LOOZE STREKEN VAN SNOEKIE EN BOLLEBOKS
MJbMm,
Damesvisite.
RAADSELS.
i stond, was spoorloos verdwenen!
Meneer Haspels keek omTobs
weg. „Waar is Tobias?" zei hij
gen de anderen en iedereen praatte
opgewonden dooreen.^
'plotseling een gil! Een der meisjes
H het krijtje van het bord omhoog
flen zweven en had gezien, hoe de be-
okening op het bord werd afgemaakt,
ronder dat zij den rekenaar zagen!
Wat was er aan de hand? Geesten?
Snoken?De meisïes renden de
klas uit. De opgave op het bord was
DUTobsje was inmiddels naar zijn bank
eeloopen, had het andere fleschje ge
grepen en daaruit een teug geno-
i elj| Hij zat weer tusschen zijn
kornuiten! Toen kon zijn buur
man het niet langer houden! „H1J
heeft een vloeistof bij zich, meneer,
van dokter Rabarbaras, waarmee hij
zich onzichtbaar maakt!" gilde hij en
meester keek ongeloovig naar Tobs.
Tobsje was woedend, dat Jan het ver
klapt had en hij gaf hem dan ook een
i'iksehe klap! Het werd een heel ge
vecht. Totdat Jan een klap gaf tegen
het fieschje Atarnkappia, zijn handen
sneed aan de scherven en vanzelf op
hield. Tobsje, die meester al op hen
af zag komen, rende de bank uit en
nam onderweg een slok uit het andere
fleschjeHij was weer onzicht
baar!. Besluiteloos stond meester
tusschen de banken, niet wetende,
waar Tobs ineens was! Krak, de deur
ging open. Het was de directeur en
achter hem een troep angstige meisjes!
Meneer Haspels deed z'n veraal. De
directeur keek ongeloovig. De meisjes
verdrongen zich angstig bij de deur
Tobs kon het lokaal niet uit. Lang
zaam wandelde hij naar de deur..
Maar het ongeluk wilde, dat hij tegen
een kameraad, die juist uit de bank
stapte, op liep. Dadelijk werd hij
vastgegrepen. Als een wanhopigs
rukte hij, om te trachten los te komen.
Maar weldra hadden ze hem met z'n
allen te pakken. „We zullen hem naar
den schoolopziener brengen, die juist
beneden is," zei hij tegen den meester
en tusschen meeser en den directeur
in, werd Tobsje naar de directeurska
mer geleid. Het was een dwaas ge
zicht, zoo twee heeren te zien loopen,
die kennelijk iemand vast hadden,
maar waartusschen zich niemand
naar men zag bevond!
Zoo arriveerde men bjj den direc
teurskamer. De directeur ging naar
binnen. Meester Haspels met het on
zichtbare Topsje bleef buiten staan!
Binnen in de kamer vroeg de direc
teur aan den schoolopziener verlof
ecu „ergelijke kwajongen" te mogen
binnenlaten, die „streken uithaalde,
vdke on zijn school nog nooit hadden
plaatsgevonden!" De schoolopziener
zette zijn bril recht, streek de plooien
vfn zbn vest glad. steunde met zijn
ellebogen op de schrijftafel, waarach
ter hij troonde en gaf nederig zijn toe
stemming, tegelijkertijd de meest bar-
sche uitdrukking op zijn papperig ge-
Z1(,nt persende
De directeur verzocht meneer Has
pels met den kwajongen binnen te ko
men. Meneer Haspels, Tobsje voor
Zlc" uitduwend, verscheen. De oogen
tan den schoolopziener werden bol
rond! ()'t Komt me vool, meneel de
dilecteul", zei hij, „dat u de spot met
mij dulft te dlijven. Dèt is toch geen
kwajongen! Dat is een man op leeftijd
meneel de dilecteul!" De schoolopzie
ner kon de r niet zeggen! Tobsje grin
nikte hoorbaar over die ontdekking!
De schoolopziener, die den directeur
juist hèèl dringend aankeek, richtte
verschrikt zijn blikken op den armen
heer Haspels. „Glinnikt u zoo schaap
achtig, meneel?" vroeg hij. Meneer
Haspels schudde meewarig het hoofd.
(Slot volgt).
Baas Muiskes, meneer Bokkemans
en jongenheer Hazenhart zijn alle drie
erg zenuwachtig. Want ze zijn alle
drie verstokte vrijgezellen en nu
komt er plotseling een juffrouw op
visite! Dat is voor zoo'n vrijgezel al
tijd een gevaarlijk experiment, daar
men dan licht zijn hart en daarmede
heeft hij zich gestoken!Tjonge,
tjonge, wat een fijne meneer! Een
groote das, mooie groote knoopen en
zijden revèrs pas op meneer, Ha
zenhart, of de visite-dame loopt zoo
maar met je naar het stadhuis! Wie
die dame is?.... Wel, dat is gauw ver
teld Of neen, laat ik het niet zeg-
zijn vrijheid kwijt raakt! Hoe dan ook...
ze hebben zich op hun Paaschfeest uit
gedost. Meneer Muiskes heeft zijn ge
ruite jasje aangetrokken en zijn snor
haren eens extra omhoog gekamd, zoo
dat ze mooi krullen. Zijn nagels zijn
vreeselijk netjes gepoetst en zijn staart
is glimmend opgeborsteld Meneer
Bokkemans heeft ook zijn best gedaan:
hij is schilder van zijn beroep en zoo
als jullie wel weet, dragen schilders
meestal van die groote strikdassen. Je
ziet, hoe zwierig meneer Bokkemans
ermee uitziet. Alleen zijn broek is een
beetje kort, want meneer Bokkemans
is verleden jaar zóó geweldig hard ge
groeid, dat hij er feitelijk uitgegroeid
is. Gelukkig heeft hij zijn hoeven eens
extra-glanzend gepoetst. „Wees slim,
gebruik Glim", heeft hij zeker gedacht!
En meneer Hazenhart ziet er heele-
maal piekfijn uit!In rokcostuum
gen je moet zelfs maar eens kij
ken. Verbindt de cijfertjes 1 tot en met
47 door rechte lijntjes en in de juiste
volgorde met elkaar, dan zie je het
dadelijk. Nu wie is het wel?
(Nadruk verboden).
Eventjes lachen.
Mijn vader en ik weten zoowat alles,
wat er op de wereld bestaat! zei een
kleine jongen pochend tot z'n vriendje.
Zoo, zei deze, weet je dan soms ook,
waar Azië ligt?
Dat was een vraag, waarop de eerste
niet direct een antwoord wist, maar hij
sloeg er zich koelbloedig door heen en
zeide: Ja, zie je, dat is nu juist een van
de dingen, die mijn vader weet!
Dat, wat we niet weten...
Weten jullie, dat er op de wereld hon
gerkunstenaars bestaan, waar Gandhi
nog maar een zuigeling bij isEen
adelaar kan 20 heele dagen zonder
voedsel leven en een condor zelfs veer
tig dagen!
Oplossingen der vorige raadsels:
I. Houtvester, vest, ster, hout.
H. Lisch, schil.
III. Leo, Victor, Karei, Adolf, Valk.
IV. Linde, Linge.
Goede oplossingen ontvangen van:
Henk A., Adr. A., Trijnie A., Stien-
tje A,, Bep A., Truus B., Ada B., Teetje
B., B. Br., Jan B., Aris B., Jo B., Gerard
B., Ina B., Johan B., Jan F., Germaine
F., Gerrit F., Marie G., Henk G., Betsy
G„ Lenie H., Hennie H., Lauri H., Jan
v. d. H., Cor J., Emma J., Annie J^
Georgette K, Nelly K., Agatha K.,
Jaap en Kees K., Wim K., Oathr. L.,
Jan L., Mart. L., Jan L., Harm L., Ab
M., Sientje N., Jac. N., Nelly N., Jenny
0.. Joop O., Mien O., Lena R., Tini S.,
Corrv S., Tony S„ Toon T., Mona T.,
Annie T., Lidi T., Annie v. d. V., Corn.
v. d. V., Jaap v. d. V., Dina W., Jeen v.
d. W., H. G. W., Henk T., Tiny W.,
Piet S., Loesje R., J. v. d. V., Jeantje
W., Alie v. d. V., Nan v. d. Z.
NIEUWE RAADSELS.
1. Een klinker, een medeklinker en
het tegenovergestelde van krom
vormen een stad in ons land.
Welke?
2. Met m ben ik een lichaamsdeel van
een dier.
Met b een pijnlijke dikte.
Met k een diepte.
Met v het tegenovergestelde van
schoon.
3. Verborgen bloemen:
We gaan je rommeltje eens na
kijken.
Heeft Bob remmen op zijn fiets?
Hoe kunnen er menschen in dit
stulpje wonen?
Is het alweer Oostenwind?
4. Mijn geheel wordt met 7 letters ge
speld en is een provincie van ons
land.
4556 woont dicht bij ons.
7—621 is een nuk, een kuur.
3521 lichaamsdeel van een
dier.
556 een tijdsverloop.
Tekst van J. M. Plaatjes van BARTOLID
19- Maar o schrik, o onsteltenis,
aar kwam opeens de driewieler niet
0nze beide vrienden den hoek omvlie-
en reed bom! tegen den ladder op,
juist toen Joris bovenaan was.De
adder sloeg om, en Joris kwam met
un kolen precies op den veldwachter
^feeht, die yjgk achter het driewie-
rtje aankwam. De brave man werd
[lal* gesmoord in de stoffige kolen en
°n niet eens om hulp roepen. Snoekie
n zn vriend wachtten natuurlijk niet
w ra' en met de achtervolging was
ineens gedaan.
20. Och, och, wat zag de arme veld
wachter er uit, toen hij onder de kolen
vandaan kwam! Dikke dotten stof en
gruis, waarvan Janus' kolen doorgaans
nogal rijkelijk voorzien waren, prop
ten in zijn ooren, zijn neus en zijn
oogen. En z'n fiets, z'n fiets, die hij
nog alliefst van een boer geleend had
en die danig in de verdrukking ge
raakt was! Dat leek compleet een kra
keling. De veldwachter was wanhopig.
De heeele politiemacht was in zijn
oogen „geschadaliseerd" en hij durfde
beslist al zijn superieuren niet meer
cnder de oogen komen!
21. Brrrr! In duizelingwekkende
vaart tuften Snoekie en Bolleboks ver
der. Boven op het bakon stond juf
frouw Sietske haar matjes uit te klop
pen. 't Was hard noodig, want er zat
aardig wat mot in. Dikke, verstikken
de stofwolken daalden op den weg
neer en de motten vlogen verschrikt
naar alle kanten weg. O, jongens, daar
kwam juffrouw Knalpot aangokuierd.
Net toen ze onder 't balcon was, kreeg
ze 'n geweldige stofwolk over haar
hoofd, zoodat ze uit alle macht begon
te hoesten en te proesten.
22. „Zeg eres, jij daarboven!" riep
ze uit, „ken-je niet 'n beetje uitkijke?
'k Heb geen zin om me 'n ziekte op
m'n hals te halen!" Juffrouw Sietske
werd woedend. Ze gooide haar vijandin
een stortvloed van scheldwoorden over
haar hoofd. Ook juffrouw Knalpot
wond zich meer en meer op en zag op
't laatst zoo rood als een kreeft. „Kom
eres naar beneden, als je durft!" riep
ze. „Ik kóm al, ik kóm al!" riep juf
frouw Sietske, schor van woede.