Twintig gulden per seconde.
trap van organische ontwikkeling be
reikt. Het kleine wezen, in al zijn ge
waande nietigheid, was den niensch
voor.
Van waar deze enorme elasticiteit en
levenskracht die haar voortbestaan tot
op onze dagen hebben verzekerd, wat
er ook met onze planeet moge gebeurd
zjjn? Gedeeltelijk omdat de insecten
het in hun ontwikkelingsgang niet ge
zocht hebben in al maar door vergroo
ting van het type, van het specimen,
niet ais de mammoet tenslotte vormen
en afmetingen is gaan aannemen die
den overgang moesten teweegbrengen
van het geslacht, maar integendeel
juist altijd kleinere vormen hebben
aangenomen. En dan, inplaats van,
zooals de werelddieren, een „geraamte"
te bezitten, waaromheen zich de gan-
sdhe uiterlijke cellenbouw heeft ge
bouwd, bezitten zij een veel soepeler,
taaier en toch lichter „uitwendig" ge
raamte, een soort pantser dat zich
uitermate leent tot veelzijdige ontplooi
ing, vervorming en aanpassing. Boven
dien hebben zij de beschikking over
veelzijdig ontwikkelde organen, die de
functie vervullen van de talrijke werk
tuigen, welke den mensch zich heeft
moeten uitdenken in veel moeizamen
hersenarbeid. Het insect kent slechts
een zeer korte periode van kindsheid,
heeft een kort leven en kent niet de
lasten van ouderdom. Eindelooze gene
raties van insecten hebben eindelooze
aanpassingsmogelijkheden geschapen
en zoo moeten we het aantal insecten
soorten schatten tusschen de 3a 4 mil-
lioen. En tenslotte mogen we ook niet
uit het oog verliezen, dat ze, tengevol
ge van een alle vernietiging trotsee-
rende vruchtbaarheid, een bijna onge-
evenaarden en onverstoorbaren strijd
om het bestaan kunnen voeren, met
ongekend succes.
Een der grootste entomologen van
dezen tijd, L. O. Howard, heeft in dit
verband nagegaan hoe het staat met
de nakomelingschap van een eenvou
dige overwinterde huisvlieg. In een
tijdsbestek van 4 a 5 maanden heeft
zóo'n vlieg 720 millioen kinderen en
kleinkinderen voortgebracht; één enke
le plantenluis, die nauwelijks meer dan
één milligram weegt, brengt in één
seizoen theoretisch een nakomeling
schap voort van meer dan 16 milliard j
pond. Het gewicht van de heele leven
de menschheid bedraagt in totaal
slechts 3 milliard pond!
Insecten beschikken over een relatief
phenomenale spierkracht. Men denke
bovendien eens aan de decentralisatie
van hel zenuw-, bloed- en ademhalings
systeem, dat onze kleine wezens in
staat stelt betrekkelijk groote verwon
dingen te boven te komen. Men denke
aan den mysterieusen, topochenischm
zin der insecten die het hen mogelijk
maakt als het ware in de ruimte en op
verren afstand te tasten en te voelen;
verder hebben zij een onbegrensd le
vensmilieu. Ze leven bij temperaturen
van 051 graden, ze leven in de lucht,
in het water, op aarde en in de aarde,
in de donkere holten, in de vezels van
planten en in de cellen en ingewanden
van dieren, tot zelfs in petroleum houdt
de larve van een bepaalde insecten
soort het nog uit.
Is het dan teveel gezegd, wanneer we
hier spreken van een titanisohen strijd
van den mensch tegen het insect?
Howard zegt, dat we leven in „de
eeuw van het insect". En gedeeltelijk
hebben we daaraan ook zelf schuld. Met
onze moderne middelen van verkeer
hebben we de insecten over de heele
wereld op voortreffelijke wijze ver
spreid en alles geïnfecteerd. In de
Ver. Staten bijv. houdt men nauwkeu
rige administratie van wat de strijd
tegen het insect kost: jaarlijks onge
veer 2 milliard dollar. Als men het be
drag over de heele wereld besteed aan
insectenverdelging moest kennen, men
zou wellicht duizelen bij deze milliar-
denberekening!
Frankrijk berekent zijn schade door
meeldauw aangebracht, gedurende de
laatste 50 jaar op 25 milliard. En denk
daarbij eens aan de vele besmettelijke
ziekten die door insecten worden over
geplant.
Wat doet de mensch tegen dezen
gemeensehappelijken vijand?
Een schitterend voorbeeld van een
meesterlijken veldtocht geeft ons de
strijd in de Vereen. Staten tegen bijv.
de uit Europa overgebrachte middel-
landsche vruchtenvlieg. Sinds een
eeuw zet zii haar vernietigenden arbeid
over de heele wereld voort.
Sedert 1870 wist men in Amerika dat
deze insecten soort ook daar zijn in
trede zou doen. En na zich duchtig te
hebben geweerd met allerlei afweermid
delen, was op 6 April 1929 de cata-
strophe onvermijdelijk: de vruchten-
vlieg had haar giorieuse intrede in de
Ver. Staten gedaan!
Het congres stond dadelijk een cre-
diet toe van 4.5 millioen dollar en de
staat Florida die het meest onder de
vernietiging door het insect te lijden
had, vergrootte het fonds uit eigen mid
delen. Een systematische verdelgings-
strijd werd georganiseerd, een radicale
chemische reusachtige veldslag, zooals
men hem nog nooit gekend had tot
hiertoe. Vele ondernemingen en ban
ken, die deze steunden, gingen de eer
ste maanden ten onder, doch na een
jaar strijd was de overwinning zeker:
de vruchtenvlieg was zoo goed als uit
geroeid. En men is vast besloten, als ze
terugkeert, haar met dezelfde midde
len uit te roeien.
Maar uit dit voorbeeld kan men lee-
ren, dat de oorlog tegen de insecten
een zeer urgent en belangrijk vraag
stuk is. De verliezenlijst in dezen oor
log is een enorm groote. Jaarlijks tal
van menschenlevens, ongewoon groote
hoeveelheden goederen en reusachtige
kapitalen.
De vraag zelfs, of de mensch zich in
zijnen strijd om het bestaan tegenover
het insect zal kunnen handhaven, is
een van de allergewichtigste. Het is
geen academische vraag van de toe
komst maar een vraag van den dag.
De wetenschappelijke verkenner in
leven en organisatie van het insect is
in dezen oorlog de man, die de vijan
delijke stellingen naspeurt, zijne
wapens en zijne sterkte nagaat. En als
eenmaal de zwakke plaatsen des vij-
ands zijn ontdekt, dan is het bestrij
dingsmiddel gauw gevonden. Want dan
hanteert iedere landbouwer, iedere
planter, iedere sterveling het wapen
dat hem in de hand wordt gelegd door
den grootsten wapensmid van den nieu
wen tijd: den chemicus. Deze verdel
gingsoorlog is internationaal, kent geen
grenzen en laat zich niet beperken
door bergen noch zeeën; hier slaat de
menschheid over de heele wereld de
handen in elkaar, want het gaat om
leven en dood: tegen den internatio
nalen en nationalen vijand, het insect.
Haarlem, Juni 1933.
Hoe oen film tot stand komt.
door
S. PORTOR.
„Waarom zijn er niet veel meer goede
films?" vraagt het publiek. „De zaak
is toch eenvoudig genoeg; een goed
idee en een aardige filmster, eenige da
gen opnamen maken en dan een bios
coop huren
Ja, dat i9 nu het gevolg van die films,
die ten doel hebben om bet publiek de
techniek van de geluidsfilm uit te leg
gen. Ze stellen alles zoo eenvoudig mo
gelijk voor en daardoor verliest men
alle besef van de moeilijkheden, die aan
de productie van een film zijn ver
bonden.
Deze moeilijkheden zijn allereerst van
financieelen aard. Verondersteld, men
heeft een goed onderwerp. Dan is dit
öf afkomstig van een scenarioschrijver,
met wien een (niet bepaald eenvoudig)
contract moet worden afgesloten, öf uit
een boek, en dan moet er met een schrij
ver daarvan onderhandeld worden, wat
ook niet eenvoudig of goedkoop is.
Is men zelf geen filmproducent, dan
dient men er een te zoeken, cie genegen
is om deze film te financieren. Dit is
nog het moeilijkste van files. En dan
komt de eerste reg'evergadering. Daar
bij moeten de producent, de productie
leider, de regisseur, de fotografen, de
artistieke adviseur, de architect en nog
een dozijn andere zeer gewichtige per
sonen aanwezig zijn. En het doel van
de vergaderingen is een scenario, waar
mee zij het allen eens zijn. Hier wordt
beslist, wie de hoofdrollen vervullen,
wanneer en waar de opnamen zullen
beginnen, enz. Ook een leek' kan begrij
pen, dat zuik een regievergacering ge
woonlijk weken duurt. En de voornaam
ste, meest besproken kwestie op die
vergadering is en blijft: wat de film
mag kosten. De som wordt van tevoren
bepaald en varieert van 2500 dollars tot
meer dan een millioen. Volgens con
tract mag dit bedrag niet worden over
schreden; daarvoor moeten de produc
tieleider en de regisseur zorgen. Dit is
de reden, dat deze beide personen als
regel slecht met elkaar kunnen op
schieten.
Wanneer de opnamen kunnen be
ginnen, is het belangrijkste werk reeds
gedaan. Er wordt voor een nauwkeurig
vastgesteld aantal dagen een studio ge
huurd, wat 500 dollar per dag kan kos
ten. Zonder toestellen is het wat goed-
kooper, maar dan ontvangen de foto
grafen zooveel te meer voor het mee-
brengert van hun eigen toestellen. En
dan komt het legertje van menschen,
die aan de film meewerken, plotseling
in actie. Het technisch personeel is ge
woonlijk veel talrijker dan de acteurs
en actrices.
Op een dag waarop opnamen worden
verricht, kosten een seconde 7 a 8 dol
lar, m.a.AV. 20 gulden. Een opname, die
visueel of acoustisch wordt verknoeid,
vertegenwoordigt een verlies van hon
derden guldens. De nerveuse spanning
in een filmstudie laat dan ook niets te
wenschen over. Altijd de vrees bijna
de zekerheid dat de film duurder
wordt dan zü mag zijn, en daarna nog
d« vrees voor de critici en de neigingen
van het publiekneen, het produ-
ceeren van films behoeft men niet voor
zijn plezier te doen.
„Nouen die oplossing?" infor
meerde hjj.
Mies wachtte even, dan triomphan-
telijk rondblikkend, sprak ze: „Met
z'n allen!"
Er heerschte een korte stilte.
„Met z'n allen?" vroeg Karei dan,
wat aarzelend, „je bedoeltmet z'n
allen in pension? en dan opeens, alsof
het nu feitelijk pas goed tot hem door
drong. „Wel alle menschen... daar
zeg je zoo wat... met z'n allen! Da's
een idee, zeg!" Hij wendde zich tot
Reuvers. „Wat zeg jij d'r van? Dat lijkt
uie niet zoo bar duur!"
Reuvers haalde de schouders op.
,,'t Zal toch nog een massa kosten
boor!" meende hij en dacht aan den
afslag, welke met enkele weken weer
was te verwachten. Allemenschen, hoe
kon het nog allemaal! Maar, Alida was
zuinig, dat was waar, anders was hij er
Ook niet gekomen, hoor, vast niet!
Ochhij haalde in gedachten bijna
onmerkbaar de schouders op. Verhoef,
die klaagde nu eenmaal altijd maar
ondertusschenz'n zaak marcheerde
toch nog maar en d'r gingen d'r wel
beroerder, hoor, dan de zijne
„Hoor je dat Nico?" wekte zijn vrouw
hem uit zijn gepeins, ,,'t komt haast
even goedkoop als dat we
„Wat wilde hij weten?"
„Hè, verweet zijn vrouw hem, heb je
dan zitten slapen? Zoo'n huisje natuur
lijk als we met z'n allen zoo'n huisje
huren op de Veluwe... dan doen wij
zelf het huishoudenkost het je
niks!"
„Nu, jamaar dan kun je wel
thuisblijven ook!" vond hij, „daar heb
ben jullie niets aan dan kun je van
den ochtend tot den avond koken en
huishouden doen en weet ik wat meer?
Nee dat doe ik in geen geval, maar,
als we nou 's informeeren wat het kost,
met z'nhoeveel zijn we? O, ja
jullie vijf en wij vier, da's negen dus,
als we nou met z'n negenen eens twee
weken in pension gaan? Hoe vind je
dat? Kijk 'siets kunnen we toch in
elk geval wel missen!" Hij keek naar
Karei, die knikte.
„Ik vind het best" vond hij ook en
dienzelfden avond werden eenige pen
sions aangeschreven, waaruit eenige
dagen later, na gemeenschappelijk
overleg, een keuze werd gedaan! En
zoo was de beslissing gevallen
„Tja!Reuvers weifelde. „Karei
wel, maar Mies... pas op!" hij greep
Wim bij den arm, „blijf toch hier,
aap!" Voor het station wachtten ze...
De klok draaide langzaam voort
„Zie je nou wel?" vond Alida, ,Jk
dacht het aldie komen natuurlijk te
laatwat moeten we dan, Nico?"
Reuvers keek op zijn horloge, hoewel
hij vlak onder de groote stationsklok
stond.
hier!"8'k W<?et h<?t niet-'- Aaltje,
Hij trok zijn dochter weg voor een
aansuizende taxi die vlak voor hun
voeten stilhield.
„Daar! kreet Alida dan opeens, in
de auto!
Reuvers floot tusschen zijn tanden
wierp zijn vrouw een veelzeggenden'
blik toe De begroeting was hartelijk,
ï°Tt e" met ®en blik op de klok
jachtte Reuvers: „Kom... vooruit...
opschieten, menschen... opschieten!"
„liere) we hebben nog alle tijd!" deed
erhoef bereisd. „We zijn geen dag-
jesmenschen en hij keek met een
schuinen blik naar de valiezen die door
t e andere familie werden meegetorst.
„Heb jij niks bij je?" informeerde
Reuvers, cie den blik had opgevangen.
(Slot voljrt.)
„Meneer Bandt heb mooie v»u,
pootjes". ar%
„Meneer Laan is een lekkere
en apenootjes heb ie ook
„Meneer Zegel heb een mooie btl,
Wat dat nou allemaal is? Nou w
pie is zich aan 't oefenen voor de ir
dersche swiepsteeke, dat is der
wel geen met knollen met mensch
derop, maar nou heb ik dereen
plaatjes en dan moeten de
raaien wat dat is en de beste
deronder zetten
menschei
gaan
slagzir
wie het
beste ken die krijgt dan 25 gulden
die wil ik nou wel hebben maar i
krijg ze toch niet.
Want laatst ook met Heintje, Wa,,
die zou een tol gaan verloten voo»
twee centen en der deeën een heek
hoop mee en toe ie 'm verloot had toen
had marietje van de bakker 'm gewon
nen en Heintje had 44 centen, in z{
zak.
En ik was toen toch maar blij dat j
'm niet gewonnen heb want der zat
bluts in en toen ik dat wist moest it
m'n twee centen terug hebben.
Heintje wou ze eers niet geven
maar ik heb ze toch lekker gekregen
want anders.
En nou cThmes en meheeren
we swiepsteeken.
Der is de vorige week of twee w
geleden ook een meneer in 't Tuin-
dorp geweest die heb met paarden
geswiepsteekert in Engeland, maar dat
heb ie toch niet goed gedaan en dat
komp nou alleen maar omdat ie heelt-
maal vergeten heb om een bosje wor-
tele te halen.
Want dat zou ik vast gedaan hebben
als ik met die Engelandsehe swiep
steeke had meegedaan as ik ook e n
paard getrokken had en dan was ik
met dat bosje wortelen naar die n
neer gegaan die der boven op zit om
dat paard vast te houden en dan had
ik tegen 'm gezegd: Meneer, as dat
beest nou direct begint te loopen wilt
u dan dat bosje wortelen voor z'n neus
houwen, dan begint ie nog harder te
loopen en dan wint ie vast. En as ie
dan niet gewonnen had zou dat paard
de wortelen vast niet gekregen heb
ben, maar dan had ik ze lekker zeil
opgegeten en op het Koningsplein zijn
we 's avonds ook aan het swiep
steeken in het zand en de steenen
maar daar kun je niks mee winnen en
als der een agent aan komp dan moet
je hard wegloopen.
En nou wou ik dan nog eens vraag»
aan de menschen of ze allemaal om de
collecte van de Emma-bloemetjes wil
len denken want daar is een hoop geld
voor noodig.
Dat is ook al zoo'n soort swiepsteeke
want die juffrouwen en meheeren die
't langste en het hardste met de
sen loopen, die halen ook 't meeste0ü°
en de padvinders hebben ook feest g
had Donderdagavond ze hebben toom
gespeeld en ook gedanst maar o
deeën alleen maar de menschen
geen padvinder waren en ze
schijnen
hier wel erg zeel van visch te hoi
he omdatte ze nou al een paar n
ingebroken hebben bij de vischai
maar als ze hier in Den Helder
niet van visch houen waar zou wen
het dan wel doen, hè. .„„j.
En nou ben ik toch erg niel'w °at
rig wie de Heldersche swiepsteeke g
winnen. l9.
Ik doe ook mee en nou zegt ni n
ter datte die ook mee gaat
en nou ken je net zien dat die
overal bij moet zij he waar ikke -k3
bij ben maar ze wint toch lekker
Eet maar op. Nou ik ga weer "F
wen hoor want m'n hrieffie m°p
Tot volgende week dan maar w'e
Daaaag,
doen
ook
ook
Vader!. Vadèèèèr!
Ja jongen, wat is er nou »'e b
Vader u bent geboren in Bi
nietwaar?
Dat is zoo, jongen.
En moeder in Groningen.
Ja, jongen.
En ik te Amsterdam?
Ja, jongen. der,
Toch zonderling, nietwaai ■[1
dat wij drieën elkaar tegenga*
zijn.