KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA Ons )(inderverhaa/. Wie goed doet. goed ontmoet. Bs slimme bedelaar RAADSELS. Knal land gezien!" Professor keeek door z'n verrekijker. Wp'J! gelijk!" zei hij, „maar waar zyn, weet ik niet". lk betl op Fransche les, gfl daarover maak 'k 'n vers- jj. v;nd 't heerlijk daarop te zijn, En P6''1, ^at ^eteekent klein. Zoo zijn er nog veel woorden, Waar ik lang over kan zitten boom en \J3ar met mijn vers moet ik ook klaar komen, En ik maak er dus gauw van 'n end, Met de woorden ik heb op 'n enkelen keer na Altijd mijn les gekend. Germaine Franken. VREESELïJK. (Overgenomen en ingezonden door een raadselvriendje). Hé agent, wat kijkt u smerig! Js dal uw gewoon gezicht? Of wilt u maar indruk maken, Als 'n man van groot gewicht? Zwijg! 'k zal je laten hooren, Wat ik daag'Hjks ondervind, In de voor- en na school uren, Van 't onopgevoede kind. Steenen gooien naar de paarden, Voetbal spelen op de straat, Liefst waar heel veel auto's rijden, Maakt zooiets 'n mensch niet kwaad, En dan belletje gaan trekken. Meiden plagen waar men kan, Doen zooiets wel ferme kinderen, Wie heeft daar nu vreugde van. En de meisjes zijn niet beter, 'Schrijven maar de planken vol, Met de allerdwaaste dingen, Nee dat wordt mij toch te dol. Maar ik zal ze anders leeren, 'k Maak 'n einde aan 't schandaal, En ik geef ze zonder meelij, Voortaan 'n proces-verbaal. Bij het straten oversteken, Niemand kijkt er steeds goed uit, Eerst naar links, en dan naar rechts, Zooals dan toch 't wachtwoord luidt Groot gelijk, m'n klein agentje, Stop de bende in de nor, En dan draai maar erg voldaan, hè. Aan je aangeplakte snor. Een vertelseltje van WILLY WOLBERS. Er was eens een schoenmaker, die heel hard werkte, om voor zich en zijn vrouw aan den kost te komen. Dat was echter met gemakkelijk voor hem, ^'ant hij had geen geld genoeg om leer te koopen; en op zekeren dag was er zelfs niet meer overgebleven, dan voor één paar schoenen. Moedeloos sneed hü dien avond het 'eer pasklaar en besloot, den volgen- oen morgen vroeg aan het werk te gaan. Geheel opgefrischt door een rustigen aaP stond hij op en liep naar zijn werktafel. Maar stel je zijn verbazing voor, toen hü de schoenen kant en klaar voor zich zag staan. Hij kon nauwelijks zyn oogen gelooven en meende, dat hij nog droomde. Maar het was werkelijkheid en toen hij de schoenen eens goed aan alle kanten bekeek, zag hij, dat ze keurig afge werkt waren en op een tentoonstelling wel den eersten prijs konden krijgen. Gauw liep hij naar zyn vrouw toe om haar het prettige nieuws te vertellen. In den loop van dien morgen kwam er een klant, die de schoenen, die hem precies pasten, zoo mooi vond, dat hy ze kocht en er zelfs meer voor betaal de, dan de schoenmaker vroeg. Nu kon hij deze weer flink wat leer inkoo- pen. Hij zette zich dadelyk aan het werk om het leer te snijden, onderwijl een vroolijk deuntje fluitende. Evenwel den vorigen avond ging hij vroeg naar bed, om 's morgens met frisschen moed aan het werk te gaan. Maar zie: daar stonden twee paar schoenen kant en klaar op de werkta fel. Ook deze werden spoedig voor een hoogen prijs verkocht, zoodat ons schoenmakertje nog veel meer leer dan den vorigen dag kon inkoopen. En steeds vond hij het werk, dat hij voor den volgenden dag gereed zette, dien ochtend daarna keurig netjes afge maakt op zijn tafel staan. Op zekeren kouden winteravond, het sneeuwde en het woei hard, zaten zijn vrouw en hij by het vlammende vuurtje er over te praten, wie toch wel die schoentjes zoo netjes in elkaar zette. „Weet je wat." sprak de man, „zullen wij vannacht opblijven en zien, wie dat werk voor my doet?" De vrouw vond het goed, en zoo ge beurde het, dat zij zich tegen een uur of elf in een hoek van de kamer, ach ter een gordijn verscholen om te zien wie er toch zoo gedienstig voor hen was. Een klein lampje stond op de tafel te branden. Tegen twaalf uur kwamen er twee kaboutertjes het vertrek bin nen. Zij hadden haast geen kleeren aan en zagen er koud uit. Eventjes warmden zij zich bij het haardvuur en toen togen zij gauw aan het werk. Dat ging hun zoo gauw en flink af, dat man en vrouw moeite hadden, geen kreet van verbazing te laten hooren, maar zij begrepen heel goed, dat dit de vlijtige kereltjes zou wegjagen. Om een uur of twee stonden weer twee paar schoenen kant en klaar op de werktafel. Weer verwarmden zij zich even en verlieten toen vlug de kamer. Den volgenden ochtend zei de schoenmakersvrouw: „Deze kaboutertjes hebben ons zoo rijk en gelukkig gemaakt, wij moeten hun dus dankbaar zijn en hun ook een dienst bewijzen. Zij hebben haast geen kleeren aan en zagen er zoo echt koud uit, wat zou je ervan denken, als ik eens een pakje voor hen naaide en jij voor ieder een paar schoentjes maakte?" De schoenmaker vond dit een uit stekend plan en toen twee dagen later alles klaar was, zetten de goede luid- jes, inplaats van leer, de keurige kleer tjes en schoentjes op de werktafel en verscholen zich weer achter het gor dijn om te zien, wat de kaboutertjes zouden doen als ze dat alles zagen. Op den gewonen tijd kwamen de kereltjes binnen en wilden weer aan het werk gaan, toen ze opeens de kleeren en de schoentjes voor zich zagen liggen. Zij lachten van plezier, kleedden zich vlug aan en deden van louter plezier een rondedansje onder de tafel En tien minuten later verdwenen zy en het schoenmakerspaar zag hen nooit weerom. Dit hoefde ook niet meer, want vanaf dat oogenblik had de man volop werk en beiden hadden er nooit berouw over, dat zij hun plicht van dankbaarheid niet vergeten hadden. (Nadruk verboden). HET ZWEVENDE EI. Een ei in een vloeistof te laten zwe ven, lijkt al heel vreemd! Om dit kunstje uit te voeren, moet je dan ook tweeërlei vloeistoffen in een glazen pot doen. Eerst vul je den pot half met ge woon water, waarin heel veel keuken zout is opgelost. Daarna vul je de pot heel voorzichtig verder bij met water zonder zout. Het zoute water is zwaar der, dan het gewone en zal zich dus niet vermengen. Daardoor wordt als het ware een soort grens verkregen tusschen de twee soorten water. Deze grens is bijna niet te zien! Wanneer je dan een ei voorzichtig in het water laat glyden, zal het eerst even op en neer gaan in het water en dan op het zout blijven dryven. Het lijkt dan net, alsof het ei ir. het water zweeft. Voor iemand, die de verklaring er niet van weet, is het een onbegrijpelijk schouw spel. Op den hoek van de straat staat een oude bedelaar. Ik ken hem goed en wij praten dikwijls met elkaar. Laatst zag ik, dat hij zich bukte en een sigaren- peukje opraapte, dat een heer naast hem neergeworpen had. Hoewel ik het natuurlijk erg vies vond om aan te ra ken, stak hij het zorgvuldig in een blikken doosje, dat hy bij zich had. Ik ben nu eenmaal erg nieuwsgierig uitgevallen en daarom vroeg ik hem. wat hij daarmede deed. „Van drie zulke peukjes, d.w.z. vqji de tabak, die onder het dekblad nog ver borgen zit. maak ik een cigaret", zei de oude bedelaar. „Hoeveel heb je er vandaag dan al?" vroeg ik verder „Zevenentwintig", was hot antwoord. „Zoo, dan heb je dus reeds 9 ciga retten!".. De oude bedelaar lachte en antwoord de: „Men bemerkt dadelijk, dat U niet goed kunt rekenen Natuurlijk ergerde ik my over dit antwoord, maar tenslotte ben ik toch niet wegsreloonen, omdat mij nieuws gierigheid mij dwong hem uitlegging van zy'n woorden te vragenZeven entwintig, gedeeld door drie was toch 9, of niet soms? „Neen", zei de oude bedelaar, „want als ik negen cigaretten rook, blijven er 9 cigarettenpeukjes over, waarvan ik weer drie cigaretten kan maken en dan bly'ft er nog één peukje over voor mijn verzameling van den volgende dag!".. Hij had werkelijk gelijk, mijn oude vriend! Dertien cigaretten en één peukje!Dat was het resultaat van dien dag. Oplossingen der vorige raadsels. I. Sjerp. II. Marinier. III. Een uur van onbedachtzaamheid, Kan maken dat men jaren schreit. IV. Pul, sul, mul, prul. Goede oplossingen ontvangen van: Mart. L.; Harm. L.; Aio. B.; Corn. M. v. d. V.; Annie v. d. B.; BToukje Z.; Nanny v. d. Z.;, Joop O.; Ada B.; Truus B.; O. L.; J. L.; Jeen v. d. W.; Jan L.; üina W.; Joop K.; Tony S.; Joh. B.; Henk G.; D. de V.; Annie J.; Wim K.; P. D.; Tine D.; Joop P.; Lidi T.; Ina B.; Germ. F.; Maartje S.; Tr. en Adr. A.; Grietje P.; Geertje P.; Annie G.; Jeantje F.; Tini S.; Nel v. d. Z.; Tryn- tje v. d. W.; Nel N.; Jac. N. Beppie A.; Joop K.; Sientje N.; Fommi v. d. W.; Jan W. L.; Marie G.; Tini W.; Rietje W.; Agatha K.; Mona T.; Annie T.; Nel K.; Steef v. A.; Mientje de V Gerard B.; Liesje de V.; Lien v. L.; Jo B.; les en Kees E.; Gretha K.; Cor S.; Andre G.; Jan v. d. H.; Georgeite K.; Nancy Iv.; Gerard B.; J. v. d. A.; Wim M.; G'ertr. en Ipie M.; Martien B.; Maria B.; A. H.; Mientje V.: Stien- tje A.; Henk A.; Marietjc B.; Jaap en Kees K.; Jans en Netty L.; Eva li.; Hennie H.; Bert K.; Coba O.; J. Z.; Jaap v. d. V.; Joh. v. B.; Jackie D.; Jannie R.; Fred. v. B.; Huib. G. W.; Lena O.; Ruurdje R.; Toon T.; Grietje M.; Hetty v. A.; Nel v. D.; Bertus B.; Teetje B.; Liesje de V.; Annie O.; Jenny v. d. Z.; Janny v. d. Z.; Marretje v. R.; Plerma v. R.; K. J. S.; Mien T.; Joop v. B.; J. v. D. Nieuwe raadsels: I. Ik ben een aardworm. Verander m'n laatste letter in een t en ik ben een Hollandsche jongen. II. Welke stad in Zeeland noemt een altyd-groene struik? III. Verborgen vogels: Merkte u wel, dat Wim u scherp aan keek? Gaan zij in den zomer eiken dag zwemmen? Was ys je tekoud op dien warmen dag? Is deze gouden gesp 'echt of imitatie? IV. Mijn geheel wordt met 3 woorden of 9 letters geschreven. Ik ben een be kend spreekwoord: 645—1 wordt gebruikt om meel te dqen rijzen. Een 87—5 moet worden geleerd. 62 is een persoonlyk voornaam woord. Een 345178 is een steke lige plant. Een 977—6 is altijd minder, dan het geheel door G. Th ROTMAN toei° ^°p! zei kapitein Klakkebos, einH- 1 walvisch zijn uitademing be en V.H Aa(E Z'n hoofd was weer vrij „Wat1 „V.1C1 )veer omlaag in zyn bootje. e5, hy viel w€ 'sDftt was het voor weer buiten?" zeijA i Pr°ïessor. „Dat weet ik niet," ik r); „maar in elk geval heb 26. „In elk geval zullen -we er zien te komen!" antwoordde de kapitein. De profesor laadde al zijn bezittingen over in de rakettenboot, en stapte er stapte er zelf ook in. „Klaar?" riep de kapitein. En boem! juist toen de walvisch z'n bek wijd opendeed om een spiering te verzwelgen, schoot het bootje met een knal de buitenlucht in! De walvisch schrok zich 'n aap en maakte een luchtsprong van je welste. 27. In een oogenblik bereikten ze de kust en schoten een breeden rivier mond binnen. Aan den kant stopte het bootje en ze stapten aan land. ,,'t I.ijkt wel, of we aan de Amazone zitten," zei de professor, op z'n horloge kykend. „Dat is de langste rivier van de we reld, ze ontspringt in de Andes en loopt door heel Peru en Brazilië. Dus zijn we hier in Zuid-Amerika!" 28. „Wel, wel, hoe toevallig, daar moest ik nou nèt wezen!" zeide kapi tein. „Maar wat nu?" „We zullen eerst op ons gemak theedrinken," zei de prof, „dan kunnen we de zaak terwijl bepraten." Hy maakte het pak, dat op z'n schouders zat, open en haa ,1e er 'n aantal zonderlinge dingen uit. liet leken wel „opblaasballons". Op een er van begon hij te blazen.... nee maar, wat moest dat worden? I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 21