Ons kinderverhaal
Klaas vaak
krijgt een kameraadje
Beste jongens en meisjes!
Ja, dat was een plotselinge verras
sing, die vacantie van mij. Een dag van
tevoren wist ik er eigenlijk nog niets
van, maar de zon scheen toen zoo heer
lijk, het was zoo warm en het weer
lokte zoo naar buiten, dat ik dacht: „Ik
moest maar vacantie vragen". En toen
ik den volgenden dag 's middags naar
huis ging, toen wist ik dat ik een week
lang niets anders te doen had dan te
wandelen, te fietsen, te zwemmen en te
luieren. Nu, dat heb ik allemaal gedaan
en het is me best bevallen, zoo goed,
dat ik er nog wel zoo'n weekje aan vast
had willen niaken, maar dat ging niet
omdat ik voor September nog wat be
waren moest.
En nu zit ik weer achter mijn schrijf
machine voor m'n wekelijksch praatje
met jullie. Het zou gemakkelijker zijn,
nu het zoo warm wordt, dat jullie
Woensdagsmiddags allemaal tegelijk
op kantoor kwamen, dan kon ik zoo een
half uurtje met je babbelen en dan had
ik geen briefjes te schrijven. Maar dat
komt misschien ook nog wel eens, want
ik loop met een plannetje rond dat ik
je nu nog niet verklap, maar waarmee
ik jullie van den winter misschien
verras. Vraag me er maar niet naar,
want vertellen doe ik het toch niet.
Het boek is deze week gewonnen
door:
HENK GOUTIER,
Van Hogendorpstraat.
Fijn, hè, Henk? Hol maar als die ge
vonden hond van jullie naar kantoor.
Of is het hondje al weg?
vim' de V nes, Middenweer. 't Is maar
K°ef dai die Pinkstervacantie van jullie om
is, Irini, je was anders zoo mager gewor
den als een grassprietje, want tienmaal op één
dag te water dat is veel te veel. Tweemaal op
een warmen dag, dat gaat nog, maar tien
maal, je wordt warm van het aan- en uit-
kleeden. Of liep je den heelen dag in je bad
pak?
Germatne Franken. Die eene vraag kan
ik niet beantwoorden, Germaine, omdat ik
vorige week met vacantie was en toen n-iet
aan jullie en aan ,,'t Juttertje" gedacht heb.
Dedi de Vroome. Ik kan je vandaag, op
je verjaardag, niet blij maken met een boek,
Dedi; een vriendje bij jou in de straat is de
gelukkige. Nu kom ik je dus alleen even har
telijk geluk wenschen en ik hoop, dat je, ook
zonder dat je een boek gewonnen hebt, een
prettigen dag zult hebben. En dat zal vast
wel.
Ina Boels. Goeie menschen, Ina, daar
ben ik stijl van achterovergeslagen, zooals de
straatjongens zeggen. Een heele Fransche
brief, als dat zoo door gaat met jou, dan ver
staat je moeder je vandaag of morgen niet
meer. Ik begrijp dat je met je nieuwe grijs
zwarte katje blij bent en ik denk dat het
diertje wel leelijk verwend zal worden door
jou. En dat is niet goed voor hem of haar,
evenmin als voor kleine kindertjes.
Hetty v. Alphen. Wat is dat fijn, hè,
Hetty, zoo'n nichtje te logeeren. 't Lijkt net
of alles thuis leuker en gezelliger is en je
verveelt je dan geen oogenblik. Nu is het
jammer, dat ze weer weg is, maar jij moest
toch ook weer naar school en dan blijft er
riet veel tijd over.
Grietje Mastemaker. Dat is jammer dat
je Zondagsmiddags niet meer komt, want
tot je dertiende jaar ben je hartelijk welkom,
Grietje, 't Is natuurlijk fijn dat je het naai-
kransje zoo trouw bezoekt en dat je het daar
prettig vindt.
J. Poltinga, Dat was de vorige week een
rijmelende raadselvriend, hè? Dat was weer
eens wat anders en ik begrijp best dat jij het
leuk vond dat je zoo'n rijmpje kreeg. Denk
je er om je voornaam voluit te schrijven?
Hennie Hollander. Daar stonden wc
dien tweeden Pinksterdag nu zoo plotseling
voor elkaar, dan weet je eigenlijk niet direct
wat je zeggen zal, hè? Je kent elkaar eigenlijk
al zoo goed, door al die briefjes en als je
elkaar dan ziet, dan zeg je bij je zelf: „Hè,
ben jij dat nou". Maar het was toch voor ons
alledrie een leuke verrassing daar op het
strand.
Corrie Smit. Jou opoe en opa ken ik
wat goed, hoor, Corrie. Ongeveer vijftien jaar
geleden heb ik dicht bij hen gewoond en 1
jaar geleden ben ik bij hen geweest, toen ze
55 jaar getrouwd waren. Ja, dat herinner ik
me ook nog, dat jij toen gevraagd had aan je
opoe of ze nu de bruid was. Ik heb dat geloot
ik nog in de krant gezet. Je ziet dus wel dat
ik je opoe bijna net zoo goed ken als JU
leen v. d. Wal. Dat heb ik gelezen, Jeen,
dat de andere kindervriend een meisje van
je gemaakt heeft. Nu. dat is ook wel eens
aardig voor een weekje. Maar nu ben je weer
een stevige Hollandsche haring, ach, jongen
bedoel ik. Met m'n vacantie heb ik prachtig
weer gehad, alleen Zaterdags regende het,
maar toen zijn we toch nog Huisduinen rond
gewandeld.
T ony Sinnige. Dat is wat leuk, lony,
een feestje op school, dat gebeurt niet iederen
dag, maar de pastoor is ook niet iederen dag
25 jaar priester, hè, en dus mag je dat feest
wel eens vieren. Dat verzoek aan Leny Hazc-
broek wil ik graag voor je plaatsen, hoor.
Nieza Broekhuizen. Jou ken ik niet,
Nieza, maar je moeder, je tante en je opa en
opoe die ken ik wel. Ik heb zelfs eens, dat
is al jaren geleden, bij je opoe oliebollen ge
geten. 't Was met Kerstfeest, toen je tante,
die toen nog een klem meisje was, ziek wa^
en ik haar met m'n vriend kwam bezoeken, j
Ze zal het nog we! weten. Vraag het maar
eens. Ik vind het wat leuk dat jij meedoet,
hoor.
Jan Zwanenburg. Jij bent zeker bang
dat je in de zon smelt of aanbrandt, Jan, om
dat je met die erge warmte niet zoo erg veel
op hebt. Nu, maar ik heb het de vorige week
wat fijn gevonden, dat de zon iederen dag
weer zoo heerlijk gloeide, dat je er heelemaal
bruin door bakte.
Trijntje v. Soelsn. De heele buurt bij
jullie gaat meedoen, Trijntje, telkens zie ik
weer nieuwe gezichten, ik bedoel nieuwe
briefjes, masr over een paar weken is het
afgeloopen, dan gaat de groote vacantie in
en rusten we uit tot September, om dan weer
met frisschen moed en een heele massa nieu
we vriendjes en vriendinnetjes te beginnen.
Geesje Jasper. Ja, hier zit nu weer de
„echte" kindervriend, Geesje, maar die andere
meneer was even „echt", hoor, en die houdt
evenveel van kinderen, dat heb je we! uit
zijn briefjes gelezen. Als ik dus weer eens
met vacantie ben, dan krijg je weer met die
andere „echte kindervriend" te doen.
M. de Groot. Daar geef ik je groot ge
lijk in dat je dat zusje van je voor geen
kwartje wilt verkoopen aan dien anderen kin
dervriend. Hij heeft er ook niet veel voor
over, vind ik, en ik denk dat jij het voor
geen nieuwe fiets wilt missen. Iaat staan voor
een kwartje. Maar het was maar een grapje,
hè?
Beppie Al. De andere kindervriend be
doelde vorige week, toen hij schreef, dat ik
ergens in het water lag, dat ik in m'n badpak
aan het zwemmen was, Beppie, en dus niet
aan het varen. Je kon de vorige week' wel
bijna den heelen dag in het water liggen, zoo
heerlijk was het.
Nellie v. Dok. Dat wordt van den zomer
een fijne reis, naar mooie plaatsen, Nellie.
Wat zal je genieten. Als nu het weer maar
zoo mooi is als met mijn vacantie.
Dina Wismeyer. Heb je heel leelijk ge
keken, toen het Zondag zulk een leelijk weer
was, Dina? Ik weet trouwens niet meer of
het we! zoo leelijk was. Je moet het leelijke
maar gauw probeeren te vergeten, dan ge
niet je meer van het mooie.
Sientje Nieuwdorp. Ik had niet in Den
Helder te arriveeren, Sientje, want ik ben
er niet uit geweest. Met drie van die kleine
hummels kan je het best dicht bij honk blij
ven. En je kan hier ook genieten. Ik heb het
tenminste prettig gehad. Een dag ben ik nog
door de duinen, over Groet, Schoorl en Ber
gen, naar Alkmaar gefietst. Dat was een
mooie tocht, maar een beetje warm.
Nellie Nieuwdorp. Natuurlijk zijn de
kindertjes mee uitgeweest naar strand en de
duinen, Nellie. Alleen kleine Jaap, die bleef
achter, want die ligt het rustigst in den zon-
nigen tuin.
Cobus Nieuwdorp. Nee, die meneer die
jullie beantwoord heeft, dat was „Wimpie"
niet, Cobus. Er zijn ook nog andere men
schen dan Wimpie die grapjes kunnen maken.
Jij leest den brief van Wimpie zeker altijd
trouw, dat je direct aan hem dacht.
Mientje Biezc. Wat een snoep heb jij
gehad, Mientje. Je zou er bijna pijn in je
buik van krijgen. Of kan die maag van jou
wel tegen al dat lekkers, dat je zusjes voor je
meebrachten?
Rietje Wullems. Ik merk uit je briefje
dat jij al een goede hulp voor je moeder
wordt. Nu, dat vind ik fijn. Moeder heeft
voor jou zoo veel gedaan en doet nog zoo
veel voor je, dat je haar ook best eens flink
helpen mag, met borden afwasscher., stof af
nemen, aardappelen schillen en andere dingen
die noodig zijn.
Tinie Wullems. Jouw moeder heeft geen
dienstmeisje noodig, hoor, zulke trouwe help
sters in de huishouding als jij en Rietje
nemen haar heel wat kleinigheden uit de hand.
Bcrtha Hendrikse. Hoe kan dat nu,
Bertha, dat je „heel smerig" thuis kwam van
het strand en de duinen? Het is daar toch
allemaal prachtig wit zand. Of ben je aan
het vechten geweest met de kalkoenen in de
Donkere Duinen? Dat zijn kwaie rakkers,
hoor; als je een rood jurkje aan hebt, grom
men ze leelijk tegen je. Doe je de groeten
aan Piet? Hij mag ook mee doen, hoor, als
hij de raadsels op kan lossen.
laantje Buys. Nee, dat gaat niet, Jaan-
tje, dat broertje Gcrrit is nog veel te klein
om mee te doen. Vijf jaar, dan kan je nog
geen raadsels oplossen, hè? Dat kon ik ook
niet toen ik nog zoo'n kleine dreumes was.
Geertje Putting. Jij wilt me al heel gauw
tevreden stellen, Geertje. Zoo'n klein briefje.
Ik denk als je moeder je 's middags zoo'n
beetje eten voor zou zetten, dat je ook leelijk
op je neus zou kijken. Je moet me voortaan
wat meer geven, hoor.
Nellie Boot, De Waal (T.) Nee, jij bent
nog niet te oud, hoor, Nellie, om mee te doen.
Twaalf jaar pas, dan kan je best nog in ons
kringetje opgenomen worden. En je bent
thuis nog wel de jongste, dus dan voel je je
vanzelf al een beetje klein. Ik heb nog meer
Texelsche vriendjes en vriendinnetjes, dat
weet je zeker wel.
Catrien'.je Laan. Ik vind het fijn,
Catrientje, dat jij een boek gewonnen hebt
en ik begrijp dat je er blij mee was. Want
het blijft toch altijd weer een verrassing ais
je je naam in ,,'t Juttertje", als prijswinnaar
ziet. Wat zal je het fijn vinden dat je Indi
sche familie over veertien dagen in Holland
komt. Wat zullen ze veel te vertellen hebben.
Een boek vol, denk ik.
Liesje de Vries. Ik vond het heerlijk-
dat ik vacantie had, dat kun je natuurlijk-
begrijpen, Liesje, maar toch was ik ook
Maandagmorgen weer blij, dat ik gezond
jiaar kantoor kon gaan om te werken, want
dat is ook heerlijk.
Ik herinner me niet dat ik je Zondagmid
dag gezien en gegroet heb, maar ik zie ook
zooveel kinderen die ik ken, dus dat kan je
je wel begrijpen.
Bertus de Groot. Weer een vriendje uit
de buurt achter de Nieuwstraat. Als je eens
wist hoeveel ik er de laatste weken bijge-
kregen heb, zou je misschien zeggen: „Ik
wist niet dat een mensch er zooveel vriend
jes en vriendinnetjes op na kon houden,
meneer". Maar mijn hart is nogal ruim, zie
je en er is we! plaats voor tweehonderd
vriendinnetjes en vriendjes en misschien
voor nog meer.
Roel Volmer. Zoo kle.ine teckenaar had
jij het vorige week te warm om te schrijven?
Nu, ik ook, daarom ben ik maar aan het
strand gaan liggen en in zee gaan zwemmen.
Ik kan het je dus heelemaal niet kwalijk
nemen dat jij toen geen zin had me een
briefje te schrijven. Dank je wel voor de aar
dige teekening die je me stuurde.
Jo Hocqué. Jij had zelf je naam ver
keerd gescherven, Jo, en ik moest ook eens
even heel goed kijken hoe of je naam ge
schreven werd. Maar nu staat hij er goed,
geloof ik. Of is er toch nog een foutje in?
Marietje Beukers. Het boek is deze week
gewonnen in een heel andere buurt dan waar
in jij woont, Marietje. Misschien is het vol
gende week wel weer bij jou in de straat,
misschien wel in jouw huis. Maar dat weet
ik niet, dat weet ik nooit, want dat maakt de
verloting uit en dat is toch de meest eerlijke
manier.
Joop v. Bommel. Je wensch is in ver
vulling gegaan, Joop. Toen mijn vacantie om
was, toen was het leelijk. guur weer en nu
is het weer lekker warm, zoodat je weer naar
het strand kan.
Annie Provily. Dus je hebt van de
week een stranding meegemaakt in de vlet
van je opa, Annie. Toen hadden er eigenlijk
„blauwe zeeridders" moeten komen om jullie
te verlossen. Maar dat was niet noodig, hè?
't Was zeker een motorvlet waar jullie mee
„op stap" waren?
Nu. Jongens en meisjes, hier zet ik
een punt, en eindig tot een volgende
week.
Kindervriend.
Tot plots werd gestaakt,
Met de rijmpjes door haar gemaakt
Eerst kwam nog een rijmpje,
Van kinderen die zoo hadden
«n boozt
n Sewaagd,
Hun naam onder versjes, met door ij
Toen was het meisje, heel erg geraakt
Wij vragen: „wil weer beginnen,
Ons kinderhockje, kan er door winnep
Met versjes, door je- zelf gemaakt. I
(Je leest nu, dat er „uit een schooll^J
staat]
TonJ> Sintiiji
VAREN.
We gingen varen,
Op de Zuiderzee,
En ik mocht lekker mee.
We gingen naar Hoorn,
Daar dichtbij ontstak de zee in toorn.
Ook gingen we naar Monnikendam,
En aten daar een boterham,
Vandaar gingen wij naar Harderwijk
De menschen zijn daar ook niet rijk,,
h: Hoorn was een mooie kerk,
En bij de haven woonde een klerk.
Wc deden ook nog Muiden aan,
En zijn toen weer naar Den Helder gega]
Germaine Ftuht
GROOTE HANS.
j Hans gaat naar school,
I Hij voelt zich groot,
Al zit hij nog.
j Op Moeders schoot,
j Hij slapt met Moe,
Nu dapper aan,
Want 't zal dra
Negen uren slaan.
De juffrouw ziet,
Vriend Hans eens aan,
En denkt: „Met hem
Zal 't zeker gaan!"
Maar na een klein kwartier,
Was 't uit met Hans' pleizier,
Hij riep met groot getier:
„Ik wil naar Moesje toe!
En niel in deze bank,
lk wil op Moeders schoot;
lkben niet groot!"
Door een raadsel-vriendinnetje. Mu»lii
Verborgt, overgenomen uit een schoolbM
KLEPPERLIEDJE.
(Cartricnje Laan vond onderstaand virjji
uit „De Radiobode'' zoo mooi, dat 1*
vroeg het in het Kinderhoekje op te nttni
Klepper de klep!
Wij loopen in zon en in regen,
Wij klepperen fleurig de maat,
Wij zijn bij geen beetje verlegen,
En blijven 't liefst op de straat,
En zijn onze schoenen of klompen wat .f
Klepper de klep!
En loopt ons t water w at kil
Klepper de klep. ,cr
Wc drogen wel weer en het doe
We klepp'ren zoo graag langs de stra
Klepper de klep!
En vallen in 't najaar de blaren,
Wij blijven en klepp'ren bij t In
Al stuift ons de sneeuw m de hare
Voor winterkou wijken wij niet,
Bij kachels ons broeien? we leken
Klepper de klep! e{11 hek,
We rusten wel uit bij een stoep
Klepper de klep! fn
Laat" dansen de hagel, hij doet or>;
EEN VERZOEK.
Eens kwam er een meisje uit lndië,
Zij kende, schreef ze, veel kinderen,
Uit de briefjes van de Jutterkrant,
Nam toen met ijver het rijmen ter hand.
M ij lazen met blijde gezichten,
De leuke en aardige gedichten.
Wij klepp'ren en blijven op
straat
CatrL»*1
het
Uit het leven van
zandmannetje
9 door
MARIANNE DOLTA>-
Tol1?'
Woerrr.... woerrr.... woe.rrv,'''ft N"
die den heelen nacht a'
geloopen, tnsschen de dikke zacbte
men van het bosch door, over8tond
mos en over de open grasveh
met een ruk stil. Verder en t
hij van zijn kabouterbroert.ie* Hst!11'
afgedwaald en den weg ten 2 es
al lang niet meerEn n te^1
vreemde geluid.... wat kon p
zijn? Hij had het nog nooit eer
hoord!