ONTS KiNDECBOEKfftl De vreedzame wedloop. Sneeuwvlokjes worden gefotografeerd. Beste jongens en meisjes! De pret is voorbij, het ijs is week als koek en de sneeuw is weggeregend, zoo maar in een nacht, 's Avonds lag er nog sneeuw, maar toen ik naar bed ging, toen hoorde ik buiten, tik, tik, tiktik, dat was de dooi, de sneeuw lekte van dak en tikte, regelmatig als de slinger van de klok op het zinken plat van den erker. Voorbijvoor bijzoo gaat het met alle dingen, met den zomer, met den herfst en met den winter. Nu is er de lente bijna weer. Ik zie hoe de zon er 's morgens weer vroeger is dan een maand geleden en hoe ze 's avonds moeite heeft om te scheiden. Het licht blijft zoo lang han gen bij den horizon en kruipt dan soms nog den heelen hemel door, zoo dat alles prachtig rose gekleurd is. Een paar weken geleden liepen we op den Middenweg en achter de duinen zakte toen juist de zon weg, een groote, groote bol. Mijn kleine jongen keek er naar, hij vond het prachtig en vroeg: „Kunne we der niet effies naar toe gaan". Ik heb maar gezegd dat we geen tijd hadden, want hij begrijpt nog niet dat je meer dan een menschenleven noodig zou hebben om in een auto, met een vaart van honderd kilometer per uur, maar een gedeelte van den weg af te kunnen leggen, die ons scheidt van de zon. Weet je wat ook weer voorbij is, maar natuurlijk weten jullie datde maand Januari en dus moest er deze week weer geloot worden en nu wil ik de gelukkige prijswinnaars van de week niet eens heelemaal onderaan zet ten, maar hier, bovenaan. Hier zijn dus de namen: Annie v. d. Brink, Lorentzstraat. Betsy Greeuw, Emmie José, Schagenstraat 25 en Aris Bakker, KI. Duitstraat 1. Alle vier hartelijk gefeliciteerd, hoor. En nu allemaal maar weer met nieu wen moed begonnen, Februari is maar een kort maandje, daar zijn we gauw doorheen. Ook nieuwe vriendjes en vriendinnetjes zijn nu weer welkom. Denk er om, ik schrijf het hier nog maar eens neer, vóór Woensdagavond zes uur inzenden en je naam, je leef tijd en adres er op. Dedi de Vroome. Bij de raadselvriendjes ien vriendinnetjes die ik van gezicht ken, ben jij nu ook gekomen, Dedi, want toevallig nam ik van de week je raadseloplossingen aan en ik dacht: gauw eens kijken wie het is, en toen zag ik in jouw nette handschrift, je krijgt zeker wel een acht voor je schrijven op school, je naam staan. En dus ken ik je nu. En nu vraag je me of ik het goed vind dat je een eigengemaakt raadsel inzendt. Nu, dat vind ik goed, hoor en ik dank je voor het raadsel dat je me deed toekomen. Ati v. Strijen. Dat zal je moeder wel teuk vinden, Ati, als die kleine Jaap of Piet op z'n kousen gaat schaatsenrijden, want dan heeft hij in minder dan geen tijd gaten als dijkkeien in zijn kousen en wie moet ze dan weer stoppen? Jij soms?!? Of kan je dat nog niet? A gat ha Koeleme y. Ik weet niet wat die meneer, die tegenwoordig de goede oplossin gen voor me opschrijft de vorige week in zijn hoofd heeft gehad, Agatha, maar hij heeft verschillende kinderen vergeten, maar al die kinderen staan wel bij de goede oplossers op de lijst, dus ze hebben wel meegedaan met de verloting. Corrie Smit. Ik denk, Corrie, dat er wel meer dingen in je leven zullen komen, die je niet prettig vindt en dan moet je daar toch weer over heen. Dan is het eigenlijk maar een heel kleine teleurstelling dat je de vorige weck je raadsels niet op kon lossen, al was het natuurlijk een teleurstelling. Maar er is nu weer een nieuwe maand en dan zijn er weer nieuwe kansen. Ook voor jou. Sientje A ieuwdorp. Dat kan je begrij pen, dat die „groote" jongen van me er trotsch op is dat hij er zoo'n klein broertje bij heeft. Hij heeft twee nichtjes, Willy en Martha heeten ze, die er een paar maanden geleden ook een klein zusje bij hebben ge had en nu zegt hij, als hij het ziet: „Ik heb ook een klein zusje, Japie heet het" Wc kun- ,nen hem met aan zijn verstand brengen dat het een broertje is, hij heeft heè maar steeds over zijn zusje. Maar als het een goed jaar verder is zullen ze wel heerlijk met elkaai kunnen spelen. Nellie Nieuw dorp. Dan was dat fijne winterweer toch nog heerlijker dan die booze en gure wind, hè, Nellie, en ook veel gezon der. Je kreeg er roode wangen en stralende oogen van, en nu, nu kruip je bij de kachel en je luistert naar het lied van den wind door den schoorsteen. Dat is ook wel gezellig, maar niet zoo gezond Betsie Greeuw. Wat fijn dat je nu weer beter bent, Betsie, en dat je nog juist van het ijs hebt kunnen genieten. Tiny Wilmink. Zoo, zou jij ook nog wel een klein broertje of zusje willen hebben, ïiny. Nu, dat schreven me heel wat meisjes. Ze willen geloof ik allemaal wel van die kleine kindertjes hebben om er meer te spe len. Maar dat is ook het leukste er van, er zijn ook nog zorgen aan verbonden en die komen voor je vader en moeder. Cobus Nieuwdorp. Ja, nu is het schaat senrijden leeren afgeloopen, Cobus, en ik denk wel dat je tot een volgenden winter zal moeten wachten, voordat je ze weer kan onderbinden, of je zou naar St. Moritz moe ten gaan, maar daar zal je spaarpot wel niet zwaar genoeg voor zijn. Dus geduld maar weer en zet je nieuwe schaatsen maar dik in het vet. Annie v. d. Brink. Tjibbe vindt het heel fijn, dat hij er een broertje bij heeft, Annie, maar is nog niet veel thuis geweest, want tot gisteren is hij bij zijn oma te logeeren ge weest en dus heeft hij nog niet veel van zijn nieuwe broertje kunnen genieten, bovendien mag hij niet te dicht bij hem komen, omdat hij nogal hoest en zoo'n klein hummeltje erg vatbaar is. Wat leuk dat een van de Pinda mannetjes vaak bij jullie eet. Je zal wel niet veel met hem kunnen praten, maar dat is ook niet noodig. Fijn dat je een boek gewonnen hebt, hè. Ik heb een jongen van de drukkerij de lootjes laten trekken en als nummer een kwam jouw naam eruit. Kom het vanmid dag maar gauw halen. Hennie Hollander. Een avond en een heelen middag ben ik op de schaatsen ge weest Hennie, ik had er den volgenden dag nog stijve beenen van. Jij hebt er niet zoo heel veel van genoten, hè, maar dat komt wel als je wat grooter bent. Leny Hazebroek. Wat een leuke versjes maak jij toch, Leny. Ik vind het wat aardig dat je iedere week zoo trouw inzendt en 't is misschien wel een beetje jammer voor je dat je geen boek gewonnen hebt, maar het is nog maar de eerste maand dat je meedoet. Georgette Kikkert. Dat wist ik niet dat wij zoo dicht bij elkaar woonden, Georgette, maar misschien heb je het toch nog wel mis en zie je me voor een ander aan dan ik ben en ik zal je ook niet wijzer maken als je b'ent. Wat zijn die meisjes toch altijd nieuws gierig. Ina Boels. Ik weet niet of jij de vorige week hebt ingezonden, Ina, je staat niet bij de goede oplossers genoteerd en ook de eer ste keer van de maand zijn je oplossingen bepaald niet goed geweest, want ook daar staat geen kruisje achter je naam. Je hebt deze maand dus niet bij de verloting meege daan. Volgende maand maar meer succes. Mien Ouwens. In een briefje hierboven heb ik al gezegd, Mien, dat die meneer, die de goede oplossingen heeft opgeschreven, ver moedelijk met zijn hoofd bij heel andere din gen is geweest en dat hij verscheiden namen vergeten heeft, daarbij waren ook die van jullie, maar jullie namen stonden wel op de lijst, dus je hebt bij de verloting meegedaan Ben je zoo groot en zoo oud, dat je niet meer mee kan doen. Van mij mag je nog wel op lossen en briefjes schrijven, hoor. Henk Goutier. Jij bent met je hoofd bij andere dingen geweest dan bij je raadsels, Henk, misschien zat je met je gedachten nog op de ijsbaan. Weet je wat je vergeten hebt? Je raadseloplossingen in te zenden. Er was wel een briefje, maar er waren geen oplos singen. Dom, hè? Ik vind het niet zoo erg, hoor, alleen maar een beetje jammer voor je, want nu kon je natuurlijk niet bij de verlo ting meedoen. Jeen v. d. Wal. De pret is voorbij, hoor Jeen. Je kan je schaatsen nog eens voor den dag halen en dan nog eens stilletjes denken aan al het plezier dat je hebt gehad, maar dat is ook alles en nu maar weer wachten tot het kanaal weer dicht ligt. Ik dank je wel voor de mooie kaart die je me gezonden hebt. Catrientje Laan, v. Galenstraat. Dat was een leuk briefje op een leuk velletje post papier, Catrientje. Wat fijn dat jij nog met je vader op het ijs hent geweest al was het feest ook niet van langen duur. Mag ik je ook nog hartelijk bedanken voor dat heer lijke fruit dat je gebracht hebt. We vonden het wat aardig, hoor. En nü moet ik verscheidene van jul lie teleurstellen. Maar ik heb op het oogenblik geen tijd meer om de andere briefjes te beantwoorden. Volgende week hoop ik weer op alle briefjes antwoord te geven. KINDERVRIEND. DE REDDING. 't Gebeurde in November, Er was een kalme zee, Drie visschers stapten op een schuit En voeren naar de zee. Daar wilden ze gaan visschen, Want dat was hun bestaan, Zij hadden dat van kindsaf, Reeds eiken dag gedaan. Eén zorgde voor de zeilen, De tweede voor het stuur. De derde kookte hun potje In 't roefje, op het vuur. Het ging, zooals gewoonlijk, Zij vingen aardig visch, Toen begon 't opeens te waaien, Een storm, er, het werd mis. Het roer gaf nu geen stuur meer, Het zeil viel uit den top, En op de woeste golven, Geleek de schuit een notedop. Toch bleven de visschers rustig, Hun leven stond op 't spel, Zij hoopten op den wachtpost, Die zag hen immers wel Een mensch kwam uit den wachtpost, Hij had 't gevaar gezien, En negen anderen volgden, Een boot voer weg met tien. En twintig sterke armen, Haalden de visschers van de schuit, Toen dertien man aan wal was, Was ook mijn rijmpje uit. Pa en Annie W. SCHAATSENRIJDEN. Ik ben voor 't eerst gaan schaatsenrijden. Op een kleine krabbelbaan, Nu, ik moet je eerlijk zeggen. T Kon met moeite blijven staan. Vader heeft mij eerst geholpen, Hield mij aan een arm vast, En ik maakte rare schuivers, Zooals dat een nieuweling past. Daarna moest ik 't los probeeren, 'k Stapte meer, dan dat ik reed. Met scha en schande moet men leeren. Als je dat soms nog niet weet. 't Gevolg is ook niet uitgebleven, Bij het nemen van een haal, Staken plots mijn beide beenen, In de hoogte, als een paal. Ik maakte allergekste standen, Sloeg met armen, greep met handen, 'k Was voor vallen erg beducht, Maar greep altijd in de lucht. D'and'ren dag ben 'k weer gegaan, En ik sukkelde nog immer, 'k Dacht: Eens zal 't wel beter gaan Leny! Doorgaan, wanhoop nimmer! Leny Hazebroek. ARMOEDE. 'k Zie een arme drommel loopen. Slecht gekleed, zijn schoenen stuk, 'k Denk, gij kunt geen kleeren koopen. Gij leeft verre van 't geluk. Schuchter kijkt hij om zich henen, Wijl hij van de kou verkleumt, Z'n rafelbroek waait om z'n beenen. Als hij op zijn stokje leunt. Doodmoe sloft hij langs de huizen Overal het kort bescheid: „Aan de deur wordt niet gegeven! Voelt gij, wat die stakker lijdt? 'k Zag het wel, dat ied're windvlaag Hem dcedt huiv'rcn van de kou, En z'n half versleten jaskraag, Hem niet veel beschutten zou. Toen hij bij ons aan de deur \va= Rillend over al zijn leên, Gaf moeder hem een oude ja^ En hij ging gelukkig heen. Gure winden, felle koude, 't Is een akelige tijd, Voor dicgcen die armoe lijden, Is dat alles narigheid. Leny Hazebroek, Een interessant spel. Zoowel voor ouderen als voor jongeren. Hier heb ik voor jullie eens iets nieuws, een spelletje, dat jullie met veel plezier zult spelen! Het aardige ervan is, dat, indien je het goed doet, steeds kunt winnen. Wie n.1. niet weet, waar op het aankomt, moet de wedloop op geven of. loopt de eindstreep voor bij. Als je het spel b.v. met verschillende menschen uit het gezelschap speelt, kun je altijd winnen. Hoe dat mogelijk is? Luister maar: Je speelt altijd met z'n tweeën en je begint tot je „tegenstander" te zeggen: „Noem een willekeurig getal tus- schen 1 en 10". Laten we aannemen, dat je tegenstander „zeven" zegt. Je antwoordt dan: „Mooi, nu ga ik telkens bij die 7 een getal optellen, minstens 1 en hoogstens 18. Ik kan dus een cij fer tusschen 8 en 17 uitzoeken. Laten we b.v. 12 nemen. Nu is het weer jouw beurt en kun je eveneens minstens 1 en hoogstens 10 er bij tellen. De tegenstander heeft b.v. 19. Zoo gaan jullie door en we zien dan, door het telkens optellen de volgende cijfers ontstaan. Jij: 25. Je tegenstander: 30. 39. 48. 52, m b0. 70 »0. 89. m Zijn jullie zoover, dan zal je tegen stander in dezen vreedzanien wedloop het volgende overwegen: Ga ik 10 bij tellen, dan krijg ik 99. Dan heeft hij gewonnen. Tel ik er één bij, dan krij- n wij 90. dan heeft hij ook gewon nen. Doe ik er 2 bij, dan krijgen we 91 en heb ik eveneens verloren. Ik heb dus in elk geval verloren! Want welk getal tusschen 90 en 99 je medespeler ook nemen mag, steeds zal jij de 100 het eerst bereiken. Het geheim. Wat is nu het geheim van dit spel letje? Nu dat is heel gemakkelijk. Wie n.1. winnen wil, trachtte 89,78, 67, 56, 45, 34, 23 of een dergelijk cijfer te be reiken. Ik zei jullie al, dat dit aardige spel letje de moeite waard is, vooral als je het zoo doet, dat je wint! Twee sneeuwvlokjes zijn nooit hetzelfde. In een stad in Noord-Araerika w oont een zonderling, die nooit anders doet, reeds veertig jaar lang, dan sneeuw vlokjes gefotografeerd. Deze heer heet Wilson Bentley; hij heeft zich reeds vanaf zijn 19e jaar aan de natuurweten schappen gewijd en is thans een zeer bekende geleerde. Hij heeft niet minder can 5000 van zijn best gelukte fotografische opna men van sneeuwvlokken met de meeste omzichtigheid laten vermenigvuldigen om hiermede zijn natuurkundige wer ken te illustreeren. De heer Bentley heeft verklaard, dat er geen twee sneeuwvlokjes op elkander gelijken en aan de hand van de 5000 photo's ziet men dit inderdaad. Naarmate de sneeuwvlokjes losser op elkander gestapeld worden,-bescher men zii planten en bollen beter tegen de vorst, doordat in de tussohenruimtcn lucht kan komen en dieze een slechte warmtegeleidster is. Aan deze eigenschap is het toe te schrijven, dat een stevige vaste sneeuw laag in den regel helder vriezend weer garandeert. Waarom? De luchtlaag, dde over het sneeuwdek ligt, pleegt sterk af te koelen, waartegenover geen warm tebron van de aarde gesteld wordt en deze aardwarmte houdt de sneeuwlaag bü elkander. Sneeuw laat zich gemakkelijk samen persen, vooral de mooie droge sneeuw, tiaar kan jelui natuurlijk over meepra ten. Wie heeft er niet eens een sneeuw pop gemaakt en het grappige is, dat witte Jan zich nog steeds tracht te hand haven, wanneer de dunne sneeuwlaag om hem heen reeds tot het verleden gaat hehooren. Op de zon heeft zii het niet zoo erg begrepen, want wil deze met haar medelijden hart, witte Jan, ver warmen, omdat hij zoo moederziel al leen staat, in de kou, dan verdwijnt hjj als.sneeuw voor de zon.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 18