DJ"
L
m m mé m
//ym wj. 'WL Mm
|P |p ||f |p
TOB NOOIT HOEKJE
SCHAKEN.
De oplossing van het probleem van Niemeyer is 1 Lh7. Er dreigt Pg8f en
na Da8 volgt d4, waardoor zwart in tempodwang is. De oplossing van het
probleem van Mansfleld is 1 Kf2. De varianten La3f, Pf3d2f en Lclf, Pl'1-
d2f zijn aardig. Het volgende probleem werd me toegezonden door een der
lezers van deze rubriek. Hoewel het nog wel zwakke punten vertoont, speciaal
wat den sleutelzet betreft, wil ik het gaarne ter aanmoediging plaatsen.
A. de Levie, Zwolle.
Original.
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Kc3, pi a7, c2, d7, e3, e5, f4 en f5.
Zwart: Kd5, pi b3, b6, c6, d6, e4 en f6.
De volgende partij is uit den winterwedstrijd van Discendo Decimus.
Hamming.
Zittersteyn.
1.
d4
d5
2.
c4
e6
3.
Pc3
Pf6
4.
Lg5
Pbd7
5.
e3
c6
De Cambridge—Spring. Wit beproeft
hier den zet Dc2 uit de match Capa-
blanca—Aljechin.
6. Dc2 Da5
7. cd5: Pd5:
Wit moet in deze opening op de Lgö
letten, die door Da5 indirect bedreigd
wordt.
8. e4 Pb4
Na Pc3: volgt Ld21
9. Dd2 Pc2f
10. Dc2Dg5
11. Pf3 Da5
Zwart raakt door deze manoeuvre
achter in ontwikkeling.
12. g3 Lb4
13. Lg2 e5
14. 0-0 ed4
Hier had zwart met 0-0 en Pf6 voor
ontwikkeling moeten zorgen.
15. Pd4: Lc3:
Zwart verzwakt wit's dame vleugel, hij
zal er echter niet van kunnen profi-
teeren.
16. bc3Pe5
17. Db3 Dc7
Beter Dc5.
18.
f4
Pg6
19.
Tabl
0-0
20.
h3
Pe7
21.
Tfdl
Tb8
22.
Td2
Ld7
23.
Da3
Pc8
24.
Tbdl
Pb6
Da3 was
dus zwak.
25.
Dc5
Dc8
Beter Pa4. Zwart is
bang voor 1
26.
Kh2
Pa4
Te laat
27.
Da3
c5
28.
Pf5
Lfö
29.
Da4
b5
30.
Da7
Le6
31.
f5
Tb7
32.
Da5
Ld7
33.
e5
Tc7
De looper moet op d7 blijven.
34.
g4
h6
35.
Db6
Te8
36.
Tel
c4
37.
Td6
Db8
38.
Th6
gh6
Een aardig offer.
39.
Dh6:
Te5
40.
f6
Df8
41.
Df8: opgegeven.
De pionnen meerderheid beslist.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
OASV1MEN.
Alles betreffende deze rubriek te
adresseeren aan:
G. L. GORTMANS
Roerstraat 10111
Amsterdam (Z.)
Ter oplossing:
Klein eindspel van C. Blankenaar.
B -M lï! M
g wm
'.m, 'ip 'wjó gif 'gi§
Zwart 1 sch. op 1 en dam op 23.
Wit 3 sch. op 11,33 en 40 en dam op 36.
Wit speelt en wint.
Probleem van Gabriel Landau, Havre
©en idee van De Graag.
6
16
26
36
46
liÉ li!jÉH
5
15
25
35
45
Zw. 8, 13/15, 18, 20, 22, 26, 31, 35.
Wit 29, 32, 37, 39, 41/46.
Zwart speelt 3136? en wit wint.
Oplossingen
Probleem van P. J. Eype, Haarlem.
Zw. 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18/20, 22, 24.
Wit: 21, 26, 27, 30, 32/5, 38, 39, 42.
Wit speelt en wint door:
1.
33—29
24X44
2.
42-37
22X33
3.
34—29
16X38
4.
30—24
19X30
5.
35X4
33X24
6.
4X10 en
wint.
Dit probleem behaalde den eersten
prijs in den probleem wedstrijd van de
Groen© Amsterdammer in 1919.
Eindspel van O. Blankenaar.
Zw. een schyf op 40 en dam op 45.
Wit 3 sch. op 14, 20 en 49 en dam op 41
1. 20-15 45—50
Op 40—44; 49X40, 45X46 (op 45X5 5
41-46); 15—10, 46—41; 10-5.
2. 41—23 50—45
Op 40-45; 23-1, 50-6 (a); 49—44,
6X50; 1X6.
(a)50—28; 49-44, 28X5 (1)
(2); 15—10, 5X50; 6-1.
(1),28X50; 1-6. (2)
28X10; 15X4, 45—50; 6-1.
3. 23—28 45—50
Op 40—44; 49X40 zie voren.
4. 28—6 50—45
Op 40-45; 15-10. Op 40-44; 49X40
wint door overmacht.
5. 6—44
Wit wint ook door 6—50 en 50X6.
45-50
6. 44X35 en wint vier tegen een.
Contractbridge
HET AFNEEMBOD.
Een afneembod is een bod in S. A, of
in een andere kleur dan die waarin de
openingsbieder geboden heeft. De.
openingsbieder mag echter uit dit feit
afleiden, dat de partner eenige hon-
neur-kracht heeft, maar waarschijnlijk
geen voldoende steun in de geboden
troefkleur om te kunnen bijbieden.
Afneembiedingen noemt men dan oor
wel ontkenbiedingen, omdat zoo'n bod
meestal steun in troef ontkent. Een
zwaktebod is het echter nooit!
In de Culbertson-methode is elk bou
dus ook een afneembod, een poging om
verder te komen in de manche-richting
nooit achterwaarts.
Toch zal het vaak voorkomen, dat
de partner wel voldoende steun in
troef, dus v, x, x, of 4 kleintjes heeft,
waarbij echter een behoorlijk biedbare
kleur, die dan eerst genoemd wordt,
ten einde de partner zoo volledig mo
gelijk omtrent de kaartverdeeling in
te lichten. Noemt de partner dus na
een opening eerst een andere kleur, en
gaat hij daarna terug in de openings-
kleur, dan wil dat in elk geval zeggen,
dat hij een biedbare kleur heeft, maar
tevens voldoende steun in de openings-
kleur, in elk geval minstens evenveel
steun alsof hij direct in die kleur had
bijgeboden.
Heel veel zal dit voorkomen wanneer
de partner een dwang-afneembod kan
doen, waarbij hij er dus van verzekerd
is, dat de biedingen open zullen blij
ven. In andere gevallen zal hij het ook
doen, wanneer de eigenkleur hooger is
dan de openingskleur, waardoor mis
schien de gelegenheid open komt in
hooge kleur gemakkelijker een man
che te kunnen bereiken dan in de lage
kleur.
Elk afneembod moet natuurlijk aan
de minimum-vereischte van ongeveer
1V2 honneur-trek voldoen, en mag de
partner geen afneembod in S.A. doen,
zoolang hij een kleur kan noemen.
Wordt b.v. geopend met 1 in H., en
heeft de partner in handen: S. a.b.10.9;
H. 7.3; R, v.3.2; K. b.10.5.4, dan is het
juiste bod van de partner 1 in S., om
dat bij een aanneembod in 1 S.A., een
misschien gemakkelijker te spelen
manchebot in S. niet kan worden be
reikt.
Heeft de opener geen voldoende
steun in S., en kan hij ook nog zijn H.
niet voor de 2e maal bieden, dan blijft
voor hem altijd nog de weg open mi
zonder verzwaring van het te spelen
spel 1 S.A. te bieden.
Is echter de opening op het meest
denkbare minimum geweest, dan moest
de opener zoowel na 1 s.a. als na 1 in
S. toch passen, een mogelijkheid om de
manche te bereiken is dan toch niet
aanwezig.
Wordt een afneembod in S.A. ge
daan, dan geeft de partner dus hier
mede te kennen, dat hij heeft:
Ongeveer 1V2 honneurtrek; geen
normale steun in troef, of wel voldoen
de steun, doch een kaart, die door ver
deeling beter voor S.A, geschikt lijkt;
geen andere biedbare kleur.
Een afneembod in 1 S.A. geeft van
l1/, tot 2 honneur-trekken aan, 2 en 3
S.A. geen kracht aan en wel resp.
22V2 en 3 honneur-trekken.
Men denke er aan, dat evenals bij
het verhoogen in dezelfde kleur, af
neembiedingen in S.A. op vole kracht
moeten worden gegeven, dus niet be
ginnen met 1 S.A. en daar later nog
eens eentje bij doen!
WIE WINT?
Ieder mensch draagt in zich een
„doodgewicht", dat handeling remt en
beweging smoort. Bii den één is dat ge
wicht grooter en zwaarder dan bij den
ander, maar meedragen doet ieder het.
Het wordt wel genoemd „natuurlijke
traagheid". Zij die den last voor zich
uit dragen als een grootwaardigheids-
bekleeder zijn attributen, roemen het
bezit en zeggen „het gemak dient den
mensch". In waarheid moet het echter
luiden: „de mensch dient het gemak"
Hier is weer eens een voorbeeld hoe
slechte spreekwoorden goede zeden be
derven. Eeuwen geleden wellicht sprak
iemand dit woord tot verontschuldi
ging van een luie houding, waarop hij
betrapt werd en al te gereede werd
het woord overgenomen en werkte het
na tot in het onderbewustzijn van gene
ratie op generatie.
Die „natuurlijke traagheid", een
inertie die niet geheel ontbreken kan
en mag, omdat anders de impuls te sterk
zou overheerschen, groeit bij vele men-
schen aan zooals galsteenen, en het
spreek woord dat „het gemak den
mensch dient", is weder de voedings
bodem van andere verkeerde ideeën.
Een positie van eenig belang kan
volgens de algemeene opine niet ver
worven worden dan door middel van
een „kruiwagen". Het begrip „krui
wagen" is hier een pracht van een
beeld, daar het ten volle aanduidt, dat
hij, die van een „kruiwagen" gebruik
maakt, vaak meent in de meest werke-
looze houding om hei nog netjes uit
te drukken zijn weg wel te kunnen
vinden.
Wij laten het aan den lezer over de
metaphor van den kruiwagen zelf ver
der uit te werken en de kansen van
den man in de kruiwagen te wikken.
Dr. JOS DE COCK.
HET RAADSEL VIERKANT
van de vorige week.
Oplossing: Poeder; Lever; Adel;
Neen; Gist; Eik: Plantage.
DE BEROEMDE FILMDIVA.
Een kort verhaaltje, waarbij
lezeressen en lezers hun speur
derstalent kunnen meten.
In het groote, eerste rangs-hotel in
een bekende Zwitsersche badplaats
heerschte groote opwinding. Men ver
wachtte als gast een der meest popu
laire filmsterren van het witte doek,
die om haar exentriciteit bekend is.
Men vond het daarom ook niet vreemd,
dat de filmdiva haar kamers van te
voren niet besproken had. Hoe men
het dan wist, dat de filmster zou komen
logeeren? Wel, er was een reusachtig
bloemstuk voor deze dame aan het hotel
afgegeven. Toen de met den volgenden
trein aangekomen gasten het hotel be
traden, snelde de chef de réception da
delijk op een dame toe, in wie hij met
zekerheid de verwachte filmster meen
de te herkennen. Inderdaad, hij had
zich niet vergist, ofschoon de dame
over deze ontvangst niet al te best te
spreken was. Eenigszins geërgerd v^/
klaarde zij, dat zij gehokt had, geheel
en al onopgemerkt haar vacantie daar
te kunnen doorbrengen, maar dat ztl
niet aan begeleidende verschijnselen
van haar filmroem kon ontkomen.
De beroemde gast werd door het ge*
heele hotelpersoneel met voorkomend
heid en achting behandeld. Des te mee
verwonderde men zich er over, toen
dame na een dag of veertien weer vei*
dween zonder haar rekening betaald
hebben. De uiterst handige wijze, ^'aa
op zij zonder dat het opviel, haar ban
ge uit het hotel had weten te transpo
teeren, verried de beetgenomen ho -
directie, helaas te laat, dat zij door ee
handige opliehtster er tusschen was g
nomen. ..i_,W
Op welke wijze had de „films
deze slag geslagen?
Hoe zou men Vondel noemem
wanneer hij nog leefde? vroe§ gr
ter aan kleine Jan, toen men het
de bijnamen van groote mannen
De oudste inwoner van het -
meneer, was het verbluffende
woord.