Ons kinderverhaal,
Topsy krijgt een goede les.
De Spinnekop en haar
telefoondraad...
Het eerste vacantie-opstel.
ONS KinsdERHOEISEI
(Vervolg van: „Klaas Vaak krijgt
een kameraadje").
Hoe Krabble en de Leeuwenbekjes
hem straften
door
MARIANNE DOLTAN.
(Slot).
„t Is niet waar! Niet waar!" riep
Topsy tusschen zijn snikken door. De
pijn in zijn voet werd erger en erger,
want Krabbie kneep er hard in!....
Toen Klaas Vaak met zijn vliegtuigje
neerstreek, hoorde hij een gekerm en
gehuil in de verte, dat hem danig on
gerust maakte. Maar Topsy zelf zag hij
nergens. Spoedig had hij zich uit de
cockpit laten zakken en weldra ont
dekte hij de bloemetjes, die allemaal
met de draden van Simon's web aan
elkaar waren gebonden. De tranen big
gelden nog over hun gezichtjesen
Simon Spinnekop stond er ook al wee
klagend bij
„Wat is er aan de hand?" vroeg
Klaas Vaak.
„Topsy heeft mijn prachtige web
stukgetrokken!" klaagde Simon.
„Topsy heeft ons zeer gedaan en
ons vastgebonden!" zeiden de bloeme-
tejs, snikkend.
„Topsy is heel stout!" zei Klaas Vaak,
„waar is hij?"
„Hij staat daar bij het water te hui
len", vertelde Simon en hij wees met
een van z'n lange Spinnekop-pooten
naar de sloot
„En jou, Simon, geef ik het recht om
Topsy, als hij je weer plaagt, te bijten",
zei Klaas Vaak", en als Topsy weer de
bloemetjes aanraakt, moeten de leeu
wenbekjes hem maar eens vasthouden,
totdat ik terugkom!"
Klaas Vaak maakte de bloemen weer
voorzichtig los en gaf de draden aan
Simon terug, zoodat deze zijn web weer
kon overspinnen. Toen stapte hij naar
het slootje, waar hij Topsy vond, die
heelemaal verkleumd was van het
koude water aan zijn voeten en die
maar niet ophield met huilen. Maar
Krabbie had nog niet losgelaten!
„Wat beteekent dit, Krabbie?"
„Wel meneer Vaak, ik heb hem ge
knepen, zooals u ziet, omdat hij mij ge
schopt heeft; u hebt zelf gezegd, dat ik
dat mocht doen en nu heeft hij ook
eens gevoeld, wat pijn beteekent!"
„Dat is best, Krabbie, maar laat hem
nu maar los
Krabbie liet los en Topsy viel haast
ondersteboven... Beschaamd rende hij
naar huis toe, terwijl Klaas Vaak hem
achterop kwam loopen. Hij zei niets,
want Topsy had reeds een goede les
gehad!
Een paar dagen ging alles goed,
want Topsy had een blauwe plek op
zijn voetje, waardoor hy haast niet kon
loopen. Hij moest stilzitten met zalf op
de rauwe plekken, waar Krabbie hem
geknepen had.
Op zekeren nacht echter, toen zijn
voet haast weer heelemaal beter was,
kreeg hij weer eens ergen zin om met
de bloemen te gaan spelen. Zij kunnen
immers niet knijpen, dacht hij en hij
had geweldig lust om weer eens katte-
kwaad uit te halen. Hij liep den tuin
in en brak de bloemetjes van hun .sten
geltjes. Hij schopte de vergeet-me-niet-
jes en plaagde de foxia's. Maar toen hij
de Leeuwenbekjes wilde gaan treite
ren, werd hij aan alle kanteen door hen
vastgegrepen; het eene leêuwenbekje
greep zijn vingers, het andere zijn teen
tjes, het derde zijn neus, het vierde zijn
haren en weldra schommelde Topsy in
de lucht tusschen hen in en schreeuwde
als een mager varken!
„Naat me nos! Naat me nos!"
Hij wilde zeggen „Laat me los", maar
omdat de leeuwenbekjes zijn neus
dichtknepen, kon hij niets anders uit
brengen, dan „Naat me nos!" „Neen,
boy, blijf jij maar eens een poosje zoo
hangen, dan kan je eens aan den iijve
ondervinden, wat „pijn" eigenlijk :s",
zeiden de leeuwenbekjes. En hoe Topsy
ook soebatte en smeekte, hij nnvst blij
ven hangen! Zijn rug deed pijn, zijn
vingers en teenen konden het haast
niet meer uithouden en zijn neus
bloedde. Zoo bleef hij hangen tot het
aanbreken van den dag totdat Klaas
Vaak weer terugkwam.
„Ziezoo, hebben de Leeuwenbekjes je
een beetje b;j het huis gehouden?"
„Ach, Oom Klaas, ze hebben mij zoo'n
pijn gedaan!" klaagde Topsy met een
gezwollen neusje Maar Oom Klaas
lachte, dat zyn buikje er van schudde.
„Zij hebben je met je eigen geld te
rugbetaald!" riep hij uit en tegen de
bloemen zei hij: „Laat hem nu maar
los; h;j heeft een goede les gehad!"
Van dien dag af was Topsy een zoete
kabouter geworden, 's Nachts, als Klaas
Vaak weg is, speelt hij tegenwoordig
zoet met de motten en de nachtvlinder
tjes; ook de nachtuiltjes houden hem
wel eens gezelschap en anders zit hij
bij Kalomela en leest haar bij het licht
van haar glimlampje vertelseltjes voor,
die Kalomela prachtig vindt. Verleden
nacht hebben de krekels hem nog lee-
ren zingen en morgen zullen de kik
kers meehelpen en zullen ze een zang
koortje gaan vormen. Dat zijn tenmin
ste onschuldige genoegens!
En als hij erg zijn best doet, mag hij
eerstdaags met Klaas Vaak meevliegen
en leeren, hoe men de kindertjes in
slaap maakt, want dat is lang geen ge
makkelijk werkje, al denken jullie mis
schien van wel. Het is een heele kunst
om hun oogjes zoo te betooveren, dat
zij een bromvlieg zien, als Klaas Vaak
met z'n vliegmachine aankomt en dat
ze juist niet kijken, als Klaas het zand
in hun oogjes strooit. Maar het is ook
heel, héél fijn zand! Klaas Vaak moet
dan voorzichtig naderbij sluipen en
vlug opzij springen, als zij eens moch
ten omkijken. Maar h;j is zoo vlug, dat
je hem haast nooit ziet!... Heeft eeh
van jullie hem óóit in levenden lijve
gezien?
(Nadruk verboden).
Ik hoor het een en ander over
zijn leven.
door
H. E. STERMANS.
Iedere nacht werkte „Vaaltje" zoo
als ik de spinnekop genoemd had
aan haar web, dat zij vlak voor mijn
venster tusschen twee takjes van den
wingerd had gespannen.... Daarmede
ving zij dan 's nachts insecten, die zij
in lange spindraden rolde, vastmaakte
en uitzoog. Den volgenden morgen ech
ter vernielde zij haar web en ging in
een bovenhoek ervan zitten met haar
uitgezogen prooi. Daar lagen nog meer
door haar uitgezogen slachtoffers in het
rond, netjes vastgesponnen.
Maarer was een ander spinne-
kopje, dat mii meer belang inboezemde,
dan Vaaltje. Dat was een spinnetje, dat
op haar mooie bruine jasje, drie aardige
gele kruisjes had. Zij spon haar web
gewoonlijk tusschen een rozenstruik
en een populier, die in mijn tuin ston
den en het was een bijzonder groot web!
Maar zii was dan ook een erg groote
spinnekop.... griezelig groot! Niet al
leen was de omtrek van het web grooter
en de spandraden (de „spaken" noemce
ik ze altijd maar) langer, maar er waren
tevens veel méér spaken, dan in het
web van Vaaltje. Vaaltje spon gewoon
lijk een achttien-tal spaken voor haar
web; mijn kruisspinnekop maar liefst
twee-en-veertig! Dat was dus meer dan
het dubbele van Vaaltje. En bovendien
is Kruisspinnekop een bijzonder goede
dagjager en worden er in haar web al
lerlei torretjes, vliegen, vlinders en
bijtjes gevangen genomen. Zii laat haai
web eenvoudig hangen en zoodoendr
was ik beter in staat haar werkzaarnhr
den eens nader te bestudeeren
Maar ook gedurende den nacht zit zii
in het midden van haar web, met haar
pooten in een kring de verschillende
spaken vasthoudend. Maar overdag ver
dwijnt zii van het '-u—
naar een huisje van populierbladeren,
die zij met de randen tegen elkaar heeft
gesponnen en wacht af.... totdat haar
prooi komt.
„Kan je zóóver zien?" vroeg ik op
zekeren dag aan de spinnekop. „Kan je
van boven af zien, dat er daar beneden
iets in je web komt?" Toen werd Spin
nekop een beetje nijdig, dat ik zoo on
oplettend was
„Kijk dan", zei zii, „zie je die draad,
waartegen ik opgeklauterd ben? Dat is
mijn klimtouw. dat mii toegang geeft
tot mijn woning. Maar het is nog meer
ook; het is tevens een telefoondraad.
Zoodra ik in het web gekomen ben, is
dat niet meer noodig, maar hierboven
voel en zie ik aan de draad, of er iets
ingevlogen is en dan is het met de ge
vangene gedaan!"
Nu lette ik wat nauwkeuriger op dien
draad. Uit het middelpunt van het web,
los van alle andere, het punt, waar alle
spaken samenkomen, is deze draad ver
bonden met het wachthuisje van Spin
nekop. Daar zit zii en doet, alsof zy
slaaptmaar een van haar pooten
ligt steeds op den draad. Zoodra er nu
een insect in het web komt, en wanho
pige pogingen doet om zich van de kle
verige draden te bevrijden, gaat het
web natuurlijk trillen, een trilling, die
zich langs den lossen draad verplaatst
en Spinnekop voelt, dat er iets aan de
hand is.
Op een stillen zomermorgen zat ik
met een boek in miin hand op het gras
in den tuin, vlak bii het web van mijn
Kruisspinnekop. Maar ik keek meer
naar het web, dan naar het boek, waarin
ik wilde gaan lezen en in gedachten be
rekende ik, hoelang de draden van het
web, aaneengelegd, wel zouden ziin.
Plotseling kwam een groote, groene
sprinkhaan aangevlogen. De sprink
haan zag het web niet en pats! Daar zat
hii in de lijmerige draden gekleefd. Maar
daarom geeft hij zich nog niet gewon
nen, want het was een groote, sterke
sprinkhaan. Geweldig rukte en schopte
de sprinkhaan om vrü te komen. Een
groot gat scheurde in het web en bijna
was de sprinkhaan los gekomen, als hij
niet tegen een paar andere draden ge
vallen was, die het wegvliegen opnieuw
belemmerden. Ook deze draden waren
misschien gebroken onder het hevige
verzet van de sprinkhaan, als op het
zelfde oogenblik de Kruisspinnekop
niet als een roofdier was komen aan
stormen
Onmiddellijk nadat de sprinkhaan in
het web was geklommen, kreeg de
Kruisspinnekop, daar boven in ziin
boom, een gevoel, of de „telefoondraad"
trilde en er iets in ziin web zat! Hij
luisterde eens aan den draad en kreeg
de overtuiging, dat het niet iets was,
dat in haar web gewaaid was, maar dat
er een levend insect in zat. Maar heele
maal zeker van haar zaak was zij niet
en daarom besloot zy maar eens te gaan
kijken. Juist wilde toen de sprinkhaan
voor de tweede maal zich losrukken.
Spinnekop rende er heen en wierp een
bundeltje kleverige vangdraden over
hem heen en nog een tweede bun
deltje net zoolang, tot de sprinkhaan
heelemaal in de draden zat en zich haast
niet meer kon bewegen. Toen spon de
kruisspin den sprinkhaan nog wat beter
in en.... begon haar maaltijd.
„Nu komt de genadesteek", dacht ik
maar ik had het glad mis.Haast
alle insecten bijten hun slachtoffer
eerst dood, maar de Kruisspinnekop is
op dat punt wreeder dan alle anderen.
Eerst beet zü de sprinkhaan in de zij
en bracht wat vergif in de wonde, ech
ter lang niet genoeg om den dood te
veroorzaken. Een paar uur leefde de
sprinkhaan nog. De spin had haar van
het web losgemaakt en door middel van
het klimtouw in haar wachthuisje ge
trokken. Daarboven begon zij haar
slachtoffer uit te zuigen. De droge
schilden en de beenderen at zü niet op.
Dan zoog zy weer eens hier, dan beet
zy weer een andere wond en zoog
daarNet zoolang totdat er geen
druppel bloed of vloeistof in het
lichaam van de sprinkhaan overgeble
ven was. Het droge geraamte smeet zij
daarna weg. Tot bijna op het laatste
oogenblik leefde de sprinkhaan nog en
k werd er akelig van als ik bedacht,
elke pijnen het dier te doorstaan had.
„Waarom bijt je haar niet ineens
lood? vroeg ik aan de gekruist? i
wreedaard. „Neen, dat kan niet,"
was het antwoord, „want, als het
lichaam dood is, wordt het bloed koud
en stremt, zoodat ik het niet kan uit
zuigen. Daarom verlam ik miin prooi
werkt en dat myn slachtoffer langzaam
doet sterven. Dat gaat echter zoo traag,
dat ik tyd genoeg heb om het bloed en
de andere, zachte, vloeibare lichaams-
bestanddeelen uit te zuigen, voordat
myn prooi sterft."
Maar met dat al is het web van de
Spinnekop leelyk verscheurd en ik
verwachtte, dat Spinnekop het nu
netjes zou gaan herstellen en de
kapotte plaats weer zou gaan overspin
nen. Maar ook nu had ik het mis; geen
spin kwam dien dag het gat dichtma
ken. Ook gedurende den nacht bleef
het beschadigde web zoo hangen. Eers\
tegen den volgenden avond klauterde
het wreede dier van haar wachthuisje
omlaag en spon het heele web opnieuw
over. Er bestaan geen Spinnekoppen,
die kapotte plekken in hun webben
kunnen repareeren; zy vernietigen het
oude web volkomen en spinnen weer
geheel overnieuw een ander web. De
meeste spinnen vernieuwen 's avonds
hun geheele web. Andere spinsters
laten het web zoo blyven, totdat het na
een paar dagen te gescheurd is, om nog
te gebruiken, waarna zij weer aan het
werk gaan om een nieuw web te ver
vaardigen. De natuur geeft hun dit in.
Gebeurt er iets, dat de gewone regel
maat verstoort, dan zyn zy te dom om
zelf te handelen. Zy hebben geen
eigen verstand, doch slechts een na
tuurlijk instinct; wat zy doen, doen zij
goed en regelmatig. Eens heb ik gezien
hoe het web van myn Spinnekop door
een vallend takje verscheurd werd,
toen het half klaar was. Een groot 'eel
was ervan vernietigd. Kruisrug ging
zich toen ervan overtuigen, dat het
geen levend voorwerp was, dat zijn
werk vernietigd had, maar ging toen
weer terug en spon kalm de andere
helft van het w-eb af. De kapotte plek
blééf kapot. Voor herstellingen is zii te
dom en als vannacht ©en insectje tegen
het gescheurde deel van het net vliegt
en zich kalm weet te bevryden, zal zij
er niets van weten, want de spaak,
waaraan zy voelt, dat er iets in het
web zit, is afgebroken en niet meer
met de „telefoondraad" verbonden!
door
OOM MAARTEN.
Eindelijk heb ik het eerste vacantie-
opstel gekregen. Het is van een jon
getje, dat heel ver op reis is gegaan
met moeder en vader. Heelemaal naar
het eiland Rügen, in het Zuid-Oostelyk
gedeelte van de Oostzee gelegen, een
heerlyk land, beroemd om de prachtige
gelegenheid tot het nemen van gezonde
zeebaden. Vlieghaven, theaters, alles
vindt men op dit eiland, dat desalniet
temin ryk is aan natuurschoon, fraaie
wouden, enz. Het trof my echter, hoe
prachtig myn kleine vriend Hansje
van Wees, die 11 jaar oud is, in korte,
maar treffende woorden zyn indruk van
het landschap weet te beschrijven. Ik
laat het hier even volgen. Het is
slechts een deel van het heele opstel,
maar voor my van het allergrootste be
lang:
„Wy waren dit jaar in een klein vis-
schersdorpje op het eiland Rügen. Het
mooiste was het natuurlijk aan het
strand. Op sommige plaatsen stygen
achter het korte strandje krijtrotsen
styl en rechtstandig omhoog. In het
water liggen groote, glimmende stee-
nen en overal zyn de mooiste en meest-
romantische bochten te vinden.
Het was natuurlijk verboden, om
hoog te klauteren. Maar op een mid
dag, toen de anderen een uitstapje m
de omgeving maakten, heb ik mii aan
dat verbod bii uitzondering maar eens
niet gestoord en heb ik een plaatsje
gezocht op een uitstekende rotspunt,
vanwaar uit Ik een schitterend over
zicht van het landschap had Aan
myn voeten lag een kleine bocht, van
boven af gezien niet grooter dan een
schoolbord en het water was lichtgroen
en vertoonde slechts fyne rimpeltjes-
Maar buiten de bocht sloegen de gol
ven hoog op. Op den zeebodem, die dui
delijk te zien was en op de stee?,eI]
woekerden allerlei zeeplanten. Het
'eek wel een onderzeesch woud.
Plotseling kwamen uit dit woud een
twaalftal kleine, blanke vischjes 8e'
schoten; zij zwommen in twee rijen ach'
ter elkaar, regelmatig en gericht ar
een troep goed-gedrilde soldaten. Aa
de zijden zwommen de grootere vi
pn rje kleinere... gehoorza" 1