk! Egocen trisch. kunstenaarsnaturen.... natuur lijk dat was zoo.... maar met dat ai zouden ze beiden dood-ongelukkig zijn als de scheiding doorging, en ais men niet met geweld optrad, zou de schei ding doorgaan. Helman keek naar de vrouw tegen over hem. Hij had iedere lijn van haar gezicht lief, de wijze, waarop ze haar theekopje opnam, haar stem, tiaar dwaze buien, haar onredelijkheid en ontwapenende kinderlijkheidMaar het zou nooit een geluk voor haar kun nen zii-n Myrian, zei hij, ik zal het je ver- wenschten trots gemakkelijk maken. Ik zal naar de boot gaan. Jij heeft mani éën ding te doen: ga in het hotel „As- toria" bii de haven, neem er een kamer en geef mij het nummer ervan op. Zij keek hem aan. Wat wil je doen? Jullie beletten om elkander onge lukkig te maken, zei hü grimmig, en nu moeten we gaan, ik heb vanavond nog e-en hoop te regelen. Helman kwam eenigszins onceremo- nieus de hut binnen, waar Georg op een stoel zat met gebogen hoofd en bleek, doch vastberaden gelaat. Hij keek snel op. Hartelijkheid is maar alles, zei Helman lakoniek. Je moet me verontschuldigen, beste jongen, fluisterde Georg. het kost moei te, maar ditmaal ben ik vastbesloten, ik zeg je dit, om je bij voorbaat te waar schuwen dat je geen verhalen tegen nm

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 13