zÊk®
/lip 1
/u JE J; li
WAT GEBEURT ER MET ONZEN GULDEN
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buiiertlandsch overzicht.
Wij breien!!! XCS;
TOBfftALCO
S. A. KAMSSER In.
Hukkende hitte
No. 7305 EERSTE BLAD
61ste JAARGANG
De wanhopige bemiddelingspogingen van Ilenderson. -
e mis u te economische conferentie. - De algemeene
bepalingen van het Duitsche concordaat met het
Vaticaan.
De gezonde positie van de Nederlandsche Bank.
De beteekenis van 23 September 1931.
in 50 dessins,
kleur-eoht, wasch-echt,
hoofdpijn.
FEUILLETON
»0mdat jij mijn geluk bent".
COURANT
Koeeras11!'! p3 "J^^en bÜ vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor
iaml v fa?'°Wna' Breezand> Wieringen en Texel f 1.65binnen-
mail en <)ost" en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
resn n *0 T'n anden f 3,20> Losse nos. 4ct.; fr.p.p. 6ct. Zondagsblad
P 0,5° f 0-70,fl-. Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50, f 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jn.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meei 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4ct.
De pogingen van Henderson om te
trachten nog iets van de ontwapenings
conferentie terecht te brengen verdienen
allen lof, al zijn ze datr ook „wanhopig"
en wordt er dus geen enkel lesultaat ver
wacht, D, N.R.Crt. schreef er Zaterdag
avond o.nr. over:
Naar het uiterlijk met onbezweken
moed, zet de moderne Sisyphus, Hender
son zijn pogingen voort om een aanne
melijke oplossing te zoeken voor het
muurvastgeloopen probleem der ontwa
pening. Hij reist van hoofdstad tot hoofd
stad; hij spreekt met de toonaangevende
staatslieden; niets in den zeventigjarigen
voorzitter van de ontwapeningsconferen
tie te veel om de bestaande scherpe te
genstellingen te overbruggen. Maar de
ervaringen, die hij bij zijn streven om de
betrokken staatslieden te overreden, op
doet, zullen ook dezen moedigen strijder
voor ontwapening toch wel tot de stille
bekentenis moeten dwingen, dat de zaak
er zeker niet hoopvoller voorstaat dan
toen de conferentie te Genève zich enkele
maanden geleden maar in arren moede
verdaagde, teneinde zoodoende het moe
ten afleggen van een openlijk testimo
nium van volstrekte mislukking te voor
komen een zelfde methode om den
schijn te redden, als thans ter Londen-
sche conferentie voor de economische
ontwapening wordt toegepast.
Henderson heeft niet meer bereikt,
dan een vriendelijke verzekering dat het
goede denkbeeld van een bijeenkomst
tusschen Hitier en Daladier waarschijn
lijk nog een verdere diplomatieke voor
bereiding noodig zou maken. Uit de ver
dere mededeelingen in het na het bezoek
verstrekte communiqué, n.1. dat door de
besprekingen te Berlijn en te München
de kans is geschapen, dat de gedachten-
wisseling over de ontwapeningsquaestie
wordt voortgezet, blijkt trouwens even
zeer, hoe vruchteloos feitelijk het bezoek
van Henderson is geweest en hoe weinig
positiefs het heeft uitgewerkt.
Het diep-tragische van den huidigen
toestand is, dat alle goede bedoelingen
schijnen te moeten afstuiten od de reali
teit der feiten. De tijd is voorbij, waarin
men het „Duitsche gevaar" door verstan
dige opvanging van de zich in het ver
slagen land ontwikkelende stroomingen
weilicht had kunnen bezweren.
Thans verstijft men zich van weerskan
ten in het geloof aan militaire machts
middelen als de éénige redding uit den
nood.
En wij vreezen, dat deze fatale ontwik
keling niet door den goedbedoelden be-
middelingsarbeid van den Britschen oud
minister van buitenlandsche zaken tot
staan zal kunnen worden gebracht.
Hoe zéér dit ook voor het ongelukkige
Europa te wenschen ware!
De mislukte economische wereldconfe-
i rentle. Het is niet opwekkend om eerst
j over een mislukte ontwapeningsconferen-
te moeten schrijven en daaronder direct
een en ander mee te deelen over een
eveneens mislukte economische confe
rentie. want een ander woord is er toch
moeilijk voor te vinden. Men is, zonder
resultaat uit elkaar gegaan en het is niet
onwaarschijnlijk dat men nooit meer bij
elkaar komt of is dit wel het geval, dan
staat het toch te bezien of er dan meer
resulaat bereikt zal worden dan tot nu
toe het geval was.
De N. R. Ort. schreef Zaterdagavond
over de conferentie o.m.:
De conferentie te Londen is nu zoo
met zoo ruime en machtige deelneming
op gang te hebben gebracht.
Dit is het ongeluk van conferenties in
het algemeen dat zij, op gunstige tijdstip
pen en met uitermate beperke mogelijk
heden bijeengeroepen, worden aangekon
digd en ten slotte door een groot gedeelte
van het publiek worden beschouwd als
een kans, om de euvels waaronder de
wereld lijdt met één slag heel belangrijk
te verbeteren. Men klampt zich nu reeds
zoo gaarne aan stroohalmen vast; hoe
dan aan conferenties die als heele balken
iêt |j
Eoosevelt tot MacDonald:
„Inflatie is goed voor de wereld
economie!"
(„Daily Express").
wollen kleeding, ook badpakken, kousen en
sokken(ook de allerfijnste) JAAP SNOR, Zuidstraa
19 (Let op den gelen winkel).
bisschoppen, clerus en andere bedienaren
van de katholieke kerk in Duitschland.
Bij de reorganisatie in het Duitsche rijk
zal de rijksregeering zich langs nieuwe
wegen met den Heiligen Stoel in verbin
ding stellen. De kerk heeft principieel het
vrije recht van het bezetten van alle ker
kelijke ambten zonder medewerking van
den staat of van de burgerlijke besturen.
Geestelijke hoogwaardigheidsbekleeders
die in het Duitsche rijk hun zetel hebben,
moeten Duitsche staatsburgers zijn. Pro
vinciale en andere hoogwaardigheidsbe
kleeders, wier zetels buiten het Duitsche
rijk liggen, staat ook wanneer zij een an
dere nationaliteit hebben, het visitatie-
recht betreffende hun in Duitschland lig
gende goederen en gemeenten, vrij. Het
eigendom en andere rechten van de ge
meenrechtelijke lichamen, van de kloos
ters en vereenigingen der katholieke
kerk op haar vermogen worden naar
maatstaf van de algemeene staatswet ge
waarborgd. De katholiek-phylologische
faculteiten van de universiteiten van den
staat blijven behouden.
De hertog van Willingdon, onderkoning
van Indië.
goed als geëindigd. Nieuwe voorstellen
zijn er niet meer mogelijk. Een Ameri-
kaansch voorstel tot verlenging van het
bestand in den tarievenstrijd onder be
paalde voorwaarden, die zich vooral ook
met de bijzondere omstandigheden van
Amerika bezig hielden, kon reeds niet
meer in behandeling worden genomen,
maar zal aan het rapport van de oecono-
mische commissie worden toegevoegd.
Dat was het eenige wat gedaan kon wor-1
den met het reeds een week te voren als
sensationeel aangekondigde plan, dat op
zich zelf een nieuwe, en waarschijnlijk I
nuttelooze conferentie had kunnen ont-1
ketenen.
Wat er tot het laatst op aan bleef ko
men was het werk vap de oeconomische j
afdeeling. Daar werd onderhandeld over
organisatie van product en handel in al
lerlei belangrijke grondstoffen en levens-1
middelen, en volstrekt niet in den wilde
weg. Het blijft de verdienste van deze
conferentie dergelijke besprekingen over
zooveel artikelen tegelijk naast elkaar,
MAHATMA GANDHI.
die de burgerlijke ongehoorzaamheidseam-
pagne wil voortzetten, indien hij vóór 1 Augus
tus niet tot een schikking met den onderkoning!
komen kan.
of'vlotten worden aangediend. In werke
lijkheid zijn zij slechts goed voor doel
einden, die met een tiende van de midde
len of met nog minder, evengoed hadden
kunnen worden bereikt. Het nut, dat de
ontwapeningsconferentie op bepaalde
momenten werkelijk voor den politie-
ken toestand heeft gehad ware met
een bijeenkomst van een aantal staatslie
den zonder groot en kostbaar apparaat
evengoed tot stand te brengen geweest.
Het concordaat tusschen het Duitsche
Rijk en het Vaticaan. Wij hebben al een
en ander meegedeeld over het gesloten
concordaat tusschen het Duitsche Rijk en
het Vaticaan. Het is Zaterdag gepubli
ceerd en bevat 34 artikelen. Van de alge:
meene bepalingen vermelden wij het vol
gende:
Het Duitsche rijk waarborgt de ge
loofsvrijheid en de openbare uitoefening
van den katholieken godsdienst. Het er
kent het recht van de katholieke kerk om
binnen de grenzen der voor allen gelden
de wetten hare aangelegenheden zelfstan
dig te regelen en om binnen het kader
van haar bevoegdheden voor haar leden
bindende wetten en voorschriften af te
kondigen.
De met Beieren in 1924, met Pruisen
in 1929 en Baden in 1932 gesloten con
cordaten blijven van kracht en de daarbij
erkende rechten en vrijheden der katho
lieke kerk binnen de betreffende staats-
gebieden blijven onveranderd gewaar
borgd.
In de toekomst zal het afsluiten van
concordaten door de landen slechts plaats
hebben met goedkeuring der rijksregee
ring.
Van geestelijken kunnen door rechter
lijke ambtenaren geen mededeelingen
worden verlangd over feiten die hun bij
de zielsverzorging zijn toevertrouwd.
De tegenwoordige organisatie en terri
toriale indeeling van de katholieke ker
ken in het Duitsche rijk blijven bestaan.
De Heilige Stoel behoudt volle vrijheid
van verkeer en correspondentie met de
door Dr. H. J. van Enkhuizen.
II.
In .dit tweede artikel onder
werpt Dr. H. J. v. Enkhuizen de
politiek der Nederlandsche Bank,
het communiqué over de ponden
transacties, het aftreden van Mr.
Vissering en andere in het oog
springende manipulaties ter hand
having van de waarde van den
Nederlandschen Gulden aan een
uitvoerige bespreking.
Zooals wij in ons eerste artikel breed
voerig hebben betoogd, is de positie van
de Nederlandsche Bank, gezien de per
3 Juli 1933 opgemaakte bankstaat, kern
gezond te noemen. Immers, 77.4 der
zich in circulatie bevindende bankbiljet
ten was door zuiver goudbezit van de
bank gedekt, welk percentage zelfs tot
86.1 steeg, zoo men tevens daarbij in
aanmerking nam het bezit van onze cen
trale credietinstelling van buitenland-
ische wissels, vermeerderd met haar saldi
bij de buitenlandsche correspondenten van
de Nederlandsche Bank.
Wat de binnenlandsche positie van de
bank aangaat, de huidige moeilijke om
standigheden op economisch en financieel
gebied zijn oorzaak, dat de vraag naar
credietfaciliteiten van de zijden van de
binnenlandsche credietnemers van de
bank slechts gering is. Eenerzijds, omdat
er voor „cash money" weinig vraag is,
maar anderzijds vooral, wijl de groote
bankinstellingen in Nederland, zooals: De
Twentsche Bank, De Nederlandsche Han
del Maatschappij, De Amsterdamsche
Bank, De Rotterdamsehe Bankvereeni-
ging, De Incasso Bank, R. Mees Zonen,
Hope Co. (de heeren Van Loon), De
Bank-Associatie (Wertheim Compertz
1834 en Credietvereeniging 1853 om
slechts eenige der belangrijkste financi-
eele instellingen in Nederland te noemen
zeer huiverig zijn hun liquiditeit te ver
minderen, zoodat zij hun credietverlee-
ning aan particuliere geldnemers hebben
ingekrompen, om daardoor steeds paraat
te zijn aan al hun dadelijk opvraagbare
verplichtingen te kunnen voldoen.
De geringe credietbehcefte.
Zoo was op den 3den Juli 1933 bij de
Nederlandsche Bank slechts een bedrag
van 55.9 millioen gulden aan wissels in
herdisconto gegeven; en beliepen de be
leeningen op effecten en goederen (onder
den laatsten post is ook de beleening op
goud begrepen, waarvoor de bank maar
1 berekent, hetgeen de uitzonderlijke
positie van het goud duidelijk doet uit
komen) slechts onderscheidelijk 120.1
millioen gulden en 4.3 millioen gulden,
zoodat de geheele credietverleening van
de bank aan de verschillende Nederland
sche financieele instellingen slechts be
droeg 180.3 millioen gulden.
Hoezeer de groote Nederlandsche
bankinstellingen er in de huidige om
standigheden op bedacht zijn de eigen
middelen liquide te houde, blijkt afdoen
de uit één bepaalden post op de crediet-
zijde van den bankstaat: „Rekening-Cou
rant van anderen".De Nederlandsche Bank
heeft n.1. twee rekening-courant-posten
op de credietzijde van haar wekelijkschen
bankstaat vermeld: „Rekening-Courant
van het Rijk" en „Rekening-Courant van
anderen". De eerste post bedroeg per 3
Juli 1933, nihil; zelfs had de Staat der
Nederlanden op dien datum zich genood
zaakt gezien een renteloos voorschot van
2.5 millioen gulden bij de Nederlandsche
Bank op te nemen, waartoe de bank,
krachtens het haar verstrekte monopolie,
verplicht is tot een bedrag van maximum
15 millioen gulden.
De „Rekening-Courant van anderen"
omvat de saldi der verschillende groo-
tere (en kleinere) Nederlandsche bank
instellingen, bankiers, enz., die deze bij
de Nederlandsche Bank aanhouden, welke
post, per 3 Juli 1933, bedroeg: 78.1 mil
lioen gulden. Deze post bevat dus het
dadelijk opneembare tegoed van de ver
schillende Nederlandsche financieele in
stellingen bij deze centrale credietinstel
ling. En er dient hier wel even de aan
dacht op gevestigd, dat dit tegoed uiter
aard geen rente draagt. De Nederland
sche bankinstellingen, bankiers, enz.
storten n.1. op hun rekening-courant bij
de Nederlandsche Bank niets anders dan
bankbiljetten door de Nederlandsche
Bank zelve uitgegeven, die derhalve voor
de Nederlandsche Bank natuurlijk in feite
waardeloos zijn, zoodat zij er derhalve
ook niet aan denkt over het bedrag der
rekening-courant-saldi aan derden rente
te vergoeden. Hieruit volgt anderzijds
hoe groote waarde de Nederlandsche
bankinstellingen, bankiers, enz. aan hun
liquiditeit hechten, dat zij gezamenlijk op
de Oude Turfmarkt te Amsterdam over
een geen cent rente afwerpend tegoed
beschikken van meer dan 78 millioen
gulden! Men kan dus veilig zeggen, dat
de grootere en kleinere financieele instel
lingen hier te lande alles doen om, bij
eenigszins belangrijke opvragingen van
deposito hunner cliëntèle, onmiddellijk in
staat te zijn hun verplichtingen na te
komen.
Keeren wij nu tot de Nederlandsche
Bank zelve terug, dan hebben wij dus ge
zien, dat de Nederlandsche Bank, be
halve haar bezit aan goud in baren en
gemunt goud, nog twee andere posten
heeft, die met goudbezit zijn gelijk te
stellen: buitenlandsche wissels en saldi
bij buitenlandsche correspondenten.
Het rentegevend goud.
Het is dit bezit, dat gedurende het
jarenlange presidentschap van den vroe-
geren president-directeur van de Neder
landsche Bank, Mr. G. Vissering, van
HPIHS p©r el.
Verkrijgbaar bij:
Let op naam op den zelfkant
Vraagt onze Stalen-cotlectie
jaar tot jaar vermeerderde, aan welk bezit
de vroegere president den naam gegeven
heeft van: „rentegevend goud". Deze
naam was metterdaad goed gekozen,
want uit dit vaak in de honderd millioen
loopende bezit aan buitenlandsche wis
sels en aan saldi bij de correspondenten
van de Nederlandsche Bank in het bui
tenland, zijn in de veeljarige regeering
van Mr. G. Vissering in het hoofdge
bouw van de bank op de Oude Turfmarkt
te Amsterdam tientallen millioenen gul
dens winst behaald, die voor e§n zeer be
langrijk gedeelte ten bate van den Staat
der Nederlanden zijn gekomen, daar het
leeuwenaandeel der door de Nederland
sche Bank behaalde winsten aan het Rijk
toekomt, wijl immers het Rijk, door hel
aan de bank verstrekte monopolie, de
bank in de gelegenheid stelt haar winsten
te behalen.
Het zoogenaamd „rentegevend goud"
was echter geen werkelijk goud, zooals
op den klassieken Maandag, den 23sten
September 1931, zou blijken, toen Enge
land den gouden standaard verliet, het
Engelsch Pond Sterling duikelde, de Lon-
densche beurs gesloten werd en de Am
sterdamsche beurs, althans voor dien
éénen dag, ter bezwering van een moge
lijke paniek op de beurs, het voorbeeld
frJt
YfX
veroorzaakt licht hevige
Neemt dan. als altijd
WSPIRIN-
TABLETTEN
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van
20 tabl. 70 ets. en oranjezakjes van 2 tabl. 10 ets»
Een Heldersche roman
door
WILLIARIS.
15)
Zij wist wel, hoeveel pijn het de oude
vrouw deed, steeds weer die ruzie tus
schen die twee menschen, die haar het
naast waren.
En telkenmale opnieuw stelde haar
moeder dapper weer haar bemiddelings
pogingen in het werk om den vrede te
verzekeren.
Dat was nooit gelukt.
■Haar vader wilde, wat hij zich eenmaal
in het hoofd had gezet, altijd doordrijven.
Hoewel Nelly in alles op haar moeder
geleek, had zij toch wel iets van dien on-
verzettelijken wil geërfd en stelde zij
zich niet zoo spoedig tevreden met wat
haar vader over haar beschikte.
Tenslotte echter was zij uitgeput door
het aanhoudend gezeur en de onaange
name woordenwisselingen gezwicht en
was zij tegen haar zin getrouwd.
Toen Nelly 19 jaar was, kwam zij op
kantoor. Zij was vroolijk en levenslustig
en had met haar vriendinnen dikwijls dt
grootste pret als ze hun uitstapjes maak
ten.
Zij was ook lid van een dansclub ge-j
worden. Daar had zij Hans Berg leeren j
kennen.
Hij was daar ingehaald door een lee-
raar, en hoewel het geen gewoonte was,
dat er militairen werden meegebracht,
was er door niemand bezwaar gemaakt
tegen zijn toetreden als lid, daar zijn
vriend voor hem instond.
Van dat alles wist Hans toen niets af.
Had hij geweten, dat er over zijn al of
niet toetreden als lid zooveel gediscus
sieerd zou worden, dan zou hij bij voor
baat al bedankt hebben.
Nelly had zich dadelijk tot hem aange
trokken gevoeld.
Zijn hoog voorhoofd, zijn helder blau
we oogen, de stevige kin en zijn rijzige
figuur, zij hield er dadelijk van.
Hij leek wel wat ernstig voor zijn leef
tijd, vond ze, en ze dacht dat hij mis
schien al veel leed had doorgemaakt,
omdat ze vond dat hij vaak een melan
cholieke blik in zijn oogen had.
Hij was een bedaarde jongen, altijd
vriendelijk en voorkomend en hij scheen
ook heel goed zijn woord te kunnen doen,
als dat noodig was. Men zag hen dikwijls
tezamen en na het dansen wandelden zit
veelal nog een straatje om, waarna hij
haar altijd thuis bracht.
Zij vond dat de marine-uniform hem
goed stond en zij liep graag naast hem.
Zijn rijzige gestalte imponeerde haar
en ze dacht, dat hij wel geweldig sterk
moest zijn.
De bezorgdheid, die hij altijd toonde,
bewees haar, dat zij ook hem lang niet
altijd onverschillig was en een blij gevoel
van geluk steeg in haar op. Zij was
trotsch op hem en zag met genoegen,
dat andere meisjes en vrouwen hen vaak
nakeken, maar ze werd kregelig, als die
anderen hem toeknikten of brutaal tegen
lachten.
Zij was zich bewust, dat er een groote
liefde voor hem opbloeide in haar hart.
Aan zijn gedragingen bemerkte ze, dat
dat bjj hem ook het geval was.
Op een avond, dat zij in een park wan
delden, had hij haar zijn liefde bekend
en zij wierp zich juichend aan zijn borst.
Toen zij in zijn armen lag, voelde ze
hoe heerlijk sterk hij was.
Zoo leefden ze een paar maanden ge
lukkig in hun jonge liefde.
En hun geluk zou volmaakt geweest
zijn, als ze hem bij haar ouders had kun
nen brengen als haar verloofde.
Maar zij wist, dat haar vader andere
plannen op het oog had.
Hij zou wel een betere partij voor haar
opzoeken, tenminste, beter naar zijn
eigen inzicht, want naar haar meening
zou hij niet vragen, daar kende ze hem
te goed voor. Daarvan was ze al bij voor
baat overtuigd.
Haar voorgevoelens bedrogen haar
niet. Eenigen tijd had hij al een jong-
mensch naar huis meegebracht, die op
hetzelfde kantoor werkte als boekhou
der.
I Den laatsten tijd zag ze hem echter niet
meer. Misschien was hij in ongenade ge
raakt bij haar vader, dacht ze.
In ieder geval, het kon haar niet sche
len! Zij had Hans en de rest ging haar
niet aan. Haar vader had al eens bij
haar geïnformeerd, of ze niet dacht aan
een verloving?-
Zij had toen slechts het hoofd ge
schud en ze zweeg wijselijk over haar om
gang met Hans.
Op zekeren avond, toen ze thuiskwam,
zat daar een onderofficier van de marine,
in een dr ik gesprek gewikkeld met haar
vader.
Zij hoorde dat hjj majoor was en werk
zaam bij de administratie.
Zij beweerde, dat het haar aangenaam
was kennis met hem te maken, maar
ging toch zoo gauw mogelijk naar haar
kamer.
De majoor was een klein, mager kerel
tje, met geplakte, zwarte haren en een
bleek gelaat, wat nog sterker uitkwam
door zijn zwarte haar en wenkbrauwen.
Hij riekte naar odeur en sprak met
een geaffecteerde stem.
Hij zag er naar uit, of hij door het
eerste het beste zuchtje wind omverge
gooid zou worden.
Even miezerig en klein als vader,
dacht ze, en waarschijnlijk een even
groote doordrijver! Dat was wat Nelly
inderhaast opmerkte, voor zij naar boven
vluchtte.
Zfj begreep maar niet, dat haar vader
nog steeds niets scheen te weten van haar
omgang met een gewoon matroos. Op de
afdeeling correspondentie, waar zij
werkte, wist iedereen van haar verkee
ring. Er waren ook enkele collega's van
haar op de dansclub.
Als deze langs haar liepen, verrieden
zjj soms plagend: „Mein schatz ist ein
matrose" en hoorde ze weieens stekelige
opmerkingen maken. Maar zij haalde dan
slechts haar schouders op. Zij rekende
er op, dat haar vader, die op de afdeeling
boekhouding zat, wel gauw zou worden
ingelicht èn ze hield zich dan ook klaar
voor een onverwachte uitbarsting. Die
uitbarsting kwam, maar toch anders dan
zij verwacht had.
Op een Zaterdagavond, dat Hans haar
thuis bracht, nadat zij nog een straatje
waren omgeloopen, kwamen zij plotseling
haar vader zelf tegen.
Zij schrikte geweldig en onwillekeurig
drukte zij Hans' arm vaster tegen zich
aan.
„Wat is er kind," vroeg hij hartelijk.
Haar vader was hen rakelings voorbij-
geloopen zonder iets te zeggen, maar zij
zag wel aan zijn woedende gezicht, dat
er onweer zou losbreken, zoodra zij thuis
kwam.
„O Hans," haar stem trilde. „Dat was
mijn vader! En hjj keek zoo woest. Er
zit straks wat voor me op hoor!"
Hans wist wel, dat haar vader er sterk
op tegen was, maar hij had geen moeite
gedaan om hem te spreken, omdat Nelly
dat niet wilde hebben.
„Dan zorgt hij, dat alles uit is tusschen
ons", zei ze snikkend; „en dan ben ik
jou kwijt Hans-" Toe jongen, wacht daar
nog wat mee. We kunnen nu nog genie
ten samen."
„Alles goed en wel meisje, maar je be
grijpt toch wel, dat het zoo niet kan blij
ven! Eens krijgt hij het toch te hooren.
't Is veel beter, dat ik ronduit met hem
spreek. Hij is toch wel voor rede vat
baar!?"
Maar zij drong er op aan, dat hij geen
moeite zou doen. Zij kende haar vader im
mers veel beter dan hij en ze wist dat hij
heel andere plannen maakte. Zij meende
nu te begrijpen, dat hij haar aan dien
kleinen majoor wilde koppelen.
Hij zou in staat zijn om haar op te slui-
ten op haar kamer, als hij wist dat ze
'verkeering had met een matroos.
„Nu, dan zal ik met je meegaan in
huis," zei Hans na de ontmoeting. „Dan
zal ik met hem spreken. Als hij dan te
keer wil gaan, doet hij het maar tegen
mij".
„Neen, neen, 0 neen, Hans, daar ko
men ongelukken van, och toe Hans, jon
gen, laat me nu maar alleen gaan."
Zij was hem 0 zoo dankbaar, dat hij
voor haar in de bres wilde springen, maar
zij vreesde voor de gevolgen.
Op haar smeken gaf hij toe.
Zij namen afscheid en ze had een bang
voorgevoel, dat het de laatste maal zou
zijn, dat zij haar hoofd tegen zijn borst
vlijde en zijn sterke armen om haar heen
voelde.
Toen Nelly binnenkwam heerschte er
een stilte, die haar benauwde. Een drei
gende stilte.
Zij trachtte zichzelf moed in te spreken.
Ik moet er toch doorheen, dacht ze. Het
beste is om maar flink van me af te
bijten.
Daar zat vader in een stoel, een klein
miezerig kereltje, met een eenigszins ge
bogen houding.
De bril op zijn neus beefde van inge
houden woede, die op zijn gezicht te lezen
stond. Blijkbaar had hij zijn vrouw nog
niets verteld, want deze zat met een .ang
stig gezicht de komende dingen af te
wachten en durfde waarschijnlijk niets
aan hem te vragen.
„Kijk vrouw," begon hij met driftige
stem, die hij nog trachtte zoo kalm moge
lijk te doen klinken. „Daar heb je nu onze
dochter, die wij zoo'n goede opvoeding
hebben gegeven.
En wat denk je nu dat ze doet?
(Wordt vervolgd).