WAAR RUST TSAAR NICOLAAS II VAN RUSLAND....?
594
VAN ZATERDAG 27 MEI 1933.
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
„Het Naaistertje".
TRJTTEPTIE
Groote waarschijnlijkheid, dat zijn stoffelijk overschot te Parijs ligt.
Fantastische verhalen
door
Dr. MARCEL GIRARD.
Eenige maanden geleden stierf te
Parijs de heer M. N. Guirss, doyen van
den Raad van ambassadeurs van het
oude Tsaristische Rijk, die tijdens zijn
leven enkele verzegelde trommels ont
ving, bevattende talrijke stukken, be
trekking hebbende op de dossiers van
het onderzoek en de processenverbaal
over den moord op de Keizerlijke, Rus
sische familie te Jekaterinenbu rg in
1918. Uit de publicaties van het boek
van N. Solokov, den rechter van onder
zoek, die dooi' Koltehak benoemd was,
wist men, dat de betreffende processen-
verbaal vergezeld waren van overtui
gingsstukken, die in het huis van lpa-
tieff, waar het verschrikkelijke drama
plaats vond, zijn gevonden, evenals die
uit het ravijn van de „Vier broeders",
op twintig kilometer van Jekaterinen-
bnrg, waar de Bolsjewistische, beulen
de overblijfselen van hun slachtoffers
hebben verbrand.
Nadat de dood van den heer M. N.
Guirss bekend werd,deden in Russische
emigrantenkringen de meest verwarde
geruchten de ronde betreffende caset
tes van Solokov, waarin zich de stoffe
lijke overblijfselen van Tsaar Nicolaas
L' en zijn familie moesten bevinden.
Enkelen wisten zelfs te vertellen, dat
deze stoffelijke overblijfselen ergens
tusschen de kolen en de wijnflesschen
m den kelder van de woning van den
heer Guirss moeten liggen. Kort ge
leden publiceerde een Russisch emi
grantenblad te San Francisco, „De
Nieuwe Dageraad" den volgenden brief:
„Naar aanleiding van den dood van
den voormaligen Russischen ambassa
deur M. N. Guirss te Parijs, onder
wiens berusting de stoffelijke'overblijf
selen van de Keizerlijke familie uit
bevonden, hebben enkele Russische
organisaties besloten stappen te doen
om voor een waardige begrafenis van
voor ons allen zoo dierbare over
blijfselen zorg te dragen.
„Een te San Francisco wonende
groep Emigranten heeft zich tot den
geestelijke Antoino gewend met het
verzoek zich te willen belasten met het
opspeuren van deze overblijfselen en
een eventueele beaarding. Reeds zijn
eenige honderden handteekeningen bij
een om dit verzoek kracht bij te
zetten."
De bisschop Antoine heeft reeds
®Uppen ondernomen om zich in het be
zit te stellen van hetgeen er van Nico
laas IJ en zijn familie is overgebleven.
Reeds eerder zijn dergelijke pogingen
ondernomen, die echter afgestooten zijn
op den onwil van de zijde diergenen,
die de mysterieuze casettes door directe
bemiddeling van Groot Hertog Nicolaas
Nicolaievitch, gestorven in den herfst
van 1932 te Nice, hebben ontvangen.
Op het oogenblik van de ontruiming
van Siberië door het witte leger wendde
generaal M. K. Diterikhs, voormalig
commandant aan het Siberische front,
zich tot generaal Janin, het hoofd van
de Fransche missie en verzocht hem
alle dossiers betreffende den moord op
de Keizerlijke familie zoo spoedig mo
gelijk naar Parijs te brengen.
Nadat generaal Janin er in had toe
gestemd, werden enkele persoonlijk
door N. Solokov verzegelde casettes
onder een regen van kogels naar de
onder diplomatieke bescherming staan
de wagon gebracht en kwamen zonder
verdere moeilijkheden in Parijs. Er is
alle reden om aan te nemen, dat na
overleg met den minister van buiten-
landsche zaken, generaal Janin in 1920
de casettes overhandigde aan d'en Groot
Hertog Nicolaas Nicolaievitch, in zijn
kwaliteit als deken van de dynastie der
Romanoffs. Deze was volkomen op de
hoogte van den inhoud der casettes. Hij
gaf zich rekenschap van de buitenge
wone waarde van de zending en meen
de deze niet in zijn bezit te mogen hou
den en er de verantwoordelijkheid voor
te mogen dragen, noch voelde hij zich
gerechtigd er de stoffelijke overblijf
selen van de eKizerlijke familie uit
achter te mogen houden om ze in de
kapel van zijn woning bij te zetten. Na
overleg te hebben gepleegd met gene
raal Janin, overhandigde hij de kost
bare stukken aan den president van
den Raad van Russische ambassadeurs,
M. N. Guirss.
Dank zij de nauwkeurig door Solokov
samengestelde lijst kende men thans
den inhoud van de cassettes. Het waren
hoofdzakelijk talrijke processenverbaal
behelzende verklaringen van getuigen,
conclusies van deskundigen en foto's,
genomen in de omgeving van liet huis
van Ipatieff en de befaamde ravijn der
„Vier Broeders". Verder de complete
inventaris van de goederen van de Kei
zerlijke familie te Jekaterinenburg ge
vonden op het tijdstip van de komst
van het leger van admiraal Koltehak en
tenslotte de lijst van de stukken van
overtuiging, bijeengeraapt op de plaat
sen van den moord na de verbranding
van de verminkte lichamen.
Ook vindt men er talrijke iconen bij,
kleine en groote, ingelijste en losse
foto's, gordels, schoengespen, due aan
de keizerin Alexandra Fedorowna en
aan de groothertoginnen Olga, Marie en
Tatiana hebben behoord, een flesch
met aromatische zouten, een leesglas,
dat de keizerin bij haar dagelijksche
bezigheden gebruikte, een kunstgebit
van professor Botkine, den keizerlijken
lijfarts, verschillende door het vuur
aangetaste stukjes van corsetten, enkele
halskettingen, een edelsteen van tien
karaat, een paar oorbellen en enkele
minder belangrijke voorwerpen. Men
vond op den grond rond den brandsta
pel, waar de Romanoffs werdien ver
brand een groot aantal edelsteenen, het
geen niet verwonderlijk is als men ken
nis neemt van het volgende, door A. A.
Tiegleva, de kinderjuffrouw van de Kei-
zerlijke familie, afgelegde getuigenis:
„Wij hebben enkele bustehouders
van grof linnen gemaakt", vertelt A. A.
Tiegleva, „daarna hebben wij de edel-
steenen in een katoenen omhulsel ge
daan en dit in de bustehouders genaaid
op een wijze, die elk wantrouwen bui
tensloot, Twee garnituren bevatten alle
jiuveelen van de Tsarina, het eene woog
ongeveer 4Yi pond, het andere iets min
der. Het eerste werd gedragen door
Anastatia Nicolaievna, terwijl Tatiana
het andere bij zich droeg. Hetzelfde
werd gedaan met de juweelen van de
Groot Hertoginnen, die dag en nacht
door Olga Nicolaievna werden gedra
gen. Verder hadden wij veel juweelen
in hoeden en zoomen verborgen. Ik kan
me nog een buitengewoon kostbaar
paarlen snoer herinneren en een schit
terende broche met brillanten en sa-
phieren bezet.
De Groot-Hertoginnen hadden uit
St. Petersburg mantelpakken van blauw
cheviot meegebracht, waarvan de knoo-
pen vervangen waren door breede cein
tuurs met twee knoopen. Wij haalden
de knoopen eraf en zetten in de plaats
ervan brillanten aan, die met katoen
omkleed en vervolgens met zwarte zijde
overtrokken werden".
Het spreekt vanzelf, dat vóór de ver
branding de lijken gefouilleerd en aldus
de verstopte juweelen gemakkelijk ge
vonden werden, hetgeen niet belette,
dat enkele aan de aandacht van de roo-
vers ontsnapten en later door de spe
ciaal daartoe ingestelde commissie wer
den gevonden.
In de lijst van Solokov zijn slechts
drie nummers te vinden, waarvan men
met zekerheid kan zeggen, dat ze be
trekking hebben op menschelijke over
blijfselen. die zeer waarschijnlijk aan
een lid van de familie Romanoff moet
hebben toebehoord.
„Nr. 68. Een menschelijke vinger en
twee stukjes menschenhuid. Een des
kundig onderzoek heeft uitgewezen, dat
de vinger deel uitgemaakt moet hebben
van een zorgvuldig door een manicure
onderhouden hand. Men neemt zelfs
aan, dat het een vinger van een vrouw
op middelbaren leeftijd moet zijn ge
weest (Alexandra Fedorowna?)".
„Nr. 65 stukjes been van een zoog
dier".
Bij deze alinea schrijft Solokov: „De
hier bedoelde beentjes werden voordat
ze verbrand werden met een enorme
kracht verbrijzeld. De val der Koltchak-
regeering heeft me jammer genoeg be
let een nauwkeurig onderzoek hierom
trent in te stellen".
„Nr. 66. Stukjes vet, die in den grond
waren gedropen en die in de aarde rond
den brandstapel werden gevonden".
Dit zijn de stukken van overtuiging,
die men d.e overblijfselen van de Kei
zerlijke familie kan noemen.
Vele jaren dacht men niet meer aan
deze voorwerpen, maar op 8 Augustus
1924 richtte de Groot Hertog Cyrille,
pretendent voor de erfopvolging van
het Russische Tsarisme, den volgenden
oproep tot alle Russen:
„In November 1923 heb ik rnjj per
brief gericht tot M. N. Guirss, voorma
lig ambassadeur van het voorloopige
Russische gouvernement, waarin ik
hem verzocht mü de plaats te willen
wijzen, waar de stukken van overtui
ging betreffende den moord op Tsaar
'Hcolaas II en zijn familie worden be
waard. Op mijn brief ontving ik ten
antwoord1, dat deze overtuigingsstukken
zich onder de algeheele verantwoorde
lijkheid van M. N. Guirss bevonden.
Maar eenigen tijd geleden namen de
in het buitenland vertoevende Russen
en ook ik kennis van een mededeeling
van generaal Janin, officieel Kransch
vertegenwoordiger onder admiraal
Koltehak, dat hij buiten de hierboven
genoemde overtuigingsstukken, over
blijfselen van de keizerlijke martelaren
naar Parijs had medegenomen, die op
Mijn dochter krijgt vijfentwintig
duizend gulden mee ten huwelijk. Wat
hebt u daartegenover aan te bieden?
Ik wil u met pleizier een kwitantie
geven, als u er op staat.
(„Rie et Rac").
door
JAMES BAKER.
Het mistte dien avond zwaar, toen
Richard Bates, de jonge talentvolle
kunstschilder, de kleine Madeleine
ontmoette. Juister gezegd: hij was
jogen haar opgebotst, toen haar kleine
".guur in den mist opdook. Bijna was
gevallen, maar Richard had haastig
"■lu arm om haar middel geslagen en
"nor zoodoende voor een pijnlijken
j-u behoed. Hij had een kleine bestraf-
m-e. I)reek gehouden, over jonge
lisjes, die zich tijdens een Londen-
schen mist op straat waagden en zij
had zijn woorden nu en dan met een
«rappige opmerking, in een Fransche
tongval, onderbroken. Richard wilde
het meisje thuisbrengen, maar daar
wilde zij niets van weten. Hij mocht
haar wel een paar straten ver verge
zellen en eindelijk had zij afscheid
willen nemen. Maar hij had haar niet
laten gaan. Zijn kunstenaarsoog had
hem doen ontdekken, dat het meisje
van een bijna klassieke schoonheid
was. „Of zij eenigen tijd voor hem wil
de poseeren?" had hij met smeeken-
de stem gevraagd.
Na zich aan elkaar voorgesteld te
hebben vertelde Madeleine, dat zij
door omstandigheden gedwongen,
sedert drie maanden in Londen woon
de, dat zij op een atelier in betrekking
was en dat zij van dat inkomen in haar
onderhoud én dat van haar moeder
moest voorzien.
Van zijn kant vertelde Richard dat
hij kunstschilder was. „Ik verdien met
mijn penceel precies ge"oeg om niet
van den honger om te komen. Mijn
lieve familie, zeer deftige en achtens
waardige menschen, heeft dan ook het
hopelooze van mijn geval ingezien en
me 'aan mijn lot overgelaten. Maar ik
wil en zal slagen! En u kunt mij daar
bij helpen door voor mij te poseeren.
U hebt slechts een naaister voor te
stellen, wier lief gelaat fijn gevorm
de handen en gratievoile houding haar
goede afkomst verraden. U zult in een
armoedige omgeving zitten, ijverig
bezig met verstelwerk, dat zich naast
u heeft opgehooptIk zie me al de
laatste hand leggen aan het doek, dat
ik „Het naaistertje" noemen zal en
waarmee ik naam hoop te niaken. Maar
zonder uw hulp zal het niets wor
den U behoeft niet alleen te
komen, laat uw moeder u vergezellen."
En in haar grappig taaltje had
Madeleine geantwoord dat zij twee
maal per week zou komen poseeren.
En ze had erbij gevoegd:
„U lijkt me niet een van die man
nen, die in staat zijn het respect
tegenover een vrouw te verliezen.
Waar woont u?"
Na eenige maanden van harden ar^
beid had Richard het schilderij vol
tooid. En met een gerust hart stuurde
hij het doek in, naar de jaarlijksche
expositie, van jonge, beeldende kun
stenaars.
De jonge schilder had voor zijn
model een groote liefde opgevat. Maar
bij elke samenkomst had hij zich tot
min of meer conventioneele .houding
gedwongen, terwijl Madeleine van
haar kant niet verder ging dan het
niaken van de wederzijdsche afspraak,
elkaar bij den voornaam te noemen.
Den laatsten dag van hun samenzijn
pchter had Richard haar van zijn lief
de gesproken en hij was de gelukkig
ste man ter wereld toen zij hem ziju
kus teruggaf.
Den dag volgende op dien van de
oTfieieele opening der expositie, was
Richard's eerste werk naar liet och
tendblad te grijpen om te zien, wat
Mr. Dravton, de gevreesde kunstcriti
cus, ditmaal aan critische opmerkingen
had ten beste gegeven. Niet zoodra
had hij gevonden wat hij zocht, of zijn
blik wérd als door een magneet ge-