KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA Qns kinderverhaal. Kleine Das <en de Reuzenpompoen. Een geschiedenis zonder woorden. RAADSELS. Een verhaal uit het land van onze Transvaalsche taalgenoot- jes. i^og, heel lang geleden, toen alle toeren" nog gelukkig en ongestoord wzamen woonden, was er eens een won- derlp dasje, jullie weet wel, zoo'n klein, slank* wezel-achtig beestje, dat zoo mooi 'eteekend is. Dat dasje nu, waarvan ik 0 reek, had je zult het haast niet ffeloovèn een... olifant tot vriend! |en heelen grooten olifant. Zij woonden tezamen bij een rivier, waar ze genoeg te drinken hadden en ook groeiden er allerlei heerlijke dingen om te eten. Op zekeren dag echter kwam een groote zwerm sprinkhanen zoo'n dikke zwerm, die op een wolk leek, zoo dik, dat je de zon heelemaal niet meer kon zien, en die aten alle gras en alles, wat 'groen zag op. Dasje en zijn vriend Olifant hadden honger enniets te eten! De Olifant zuchtte zoo en zijn maag knorde zoo hoorbaar, dat kleine Dasje er medelijden mee kreeg.... Zoo maakte hij een plannetje. Hij tolde weg naar meneer Swartman's tuin en daar snuffelde hij rond, net zoolang, totdat hü had uitgevonden, waar deze zijn pompoenpitten placht op te bergen. Ineen grooten, aarden pot! Eerst is hij toen gaan kijken op alle hoeken van de «huur, of er neimand was, maar me neer Swartman gaf geen teeken van aanwezigheid; toen heeft hij kalm de pitten uit den pot gehaald. Dat ging nog niet eens zoo heel ge makkelijk, maar met veel zwoegen saagde hij erin twintig gave, mooie, vette pitten uit den pot te krijgen, Daar mede heeft hij het toen op een loopen gezet, zoodat hij weg was, voordat me neer Swartman er iets van gewaar was geworden! Toen zij weer bij zijn vriend, den Oli fant, was teruggekomen, heeft hij Oli fant verzocht hem te helpen, door met zijn groote tanden den grond om te ploegen, waarna Dasje de pitten zou zaaien en Olifant met zijn groote slurf water zou aandragen uit de rivier om ce zaadjes te begieten! Nadat ze een mooi stukje grond had óen uitgezocht, worden de pitten ge- P'ant en eiken dag kregen ze water! Weldra kwamen de plantjes op en be ginnen ze te groeien; grooter en groo- ter werden ze en weldra kwamen er pompoenen aanEn Olifant en Dasje likten reeds hun lippen en dach ten aan den dag, waarop ze zouden kun nen smullen! Eindelijk was die dag ge komen en vanaf dat oogenblik aten Dasje en Olifant iederen dag een paar Vgn de talrijke vruchten op. Maar één Pompoen was erbij, die zoo mooi was, ®o mooi en zoo groot, dat Dasje en Oifant er extra-goed voor zorgden, leuren dag werd die vrucht grooter en grcoter en af en toe zei de olifant: „Ai, Jjiaar dat is een schitterende pompoen, die daar! Ik zou wei willen, dat ik hem yandaag kon opeten!" Maar dan zei Dasje dadelijk; „O neen, daar moeten *e nog niet aankomen; we moeten wachten, tot we meer honger hebben, dan komt hij ons goed te pas en vieren we er feest mee; iederen dag wordt de pompoen grooter, die kan best nog een beetje blijven staan!" Eindlijk waren alle andere pompoe nen opgegeten. Met een zucht van blijd schap zei de Olifant: „Nu kunnen we eindelijk aan onze heerlijke pompoen beginnen!" Maar Dasje hield hem tegen: „Doe het niet! Want het is alles wat we hebben en het jonge gras zal niet lekker zijn om te eten, voordat het eens flink geregend heeft!" Toen hebben ze nog maar wat ge wacht gewachtgewacht. Maar op zekeren dag kreeg Dasje zoo'n enor- men honger, dat hij het haast niet meer kon uithouden. Steeds maar moest hij aan den heerlijken pompoen denken en nog dienzelfden nacht, toen vriend Olifant vast in slaap was gesukkeld, kroop hü zoo stilletjes mogelijk naai de piek, waar d-e pompoen groeide en maakte een klein gaatje erin, aan den kant, waar je dat het minst kon zien! Maar een Da9 heeft een spits snuitje en zoodoende kon Dasje door het kleine gaatje een heel eind in den pompoen doordringen enons Dasje at en dan ook lekker van! Met een groot blad maakte hij het gaatje daarna dicht en ging weer slapen! Den volgenden dag rammelde ce arme Olifant van den hon ger, maar er was nog geen regenwolkje aan de lucht en Dasje had gezegd, dal zü niet aan den pompoen moesten be ginnen, voordal het geregend had °n het gras eetbaar was geworden. Dan moest hij het nog maar een beetje uit houden. Dien nacht kon Dasje het weet niet uithouden. De smaak van den pom poen was hem den heelen dag bijgeble ven en steeds moest hij denken aan den heerlijken maaltijd van den vo'-igen nacht. Dien nacht at hij zooveel, dat zijn kop al in het gat kon. Den volgenden dag was de Olifant zoo geweldig hon gerig, dat hii een lang gesprek met Dasje had, of ze toch maar niet aan den pompoen zouden beginnen! Maar Dasje hield aan: „Neen, we moeten wachten op de regenwolken!" En wéér wachtte de arme olifant ge duldig tot de regenwolken kwamen. In- tusschen at het stoute Dasje meer en meer van den pompoen! Op het laatst was er niets meer, dan de schil over gebleven! Toen klom hii naar binnen enviel daar in slaap! Den volgenden morgen keek Olifant overal, waar Dasje wel kon zijn, hij wachtte een tijd ,maar wie er opdaag deDasje niet! Toen stapte Olifant op den pompoen af enhap! Daar ging de pompoen heelemaal naar bin nen!!Zóó'n honger had de arme dikhuid gehad!.... Toen Dasje wakker werd, had hij een benauwd en warm gevoel over zich. „Wat Ï9 er met mij gebeurd? Waar ben ik? Waarom is het hier zoo donker en benauwd?" Hii woelde, krabde en beet, totdat de pompoenschil brak en hij tegen den binnenkant van den olifant z'n maag terecht kwam! Toen hij daar ook begon te krabben en te woelen, kreeg de arme Olifant het danig be nauwd en om het pijnlijke gevoel in zijn maag wat te verzachten, rende hü naar de rivier en slokte een groote hoeveelheid water binnen, zoodat Dasje haast kon zwemmen in de olifantsmaag! Nu begreep Dasje eindelijk de situa tie! „Wacht maar," zei hij, „ik kom toch wel buiten!" En hij ging als een dolleman te keer in de olifantenmaag. Daar kreeg Olifant het zoo benauwd van, dat hii moest overgeven en zoo kwam Dasje weer op aarde. Daar nam hij een bad en vertelde aan Olifant zijn schelmenstreek! Maar ze konden elkaar niets verwijten, want Olifant had zóó maar, zonder een stukje voor Dasje te bewaren, de heele pompoen ingeslikt! Daarom werden ze na een klein kibbel- partiitje maar weer vrienden en dikke vrienden ook! En dat bleven ze tot het eind toe. VOORZICHTIG, NIET SNIJDEN! Hoe dikwüls komt het niet voor, dat wü, jongens, ons zakmes moeten gebruiken. Want de trots van iederen jongen is.... een flink zakmes! Maar in den yver van het werk komt het eveneens herhaaldelijk voor, dat men zichzelf leelijk in den vinger snijdt! En dan is Leiden in last, zooals het spreekwoord zegt. Ook de stompe zyde van de kling kan soms, bij langer ge bruik en bq het doorsneden van hard hout, door de wrijving en drukking wondjes of blaren veroorzaken. Dat alles kunnen wjj vermijden door tegen den rug van het mes, waar onze vin gers drukken en aan de andere zijde van het door te snqden stuk een stuk van een oude, doorgesneden gummi- slang of een stukje kurk te leggen. Ongelukken zijn dan ten eenenmale uitgesloten. *rv T-r-ir - („Guerin Meschino"). De oplossingen van de vorige week zijn: I. De wolf en de zeven geitjes. II. De vorst. III. Duinpan of dakpan. IV. Stucadoor, rood, Caro, rust. Goede oplossingen ontvangen van: K. S.; M. de G.; Ruur R.; Gretha B.; Jo. v. d. R.; J. v. D.; J. v. B.; Bert K.; Lien de G.; Annie v. d. H.; Beppie A.; Dinie K.; Dina W.; Jansje L.; Japie B.; Marietje B.; Liesje de V.; Nellie v. D.; Tr. v. T.; M. L.; Jelle K.; Lien v. L.; Roel K.; G. F.; Ina B.; Tr. d. V.; K. en J. K; Bertus B.; Jeen v. d. W.; Harm L.; Toon T.; Emma J.; Jopie Oor J.; Froukje Z.; Albert B.; Geertje P.; Adr. A.; Dirkje P.; Grietje M.; Arie H.; Geertr. en Ipie M.; Mientje B.; W. v. W.; Alb. v. d. L.; Joh. FT; Henk A.; Nellie N.; Grietje K.; Jac. N.; Lientje N.; Mart B.; Ati v. S.; Marie B.; Annie v. d. V.; Cor S.; C. L.; Jan L.; C. L.; Mien V.; Tini W.; Rietje W.; Stientje A.; Jan Z.; Bertus M.; Toosje M.; Annie O.; Cl. J. K.; Mar. v. R.; Ger. B.; Jo B.; Agatha K.; Ada B.; Truusje B.; Jan en Jen v. d. Z.; Tony S.; Lida T.; Dedi de V.; Annie T.; Mona T.; Bep. v. O.; Cor K.; Saar K.; Hetty v. A.; Wim M.; Joop K.; Jan G.; Henk G.; André G.; Herman K.; Mientje T.; Joop O. Nieuwe raadsels. L Myn geheel bestaat uit zeven letters en is de naam van iemand, die erg klein is! 5, 6, 3, 7 is een vogel. 1, 3, 4, 2 vind je in ieder huis. I. 4, 4, 2 is het tegenovergestelde van goedkoop. 5, 6, 7 is scherp. 6, 1, 6 is een dorp in Gelderland. II. Vul in en maak een bekend Hol- landsch spreekwoord van: Sch. m. .r, bi.ij j1..t! III. Wim wist al heel vroeg, wat hü wil de worden. Ik zal het jullie gemakkelük maken, om het te raden: een insect, een klinker en een inwendig orgaan, schrijf die maar eens op. Weten jullie het al? IV. is een deel van een schroef. beteekent hetzelfde als vlinder. Nog twee letters er achter en ge hebt een plaats in de provincie Zuid-Hol land. door G. Th ROTMAN verr' ^aar het was, zooals gezegd, een Spa e ,Weg, en door de geweldige in- nin8 waren onze arme werelarei- GifdeS ^ootlmoe- Ze lieten zich dan ook r*eg tegen een boom neervallen, armo n "laar wist, wat er van myn kanit VPhelia geworden is," zuchtte de vatl „En ik wou, dat ik de armen om lieve moedertje maar weer Prata voelde!" antwoordde de °iessor met 'n zucht.... 50. Maar het was geen rustige slaap, tenminste niet voor de kapitein en den professor. De kapitein droomde, dat hy weer thuis was, met tante Ophelia, en de professor droomde, dat hy weer in Holland terugkwam en zyn moeder hem met een hartelyke omhelzing ver welkomde. Maar au! au! wat was dat? Die omhelzing werd wel een beetje al te hartelük! De prof schrok wakker en bemerkte tot z'n ontzetting, dat het de beer was, die hem, uit z'n verdooving ontwaakt, omhelsdel 51. De kapitein, die door het lawaai, dat de professor maakte, dadelyx wakker geschrokken was, rukte het pak van zyn rug, opende het en stak één, twee, drie, den beer een volle flesch wün tusschen z'n tanden. Nu, het drankje scheen het beest goed be vallen te zyn, want het begon dadelük gulzig te slokken en was binnen twee minuten weer geheel buiten westen. Je begrüpt, dat hij dadeiyk voorzichtig heidshalve stevig gebonden werd! 52. Het gevaarlyke beest werd nu. gauw naar het bootje gebracht en daarin gelegd. Intusschen was het al aardig donker geworden, en het werd ty'd, een geschikt nachtverblyf te zoeken. Aan den zoom van het bosch werd een groot vuur aangelegd en, terwül een flinke pot eten daarboven hing te koken, zaten ze gezellig keu velend byeen. Maar wat was dat? ,.Au!" riep de kapitein opeens....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 19