parijsche aristocraten
repareeren hun eer.
hem een maandsalaris uitkeert van 100
Dollar. In 1903 treedt Ford uit deze
firma (die inmiddels is omgedoopt in
de „Cadillac Motorcar-Company") en
sticht hij de „Ford Motor-Company".
die in den beginne geen gebruikswa-
gens, maar.... alleen ren wagens
bouwt! Sedert 1919 zijn 100 procent van
alle aarudeelen het eigendom van hem
en zijn zoon.
werkelijke pihilosoof, noch een econoom,
noch zelfs een uitvindersgenie als b.v.
Edison. Hii is slechts en de Ameri
kaan weet heel goed, waarom hii hem
dezen naam heeft gegeven! een
groote, oude vos, die een conjunctuur
golf heeft begrepen, aangevoeld, uitge
buit en nu tracht zün systeem met ijze
ren taaiheid verder door te zetten. Hy
is niet de eenige, die diit talent bezat.
Uit Henrg Ford's beginnerstijd:
Een der eerste renwagens, die Ford bouwde....
Hetgeen daarna volgt: de opbouw van
de werelötoeheerschende positie van de
laatste jaren, de uitvinding van de loo-
pende band, het aankoopen van mijnen,
eigen groeven, eigen glasfabrieken,
eigen spoorwegen en een eigen vloot,
de ononderbroken prijsdaling van zijn
producten bii een tegelü'ktijdige ver
hooging van de kwaliteit en vergroo
ting van de winst (in 1922 produceerde
Ford' 2.200.000 wagens, in 1925 boekte
hij een zuivere winst van 622 millioen
Dollars!) dat alles is bekend! Hij
vertegenwoordigt het groote, gulden
tijdperk der prosperiteit. En Ford staat
daar midden in, mager, slim, vlijtig en
eerzuchtig, de groote, oude vos! En
blijft ondanks alles, wat hii was: de zoon
van den Ierschen farmer
....geen toekomst?
Men zou nu alles kunnen gaan op
tellen, wat deize man, Henry Ford, voor
zijn tijd groot heeft gemaakt men
zou kunnen spreken van „Ford-isme",
men zou kunnen zeggen, dat dit een
aparte wetenschap was geworden, de
wetenschap van den loopenden band,
die door latere geslachten in gerecht
vaardigde verontwaardiging zou wor
den vernietigd en vertrapt, men zou
Ford critisch kunnen belichten, zoowel
in sociaal als in economisch opzicht,
men zou tegen of voor hem partij kun
nen kiezen, men zou zijn phiiosophie,
diie neergelegd is in een heele serie
boeken (die hij naar eigen verklaring
niet eens geschreven zou hebben), kun
nen ontleden en besprekenmaar
dat is alles onnoodiig! Ford is noch een
En hjj is ook niet de eenige, die geen
ander middel wist om de de wereld
overstroomende vloedgolf van de crisis
te bestrijden, dan door loons- en sala
risverlagingen, door bedrijfsbezuini-
ging. Ware hij het genie, dat men
gaarne in hem zou zien, dan zou hij de
groote redder uit den nood zijn geweest;
hii had dan niet alleen zichzelf en zijn
bedrijven, maar ook alle anderen ge
holpen! Maar hij is geen genie. Hij is
slechts de meest-vooraanstaande en
meest-typische vertegenwoordiger van
een tijd, die gestorven is en die nooit
meer tot leven gewekt zal worden.
Want hier, met betrekking tot het we-
deropleven van de prosperiteit, vergist
Henry Ford zich schromelijk! De „pros-
perity" van eens zal ooit dezelfde soort
keeren, evenmin als ooit dezelfde soort
grootkapitalisme in onze maatschappij
meer zal wortelen. De tüd is daarover
gevaagd en een eens begonnen ontwik
keling kan men niet terugstellen, ook
niet als een Ford het probeert!
Nieuwe, andere en misschien betere
maatschappelijke geleidingen als hier
en daar in andere landen reeds in be
proeving zün, zullen komen. En Ford
en zijn tijdperk zullen slechts een epi
sode geweest zijn in het eeuwige spel
der uren en minutenHoogstwaar
schijnlijk, dat juist hierin de tragiek
schuilt van het leven van den „grooten,
ouden vos".
De slager bij den dokter.
„Zoo, op welke plaats heb je pijn?"
„Hier, dokter, juist voor het lenden
stuk."
FORD LACHT
De Ford-anecdote als.... reclame
middel!
Vier dikke deelen volmoppen!
„ZIJ MOETEN MIJ SPREKEN!"
door
een byzonderen medewerker.
Behalve de oude Barnum heeft mis
schien niemand zoo intensief ce macht
van een goede, doelbewuste en.... on-
gineele reclame beseft, als Henry Ford,
de automobielkoning.
Hii was het. die voor het eerst het
sarcastische oordeel van zijn concur
rentie betreffende zijn producten ge
bruikte om zijn naam populair en be
kend te maken. „De menschen moeten
van mij spreken! Of zii goed of slecht
over mij spreken, dat is onverschillig,
de hoofdzaak is, dat zii het over my
hebben!" heeft hijzelf eens gezegd. En
om dat spreken te bevorderen, te for-
ceeren, heeft Henry Ford o.a. alle goede
en slechte moppen verzameld, die op
kosten van zijn automobielen zijn ge
maakt. Deze verzameling omvat vier
dikke deelen en in het druk verschenen
met prachtband. Tegenwoordig nog
wordt deze verzameling gratis aan
iedereen ten geschenke gegeven, die
onder verdenking staat eventueel een
Fordwagen te koopen. Enkele der bes-
ton volgen hieronder:
Op een winterdag stijgt een heer uit
een auto, een hoogbeenig monster, en
dekt de motorkap zorgvuldig toe met
een dikken deken. Een schoenmakers
jongen, die juist voorbijkomt, begnnt
te lachen en zegt: „U kunt dien deken
gerust wegnemen! Ik heb toch al ge
zien, dat het een Ford is!"
Een ezel ontmoet een Fordwagen.
Waarop de ezel vraagt: „Wat ben je?"
„Ik ben een automobiel!" zegt de
Fordwagen.
„Maak het nou!" zegt de ezel, „als jij
een automobiel bent, ben ik een paard!"
Een farmer bemerkt op een morgen,
dat een voorbijtrekkende windhoos het
gegolfd ijzeren dak van zijn voorraad
schuur heeft afgerukt en in elkaar heeft
gewrongen. „Misschien koopt Henry
Ford dat oudroest nog wel voor een
Dollar of vijf", denkt hii en stuurt het
dak naar Detroit.
Na vier weken krijgt hii een splinter
nieuwe Fordwagen toegezonden met
een begeleidend schrijven: „Hierbij uw
gerepareerde wagen! Maar hoe is zoo'n
ongeluk toch eigenlijk gebeurd?".
Een boer koopt een Fordwagen. De
verkooper rijdt met hem naar de dichtst
bijzijnde stad, maar halfweegs staat de
wagen stil! „Verdraaid", zegt do ver
kooper, „daar heeft de fabriek heele-
maal vergeten den motor in te bou
wen!" „Kom nu", zegt de boer, „wij
zijn tot hier toe toch heelemaal geré-
den!" Waarop de agent antwoordt:
„Jawel,, maar den halven weg rijdt
iedere Ford alleen reeds op zijn goeden
naam!"
„Jansen is de luiste persoon, die ik
ooit op twee beenen heb zien staan!"
„Hoezoo?"
„Wel, hij heeft nu een Ford wagen ge
kocht, om de asoh niet meer van zijn
sigaar te moeten tikken!"
maar het nu opgeven, daar dacht ik niet
aan. Wat een figuur zou ik slaan vooral
tegenover Francine, die me allesbehalve
aanlokte als huweliikscandidate.
Ik bleef de comedi© voortzetten en
hoe! Ik kreeg er plezier in, telkens wiist
ik wat nieuws te bedenken. Toen de,
tantes een week in de stad waren, wis
ten ze precies, hoe mijn vrouwtje ze
heette Laura eruit zag. Ik had, on
geveer naar de foto, die ik getoond had,
maar die „eenige jaren geleden geno
men was" een beeld samengesteld, zóó
als ik wel graag zou willen, dat mijn
vrouw eruit zag. Niet alleen over haar
uiterlijk, ook over haar innerlijk wijdde
ik steeds meer uit. Ik vertelde kleine
typische eigenschappen van haar. Ver
telde, welke kleuren ze het liefste droeg.
Haar sportieve genoegens, muzikaliteit,
welke boeken ze graag Las, hoe haar
jeugd verloopen wasman. ik had
nooit gedacht, dat ik zooveel fantasie
bezat en dal het zoo in den smaak zou
vallen, eens te fantaseeren. Per slot van
rekening kom je daar als zakenman
weinig toe. Wel, tenslotte bestond er
een Laura met roodbruine, krullende
haren, mooie oogen, die soms donker
bruin, grijsachtig leken, een niet heele-
maal regelmatig gezichtje, maar frisch
en lief, een mondje, dat tegelijkertijd
kracht en humor uitdrukte, een aller
liefst figuurtje en een karakter....
kerel, wat een karakter had ze. Modern,
ze was secretaresse geweest van een
zakenvriend van me maar toch
coquet, echt vrouwelijk, met een inslag
naar moederlijkheid. Vroolijk, graag
een pretje meemakend, goed' dansen,
maar au fond, ernstig en degelijk. Een
echte kameraad en toch met dat tikje
duveltje in zich, dat een vrouw zoo
pikant boeiend kan maken. Wel om kort
te gaan, was ik zoo verliefd, toen deze
twee weken om warenmaar dan
ook zoo erg, dat de tantes het moesten
gelooven en niet meer twijfelden.
Ze trokken af. En toen had ik de
waarheid moeten schrijven. Maar zie je,
ik kon niet. Ik gaf de foto's en het
taschje terug.... die foto was Laura
niet.dat taschje niet van Laura.
Maar Laura zélfja, die was er. Ik
had 'haar geschapen en kwam als een
soort behekste toovermeester, eenvou
dig niet meer los van mijn droombeeld.
Integendeel, ze werd steeds feller, steeds
reëeler, mijn Laura. Ik vergeleek haar
met alle vrouwen, die ik ontmoette....
en altijd vond ik haar veel mooier, lie
ver, aantrekkelijker. De tantes schrijven
dat zij niet bestond? Ik zweer je, de
gedachte alleen gaf me een sensatie
alsof iemand van me verlangde, dat ik
een vrouw vermoordde. En.... zoo is
het gebleven! Laura ging nooit meer
weg. Ze werd ouder met me, ze deelde
mijn zorgen en vreugden, ze., maakte
wel eens ruzie, als ik niet heelemaal
trouw was.... maar ze won het altijd
van iedere levende vrouw.Ik kon er
geen vinden, die haar kon verdrijven.
Ja, natuurlijk vind je het vreemd,
zei hii, maar geloof je niet, dat onze
gedachten dikwijls zooveel werkelijker
zijn dan onze daden? Dat ons geestes
leven het ware is? Hoe het zii.... ik
weet zeker, dat je me gelijk zoudt ge
ven, als je haar maar eens kon ontmoe
ten. Ze is zoo aardig, zoo heelemaal wat
ik noodig heb. wat ik waardeer in een
vrouw, nu ja, vroeger was ze natuurlijk
mooier, maar ze heeft toch nog veel
charme.
Ik dronk mijn koffie, die koud was
geworden, met één slok op, om te be
komen. Was het mogelijk? Zou die
goede, beste kerel een héél ldein
beetje
Hy barstte opeens in lachen uit.
Wat heb ik je gezegd?
Ik wist wat je zoudt denken.
Hy wenkte den kellner. Toen zei hy
vriendelijk: Het was maar 'n grapje,
beste kerelnatuurlijk is er geen
woord van waar van dat onzinnige ver
haal.
Ik zweeg. Ik was ervan overtuigd dat
hy loognü!
EINDE.
Een duel om het „Russische huwel|^.
De graaf van Cassagnac en de P--
Gallitzin-Ostermann, twee bekend* p
rijsche aristocraten, zullen binneni
met sabels of pistolen tegenover eiv°ft
staan, om de elkaar toegediende 00/?
gen veer met bloed weg te wis*-1-
staan, om de elkaar toegediende
gen weer met bloed weg te wisschëi7
Heel Parijs wacht met spanning
'en afloop van deze sensationeelV
beurtenis, die in onzen nuchteren hu
iets heel bijzonders belooft te w0J„
Oorzaak: De Parijsche Vereeniging,?1'
Wetenschappen had een debatavond l
legd over het probleem van het Sovk
„huwelijk". De voorzitter was mf,'
Cassagnac. Midden in diens redeondr
brak de prins Gallitzin-Ostermann h!l'
woorden: „Er is geen Rusw
met de
meer; U heeft geen recht om over R»
land te spreken!" Graaf Cassagnac weea
een prins op de rechten van een geta
ciplineerden luisteraar. De prins dj,
overigens voorzitter is van de anti
bolsjewistische'Liga, zweeg daarop,
Na de lezing zeide Cassagnac in 'het
voorbijgaan tegen den prins: „U 1^,
het den voorzitter niet gemakkelijk 2e.
maakt, zyn taak naar behooren te ver.
vullen", waarop de prins hem geen ant.'
woord waardig keurde, doch hem den
rug toekeerde. Daardoor gekwetst
vrceg Cassagnac den prins: „Heeft ii
de bedoeling mij te beleeaigen?" 11,
U wilt, ja!" antwoordde de prjn,
spottend lachend; waarop CassagnacjD
zijn woede den prins enkele hevige oor.
vy'gen toediende, die de prins nieten-
beantwoord liet. Een hevige vechtpartij
ontstond, waarbij ook de andere „grafe.
lyke" en „prinselijke" aanhangers fc.
grepen. Dat was het einde van het „wé-
tenschappelyke debat"
Den volgenden dag wachtten belle
kemphanen op de secondanten van den
tegenstander, maar deze kwamen riet,
daar beide het standpunt innamen be'
leedigd te zy'n en genoegdoening te
kunnen eischen. Teen de oude hout-
degen Cassagnac van dit standpunt van
Gal'itzin hoorde, ontstak hii in woede
en liet hy door zijn getuigen aan den
prins telegrafeeren, dat zij den volgen
den morgen bij hem zouden komen, (en-
einde de öuelvoorwaarden te bespreken,
Daarmede is een duel onvermijdelijk ge
worden!
Op de vragen van een vriend, of hjj
inderdaad op een duel zou ingaan,zeide
Cassagnac: „Natuurlijk zal ik duellee-
ren! Het is immers niet de eerste maal,
dat ik dat doe. Ik heb reeds twintig
duels in myn leven uitgevochten. Het
dueüeeren ligt onze familie in het bloed.
Mijn broer heeft reeds meer dan dertig
duels geleverd; enkele ooms van mij
hebben ook tientallen malen gevochten.
Waarom zou ik dus niet voor mijn eer
strijden? Al ben ik onderwijl een dagje
ouder geworden, dan veel ik mü toch
nog sterk genoeg om iedereen met
wapens in de vuist voor een eerlijken
stryd onder de oogen te komen!"
De rykgeworden inbreker open' w
brandkast. ,m
(„Journal
EVENLACHSPIEROEFENI*61
Electrlsch licht
V« t g0fS'
Een oude boer, die voor nei
naar Amsterdam was gewees
schreef zijn vrienden de Pra?' s>
het hotel, waarin hij gelogeerd
nci nuiei, wuanii 11 jj jfle»
„Alles was dik in orde," zei ny,
uitzondering van één ding;
het onhebbelijk, dat ze den
m. ht het licht lieten branden
ik niet gewend huis...." vr\ende>'
„Wel." zei een van de „p,>
„waarom blies je het dan nie „e Ro"
„Uitblazen?" zei de boer:
ik dat? Het ding brandde
Ileschje!"