ül HH Él
11
m 'm
i wm m
\M m
Wkry m,.y
1
Hl
SCHAKEN.
B. Koch,
1.
2.
s'.
r
DAMMEN.
i
1 1
m
m. m
TOB NOOIT HOEKJE
De oplossing van het probleem van Pospisil zal ik de volgende maal be
spreken. De schaakredacteur van de Alkmaarsche Courant kreeg onlangs een
zoon, Hans genaamd. Naar aanleiding daarvan componeerde de heer Coykaas
te Alkmaar onderstaanden tweezet, motto: Hans. De zwarte koning (Hans)
staat hulpeloos in de vijandige wereld, in welks midden hij is neergezet.
P. Coykaas.
Alkm. Courant 1933.
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Wit: Kg5, Dg7, Lfl, Pd6, pi a6, c2 en d2. Zwart: Kdó.
De volgende partij werd gespeeld tusschen den eersten en tweeden prijs-
winner van het onlangs gehouden meestertournooi te Berlijn.
K. Richter.
e4
e6
d4
d5
Pc3
Pf6
4,
Lgó
Le7
De normaal verdediging van de Fran-
sche partij.
5. 1,16: Lf6:
Wit kiest een voortzetting van Mieses.
6. e5 Le7
7. Dg4 0-0
8. Ld3 fö
9. Dh3 co
Zwart staat nu goed.
10. dc5Pd7
14. f4 Pc5
12. 0-0-0 b5
Volgens den Duitschen meester Schla-
ge-
13. Lb5Tb 8
14. Pge2 Da5
Voortzetting van Brinckmann.
15. Pd4 Lb7
16. g4 Pe4
17. gf 5Pc3:
Op eiken vleugel valt een partij aan!
18. Dc3Lb4
Da2: is nog niet genoeg voorbereid.
19. Db3 La6
Wit verliest nu een stuk, daarna La6:
Ld2f zou volgen.
20.
Thgl
Tb5:
Na Lbö:
kon Pe6
21.
Pb5
LbS:
22.
f6
g6
23.
a3
Lcö
24.
Tg5
Da4
Hier voert Dh3, Lgl
DcSf tot remise.
De6:f, Tf7,
25. Dg3
TcS
Nu dreigt Le3f.
26. Kbl
Le3
Sterker is La3
27. Tg6
Kh8
28. Tg8f
Tg8:
De zwarte toren moet van de c lijn af.
29. De3Tc8
Nu blij kt waarom La3: beter is.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
Td2
f5
Dgl
Tg2
Tg8 :f
Dd4
Le8
Lf7
Tg8
Dd7
Lg8
Lf7
Lg8
Na ef5: kwam e6.
36. Dc5
Dit is mis. De8 moest geschieden. Wit
moest nu Df8 spelen.
37. De7
De7
38. fe7
Lf7
39. f6
Lg6
40. Kcl
Kg8
Wit probeerde beter
a4, b4 en
41. c3
Kf7
42. Kd2
Ke8
43. Ke3
Kd7
44. Kd4
Kc6
Nu is het remise.
45. b4
a6
46. a4
Kb6
47. c4
dc4:
48. Kc4:
b.6
49. Kd4
L17
remise.
Een spannende partij.
Dr. P. FEENSTRA KUTPER.
Alles betreffende deze rubriek te
adresseeren aan:
G. L. GORTMANS
Roerstraat 101 11
Amsterdam (Z.)
Probleem van J. de Bree, Amsterdam
Eindspel van C. Blankenaar
te Rotterdam.
fj
I fm wm
Zw. 4 sch. 10, 13, 17, 19 en dam op 5.
Wit 4 sch. 12,-14, 23, 28 en dam op 21.
Wit speelt en wint.
6
16
26
36
46
asg 5|P
H Ét
MC
AF
15
25
35
45
Zw. 3, 5, 7, 9, 12, 17, 18, 20, 26, 28,
en dam op 45.
Wit 15, 23, 24, 29, 32, 35, 36, 42, 46,
48, 49.
Wit speelt en wint.
Oplossing van eindspel Blankenaar:
Zw. 1 schijf op 7 en dam op 5
Wit 2 schijven op 25 en 46 en dam op 4.
Wit speelt en wint door:
1. 4-31 7-12
Op 5—10; 31 37, 10X41; 46 37 enz.
Op 7—11; 31-37, 10X41; 46>;37 eez.
2. 25—23 5—10 of 19 tot 32
Op 12—18; 31X4, 5—23 b.v.; 20-14,
23X5; 4—31 en 31—37 w.
Op 12—1731—37, 5X4146X37 w.
3. 31—37 5X41
4. 46X37 12—18
Op 12—17; 20-15 w.
5. 20—14 18—23
Op 18—2237—32 w.
6. 14—9 23—29
Op 23-289—3, 28-33 3-17, 33-38;
17—21 w.
7. 9—3 29-34
8. 3—17 34—40
9. 17—50 40-45
10. 37-31 w.
Oplossing leekenprobleem: standzw.
2 schijven op de ruiten 14 en 32 en wit
een dam op 15. Wit wint door een
zeer karakteristiek systeem. Hij plaatst
de dam op ruit 42, zwart is gedwongen
te spelen 14 op 19; wit plaatst dam
42 op 15, de eepige zet om te winnen;
zwart moet 19 naar 23 spelen (want op
32 naar 37 krijgt zwart gelegenheid de
reide zw. schijvèn gelijktijdig te be
dreigen door te spelen 15 op 10); wit
speelt 15 thans naar ruit 20, zwart
dwingend 23 naar 28 te spelen (want
32 naar 37 mag niet wegens de dub
bele dreiging door 20 naar 14); nu
gaat de dam 20 weder naar 42; er
blijft zwart nu nog slechts te offeren
door 32 naar 37 of 28 naar 33, waarna
wit het stuk slaat en de overblijvende
zwarte schijf juist op tijd houdt.
Nieuw leekenprobleem: wit heeft 4
schijven op de ruiten 33, 34, 40 en 45.
Zwart heeft 3 schijven op 24, 25, en
32. Wit speelt en wint in totaal 3 zet
ten (inclusief den eind.slag).
Bij de helderziende.
„Een oogenblik, dame, ik zoek al
sinds vanmorgen mijn bril"....
HET LUCHTSCHIP NADERT
ZIJN VOLTOOIING.
Geregelde verbinding met
de V. S. in het verschiet?
Het nieuwe Duitsche luchtschip „LZ
129" is gebouwd met het oog op de
toekomst en de eischen, die er dan in
het luchtverkeer zullen gelden; met
name heeft men gedacht aan een ge
regelde verbinding met de Vereen igde
Staten. Het zilverig glanzende ge
vaarte wordt bijna 250 m. lang, m.a.w.
ruim 12 m langer dan de „Graf Zep
pelin". Het gasvolume bedraagt
190.000 m3, het hefvermogen 210 ton.
Ook bij dit luchtschip hebben de met
waterstof gevulde gascellen een dub
belen wand, waartusschen helium is
gepompt, terwille van de veiligheid.
Het goedkoope, doch zeer licht ont
vlambare waterstofgas kan dan geen
kwaad stichten, terwijl men niet in de
hooge kosten vervalt van een geheel
met helium gevuld luchtschip, wat uit
een oogpunt van veiligheid het ideaal
zou zijn. Door een vernuftige techni
sche installatie gaat er zelfs bij een
beschadiging van gascellen slechts
weinig helium verloren.
Voor het comfort van de passagiers
is gezorgd op een wijze, die doet den
ken aan een mailboot of aan de zoo
rampspoedige „R. 101". Men vindt er
een volkomen brandvrije rookkamer
en een bijna 400 m lange wandelgang,
die eveneens voorziet in een groote
behoefte, aangezien de ruimte in den
gondel toch altijd beperkt blijft.
Vermoedelijk zal de „LZ 129" wor
den aangedreven door vier met zware
olie gestookte motoren; verschillende
fabrieken hebben proefconstructies ge
leverd of houden zich daarmee nog be
zig. Het merk kan daarom niet worden
opgegeven.
LES IN ZELFVERTROUWEN.
Daar opvoeding bestaat uit het onder-
richt in het gebruik van geestelijke
zooowel als lichamelijke krachten is het
gemakkelijk te begrijpen, dat geschikte
kerngedachten, die zelfvertrouwen, doel
bewustheid en eerzucht uitstralen, hier-
bij een groote rol spelen. Voor opvoe
ders is het raadzaam, dat zij hun pupil-
len niet alleen zelf geregeld kernge
dachten voorhouden, maar dat ze er ook
eenige in zoo eenvoudigen vorm samen
stellen, dat de kinderen ze zonder hulp
zelf kunnen uitspreken.
Het is op juiste wijze tot ontplooiing
brengen van de ikheid, de persoonlijk
heid, die de menschen naar hun levens
doel voert. De voornaamste formules,
die het gedachtenleveri van een ener
giek, volhardend mensch uitdrukken,
zijn: „Ik kan" en; „Ik wil". De ge
dachte aan deze twee formules moest
een veel grootere plaats innemen in de
hoofden van degenen, die het tot iets
brengen willen. Maar al te dikwijls is
do menscheliike natuur geneigd, om
aan het eigen kunnen te twijfelen. En
in vele gevallen zijn menschen van hun
kindsheid af door hun omgeving op de
meest systematische manier van alle
zelfvertrouwen beroofd geworden, en
dat met de beste bedoelingen.
Onlangs kwamen wij in onze praktijk
in aanraking met een jongen man, dié
aan zulk een volslagen gebrek aan zelf
vertrouwen leed, dat hij niet eens met
flink opgericht hoofd dengene tegen
wien hij sprak, durfde aanzien. Zijn ge-
heele leven was zijn wil en kunnen stel
selmatig verslapt door zijn omgeving,
die van meening was, dat hii tot niet
veel in slaat was. Van jongs afaan was
hem den toegang tot elke gelegenheid
om zelfstandig te handelen, afgesneden.
Zijn geest was zoodanig doortrokken
van de idee „ik kan niet", dat hij wer
kelijk tot weinig activiteit in staat bleek
op het oogenblik dat hij onzen raad
kwam inwinnen.
Wij legden hem toen uit, hoe zijn le
ven tot nu toe door de fatale gevolgen
van negatieve kerngedachten in elke
ontwikkeling gestuit was. En wij wezen
hem, hoe hü de negatieve kerngedach
ten, waarbij bij ongelukkigerwijze was
opgevoed, kon vervangen door positieve,
frissche, krachtgevende kerngedachten,
zoodra hij begon te werken op den gees
telijken grondslag: „lk wil, en kan
dus ook", ging het hem aanmerkelijk
beter. Zijn zelfvertrouwen is bezig, ook
het vertrouwen van anderen voor hem
te winnen.
Men kan zich niet vroeg en niet
ernstig genoeg toeleggen op het ver
krijgen van zelfvertrouwen. Zelfver
trouwen is de hoeksteen van de ontwik
keling van iemand's persoonlijkheid,
zoowel als van zijn carrière. Zonder
zelfvertrouwen kan men in geen een
opzicht, in geen enkele richting slagen.
Om voldoende zelfvertrouwen te ver
werven is het noodiig, dat men zich
eiken dag weer opnieuw verzekert, dat
men hetgeen men te doen heeft gemak
kelijk volbrengen kan en dat het doel,
dat men zich voor oogen heeft gesteld,
alleszins bereikbaar is. Men late zich
hierbij niet van zyn stuk brengen wan
neer men bemerkt, dat men anders
tegenover sommige levensvraagstukken
staat, dan eenigen tijd geleden het Re-
val was. Dit is n.1. een zeer normaal ge
volg van den groei van onzen geest.
van onze vorderingen op geestelijk ter
rein. De geest is geen stilstaand water;
het is een steeds-in-beweging verkee-
rende stroom, die zich harmonisch aan-
nasi; aan het landschap waar hii door
heen stroomt. Ieder mensch beschikt
over het vermogen om zich zijn levens
ervaringen persoonlijk ten nutte te
maken. Er staat geen leeftijdsgrens
voor het bereiken van een levensdoel
sommigen bereiken het in hun jeugd,
anderen in hun levensavond. Weer an
deren bereiken het nooit, omdat ze mis
sen, wat hun geest friseh, hun energie
paraat, hun volharding op peil moet
houden: Zelfvertrouwen!
Dr. JOS. DE OOUK.
„Zeg eens, opnasser, wat kosten zoon
naar olifanten? Ik wil n.1. een olifanten
farm aanleggen, met de hoenderfokke
rij is toch niets meer te verdienen! t
Wat doet u hier?
Ik verzamel lompen, professor.
Eigenaardige sport; heeft u reef
een mooie verzameling?