Een tenor wordt beroemd
De geschiedenis van de ski.
DE LIGGING VAN DEN ZUIGELING
Overmatige warmte is slecht voor
de gezondheid van den zuigeling, daar
om moet aan de ligging bijzondere
aandacht worden besteed. Zoowel het
matrasje als het hoofdkussentje moe
ten vlak zijn, dus niet zoo zacht, dat
het kind erin wegzakt. Paardehaar en
zemelen zijn zeer geschikt als vulling.
Over het matrasje komt een dekentje
met daarover een stuk hospitaallinnén
en weer daarover een katoenen laken
tje. Het kind wordt toegedekt met een
wollen dekentje, waarover 's winters
een gewatteerde deken wordt gelegd
met een vulling van eierdons of kapok.
Bang voor het bad.
Het komt heel veel voor, dat kinde
ren bang zijn om in het groote bad te
baden.
Dat is in den regel niet omdat zij er
tegenop zien in het water te plassen,
integendeel, dat vinden zij heerlijk.
Hun angst is een gevolg van het feit,
dat het bad glad is en zij meermalen op
het punt stonden uit te glijden en te
vallen. Wij komen hieraan tegemoet
door op den bodem een doek te leggen,
waardoor uitglijden voorkomen wordt.
Strijken van shantung.
Shantung kleedingstukken moeten er
na het strijken geheel en al glad, zon
der kreukels of kringen uitzien.
De reden, dat shantung er na het
strijken zoo heel vaak minder mooi uit
ziet, is, dat het niet door en door droog
gestreken is. De zijde bevat een natuur
lijke olie, die niet tot zijn volle wer
king kan komen, indien het weefsel
nog sporen van vochtigheid vertoont,
wanneer het met het warme strijkijzer
in aanraking komt.
Een lichte, vlugge aanraking met
het goed warme ijzer zal de shantung
glanzend en glad maken.
Zijn er geborduurde gedeelten in de
kleedingstukken, dan worden deze
eerst op de verkeerde kant gestreken,
om het patroon op te halen.
Bruine schoenen.
Een lezeres vraagt mij om een mid
del voor het verwijderen van donkere
vlekken uit bruine schoenen.
Om deze te verwijderen, maakt men
een mengsel van gelijke deelen ammo
niak, melk en water, schudt dit goed
door elkander, b.v. in een fleschje en
bevochtig een lapje met dit mengsel
en wrijf de schoenen hiermee in. Laten
drogen en nawrijven met goede bruine
was. Indien men het fleschje goed ge
sloten houdt, kan met het geruhnen
tijd bewaren.
Het schoonmaken van gor
dijnen.
Een lezeres uit Antwerpen wil tulle
gordijnen reinigen. Hier is het recept:
Tulle of kanten gordijnen kan men
heel goed schoonmaken zonder ze te
wasschen en wel op de volgende ma
nier. Nadat ze afgenomen zün, worden
ze opgevouwen op couranten gelegd en
tusschen iedere laag een flinke hoe
veelheid fijn krijt gestrooid.
Nu worden de opgevouwen gordij
nen in een schoon kussensloop ge
daan, dat buiten aan een drooglijn
vastgemaakt wordt. Men begint het
sloop flink heen en veer te schudden
en er tegen te slaan met een houten
lepel b.v., zoodat het krijt goed in de
gordijnen komt en laat ze daarna nog
twee dagen in het sloop, af en toe den
inhoud goed door elkaar schuddende.
Na dit tijdsverloop woixlen de gor
dijnen buiten over drooglijnen gehan
gen en met een zachte borstel goed aan
beide zijden afgeborsteld; alle stof en
vuil komen met het krijt mee; ten over
vloede kan men de gordijnen nog eens
luchtig uitkloppen, zoo noodig pen wei
nig opstrijk. De gordijnen hebben door
deze wijze van schoonmaken niets te
lijden.
„Gaat het goed met uw instituut
voor steno-typisten?"
„Voortreffelijk, voortreffelijk! Van
de 49 dames, die wij met April een be
trekking hebben bezorgd, zijn er al 25
inet hun chef verloofd!"
(„Vart hem).
IJzer tegen roest beschutten.
'tenslotte een antwoord aan een
lezeres wit Enschedé: Om ijzer tegen
roest te beschutten, kan men doen
door 1 L. koud water te vermengen
met 250 gram ongebluschte kalk en dit
zoolang te iaten staan, totdat het bo
venste deel der vloeistof helder is ge
worden; daarna wordt het water er
voorzichtig afgeschonken en bij het
bezinksel slaolie gevoegd, totdat dit er
uitziet als dikke room. Hiermede wor
den stalen en ijzeren voorwerpen in
gewreven en zoodoende langen tijd
voor roesten bewaard.
Zijn schoenen nat geworden, vul ze
dan op met proppen krantenpapier. De
proppen nemen het vocht voor een
deel op en bovendien blijven de schoe
nen door die vulling in het model. Leg
vervolgens de schoenen op den zij
kant en laat ze zoo drogen, als het kan
in de zon.
WASCHWENKEN.
'asschen van kunstzijde
Kunstzijde kan uitstekend gewas-
schen worden, indien men de volgende
wenken in acht neemt,
1. Gebruik warm doch geen heet
water en druk het goed zachtjes met
de handen in het sop, doch wrijf het in
geen geval.
2. Spoel de kleedingstukken in water,
dat dezelfde temperatuur heeft als hei
zeepsop.
3. Na het spoelen wordt het goed on
geveer een uur in een handdoek opge
rold en verder buiten gedroogd, zoo
dat hetgeheel en al droog gestreken
kan worden met een w a r m, doch niet
heet ijzer.
Wol.
Wollen onderkleeding blijft slechts
zacht en soepel bij een zorgvuldige be
handeling. Men zet het goed eerst even
in water, waar de koude van af is,
knijpt het uit en brengt het onmiddel
lijk over in lauw warm sop, dus zonder
het eerst nat te laten liggen. Een ver-
eischte is dat een goede kwaliteit zeep
gebruikt wordt, terwijl te vet sop
liet ineenschrompelen (vervilten) en
krimpen van het weefsel veroorzaakt,
evenals het niet geheel en al uitspoe
len van de zeep na het wasschen. Ruim
spoelen en goed uitschudden vóór het
ophangen is noodig; drogen zoo moge
lijk in de buitenlucht.
Bij kleine wollen kleedingstukken
wordt aan het laatste spoelwater -wel
een weinig brandspiritus toegevoegd,
waarmede men zeer goede resultaten
bereikt.
Voor gebreide kindertruitjes, enz.,
die goed in den vorm moeten blijven,
is dit laatste zeer aan te bevelen; bij
het wasschen van groote stukken zou
bet op den duur wat te kostbaar zijn.
ONS BAD.
Het onderhoud.
Eniaille baden vertoonen spoedig
leelïike plekken, indien zij niet gere
geld onderhouden worden. Met een
zacht schuurmiddel op een vochtig
doekje en wat zeeppoeder kunnen we
echter veel bereiken, evenals met een
doekje met zout en citroensap.
Een van de beste middelen om het
bad geregeld schoon te houden is het
gebruik van parafine en zout. We
doopen een zacht flanellen lapje in de
vloeistof en daarna het zout en wrij
ven over de vlekken en de waterstre
pen, die na het baden ontstaan zijn.
Zijn de vlekken moeilijk te verwij
deren, dan worden ze flink met para
fine en zout ingewreven; we laten dit
mengsel een half uurtje op de vlekken
en maken ze daarna met warm zeep
sop schoon, daarna afspoelen met koud
water en de bodem en wanden met een
schoone doek droogwrijven.
Het meest practische is, dat de huis-
genooten na het nemen van een bad
zelf voor het schoonmaken zorgen,
daar dit, als het had nog warm is, vlug
ger gaat. Men houde dus op de bad
kamer parafine, zout, een flanellen
lapje en een doek om na te drogen ge
reed. Het spaart de huisvrouw veel ar
beid!
Men voorkomt het verstoppen van de
affoerleiding van het bad door min
stens tweemaal per maand 1 pond soda,
opgelost in *2 liter kokend water, door
het afvoergat te gieten.
Enkele humoristische oogenblikken
uit mijn leven.
door
BENJAMINO GIG LI,
de grootste tenor van Italië.
„Kent u het sprookje van den tenor?
In een kleine, Italiaansche stad zong
een jonge man eens een parodie op een
volkslied. In het Nederlandsch ver
taald, luidde dat ongeveer als volgt:
„Als ik Caruso was,
En zoo'n stem ook had,
Zong ik niet hier
Een groote Maestro kwam eens met
een Stagione door de stad en hoorde
de jonge man zingen. „Caruso, Caruso,
wie was Caruso? Ook zoo'n arme jon
gen, als jij bent. Maar hij heeft geluk
gehad. Hoe heet je? Benjamino? Goed,
zing dan nog eens een lied, kleine Ben
jamino, misschien ben je óók een Ca
ruso". En ik zong een volkslied, warm
en innigen ik werd geëngageerd!
Later hoorde ik: waarom. Niet om de
zang zelvemaar: omdat het lied toe
vallig door den leider der Stagione was
gecomponeerd Overal ter wereld,
waar men ook komt, hoort men de
naam van den grootsten aller zangers:
Enrico Caruso. Dat is niet altijd prettig
om te moeten hooren. Een directeur,
waarmede ik als onbekende zanger
onderhandvide zeide: „Ja, mijn beste
jongen ,als je Caruso nu eens was..."
„En wie was er dan vóór Caruso?"
vroeg ik woedend. „Wind je niet zoo
op, beste jongen! Vóór Caruso? Toen
bestonden er nog geen tenoren!"
Het is het oude liedjezoolang
men nog niet gespeeld heeft op een be
roemd tooneel, zoolang kan men niets,
is men niets! Maar heeft men een en
gagement aan een eerste-rangs-theater,
al is het in een zeer bescheiden rol,
dan is men bekend en plotseling een
goed zanger geworden! Dan is men ont
dekt Hoewel het aan de kleinere
theaters duizendmaal gemakkelijker is,
iets te worden, terwijl men in de groote
theaters onder de vele, zeer goede
krachten, bijna niet opvalt. Zoo ging
het ook met mij. Als kleine zanger
kende men mij niet. Toen ik echter aan
de „Scala" te Milaan kwam, had ik
plotseling een menigte bewonderaars...
vanwege de vrijkaarten. Autogrammeu
waren destijds nog niet in de mode,
die kwamen pas in de laatste vier jaar.
Mascagni, de leider van de
„Scala" en de schepper van tal van be
roemde werken, waarvan de „Caval-
leria Rusticana" zelfs de wereld ver
overde, nam mij eens naar een Operet-
te-Stagione mee. Wij waren toen in
Sienna. De maestro was overal bekend.
Na de repetitie loopen wij door de stra
ten enkele jongens zagen ons aan
komen, gingen midden op straat staAi
en begonnen te zingen. Een volkslied
zongen zij, ongeveer zoo;
„Als ik Mascagni was,
En op ontdekkingsreis,
Nam ik je mee
Wij lachten... Mascagni: „Wie zijn
jullie dan wel? Waar komt dat lied van
daan?" „Van Gigli" riepen zij alle door
elkaar, „die is immers zoo begonnen
en tegenwoordig is hij een beroemde
tenor!"
In Amerika beleefde ik eens een zeld
zaam avontuur, dat echter teekenend
te noemen is voor onzen tijd. Een
jonge, misschien ook niet meer zoo héél
jonge dame deed mij voortdurend hu
welijksaanzoeken. Alle blauwtjes, die
zij liep, alle uitvluchten, die ik zocht,
b.v. dat ik een vrouw had of dat vrou
wen inij onverschillig lieten, dat ik
even dikwijls van vrouw verwisselde,
als van sokken, niets hielp!... Mijn
secretaris vertelde haar roovergeschie-
denissen van mij. Op zekeren dag liep
ik tegen haar op en onmiddellijk
klampt- zij zich aan mij vast als een
bloedzuiger. Ik werd onbeleefd, grof
zelfsZij glimlachte alleen maar eens
en verzocht mij haar mijn laatste woor
den schriftelijk te geven, dan zou zij
mij met rust laten. Ik deed dat en
spaarde geen hard woord. Zij glimlacht
en zegt, dat zij nu het record in blauw
tjes geslagen heeft. 299 schriftelijke
afwijzingen heeft zij reeds in lipar
tasch. De 300ste was ik. Maar niet al
leen het getal bevestigde het record.
Ook de naam! Zij vond, dat ik in goed
gezelschap was, want de nieuwe presi
dent Roosevelt was ook al hij haar ver
zameling.
Tenslotte nog een amusante geschie
denis uit de eerste jaren der prohibitie,
die binnenkort nog slechts een legende
zal ziin. Wij hadden vaca"tin en ver
maakten ons in Miami aan de Rnaoh
Toscanini, Bodanskv, Michaei Bohmen
an Maria .T»riLa. fta 7okarpn flao
maakten wij een trip door de omgeving.
In een kleine herberg wiklen wQ rus
ten. Maria Jeritza zal een „rondje"
geven in de afgesloten gelagkamer
Wij zijn op tjjd aanwezig. Alleen Mi
chaei Bohnen was niet te bespeuren!
Maar onze gastvrouw zegt, dat hü dan
maar moest nemen, wat er overblijft.
Juist hebben wij 't eerste glas op de ge
zondheid van onze Collega Maria Jerit
za geledigd, als er tegen de deur wordt
geklopt: „Open the door!" De politie!
Bibberend staan wij in de kamer
Waar zullen we de flesch verstoppen?
Het kloppen wordt heftiger. De flesch
in de kast te sluiten en de deur te ope
nen, was ons eerste werk. Een politie
man met een martiale snor en een diepe
basstem loopt kwaadaardig de kamer
binnen: „Hebt u alcohol?"
„Neen!"
„En toch ruikt het hier naar alco
hol! Hallo, daar staan glazen ook!"
Wij schrikken geducht. „Wij hebben
geen alcohol gedronken", redt Toscani
ni de situatie, „alleen Apollinaris"
De beambte visiteert ons, vindt niets.
Zoekt in de kamer... zonder resultaat!
Hij opent de kasten zwaait triom-
phantelijk met de flesch. Ik wenschte
mij ergens op de Noordpool. Als gast
tegen de wetten van het land te zondi
gen, lijkt mij onvergeeflijk! Een schan
daal! Ik zie reeds de kolommen der cou
ranten, gevuld met berichten als „Al
cohol-excessen van onze Prominenten!"
Ik zag reeds het bevel tot uitwijzing en
de gevolgen daarvan
De beambte haalt zijn notitieboek te
voorschijn: „Hoe heet u?" Toscanini
antwoordt: „Mister Brown". De be
ambte noteert. Tot Bodansky: „What
is your name?" Ernstig en zakelijk ant
woordt Bodansky: „Mr.. Miller". De
situatie is haar kookpunt genaderd. De
atmosfeer is dik als papnu ben ik
aan de beurt. Hoe heet u? Ik zit gebro
ken op een stoel. Alle oogen zijn op mij
gericht. En ik nog denkend aan hej;
schandaal steun, bijna verontschul
digend: „I cannot speak English, I am
an Italiano!"
Ik zie de politieman grijnzen, de
groote Toscanini, Jeritza en Bodansky
heffen een homerisch gelach aan. Wat
nu, ben ik zóó grappig geweest? Ik ben
zoo verlegen, dat ik zonder het zelf te
willen lach. De politieman steekt het
boekje in z'n zak, neemt pet, snor en
pruik af en ontpopt zich als Michaei
Bohnen! Ik sluip beschaamd weg. Men
had mij leelijk te pakken genomen...
Een schoenmakersjongen bij het
ski-loopen.
Jullie weet natuurlijk allen wel wat
ski's zijn, n.1. die heele lange latten,
die aan de laarzen worden bevestigd
en waarmede men op de besneeuwde
bergen in Zwitserland, Tyrol en an
dere landen waar sneeuwbergen zijn,
groote tochten maakt.
Hoe lang of de ski's al bestaan? Wel
velen van jullie zullen hierop ant
woorden, zoolang als er sneeuw is.
Nu zoo héél ver zijn jullie er niet
vanaf, want reeds in de veirde eeuw van
onze Christelijke jaartelling vertelde
de Grieksche geschiedschrijver Xeno-
phon van „glijschijven en latten",
waarvan de Armeniërs zich bedien
den, om niet in de sneeuw te blijven
steken.
Dit waren echter nog niet de ski's,
die men tegenwoordig heeft en die
vermoedelijk uit Siberië zijn gekomen,
van daaruit werden deze practische
voorwerpen in Lapland, Finland,
Noorwegen en naar het land der Es
kimo's overgebracht.
In 1835 hadden in Tromsö de eerste
wedloopen op ski's plaats, die daarna
in Noorwegen spoedig tot de volks
sport behoorden.
Een kleine schoenmakersjongen
Torjas Memmesvedt uit Telemark nam
ijverig aan dezen wedloopen deel en
was misschien wel wat te enthousiast
bij het skiloopen, in ieder geval viool?
hij op een gegeven oogenblik van den
Husbeijhügel met een koenen sprong
van 28 meter, en kwam in het dal
terecht.
Een algemeen gejuich steeg op toen
het bleek, dat hij niet met gebroken
ledematen op den grond bleef liggen,
doch kalm zijn tocht voortzette om
den wedloop te winnen.
Vanaf dit oogenblik ging hij zich
overal, waar de gelegenheid zich voor
deed in dit springen op ski's oefenen,
vooral in het Schwarzwald, nog lang
vóór men de Alpen als ideaal skige
bied erkende.
Eerst in 1891 werd in het Schwarz
wald de eerste skiclub opgericht, hier
na nam deze sport steeds grootere af
metingen aan en in 1904 gelukte het
zelfs den Mont Blanc met ski's te be
klimmen.