ïbï'^»"ri« f.ïr»
Beste jongens en meisjes!
Dit wordt van den zomer de laatste
brief aan jullie. Als ik hier weer zit
aan jullie te schrijven, dan is het herfst,
dan is de zomervacantie achter den
rug, dan zit je op school te werken voor
het winterrapport en dan ga je, zoo
langzamerhand denken aan St. Nico-
laas en aan Kerstmis en Nieuwjaar.
Want dan is het September en van
September tot Nieuwjaar is maar een
kort rukje. Maar wat zeur ik, het is
nu nog midden in den zomer en je
krijgt van mijzomervacantie en
alle pret en plezier van de vacantie
ligt nog voor ons en daarom begin ik
met jullie een heel fijne vacantie te
wenschen, met zestien uur zon per dag
en zoo'n massa plezier, dat je er in
December nog van glundert. Als mijn
wensch dus in vervulling gaat, zal je
je vast niet vervelen met de vacantie.
Dat hoop ik. Ik hoop dat de jongens er
in September als Pinda-mannetjes uit
zien, zoo bruin gebakken door de zon
en de meisjes als glimmende koffieboo-
nen.
En nu de briefjes, want dezen laat-
sten keer mag ik er natuurlijk niet één
•verslaan.
Het boek is deze week gewonnen
door:
BEPPIE AL, Bloemstraat.
Leentje de Groot. Als het vandaag niet
voor het laatst was, dan zou ik misschien
wel een beetje boos over je slordige schrift
zijn geweest, Leentje, maar nu wil ik heele-
maal niet knorren. Raadsels krijg je niet in
de vacantie, anders zou het geen vacantie
zijn.
Nieza Broekhuizen. Ziezoo, nu heb ik
je portret, Nieza, tenminste een geschreven
portret en ik weet heusch niet of ik aan de
hand daarvan je wel herken, als ik je soms
tegenkom op den Ruijghweg. Als je nu een
jurk van een kleur had, dan zou het mis
schien nog aan, maar je hebt een kast vol,
dus dat is ook niet zoo gemakkelijk voor me.
Maar ik zal toch eens naar je uitkijken, dat
beloof ik.
Jon Zwanenburg. Nu had je het eerste
raadsel, Jan, maar het vierde zond je niet
in, dus nu sta je toch nog niet bij de goede
oplossers.
F. Zegel. Hè, nu heb je alweer je voor
naam vergeten. Denk je daar in het vervolg
om? Ik vertel je het geheimpje toch niet,
nieuwsgierig meisje.
Roel Volmer. Hoor je nog het belge
rinkel van de Amsterdamsche trams in je
ooren, Roel. Fijn zoo'n dag naar zoo n groote
stad, hè. Je droomt er minstens een week
fijn van.
Antoon Haverkamp. Je bent wat laat
begonnen met oplossen, Antoon, nu moet je
er meteen weer mee ophouden, maar twee
maanden zijn gauw om, en dan klop ik weer
bij je aan, als we alletwee gezond zijn.
Rika Haverkamp. Natuurlijk is dat niet
erg dat er een paar druppels water op je
briefje waren gevallen. In den zomer kan
je wel wat frischheid gebruiken. Je hadt ze
alleen niet op moeten laten drogen, want nu
had ik er niet veel aan.
Jaantje Buis. Daar zou ik nu best een
dubbeltje voor over hebben, Jaantje, als ik nu
even dat blije gezicht vr|i jou kon zien, ter
wijl je je briefje leest. Want ik houd heel
veel van blije kinderen en ook van kinderen
die niet blij zijn, want die zou ik allemaal
wel blij willen maken.
Nellie v. Dok. Wat een drukte heeft
zoo'n klein meisje gehad als jij. Ik begrijp
best dat er daarom niet veel tijd is overge
bleven voor een briefje aan mij, maar dat
vind ik heelemaal niet erg hoor. Je krijgt
evengoed nog dit briefje van mij.
Rietje Wullems. Wat zal je nu een tijd
krijgen om kousen te stoppen, Rietje, nu je
geen raadsels meer behoeft op te lossen en
briefjes te schrijven. Ik denk dat ik me sok
ken ook maar naar jou breng.
Jo Hocque. Dat is waar, Jo, 't is voor
het eerst een beetje vreemd als je op zoon
onbekend kantoor komt, met allemaal onbe
kende heeren en ik begrijp dat je een beetje
verlegen was, maar heusch. we zijn geen men-
scheneters, hoor.
Betste Schong. - \hoop^-e:jZ
wolkje aan de lucht is, eBtste, als jij een dag
■aar Schoor! en Bergen gaat, en ook geen
wolkje aan de lucht is. Betsie, als jij een dag
fijne feestdag.
Trijntje v. Til. - Je moest eigenHjk dne-
honderd-vijf-en-zestig nichtjes hebben, lnjn-
tje, die allemaal op een anderen dag jarig
waren dan had je iederen dag een taartje.
Dat zou fijn zijn.
Annie Provily. Je moeder is zeker met
de club van juffrouw Geervliet ™egcweest
hè Annie? Nu, dan heeft ze een fijne dag
rrehad, dat heb ik gehoord en gelezen.
Tony Sinnige. - Ja, ik hoop m de vacan
tie nog uit te gaan, Tony, naar Zeist Daar
Is het erg mooi. Ga jij nog de stad? Har
telijk dank voor het aardige J
vnrh Nee hoor, Guusje, ik heb
bij hTlezen van jouw -am "mt godacht,dat
je een jongen was en jem g aam
liever een ^^J.^Ugen hoofd (jon-
dan een meisje met een jou»
genskop zeggen ze tegenwoordig). Of heb je
dVè'etv. d. Bogaerde. - Dat zijn fijne jon
gensspelen, Kees, schuilhoekje en vangertje,
die speelde ik vroeger ook altijd en m n hart
gaat nog open als ik het zie.
Tinie Wullems. - Alweer geen boek
Tinie, ik kan er ook niets aan doen hoor en
als jij er den moed bij verliest, nu, daar kan
ik ook niets aan doen, maar je e
minste twee maanden voor den boeg o
weer wat moed te verzamelen.
Agatha Koelemey. - Nee, fijn ""verweer
is het nog niet, Agatha, maar wie weet wat
we nog tc goed hebben, misschien wel Indisch
Ttientje Alexander. - Dat geloof ik graag,
Stientjc dat je een meter in de lucht sprong,
fo n e las dat je een boek had gewonnen
misschien was het zelfs wel i meter 10. Ik
hoop dat je veel plezier hebt met je vacantie
in Friesland.
Nellie Nieuwdorp. - Nu is je neefje gis-
Tsjpllie en iii hebt hem erg
teren weggegaan, Nellie, en jij i
verwend, dat las ik uit je briefje. Hij za
jullie missen als hij straks thuis is, wan
vond het natuurlijk ook fijn zoo n paar speel
kameraadjes en het zal bij jullie stil zijn,
zoo'n kleine praatjesmaker verdwenen is.
Cobus Nieuwdorp. - Dat is een oplossing,
r^hus de eerste de beste regenmiddag kom
kin jij y- bezis Of
ie nu wel geleerd met je kleine neefje. U
!k weet het nog beter: jij tat naar m,
toe en houdt ze zoet. Afgesprokenf Je M
vijf cent per uur. Jammer dat je geen boek
gewonnen hebt, hè? Als ik rijk was kregen
jullie allemaal een boek van me, m ar da
had ik geen geld meer over om brood
koopen en dat wil je toch ook niet.
Dirkje Putting. - Nee, hoor, ik heb je
niet gezien, dat komt natuurlijk omdat je je
roodc blazer niet aan had. anders had ik
wel pijn in m'n oogen gehad toen ik door de
Vijzelstraat reed en dan had ik geweten da
het door jou kwam. Ik hoop, dat je met het
schoolreisje naar Amsterdam prachtig weer
hebt en dat je heel veel geniet.
Harm Leyen. - Ik kom jou ook nog even
gauw een hand drukken, Harm, voor de
vacantie. Ik vond het praten met jou wat
aardig en in September kom je natuurlijk
weer terug, dan zal er veel tc vertellen zijn,
als nu het veranderlijke weer maar onver
anderlijk mooi wordt. Een aardig rijmpje
heb je gemaakt, hoor.
Bertus de Groot. Zie je wel, dat heb ik
al gedacht, dat je moeder daar wel boos om
zou zijn, als jij je schoenen zoo stuk schopt.
Ik kan het best begrijpen ook, want je moe
der moet maar weer zien dat de boel hee^
komt. Zal jij daar ook eens aan denken,
't Is voor je moeder vaak wat moeilijk om
je netjes naar school te laten gaan. ergeet
dat niet, Bertus.
Marie de Groot. Als er vandaag niet zoo
veel was geweest, Marie, dan had ik je
versje wel opgenomen, maar heusch, er was
nu geen plaats voor. 't Spijt me wel een
beetje voor het werk dat je er aan gehad
hebt.
Leentje de Groot. Je hebt toch niet met
de inkt geknoeid, Leentje, omdat je moeder
op je mopperde. Daar moet je om denken,
hoor, inkt is geen speelgoed en het tafelkleed
bij je moeder op tafel is geen inktlap. Voor
zichtig aan dus.
Dina Wismeyer. Dat is een groote tocht
geweest, Dina, eigenlijk wel een beetje te
groot voor een dag. Wat zal je 's avonds moe
geweest zijn en wat zal je als een marmot
geslapen hebben, al trok je moeder je aan je
werd nog niet wakker, tenminste dat denk
ik, zit er niet aan.
Corrie Smit. Dat is aardig van jouw
hoofdonderwijzer,Corrie,dat hij je de groeten
aan me liet doen. Zal jij ze nu terug doen
ook? En niet vergeten, hoor, zooals je briefje
van de vorige week. Jij zou zeker in de
vacantie best eens naar je zuster in Indië
willen, hè? Of komt ze al weer gauw thuis?
Hennie Hollander. Je vader heeft zeker
n erfenis gehad, Hennie, dat jij zoo maar
een fiets van hem kreeg. Uf w as het nog
voor je verjaardag? Wat een feest, dat jij
en Corrie nu samen door de stad kunnen
„peddelen".
André Gunthert. Goed, André, dat zal
ik doen, dat verzoek van jou aan de vriend
jes en vriendinnetjes overbrengen. Dan moe
ten jullie hooren, jongens en meisjes, André
heeft de vorige week van zijn moeder een
schildpad gehad en nu heeft het dier eenige
eieren gelegd, net als de kippen, veel kleiner,
natuurlijk. En dat komt bijna nooi: voor in
Holland en nu kan je de schildpad en de
eieren vandaag en morgen zien in de étalage
van Andries vader, in deKoningstraat. Ga
dat zien, ga dat zien. 't Kost niks, niemendal.
Trijntje v. Soelen. Ook al een nieuwe
fiets gekregen, 't Zit er aan, hoor, en vol
gende weck naar Schiphol, met een school
reisje. Kan gewoon niet op, wat zal je een
pret hebben, je kan niet slapen denk ik van
het plezier.
Dedi de Vroome. 't Leert al, Dedi, het
fietsrijden, merk ik, als je al los kunt rijden,
('t Lijkt in het begin als je rijdt precies of
alle muren en wagens en menschen magneten
zijn, waar je naar toe getrokken wordt, maar
als je het eenmaal goed kan, dan weet je
wel beter).
Nellie Boot, de Waal (T.). Toen je
buiten de muziek hoorde, toen kon je niet
langer aan me schrijven, hè, Nellie. Nu, dat
begrijp ik, dan beginnen je vingers zoo te
kriebelen en je voeten te trappelen, dat je
geen briefjes meer kan schrijven. Dan moet
je meedansen, de blijde wereld in, achter de
muziek.
Joop v. Bommel. Je kan nog wel een
kast vol boeken winnen, Joop, want met
September beginnen we weer met de raad
sels en dan wordt er weer iedere week een
boek verloot.
Jeen v. d. Wal. Als je in de duinen aan
het ravotten bent, Jeen, dan lijken de uren
kwartieren en als je op school een vervelende
taalles hebt, dan lijken de kwartieren uren.
't Hangt er maar vanaf of je iets met pleizier
doet. Dan vliegt de tijd om. De dagen zijn
mij veel te kort.
Willie Buis. - Dit is een briefje voor een
blij vriendinnetje, die lacht als de zon en die
een pleizier heeft als tien kwakende kikkers
op een zomerdag in de sloot. Ik vond je
briefje wat leuk, Willy en ik hoop, dat je in
de maanden dat we niet met elkaar babbelen,
heel veel pleizier hebt.
Geertje Putting. Moet ik je nu nog fe-
liciteeren, Geertje, 't is al bijna een week ge
leden dat je jarig was. Maar toch kom ik je
nog even een hand drukken, hoor, en ik hoop
dat je alle dagen van het jaar zoo'n pleizier
hebt als op dien Maandag toen je jarig was.
Grietje Mastemaker. Je moest eigenlijk
op zeven scholen en tien Zondagsscholen
kunnen zijn, Grietje, dan maakte je zeventien
schoolreisjes mee. En dat verveelt natuurlijk
nooit zoo'n dag op reis Met een van jouw
reisjes ga ik misschien ook mee. Leuk, hè?
Bertha Hendrikse. Nee, dat mag niet,
Bertha. Als Piet niet mooi kan schrijven, dan
mag hij evengoed de raadsels inzenden, maar
hij moet het zelf doen, anders is er geen aar
digheid meer aan.
Sientje Nieuwdorp. Als ik wist dat het
zulk veranderlijk weer bleef, Sientje, dan
had ik nog wel een paar weken door willen
gaan met de raadsels en de briefjes, want
dan is het toch geen weer om altijd buiten te
spelen. Maar ik heb goede hoop dat het
mooi zomerweer wordt en dan moet je na
schooltijd geen uur binnen zitten, want bui
ten doe je gezondheid op en kracht.
Germaine Franken. Ik zie je zitten, Ger-
maine, met een paar slaperige oogen, dit
briefje te lezen, want het is gisterenavond
natuurlijk heel laat voor je geworden toen
je vader en moeder hun koperen bruiloft
vierden. Misschien was het wel nacht toen
je in je bed kroop en nu kan je je oogen
bijna niet openhouden en vanavond ga je
een uur vroeger naar bed dan anders. Is het
zoo niet?
Beppie Al. Lest best, zeggen de men
schen, Beppic, dat kan jij van de week ook
zeggen, want jij hebt de prijs gewonnen.
Een fijn boek, dat in je kast, in je eigen
kamertje, wat mooi zal staan.
Geesje Oorburg. Je bent dezen zomer
wat laat begonnen, Geesje, om een vriendin
netje van me te worden, maar toch ben je
nog welkom, hoor, en in September gaan
we de vrienden-banden wat sterker aan
halen. Afgesproken?
Geesje Jasper. Laat je vader en je
broertjes maar stil plagen, Geesje, zeg maar
niets, dan is het gauw over, want dan gaat
de aardigheid er af. Maar nu lijken zij de
kwetterende eendjes \v| inw'aat» van jij.
Dag, hóór.
Wiesje v. Schaik. Dat verhaaltje dat
je me gestuurd hebt, vind ik heel goed. Ik
kan alleen niet gehoven dat je het zelf hebt
gemaakt en als het geen eigen werk is kan
ik het moeilijk opnemen. Schrijf me dat dus
volgende week even eerlijk. Doe je het?
lna Boels. Het laatste briefje is voor
jou, lna. Je blijft toch wel een klein beetje
nieuwsgierig, maar daarvoor ben je een
meisje zal ik maar denken. Ik weet heusch
niet of ik in September het geheimpje al
verklap. Ik ben eigenlijk dom geweest om
er over te schrijven, want ik had moeten
kunnen begrijpen dat jullie me niet met
rust zouden laten, voordat je het weet, en
misschien komt er wel niets van het plan
netje dat ik heb. Verwacht er dus,niet te
veel van. Ik hoop dat je voor de H. B. S.
geslaagd bent. Dinsdag hoor je den uitslag,
hè? Ik zal direct kijken of jij er bij bent.
Nu, jongens en meisjes, hier eindig
ik, tot over twee maanden, en nog
maals, heel, heel veel plezier en zon.
KINDERVRIEND.
EEN KABELJAUW.
Er waren twee kleine jongens,
Van ongeveer even oud.
Ze zaten aan den waterkant,
Maar waren heusch niet stout.
Ze keken eerst voorzichtig,
Of er geen gevaar bij was,
Om aan den kant te zitten,
In dat hooge, hooge gras.
Beiden riepen ze om 't hardst,
Als er een boot aan kwam,
Die boot, die gaat naar Texel,
Misschien wel naar Amsterdam.
Ook zagen zij een kano,
Die boot was reuze klein,
lk vraag ook zoo'n boot aan Papa.
Dan gaan wc varen, fijn.
Op eens zien ze een bruinvisch;
Ze keken heel bedeesd.
Kom mee, kom gauw naar huis toe,
Dat is een leelijk beest.
Ik weet het, zei de kleinste,
Kom mee naar huis, kom gauw,
We gaan het thuis vertellen,
Daar zwemt een kabeljauw.
Harm Leijen.
VACANTIE.
'k Neem afscheid voor een poosje,
Van u, Mijnheer Kindervriend!
Mijn potlood, pen, blocnootje.
Die berg ik in m'n buerautje
Hoe of u dat wel vindt.
Wat zal ons hoekje kijken,
'k Geloof 't zal haar niet lijken,
Om nu zoolang te zwijgen,
Geen antwoord ook te krijgen,
Want alles hoorde ze blijde aan,
Waar haalde ze haar geduld vandaan
De een had pret, de andere jool,
En dan had men weer feest op school
Ze deelde ook wijze lessen uit,
En deed als was ze boos die guit.
Nu beste hoekje, houdt maar stil,
Zeg, is er soms wat nieuws op til?
Toe zeg het ons dan maar als je wil?
Twee maanden zijn weer spoedig om,
Dan zijn we toch weer wellekom?
Tony Sinnige.
AAN LENY.
De groeten, Leny Hazebroek,
Dank voor het antwoord op het verzoek,
'k Hoop dat het niet te lang duurt meer.
Voor je rijmader gevuld is weer.
En dat je dan maar gauw begint,
'k Hoop dat je me niet lastig vindt
Tony.
„Als ik zeg: „ik heb weggegaan",
maak ik een fout.. Vertel mij eens
waarom?" vraagt de meester op school.
Waarop pientere Kees direct het ant
woord klaar heeft: „Omdat u heelemaal
niet weggegaan is. meester."
Pieter Klomp heeft zich te verant
woorden wegens diefstal van een over-
,ias. De rechter spreekt hem vaderlijk
toe: „Twee jaar geleden is u wegens
eenzelfde feit veroordeeld. En nu heb
je a! weer een jas gestolen!"
„Ts nogal begrijpelijk. Edelachtbare,"
verklaart Pieter. „Langer dan twpp
mar houdt zoo'n jas het toch ni«t