Wat verdwijnt langs onze
kust
Bloedvergiftiging.
/2&s7i
,-an een benzinetrechter van zijn stuur
afgeleid en ramde het juist-gevormde
depot! Bijna was dat een catastrophe
geworden, want het scheelde een haar.
of hij had den stilstaanden „IJsbeer
geramd, en natuurlijk een haast onher
stelbare schade veroorzaakt. Nadat
weer ongeveer twee uur met het
spild, lieten wij het 200-kilometer-depot
achter ons en keerden met een leege
slede, en de wind in den rug naar het
Weststation terug! Krans en ik zaten
in den „IJsbeer" en wisselden elkaar
aan het stuur af. Onze hon-l was in de
bagageafdeeling vastgebonden. Op een
afstand van 100 tot 150 meter vdgde
„Sneeuwmusch" met Schif en Lissey.
Het werd donker en wij moesten her
haaldelijk contact zoeken met hen. Na
ongeveer een vijftal uren rijdens, waar
bij Kraus juist aan het stuur zat, stelde
ik vast, dat „Sneeuwmusch" niet meer
achter ons was. Ik opende de deur om
beter te zien, maar... géén „Sneeuw
musch". Tien minuten geleden had ik
de slede nog achter ons gezien. Terug!
Maar naar het donkere Oosten, was het
moeilijker de merkteekens te volgen en
daarom stapte ik uit en leidde door
klopteekens den bestuurder in de juiste
richting. Wij maakten ons reeds zeer
ongerust, toen wij na een tocht van on
geveer 10 kilometer eindelijk „Sneeuw
musch aantroffen! Met een elegante
zwaai stopte Kraus ernaast. Reeds van
uit de verte had ik Schif aan de motor
zien morrelen. „Wat is er gebeurd?"
„Cylinder één licht beschadigd!" ver
klaarde Schif met zwarte oliehanden.
Wij draaiden den propeller, luisterden
en moesten hem gelijk geven
(Slot volgt).
Uit de Visscherij Courant knippen
we het volgend artikel, dat ons te
eigenaardig toelijkt om het ook niet in
ruimeren kring bekend te maken.
Het ware te wenschen, dat van de
geheele Zuiderzeevloot een verzame
ling versjes werd aangelegd, want tal
loos zijn deze dichterlijke ontboeze
mingen, die op de schuiten voorkomen.
Het is de karakteristiek, die hier nu
verloren gaat en voor velen is het in
teressant daarvan iets vast te leggen.
Misschien vinden we nog eens ge
legenheid een meer volledige verza
meling te publiceeren.
Men moet er eigenlijk maar niet
aan denken, wat door de afsluiting der
Zuiderzee verloren zal gaan aan ma-
terieele en geestelijke waarden.
Misschien we willen het hopen
zullen de materieele waarden in verre
toekomst de huidige overtreffen, maar
wat aan geestelijke waarde verloren
gaat, is nimmer te vervangen.
Onder die geestelijke waarden wil
len we verstaan het ras-eigen van
onze visschersbevolking, dat, zetelend
in de oudheid, voortleeft tot op den
huidigen dag.
De levensopvattingen godsdien
stige en maatschappelijke zijn nauw
verwant aan een beroep, dat vaak in
gevaar wordt uitgeoefend door men-
schen, welker levensgang geen andere-
is dan van huis naar zee en terug. En
's Zondags ter kerk.
Het leven van den doorsnee-vis-
scher is een godsdienstig leven, al mag
niet worden ontkend, dat vaak al te
grof de godsdienstigheid met aardsch
gewin verwachting op ruime vang
sten in verband wordt gebracht.
Daarvan getuigen de vele dichter
lijke ontboezemingen, die we in menig
visschersvaartuig aantreffen, meestal
op de deurtjes naar 't vooronder.
De Harderwijker havenmeester, de
heer Olofsen, kent de versjes bij tien
tallen uit z'n hoofd en vele er^ van
zjjn waard voor de geschiedenis be
waard te blijven.
We laten er eenige volgen, waarin
men zal kunnen opmerken een vaste
hoop op Gods trouw en medewerking
bij de vischvangst, doch ook levens
wijsheid en humor.
Op de HK 6:
O groote God, o groote Koning.
Bewaar ons toch in deze woning,
En geeft ons zegen en gewin,
Voer ons ten Hemel in;
Laat 's Hemels werken hier begennen,
En U in alle wegen kennen,
En mogen wij oprechte visschers wezen,
Glijk als Petrus was voor dezen.
Op de HK 98:
Door Gods voorzienigheid,
Door zijn alwijs bestuur,
Heeft mij zoo ver geleid,
Gebracht op deze uur,
Dat ik met deze schuit,
Hier op deez' werelds baren,
Mijn brood verdienen mocht
Met visschen of met varen.
Maar dit is me niet genoeg,
In diee zee te peilen,
Ik hoop nog bovendien,
Den Hemel te bezeilen.
Op de HK 107:
Trouw in woorden, trouw in handel,
Ongeveinsd in spraak en wandel.
Maakt een mensch bij elk bemind;
Maar door ontrouw en bedriegen,
En met schoonen schijn verliegen,
Dat 's 't oneerlijkst wat men vindt.
Zooals men ziet, zijn de versjes van
geheel verschillenden aard.
Een minder vriendelijk woord von
den we op de HK 116, hoewel erg
rondborstig:
Die niet als vriend hier binnen huppelt,
Die wordt er netjes uitgeknuppeld.
De vroegere of tegenwoordige
schipper van de HK 16 dacht aan zijn
vrouw. Hoor maar:
Als ik gezond zit en beschut,
Als 't scheepje op de baren,
O Heer, wilt Gij mijn leidsman zijn,
In stormen en gevaren,
Zoo is mijn Wilhelmina blij,
Als ik gezond zit aan haar zij.
van hem gezien?
Neen.... neen, niets! Het lijkt
wel tooverijü Want een paar malen
kwamen die pijlen van héél dichtbij.
Het is trouwens vrijwel onmogelijk
door de dichte struiken heen te schie
ten: Hij moét bijna altijd dichtbij
zijn. en toch zagen de rechercheurs
niets van hem!
Welik herhaal dat weggaan
me het beste lijkt, zei Lester; wat
kan ik er aan doen? Die man speelt een
spelletje, waaraan vroeg of laat een
«inde zal komen en een noodlottig ein
de voor jou, dat lijdt geen twijfel.
Heeft men hier in den omtrek ook geen
spoor gezien?
Neen. Maar dat zegt niet veel. Er
komen hier altijd veel zomergasten,
hii kan voor een gewone gast doorgaan.
Lester nam zich voor. den volgenden
dag in den omtrek te neuzen, hoewel
hij niet veel hoop koesterde, iets te zul
len ontdekken.
Hij keerde dan ook terug zonder iets
bijzonders te hebben ontdekt en vond
het huis in oproer. Er was een pijl op
Sadwill afgeschoten en wel vlak bi)
het huis, toen hii in zijn auto wilde
stanoen. Noch hij. noch den chauffeur
hadden den man gezien. De pijl raakte
hem in den hals. Binnen enkele minu
ten vertoonde zich een zwelling. Lester
begreep onmiddellijk dat de pijl dit
maal vergiftigd was geweest.
Hij kon zijn vriend niet meer redden,
hii stierf binnen een uur.
De politie zocht alles af. Men vond
geen sporen van den man. Dr. Lester
keerde neerslachtig en bedroefd naar
de stad terug. Wat Sadwill ook vroeger
mocht hebben misdreven, dit einde was
verschrikkelijk geweest en misschien
was het tijdperk ervóór wel het vree-
selijkste.
Dr Lester zat in gepeins verzonken,
in een hoek van zijn eerste klas coupé,
toen op het laatste oogenblik iemand
instapte. Het was een goedgekleed
man, met een korte baard, een lorgnet
op en een leeren valies bij zich. Lester
schatte hem op een welgesteld zomer
gast. Toen trok iets zijn aandacht e*
eensklaps had iets hevig zijn interesse
gewekt. Hij liet daarvan echter niets
merken, doch toen de ander uitstapte,
verliet hij eveneens den trein, volgch
hem ongemerkt, stelde vast waar hij
zijn intrek ïam en ging naar de poli
tie. Hij gaf er het adres en de beschrij
ving van den man op en zei: Ik ben
er van overtuigd, dat het de bewuste
Thomas is en de moordenaar van
Sadwill.
Toen de man gearresteerd was en
men weldra had vastgesteld, dat hij
inderdaad de gezochte was, vroeg men
aan Lester, hoe hij hem ontdekt had.
Toen hij zijn koffer in 't net zette
verschoof zijn mouw en ik zag opeens
lat hij een groene vlek op zijn arm
had, een verfvlek. Toen was het, of er
een sluier van mijn oogen viel. De
moordenaar van Sadwill had zich on
zichtbaar weten te maken tusschen het
groene struikgewas, door er naakt in
te gaan en groengeverfd! De verf was
moeilijk te verwijderen geweest en hii
had zich voor het gedeeltt, dat onder
zijn kleeren verborgeh was, niet zoo
veel moeite gegeven en zoo liep hij in
de val!
De HK 12 heeft de volgende bede:
Wilt Gij, o God, aan ons gedenken,
En ons Uw zegen schenken,
Stuur Gij de visschen in ons net,
Gelijk in 't meer Genezareth.
De HK 161 voert een woord, dat men
„in den zak mag steken":
Hij, die gebrek ziet aan het mijne,
Ga eerst naar huis, beziet het zijne,
En zoo hij daar vindt geen gebreken,
Dan mag hij vrij van 't mijne spreken.
Van diep geloofsvertrouwen spreekt
het versje op de HK 99:
Wanneer ge gaat varen,
Zie dan toch op Hem,
Die de woeste baren,
Temt door Zijne stem;
Alles loopt u tegen,
Zonder het gebed,
Vraag Hem om Zijn zegen,
Want Hij vult het net;;
Stormen mogen woeden,
Met uw God geen nood,
Hij zal u behoeden,
Want Zijn liefd' is groot.
Zoo zouden we nog tientallen kun
nen vermelden, alle even aardig, doch
in wezen gelijkluidend.
De HK 50:
Wees Gij mijn Leidsman overal,
O Heer, waarheen ik varen zal,
En breng mij op een goede ree,
Naar mijn begeerte over zee,
En geef dat in den bangsten dag,
Mijn ziel geen schipbreuk lijden mag.
In navolging van de visschers lieten
in vroeger dagen ook de vischventers
een versje op de kar schilderen.
Een dezer venters De Vos ge
naamd had het volgende gedicht:
Gelijk een vos zit op hetaas te loeren,
Zoo loer ik op heeren burgers
en op boeren,
Op schipper en op ambachtsman,
Waar 't Vosje wat verdienen kan.
Een ander venter had:
Maar valsche tongen nog veel meer,
Doorns en distels steken zeer,
Hij, die mij haat of niet mag lijden,
Ziet van mij af en laat me rijden.
H. V.
Nog maar al te vaak hoort men dóór
leeken de meening verkondigen, dat
bloedvergftiging kan ontstaan door
het dragen van gekleurde kleeding-
stukken. Hoewel kleurstoffen op zich
zelf niet ongevaarlijk zijn en b.v. in
aniline kleurstoffen vaak arsenicum
voorkomt, heeft de vergiftiging van
het bloed niets met deze kleurstoffen
te maken.
Bloedvergiftiging ontstaat uitslui
tend door het binnendringen van ge
vaarlijke bacteriën in een wondje.
Deze vermenigvuldigen zich en pro-
duceeren vergiften, die in het bloed
worden opgenomen en vaak zeer
hooge koorts veroorzaken, z.g. wond
koorts.
Verspreiden deze bacteriën zich
door het geheele lichaam, dan spreekt
men van bloedvergiftiging.
Gewoonlijk ziet men in de omgeving
van de gewonde plek een sterke zwel
ling, terwijl meermalen een dunne,
roode streep de richting der infectie
aangeeft, terwijl sommige klieren dan
eveneens gezwollen en pijnlijk zullen
zijn.
Heeft men b.v. aan een wondje van
een der vingers infectie gekregen, dan
zulen de klieren in de okselholte hier
op reageeren en pijnlijk aanvoelen.
Deze verschijnselen kunnen echter
ook geheel ontbreken, indien de bac
teriën dadelijk in het bloed zijn geko
men en zich daar hebben vermenig
vuldigd; hooge koortsen ontstaan dan,
terwijl uiterlijke verschijnselen geheel
en al ontbreken.
Ook is het mogelijk, dat de wónd ge
ïnfecteerd wordt en op geheel andere
plaatsen van het lichaam abcessen ver
oorzaken.
Blodvergiftiging kan zich óp ver
schillende wijzen voordoen en wordt
steeds door bacteriën veroorzaakt.
Hoe vaak lezen wy niet in de cou
ranten, dat zich een geval van bloed
vergiftiging heeft voorgedaan met
doodelijken afloop, door het open
krabben van een klein puistje?
Zeer zeker kan als een der eerste
voorzorgsmaatregelen genoemd wor
den reinheid; niet genoeg kan er bij
kinderen reeds op gelet worden, dat
zij voortdurend handen wasschen en
nagels schuieren, die zeker de gele
genheid te over bieden om bacterie
te „huisvesten". ea
Bemerkt men dus, dat de onigevin
van een wondje meer dan normaal
daarbij
zwollen is en ziet men
arm, been of andere lichaamsdeel
een roode streep, dan niet lanuPn
wachten, maar moet medische hulp te
spoedigste worden ingeroepen.
Een gevaarlijke infectieziekte „i
bloedvergiftiging eischt onmiddelV
deskundig ingrijpen en menig 'geval*
hopeloos geworden, doordat te laim
gewacht. 18
Jammer hè, nou is het heelemaal afgeloopen
met het ijs. Het ligt der nog wel, maar als
der nou op gaat ioopen dan maak je der alle
maal gaten in en door die gaten val je dan ij
't water, net zoo as dat kleine meisje van dt
week.
Maar ik heb toen nog fijn gereden nou dat
die dooier gekomen is, maar der stond een lioop
water op en als je der dan op ging rijen dan
kletste 'f water overal opzij en da: was wH
lollig. Maar ik ben toen ook nog gevallen en
om toen maar weer droog te worden ben
maar gaan voetballen.
Maar ik zag er toen door het stoi' en dat
natte water net zoo uit als de mensche waar
de Heemskerck nou naar toe is gaan varen n
toen ik thuis kwam wouen ze allemaal heboen
dat ik verkouwen was, want m'n zuster zei het
en me moeder en van m'n vader kreeg ik 'j
wats om m'n ooren en toen heb ik anijsmelk
gehad en omdatte ze allemaal wouen hebben
dat ik verkouwen was omda ik in dat natte
ijswater gelegen had, en omdat die anijsmelk
zoo lekker was, ben ik maar een paar dagen
verkouwen gebleven, en die meneer met die
snor en die zwarte bloes aan die hebben ze nou
de baas gemaakt >n Duitsland.
U weet wel, die meneer die zoo goed vechte
kan. en nou zalle ze dan wel niet meer vechten,
omdat ze al die mannen waar ze eerst mee aan
't vechten waren, nou in de gevangenis gaan
zetten en die zitten dan net zoo vast als het
mokbootje het van de week in het ijs heb ge
daan.
Maar die hebben ze der weer uitgehaald. En
die meneer die dat goud uit het water zal gaan
halen, die zal dat nou ook wel gauw gaan doen
en in de krant heb gestaan dat ie dan alle men-
schen, kinderwagens en bier gaat geven.
Nou dan zalle de oojevaarre en de politie-
meneeren wel een hoop te doen krijgen hè,
maar Wimpie heb liever een voetbal, dan ken
je een hoop lol hebben.
En die meneer heb nog niks gezeg van die
magneet van me, maar als ie 'm noodig heef
dan ken ie 'm krijgen, want dan zal ie het goud
der veel gauwer uithalen, en die menschen van
dat open raam hebben nou ook gezongen en
dat was mooi.
Net zoo als ik dat de vorige week geschre
ven heb, eerst zingt de een wat, dan de ander
en dan slaat der een op de dikke sjiem en als
die dat gedaan heb begonnen der weer een
paar te dansen, en ze zingen nou net andersom
als die pindamannekes het doen want die zeg
gen, meneera moeten U geena lekka pinda en
die menschen uit die openraam die zingen nou
alleen maar van, O, cara mio, mijn hartio klopt
fortissimo fur du. en o, wat hebbio een mooie
bellio in je oreillio
Ja, Wimpie ken der ook wel wat van en
m'n neus is nu weer dun geworden want nou
zijn der geen sneeuwballen meer die der op
kenne valle en in Kassiennoo hebben ze een
juffrouw gestolen, want dat heb met groote let
ters in de krant gestaan en daar stond zooiets
van Sabijnsche maagdenroof, dus dan is ze ge
stolen hè en als het in de krant staat dan is
het zoo.
En de ijsclub heb nou in Kassienoo een ver
gadering om wat onder water te laaten loopt"
en der dan op te gaan rijen en dan gaan ze
zomers derop tennissen dus dat is wel mooi hé
en dan hebben ze ook geen rolschaatsen noodig,
en het heb ook gestormp dus dan kenne ze net
zien dat het ijs nou heelemaal weg is hè en dan
zalle ze weer gauw kennen gaan zwemmen.
En nou wil ik dan ook nog wat schrijven
over het kriesiscommitée, dat komp omdat m"
zuster der ook bij is en die heb nou gevraag o
ik ook nog eens aan de menschen die mij leMD
wil vragen of ze veel willen geven omdat die
meneeren en die juffrouwen van het kriesis*
commitée een hoop kenne geven aan de arrenie
menschen die niks kennen koopen en eten.
Dus dat moet U dan allemaal doen he en
dan veel in de bus stoppen van de Heldersche
krant want da s allemaal voor de arreme me»
schen.
En dan hoop ik dat ik de volgende
met heele groote letters in de krant dank
zetten mag.
Maar dan ook doen hoor.
Daaaaa-''!