zÊk® /lip 1 /u JE J; li WAT GEBEURT ER MET ONZEN GULDEN NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Buiiertlandsch overzicht. Wij breien!!! XCS; TOBfftALCO S. A. KAMSSER In. Hukkende hitte No. 7305 EERSTE BLAD 61ste JAARGANG De wanhopige bemiddelingspogingen van Ilenderson. - e mis u te economische conferentie. - De algemeene bepalingen van het Duitsche concordaat met het Vaticaan. De gezonde positie van de Nederlandsche Bank. De beteekenis van 23 September 1931. in 50 dessins, kleur-eoht, wasch-echt, hoofdpijn. FEUILLETON »0mdat jij mijn geluk bent". COURANT Koeeras11!'! p3 "J^^en bÜ vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor iaml v fa?'°Wna' Breezand> Wieringen en Texel f 1.65binnen- mail en <)ost" en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per resn n *0 T'n anden f 3,20> Losse nos. 4ct.; fr.p.p. 6ct. Zondagsblad P 0,5° f 0-70,fl-. Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50, f 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jn. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meei 10 ct. bij vooruitbetaling (adres Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4ct. De pogingen van Henderson om te trachten nog iets van de ontwapenings conferentie terecht te brengen verdienen allen lof, al zijn ze datr ook „wanhopig" en wordt er dus geen enkel lesultaat ver wacht, D, N.R.Crt. schreef er Zaterdag avond o.nr. over: Naar het uiterlijk met onbezweken moed, zet de moderne Sisyphus, Hender son zijn pogingen voort om een aanne melijke oplossing te zoeken voor het muurvastgeloopen probleem der ontwa pening. Hij reist van hoofdstad tot hoofd stad; hij spreekt met de toonaangevende staatslieden; niets in den zeventigjarigen voorzitter van de ontwapeningsconferen tie te veel om de bestaande scherpe te genstellingen te overbruggen. Maar de ervaringen, die hij bij zijn streven om de betrokken staatslieden te overreden, op doet, zullen ook dezen moedigen strijder voor ontwapening toch wel tot de stille bekentenis moeten dwingen, dat de zaak er zeker niet hoopvoller voorstaat dan toen de conferentie te Genève zich enkele maanden geleden maar in arren moede verdaagde, teneinde zoodoende het moe ten afleggen van een openlijk testimo nium van volstrekte mislukking te voor komen een zelfde methode om den schijn te redden, als thans ter Londen- sche conferentie voor de economische ontwapening wordt toegepast. Henderson heeft niet meer bereikt, dan een vriendelijke verzekering dat het goede denkbeeld van een bijeenkomst tusschen Hitier en Daladier waarschijn lijk nog een verdere diplomatieke voor bereiding noodig zou maken. Uit de ver dere mededeelingen in het na het bezoek verstrekte communiqué, n.1. dat door de besprekingen te Berlijn en te München de kans is geschapen, dat de gedachten- wisseling over de ontwapeningsquaestie wordt voortgezet, blijkt trouwens even zeer, hoe vruchteloos feitelijk het bezoek van Henderson is geweest en hoe weinig positiefs het heeft uitgewerkt. Het diep-tragische van den huidigen toestand is, dat alle goede bedoelingen schijnen te moeten afstuiten od de reali teit der feiten. De tijd is voorbij, waarin men het „Duitsche gevaar" door verstan dige opvanging van de zich in het ver slagen land ontwikkelende stroomingen weilicht had kunnen bezweren. Thans verstijft men zich van weerskan ten in het geloof aan militaire machts middelen als de éénige redding uit den nood. En wij vreezen, dat deze fatale ontwik keling niet door den goedbedoelden be- middelingsarbeid van den Britschen oud minister van buitenlandsche zaken tot staan zal kunnen worden gebracht. Hoe zéér dit ook voor het ongelukkige Europa te wenschen ware! De mislukte economische wereldconfe- i rentle. Het is niet opwekkend om eerst j over een mislukte ontwapeningsconferen- te moeten schrijven en daaronder direct een en ander mee te deelen over een eveneens mislukte economische confe rentie. want een ander woord is er toch moeilijk voor te vinden. Men is, zonder resultaat uit elkaar gegaan en het is niet onwaarschijnlijk dat men nooit meer bij elkaar komt of is dit wel het geval, dan staat het toch te bezien of er dan meer resulaat bereikt zal worden dan tot nu toe het geval was. De N. R. Ort. schreef Zaterdagavond over de conferentie o.m.: De conferentie te Londen is nu zoo met zoo ruime en machtige deelneming op gang te hebben gebracht. Dit is het ongeluk van conferenties in het algemeen dat zij, op gunstige tijdstip pen en met uitermate beperke mogelijk heden bijeengeroepen, worden aangekon digd en ten slotte door een groot gedeelte van het publiek worden beschouwd als een kans, om de euvels waaronder de wereld lijdt met één slag heel belangrijk te verbeteren. Men klampt zich nu reeds zoo gaarne aan stroohalmen vast; hoe dan aan conferenties die als heele balken iêt |j Eoosevelt tot MacDonald: „Inflatie is goed voor de wereld economie!" („Daily Express"). wollen kleeding, ook badpakken, kousen en sokken(ook de allerfijnste) JAAP SNOR, Zuidstraa 19 (Let op den gelen winkel). bisschoppen, clerus en andere bedienaren van de katholieke kerk in Duitschland. Bij de reorganisatie in het Duitsche rijk zal de rijksregeering zich langs nieuwe wegen met den Heiligen Stoel in verbin ding stellen. De kerk heeft principieel het vrije recht van het bezetten van alle ker kelijke ambten zonder medewerking van den staat of van de burgerlijke besturen. Geestelijke hoogwaardigheidsbekleeders die in het Duitsche rijk hun zetel hebben, moeten Duitsche staatsburgers zijn. Pro vinciale en andere hoogwaardigheidsbe kleeders, wier zetels buiten het Duitsche rijk liggen, staat ook wanneer zij een an dere nationaliteit hebben, het visitatie- recht betreffende hun in Duitschland lig gende goederen en gemeenten, vrij. Het eigendom en andere rechten van de ge meenrechtelijke lichamen, van de kloos ters en vereenigingen der katholieke kerk op haar vermogen worden naar maatstaf van de algemeene staatswet ge waarborgd. De katholiek-phylologische faculteiten van de universiteiten van den staat blijven behouden. De hertog van Willingdon, onderkoning van Indië. goed als geëindigd. Nieuwe voorstellen zijn er niet meer mogelijk. Een Ameri- kaansch voorstel tot verlenging van het bestand in den tarievenstrijd onder be paalde voorwaarden, die zich vooral ook met de bijzondere omstandigheden van Amerika bezig hielden, kon reeds niet meer in behandeling worden genomen, maar zal aan het rapport van de oecono- mische commissie worden toegevoegd. Dat was het eenige wat gedaan kon wor-1 den met het reeds een week te voren als sensationeel aangekondigde plan, dat op zich zelf een nieuwe, en waarschijnlijk I nuttelooze conferentie had kunnen ont-1 ketenen. Wat er tot het laatst op aan bleef ko men was het werk vap de oeconomische j afdeeling. Daar werd onderhandeld over organisatie van product en handel in al lerlei belangrijke grondstoffen en levens-1 middelen, en volstrekt niet in den wilde weg. Het blijft de verdienste van deze conferentie dergelijke besprekingen over zooveel artikelen tegelijk naast elkaar, MAHATMA GANDHI. die de burgerlijke ongehoorzaamheidseam- pagne wil voortzetten, indien hij vóór 1 Augus tus niet tot een schikking met den onderkoning! komen kan. of'vlotten worden aangediend. In werke lijkheid zijn zij slechts goed voor doel einden, die met een tiende van de midde len of met nog minder, evengoed hadden kunnen worden bereikt. Het nut, dat de ontwapeningsconferentie op bepaalde momenten werkelijk voor den politie- ken toestand heeft gehad ware met een bijeenkomst van een aantal staatslie den zonder groot en kostbaar apparaat evengoed tot stand te brengen geweest. Het concordaat tusschen het Duitsche Rijk en het Vaticaan. Wij hebben al een en ander meegedeeld over het gesloten concordaat tusschen het Duitsche Rijk en het Vaticaan. Het is Zaterdag gepubli ceerd en bevat 34 artikelen. Van de alge: meene bepalingen vermelden wij het vol gende: Het Duitsche rijk waarborgt de ge loofsvrijheid en de openbare uitoefening van den katholieken godsdienst. Het er kent het recht van de katholieke kerk om binnen de grenzen der voor allen gelden de wetten hare aangelegenheden zelfstan dig te regelen en om binnen het kader van haar bevoegdheden voor haar leden bindende wetten en voorschriften af te kondigen. De met Beieren in 1924, met Pruisen in 1929 en Baden in 1932 gesloten con cordaten blijven van kracht en de daarbij erkende rechten en vrijheden der katho lieke kerk binnen de betreffende staats- gebieden blijven onveranderd gewaar borgd. In de toekomst zal het afsluiten van concordaten door de landen slechts plaats hebben met goedkeuring der rijksregee ring. Van geestelijken kunnen door rechter lijke ambtenaren geen mededeelingen worden verlangd over feiten die hun bij de zielsverzorging zijn toevertrouwd. De tegenwoordige organisatie en terri toriale indeeling van de katholieke ker ken in het Duitsche rijk blijven bestaan. De Heilige Stoel behoudt volle vrijheid van verkeer en correspondentie met de door Dr. H. J. van Enkhuizen. II. In .dit tweede artikel onder werpt Dr. H. J. v. Enkhuizen de politiek der Nederlandsche Bank, het communiqué over de ponden transacties, het aftreden van Mr. Vissering en andere in het oog springende manipulaties ter hand having van de waarde van den Nederlandschen Gulden aan een uitvoerige bespreking. Zooals wij in ons eerste artikel breed voerig hebben betoogd, is de positie van de Nederlandsche Bank, gezien de per 3 Juli 1933 opgemaakte bankstaat, kern gezond te noemen. Immers, 77.4 der zich in circulatie bevindende bankbiljet ten was door zuiver goudbezit van de bank gedekt, welk percentage zelfs tot 86.1 steeg, zoo men tevens daarbij in aanmerking nam het bezit van onze cen trale credietinstelling van buitenland- ische wissels, vermeerderd met haar saldi bij de buitenlandsche correspondenten van de Nederlandsche Bank. Wat de binnenlandsche positie van de bank aangaat, de huidige moeilijke om standigheden op economisch en financieel gebied zijn oorzaak, dat de vraag naar credietfaciliteiten van de zijden van de binnenlandsche credietnemers van de bank slechts gering is. Eenerzijds, omdat er voor „cash money" weinig vraag is, maar anderzijds vooral, wijl de groote bankinstellingen in Nederland, zooals: De Twentsche Bank, De Nederlandsche Han del Maatschappij, De Amsterdamsche Bank, De Rotterdamsehe Bankvereeni- ging, De Incasso Bank, R. Mees Zonen, Hope Co. (de heeren Van Loon), De Bank-Associatie (Wertheim Compertz 1834 en Credietvereeniging 1853 om slechts eenige der belangrijkste financi- eele instellingen in Nederland te noemen zeer huiverig zijn hun liquiditeit te ver minderen, zoodat zij hun credietverlee- ning aan particuliere geldnemers hebben ingekrompen, om daardoor steeds paraat te zijn aan al hun dadelijk opvraagbare verplichtingen te kunnen voldoen. De geringe credietbehcefte. Zoo was op den 3den Juli 1933 bij de Nederlandsche Bank slechts een bedrag van 55.9 millioen gulden aan wissels in herdisconto gegeven; en beliepen de be leeningen op effecten en goederen (onder den laatsten post is ook de beleening op goud begrepen, waarvoor de bank maar 1 berekent, hetgeen de uitzonderlijke positie van het goud duidelijk doet uit komen) slechts onderscheidelijk 120.1 millioen gulden en 4.3 millioen gulden, zoodat de geheele credietverleening van de bank aan de verschillende Nederland sche financieele instellingen slechts be droeg 180.3 millioen gulden. Hoezeer de groote Nederlandsche bankinstellingen er in de huidige om standigheden op bedacht zijn de eigen middelen liquide te houde, blijkt afdoen de uit één bepaalden post op de crediet- zijde van den bankstaat: „Rekening-Cou rant van anderen".De Nederlandsche Bank heeft n.1. twee rekening-courant-posten op de credietzijde van haar wekelijkschen bankstaat vermeld: „Rekening-Courant van het Rijk" en „Rekening-Courant van anderen". De eerste post bedroeg per 3 Juli 1933, nihil; zelfs had de Staat der Nederlanden op dien datum zich genood zaakt gezien een renteloos voorschot van 2.5 millioen gulden bij de Nederlandsche Bank op te nemen, waartoe de bank, krachtens het haar verstrekte monopolie, verplicht is tot een bedrag van maximum 15 millioen gulden. De „Rekening-Courant van anderen" omvat de saldi der verschillende groo- tere (en kleinere) Nederlandsche bank instellingen, bankiers, enz., die deze bij de Nederlandsche Bank aanhouden, welke post, per 3 Juli 1933, bedroeg: 78.1 mil lioen gulden. Deze post bevat dus het dadelijk opneembare tegoed van de ver schillende Nederlandsche financieele in stellingen bij deze centrale credietinstel ling. En er dient hier wel even de aan dacht op gevestigd, dat dit tegoed uiter aard geen rente draagt. De Nederland sche bankinstellingen, bankiers, enz. storten n.1. op hun rekening-courant bij de Nederlandsche Bank niets anders dan bankbiljetten door de Nederlandsche Bank zelve uitgegeven, die derhalve voor de Nederlandsche Bank natuurlijk in feite waardeloos zijn, zoodat zij er derhalve ook niet aan denkt over het bedrag der rekening-courant-saldi aan derden rente te vergoeden. Hieruit volgt anderzijds hoe groote waarde de Nederlandsche bankinstellingen, bankiers, enz. aan hun liquiditeit hechten, dat zij gezamenlijk op de Oude Turfmarkt te Amsterdam over een geen cent rente afwerpend tegoed beschikken van meer dan 78 millioen gulden! Men kan dus veilig zeggen, dat de grootere en kleinere financieele instel lingen hier te lande alles doen om, bij eenigszins belangrijke opvragingen van deposito hunner cliëntèle, onmiddellijk in staat te zijn hun verplichtingen na te komen. Keeren wij nu tot de Nederlandsche Bank zelve terug, dan hebben wij dus ge zien, dat de Nederlandsche Bank, be halve haar bezit aan goud in baren en gemunt goud, nog twee andere posten heeft, die met goudbezit zijn gelijk te stellen: buitenlandsche wissels en saldi bij buitenlandsche correspondenten. Het rentegevend goud. Het is dit bezit, dat gedurende het jarenlange presidentschap van den vroe- geren president-directeur van de Neder landsche Bank, Mr. G. Vissering, van HPIHS p©r el. Verkrijgbaar bij: Let op naam op den zelfkant Vraagt onze Stalen-cotlectie jaar tot jaar vermeerderde, aan welk bezit de vroegere president den naam gegeven heeft van: „rentegevend goud". Deze naam was metterdaad goed gekozen, want uit dit vaak in de honderd millioen loopende bezit aan buitenlandsche wis sels en aan saldi bij de correspondenten van de Nederlandsche Bank in het bui tenland, zijn in de veeljarige regeering van Mr. G. Vissering in het hoofdge bouw van de bank op de Oude Turfmarkt te Amsterdam tientallen millioenen gul dens winst behaald, die voor e§n zeer be langrijk gedeelte ten bate van den Staat der Nederlanden zijn gekomen, daar het leeuwenaandeel der door de Nederland sche Bank behaalde winsten aan het Rijk toekomt, wijl immers het Rijk, door hel aan de bank verstrekte monopolie, de bank in de gelegenheid stelt haar winsten te behalen. Het zoogenaamd „rentegevend goud" was echter geen werkelijk goud, zooals op den klassieken Maandag, den 23sten September 1931, zou blijken, toen Enge land den gouden standaard verliet, het Engelsch Pond Sterling duikelde, de Lon- densche beurs gesloten werd en de Am sterdamsche beurs, althans voor dien éénen dag, ter bezwering van een moge lijke paniek op de beurs, het voorbeeld frJt YfX veroorzaakt licht hevige Neemt dan. als altijd WSPIRIN- TABLETTEN Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van 20 tabl. 70 ets. en oranjezakjes van 2 tabl. 10 ets» Een Heldersche roman door WILLIARIS. 15) Zij wist wel, hoeveel pijn het de oude vrouw deed, steeds weer die ruzie tus schen die twee menschen, die haar het naast waren. En telkenmale opnieuw stelde haar moeder dapper weer haar bemiddelings pogingen in het werk om den vrede te verzekeren. Dat was nooit gelukt. ■Haar vader wilde, wat hij zich eenmaal in het hoofd had gezet, altijd doordrijven. Hoewel Nelly in alles op haar moeder geleek, had zij toch wel iets van dien on- verzettelijken wil geërfd en stelde zij zich niet zoo spoedig tevreden met wat haar vader over haar beschikte. Tenslotte echter was zij uitgeput door het aanhoudend gezeur en de onaange name woordenwisselingen gezwicht en was zij tegen haar zin getrouwd. Toen Nelly 19 jaar was, kwam zij op kantoor. Zij was vroolijk en levenslustig en had met haar vriendinnen dikwijls dt grootste pret als ze hun uitstapjes maak ten. Zij was ook lid van een dansclub ge-j worden. Daar had zij Hans Berg leeren j kennen. Hij was daar ingehaald door een lee- raar, en hoewel het geen gewoonte was, dat er militairen werden meegebracht, was er door niemand bezwaar gemaakt tegen zijn toetreden als lid, daar zijn vriend voor hem instond. Van dat alles wist Hans toen niets af. Had hij geweten, dat er over zijn al of niet toetreden als lid zooveel gediscus sieerd zou worden, dan zou hij bij voor baat al bedankt hebben. Nelly had zich dadelijk tot hem aange trokken gevoeld. Zijn hoog voorhoofd, zijn helder blau we oogen, de stevige kin en zijn rijzige figuur, zij hield er dadelijk van. Hij leek wel wat ernstig voor zijn leef tijd, vond ze, en ze dacht dat hij mis schien al veel leed had doorgemaakt, omdat ze vond dat hij vaak een melan cholieke blik in zijn oogen had. Hij was een bedaarde jongen, altijd vriendelijk en voorkomend en hij scheen ook heel goed zijn woord te kunnen doen, als dat noodig was. Men zag hen dikwijls tezamen en na het dansen wandelden zit veelal nog een straatje om, waarna hij haar altijd thuis bracht. Zij vond dat de marine-uniform hem goed stond en zij liep graag naast hem. Zijn rijzige gestalte imponeerde haar en ze dacht, dat hij wel geweldig sterk moest zijn. De bezorgdheid, die hij altijd toonde, bewees haar, dat zij ook hem lang niet altijd onverschillig was en een blij gevoel van geluk steeg in haar op. Zij was trotsch op hem en zag met genoegen, dat andere meisjes en vrouwen hen vaak nakeken, maar ze werd kregelig, als die anderen hem toeknikten of brutaal tegen lachten. Zij was zich bewust, dat er een groote liefde voor hem opbloeide in haar hart. Aan zijn gedragingen bemerkte ze, dat dat bjj hem ook het geval was. Op een avond, dat zij in een park wan delden, had hij haar zijn liefde bekend en zij wierp zich juichend aan zijn borst. Toen zij in zijn armen lag, voelde ze hoe heerlijk sterk hij was. Zoo leefden ze een paar maanden ge lukkig in hun jonge liefde. En hun geluk zou volmaakt geweest zijn, als ze hem bij haar ouders had kun nen brengen als haar verloofde. Maar zij wist, dat haar vader andere plannen op het oog had. Hij zou wel een betere partij voor haar opzoeken, tenminste, beter naar zijn eigen inzicht, want naar haar meening zou hij niet vragen, daar kende ze hem te goed voor. Daarvan was ze al bij voor baat overtuigd. Haar voorgevoelens bedrogen haar niet. Eenigen tijd had hij al een jong- mensch naar huis meegebracht, die op hetzelfde kantoor werkte als boekhou der. I Den laatsten tijd zag ze hem echter niet meer. Misschien was hij in ongenade ge raakt bij haar vader, dacht ze. In ieder geval, het kon haar niet sche len! Zij had Hans en de rest ging haar niet aan. Haar vader had al eens bij haar geïnformeerd, of ze niet dacht aan een verloving?- Zij had toen slechts het hoofd ge schud en ze zweeg wijselijk over haar om gang met Hans. Op zekeren avond, toen ze thuiskwam, zat daar een onderofficier van de marine, in een dr ik gesprek gewikkeld met haar vader. Zij hoorde dat hjj majoor was en werk zaam bij de administratie. Zij beweerde, dat het haar aangenaam was kennis met hem te maken, maar ging toch zoo gauw mogelijk naar haar kamer. De majoor was een klein, mager kerel tje, met geplakte, zwarte haren en een bleek gelaat, wat nog sterker uitkwam door zijn zwarte haar en wenkbrauwen. Hij riekte naar odeur en sprak met een geaffecteerde stem. Hij zag er naar uit, of hij door het eerste het beste zuchtje wind omverge gooid zou worden. Even miezerig en klein als vader, dacht ze, en waarschijnlijk een even groote doordrijver! Dat was wat Nelly inderhaast opmerkte, voor zij naar boven vluchtte. Zfj begreep maar niet, dat haar vader nog steeds niets scheen te weten van haar omgang met een gewoon matroos. Op de afdeeling correspondentie, waar zij werkte, wist iedereen van haar verkee ring. Er waren ook enkele collega's van haar op de dansclub. Als deze langs haar liepen, verrieden zjj soms plagend: „Mein schatz ist ein matrose" en hoorde ze weieens stekelige opmerkingen maken. Maar zij haalde dan slechts haar schouders op. Zij rekende er op, dat haar vader, die op de afdeeling boekhouding zat, wel gauw zou worden ingelicht èn ze hield zich dan ook klaar voor een onverwachte uitbarsting. Die uitbarsting kwam, maar toch anders dan zij verwacht had. Op een Zaterdagavond, dat Hans haar thuis bracht, nadat zij nog een straatje waren omgeloopen, kwamen zij plotseling haar vader zelf tegen. Zij schrikte geweldig en onwillekeurig drukte zij Hans' arm vaster tegen zich aan. „Wat is er kind," vroeg hij hartelijk. Haar vader was hen rakelings voorbij- geloopen zonder iets te zeggen, maar zij zag wel aan zijn woedende gezicht, dat er onweer zou losbreken, zoodra zij thuis kwam. „O Hans," haar stem trilde. „Dat was mijn vader! En hjj keek zoo woest. Er zit straks wat voor me op hoor!" Hans wist wel, dat haar vader er sterk op tegen was, maar hij had geen moeite gedaan om hem te spreken, omdat Nelly dat niet wilde hebben. „Dan zorgt hij, dat alles uit is tusschen ons", zei ze snikkend; „en dan ben ik jou kwijt Hans-" Toe jongen, wacht daar nog wat mee. We kunnen nu nog genie ten samen." „Alles goed en wel meisje, maar je be grijpt toch wel, dat het zoo niet kan blij ven! Eens krijgt hij het toch te hooren. 't Is veel beter, dat ik ronduit met hem spreek. Hij is toch wel voor rede vat baar!?" Maar zij drong er op aan, dat hij geen moeite zou doen. Zij kende haar vader im mers veel beter dan hij en ze wist dat hij heel andere plannen maakte. Zij meende nu te begrijpen, dat hij haar aan dien kleinen majoor wilde koppelen. Hij zou in staat zijn om haar op te slui- ten op haar kamer, als hij wist dat ze 'verkeering had met een matroos. „Nu, dan zal ik met je meegaan in huis," zei Hans na de ontmoeting. „Dan zal ik met hem spreken. Als hij dan te keer wil gaan, doet hij het maar tegen mij". „Neen, neen, 0 neen, Hans, daar ko men ongelukken van, och toe Hans, jon gen, laat me nu maar alleen gaan." Zij was hem 0 zoo dankbaar, dat hij voor haar in de bres wilde springen, maar zij vreesde voor de gevolgen. Op haar smeken gaf hij toe. Zij namen afscheid en ze had een bang voorgevoel, dat het de laatste maal zou zijn, dat zij haar hoofd tegen zijn borst vlijde en zijn sterke armen om haar heen voelde. Toen Nelly binnenkwam heerschte er een stilte, die haar benauwde. Een drei gende stilte. Zij trachtte zichzelf moed in te spreken. Ik moet er toch doorheen, dacht ze. Het beste is om maar flink van me af te bijten. Daar zat vader in een stoel, een klein miezerig kereltje, met een eenigszins ge bogen houding. De bril op zijn neus beefde van inge houden woede, die op zijn gezicht te lezen stond. Blijkbaar had hij zijn vrouw nog niets verteld, want deze zat met een .ang stig gezicht de komende dingen af te wachten en durfde waarschijnlijk niets aan hem te vragen. „Kijk vrouw," begon hij met driftige stem, die hij nog trachtte zoo kalm moge lijk te doen klinken. „Daar heb je nu onze dochter, die wij zoo'n goede opvoeding hebben gegeven. En wat denk je nu dat ze doet? (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 1