DE KANN'BALEN VAN HET NOORDEN o fi Bezoek bü menschenetende Eskimo's. Twee jaar In het Poolijs. Een interessante mededeeling van KNUD RASMUSSEN. Knud Rasmussen is een der meest bekende Poolreizigers van den laatsten tijd. Zijn avonturen waren velerlei en hij kwam o.m. tot de ontdek king, dat sommige Eskimo's ook van menschenvleesch waren gediend. Hiervan wor den u in het volgende verschil lende merkwaardige feiten ver teld. In Juni 1921 ging ik te Kopenhagen aan boord van de „Sokongen" in ge zelschap van vier jonge Denen. Eind Juli wierpen wij het anker uit voor Thule, de Noordelijkste Deensche ko lonie op Groenland. Daar nam ik vier Eskimo's in dienst en drie vrouwen, die aan mijn vorige expedities hadden deelgenomen, terwijl ik mijn uitrusting aanvulde met een span van 72 uitge zochte honden. Op 15 September waren wij de Hud- sonstraat gepasseerd, die reeds vol ijs lag en bereikten de plek, die ik als basis voor mijn expeditie had gekozen: een klein eilandje, dicht bij den Pool cirkel in het Noorden van de Hudson- baai, dat wij het Deneneiland noem den. De boot ging terug naar Groen land, na proviand en wapens te hebben uitgeladen en wij maakten van de laat ste mooie dagen gebruik om ons uit- neembare huisje op te zetten en ons voor te bereiden voor den moeilijken winter. In deze omgeving hebben wij twee jaar doorgebracht, zonder eenig con tact met de buitenwereld. In dien tijd hebben wij een uitgestrekt gebied on derzocht, dat tevoren geheel en al on bekend was: Baffinsland en de West kust van de Hudsonbaai. Soms verwij derden wij ons wel duizend kilometer van onze basis. In Januari, Februari en Maart heerschte er op het Deneneiland een gemiddelde temperatuur van 45 gr. onder nul. Toch hebben wij betrekke lijk weinig geleden. Dat kwam alleen, doordat wij ons er toe gedwongen heb ben, geheel en al de levenswijze der Es kimo's-te volgen. Aangezien dit een zeer vindingrijk volk is. is het er in geslaagd, het geheim te vinden van een zeer comfortabele levenswijze in de meest ijzige streken in de onmiddel lijke nabijheid van dpn Noordpool. Het eerste vereischte om daar te kunnen leven is: zooveel mogelijk vet te gebruiken. Het tweede: zich over dag geheel te bedekken met bont. Het derde: de nacht steeds door te bren gen in een ijshut (iglo), waarin een lamp, die gevoed wordt door robben- olie, spoedig de temperatuur doet stij gen, zoodat men zich na eenigen tijd van zijn kleederen kan ontdone. Sneeuw en hondensleden In Maart 1923 was het eerste gedeel te van ons programma afgewerkt. Mijn metgezellen keerden langs verschil lende routes naar Denemarken terug en ik begaf mij op weg naar de Beh- ringstraat op zoek naar volksstammen, die nog niet met de Westersche be schaving in aanraking waren geweest. Daartoe moest ik een afstand van niet minder dan 4500 km afleggen. Ik maakte mijn karavaan zoo klein moge lijk en nam slechts een van mijn Groen- landsche Eskimo's met zijn vrouw mee. Onze bagage werd vervoerd op tien sleden, die door twaalf honden werden voortgetrokken. Als ruilmiddel namen wij 65 kg tabak mee en de hoeveelheid geconserveerde levensmiddelen was uiterst klein, want ik was besloten om een nomadenleven te leiden en mij te voeden met wat de jacht opleverde, iets wat langs de kust van de IJszee zeer wel mogelijk is. In deze eenzame poolstreken reist men als volgt. Voordat hij de honden gaat inspannen, keert de Eskimo de sleden om en spuwt uit zijn mond water op de schaatsen, dat natuurlijk dadelijk bevriest. Dit ijslaagje doet de slede ge makkelijk voortglijden. Bij goed weer kunnen de honden 70 km per dag af leggen, waarbij zij elk een gewicht van 40 a 45 kg voorttrekken. Menschen worden niet in de sleden vervoerd, ge brekkige grijsaards of zeer jonge kin deren uitgezonderd. De anderen, zoo wel mannen als vrouwen gaan te voet, hetzij voor de honden uit om het spoor te vormen, hetzij achter de slede aan om zoo noodig te duwen. Over het al gemeen worden er 45 km afgelegd in 6 uur, waarna men begint met het bou wen van de ijshut om er den komenden nacht in door te brengen. Twee er varen mannen kunnen dit doen in een half uur. Dikwijls wordt dit program ma echter verstoord door ongunstig weer. Een sneeuwstorm kan het dagen lang onmogelijk maken om verder te reizen. Dan blijft men binnen de iglo en gebruikt zijn tijd met het verstellen van kleeding en schoeisel. Voorhistorische toestanden. Vijftien dagen na ons vertrek van het Deneneiland bereikten wij de kust van de Noordelijke IJszee, die wij zouden blijven volgen tot aan de Behringstraat toe. Weer acht dagen later had ik mijn eerste avontuur. Op zekeren morgen, toen juist onze sleden waren opgela den, zagen wij twee Eskimo's, die ons uit de verte bespiedden en twee groote messen trachtten te verbergen. Vol gens de gewoonten der Eskimo's stak ik mijn armen omhoog om hen te too- nen, dat ik ongewapend en vredelie vend gezind was en ging naar hen toe. Toen ik hen wat dichter genaderd was riep ik hun toe, dat mijn metgezellen en ik vrienden van de Eskimo's en een voudige reizigers waren. Zij waren zeer verbaasd in hun eigen taal te wor den toegesproken en staken op hun beurt de armen op. De ontmoeting was zeer hartelijk. Ik noodigde hen uit in mijn hut, waar wij een groot stuk rendierenvleesch veror berden en ik hun wat tabak gaf. Op hun beurt noodigden ze mij uit om in hun dorp te komen. Zoo leerde ik een volksstam kennen, die nog nooit met blanken in aanraking was geweest. Er heersehten onder hen toestanden, die ons aan voorhistorische tijden doen terugdenken. Metaal is bij hen onbe kend; voedsel, kleeding en zelfs wa pens verkrijgen zy uitsluitend van dieren. Hout is er in deze streek niet, zoodat zij hun sleden maken van hui den, die met rendierpezen aan elkaar worden genaaid en van binnen gevuld worden met gekookte zalm, iets, wat onmiddellijk bevriest. Men moet al leen oppassen dat de honden er niet aankomen en als de korte zomer aan breekt, mogen zij dit eetbare hout verorberen. Gedurende bijna een half jaar trok ken wij door Koning-Willemsland, waar ik op mijn gemak deze uiterst primitieve beschaving kon bestudee- ren. De Eskimo's bleken in hoofdzaak robben te eten; zijn deze dieren schaarsch, dan is hongersnood het ge volg. En de honger drijft hen tot ver schrikkelijke dingen. Een der mannen vertelde mij b.v. als iets heel gewoons, dat hij aan den hongerdood was ont snapt door zijn kleine broertje op te eten. In dezelfde stam had een gezin 'n week lang zich gevoed met 't vleesch van de jongste vrouw van den huis vader, die haar in het algemeen belang had geofferd. Onder deze menschen bleven wij tot de eerste Novemberdagen van 1923. Toen konden wij Koning-Willemsland verlaten, aangezien de zee bevroren was. Zoo bereikten wij het vasteland, waar de vermoeiende marschen met de honden begonnen. Dokter: „Hebt u de pillen ingeno men?" Patiënt: „Jawel, dokter, maar ik heb nog heelemaal geen uitwerking ervan bespeurd. Misschien is de doos nog niet losgegaan." („Söndagsnisse"). De machine van de grootste stoom- booten hebben evenveel kracht als de paarden van 80 regimenten. Om één kilogram honing te bereiden moeten 60.000 bijen werken. Wilskracht is de ziel van elk* groot karakter. Heb den moed kritiek uit te oefenen over uzelf, teneinde u de ondervinding te besparen, die van anderen te moeten aanhooren. („Schweizer Illuslrieite"). hoeft te houden. Alles is uitwe gaan scheiden. Ja, ja, zei Helman, dat interesseert me op het oogenblik minder. En toen de ander verbaasd opkeek, vervolgde hij op zijn nuchtersten toon: Je moet me een dienst bewijzen, Georg. Ik móét met deze boot mee.... dringend telegram, zakelijke aangele genheid, kan me een fortuin kosten of opbrengenvoor jou maakt het niet zóó'n verschildoe me iit genoegen, sta me je hut af, er is geen enkele hut meer te krijgen, de boot is stampvol!.. Och, die nonsens! viel Helman uit, dan moet je morgen ook maar weer de kracht vinden en met de „Norman" gaan.... maar nu móét ik jou hut heb benmijn bagage is al aan boord, laat me niet in den steek kerel gaarne tot wederdienst bereid, hier is je jas. waar is de belje hebt tien minuten om al je bagage weer aan land te brengenapropos nóg een verzoek: er zit iemand in hotel „Asto- ria", kamer 29, op me te wachten, kan ik onmogelijk nog spreken, ga er even heen, heel belangrijkha, daar is de hutbediende.alles wat van meneer Is moet weer snel van boord gebracht, meneer staat roe zijn hut af, Ikbegon Georg. De „Atlantic" stiet een klagend geloeii uit, voor de eerste maai. Kom, opschieten, beval Helman, je wilt me toch zeker niet weigeren? Ben je mijn vriend, ja of neen? Georg liet zich meesleepen, zag ais in een droom zijn bagage weer van boord brengen. Diep in hem was er iets, dat zich verheugde al zou hij het nooit wil len hebben erkennen, dat vermoedde, dat hoopteVoor de tweede maal loeide de boot. Georg keek zijn vriend onderzoekend aan. Dus jij gaat werkelijk plptseling naar Amerika? Ja.... misschien vlieg ik mee terug met een van de oceaan vliegers, waar ze het in 't ochtendblad over heb ben. Overigens ik heb gisteren theege dronken met Myrian, ze is diep onge lukkig en dol op jeadieu, je moet van boord. Ze drukten elkander de hand. Aan de kade stond Georg, min of meer versuft over dezen snellen overgang en over de railing leunend schreeuwde Helman hem nog toe: „Astoria, kamer 29, mijn excuses, ik kon niet meer komen, ga er dadelijk heen!" En Geoa-g knikte beves tigend en wuifde de boot na. Tien minuten later hield hij een snik kende en zielsgelukkig Myrian in de arinen. Vier-en-twintig uur later las hij, lijk bleek, de bulletins: de „Atlantic" schip breuk geleden, aantal slachtoffers nog onbekend. Den volgenden avond stond de naam van Reinard Helman, den bekenden theater-manager, op de lijst van de ver dronkenen. Toen Georg een jaar later met zijn jonge vrouw naar Amerika vertrok, in verband met de opvoering te New-York van zijn nieuwe stuk, kwam op de plaats, waar de „Atlantic" gezonken was, de jonge vrouw op het dek het was laat in den nacht de armen vol bloemen. Zij stond achter op het schip en staarde over de golven en toen liet zij de bloemen erin vallen. Georg sloeg een arm om zijn vrouw, die snikte aan zijn schouder. Adieu, beste kerel, zei hij zachtjes. Myrian boog zich over de verschan sing. Wij zijn gelukkig en zullen nooit meer zoo dwaas zijn, zei ze en veegde haar tranen af, met de kinderlijke be weging, die Reinard Helman zoozeer had liefgehad. Nee, nou heb ik dan de vorige week heele maal niks gezegd in de krant van die roi* schaatse Van die ijsclub, maar dat heb ik niet gedaan datte het nou is gaan vriezen en sn,,. wen en nou heb ik toch lekker m'n zuster een sneewbal in d'r nek kenne stoppen en dat heb ik dan ook gedaan en toen ik dan die sneew in d'r nek heb gestop toen begon ze heel hard te schreeuwen en net zoo te gillen als die big. gen ook doen die het crisiscommitee gekregen heb en die in Amsterdam voor dat heele big. getje maar 12^2 cent kosten zeg m'n vader en die zijn wel lekker en die krijgen nou alleen de werrekeloozen maar om ze op te eten. Enne die menschen met die gekke namen van dat Italiaansche open raam komen nouw ook in Den Helder uit de open ramen zingen en dat gaat zoo: Die menschen die zingen allemaal wat andere menschen zeggen. Eerst zingt de een wat, dan de andere een beetje hooger en dan komp d'r weer een die het een beetje brommeriger doet en dan beginnen ze allemaal te zingen en dan gaat er een meneer die d'r ooit bij is en op de muziek mag spelen op de dikke sjiem slaan en nou heb ik alweer een bloedneus gehad omdat er een sneewbal opgevallen is en die is nou heel dik geworden. Die sneewbal niet maar m'n neus en nou heb ben ze toch nog fijn kenne schaatsen he en ik heb 't ook gedaan en d'r zijn d'r een hoop die allemaal maar rechtuit en de menschen onder steboven rijden en d'r zijn d'r ook die dat niet doen maar heelemaal apart in een kringetje rijen en allemaal van die mooie figuren maken en dan op hun gezich vallen en dat noemen ze nou kunst. En die meissies die houwen zich nou alle maal aan de jongens vas en die moeten ze dan schaatsen leeren en dat zijn nou allemaal op offerende ridders zeg m'n vader en die jongens die zeggen dan allemaal tegen die meissies datte het al veel beter gaat en dan beginne ze allemaal te gillen en oradatte ze dan niet op letten vallen ze allemaal en dan lachen ze weer. Snapt U d'r nouw wat van? As ze niet vallen gillen ze en as ze wel vallen lachen ze, nou dat moest ik niet,doen toen ik gevallen ben, want ik kwam op m'n gezich terecht en m'n neus is nou nog dikker geworden als toen die sneewbal d'r op gevallen is en de Heemskerck gaat ook weer varen en die blijf nouw weer een heele tijd weg. Nou ik zouw wel mee willen maar dat mag ik toch niet. Die voetballers die in Amsterdam tegen die kaaskoppen hebben gespeeld die hebben nou verloren he en Heintje zeg omdatte dat komp dat die voetballers uit Zwitserland allemaal op zoo'n stukkie Zwitsersche kaas zaten te eten en datte ze het heelemaal niet koud hadden omdat ze daar ook altijd sneeuw hebben. En die vereeniging van Huisduinen de 's zo mers altijd tegen de mensche zeg dat ze moeten gaan zwemmen die heb nou ook weer wat gedaan. Nou hebben ze niet gezwommen omdat het daar veel te koud voor is, maar ze zijn nou allemaal aan het sleeën geweest en ik heb ook meegedaan maar niets gewonnen, maar ik heb wel een hoop gehad en dat was allemaal wel lekker en toen hebben ze ook nog gedanst 's avonds met allemaal van die gekkke kleeren aan maar daar mog ik niet bij zijn omdatte die apen vroeg naar bed moeten zei m'n zuster. Nou en as die wat zeg dan ligt ze net zoo lang tegen m'n vader en moeder te mopperen totdatte ikke wegga, dus ik kan d'r nou niks aan doen datte ik d'r nou niks over schrijven kan maar ik mag geloof ik wel naar dat kom- snert uit dat openraam gaan hooren zeg m n vader. Nou as het zoo koud blijf dan moeten ze maar met dichte ramen gaan zingen hè anders worden alle menschen verkouwen. Daaaaaag! „Opschieten, vader zoo krijg je steen op je kop!" c,Allt för AU*').

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 14