Ons kinderverhaal,
Dorst.
Eds leert den veldwachter
zwemmen
K
Een verhaal in een notedop
door
P. GERRINK.
De ouders van Tom waren heel arm,
zoo arm, dat zij hun zoon geen vak
konden laten leeren. Een van de ooms
van Tom woonde in Amerika en had
daar een groote boerderij, een farm
noemden ze dat daar. Deze schreef nu,
dat hij zijn neef wel graag bij zich
wilde hebben om een boer van hem te
maken, die later goed zijn brood zou
kunnen verdienen. Hij zond het reis
geld en wat extra geld voor kleeren en
eindelijk kwam de dag, dat vader en
moeder hun jongen naar de boot
brachten, die naar een ver, ver land
zou vertrekken.
Hartroerend was het afscheid, hij
kon haast niet van zijn moeder losko
men. Maar de fluit van de boot ging en
niet lang daarna kwam er beweging in
het schip en daar vertrok hij. Hij
wuifde tot hij niets meer op de kade
kon ontdekken.
Zonder vele wetenswaardigheden
kwam hij in Amerika aan en na een
paar dagen was hij bij zijn oom op de
farm. De ontvangst was niet bepaald
hartelijk en al spoedig bleek het Tom,
dat hij beter thuis had kunnen blijven
dan bij zijn oom te zijn, die zelf geen
kinderen had en zeer hardvochtig was-
Van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat moest hij hard aanpakken en als
hij dan 's avonds doodmoe van het veld
thuiskwam en zijn oom vond, dat hij
niet genoeg gedaan had, kreeg hij een
pak slaag en geen middageten. De jon
gen schreef aan zijn ouders, hoe zijn
oom voor hem was, maar zijn oom
maakte den brief open en toen begon
het eerst heelemaal er slecht voor hem
uit te zien.
Na drie maanden was het een ware
hel voor Tom en op een zekeren dag
liep hij weg. Maar waar moest hij naar
toe, hij wist heelemaal geen weg in dat
groote land en wat het ergste was, hij
kende de taal ook niet. Maar liever
alles dan bij zijn oom te blijven en hij
holde naar het Oosten, want hij wist,
dat daar de kust van den Atlantischen
Oceaan moest zijn. Troosteloos was het
land om hem heen, een prairie, dat is
een dorre grasvlakte, strekte zich ver
uit, zoo ver hij kon zien. met niets dan
hier en daar een groote cactus, met
scherpe punten, die dreigend tegen
den hemel afstak.
Den heelen dag liep hij voort, totdat
hij tenslotte uitgeput van moeheid,
honger, maar vooral van dorst niet
verder kon. Hij strekte zich op den
grond uit en sliep heel spoedig in. Hij
werd pas wakker, toen het den volgen
den morgen bijna tien uur was. Dade
lijk voelde hij weer den honger, maar
het meest kwelde hem nu de dorst. Hij
besloot water te gaan zoeken. Maar hoe
hij keek en tuurde, nergens was een
druppel water te bekennen. Uren lang
liep hij door de gloeiende zon, het was
een ware marteling- Toen bedacht hij,
dat er misschien water onder den
grond zou zitten. Met zijn handen be
gon hij te graven, den eenen kuil na
den anderen, maar ook daar niets dan
teleurstelling.
Verderop probeerde hij het opnieuw,
vlak bü een grooten cactusboom. Weer
groef hij tevergeefs en zijn handen
waren overal geschaafd door dat har
de, scherpe zand. Opeens trekt hij aan
een wortel, die zacht en sappig is. Hij
trekt een stuk van dien wortel uit den
grond, rook er eens aan, zette er toen
zijn tanden in en wat een geluk, daar
vond hij een eetbare wortel, die niet
allen zijn honger stilde, maar ook zijn
dorst leschte. Hij groef er nog een
groot stuk wortel uit, stak dat in zijn
zak en ging nu vol moed verder. Da
gen achereen liep hij, steeds maar
naar het Oosten, totdat hij tenslotte
Ulair»» bnvennlaats kwam Den
heelen weg had hij zich door dien
wortel, die overal in den grond vlak by
de cactusschen te vinden was, gevoed.
In de haven lag een groot schip met
bestemming naar zijn vaderland. Hij
ging nu naar den kapitein, die hem ge
lukkig kon verstaan en vertelde pre
cies wat er allemaal gebeurd was en
vroeg of hij mee mocht naar zijn va
derland. Hij wilde graag onderweg
den kost verdienen met werken, daar
zag hij niet tegenop, als hij maar niet
alleen in dat vreemde land moest ach
ter blijven. De kapitein was een braaf
mensch en stemde dadelijk toe. Tom
hielp onderweg in de keuken en na een
paar weken stapte hij in zijn ge
boorteplaats weer aan wal.
Hij holde naar zijn ouderlijk huis en
de gezichten van zijn vader en moeder
waren onbeschrijfelijk Toen de blij
heid van het wederzien een beetje
voorbij was, vertelde hij alles wat hij
bij zijn oom had meegemaakt. Zijn va
der en moeder waren daar natuurlijk
heel boos over en schreven een lan
gen brief aan hun familielid, waarin
zij hem vertelden, dat hun zoon weer
veilig thuis was en dat zij het schande
vonden hun kind zoo te behandelen.
Tom, die intusschen had leeren aan
pakken, ging nu bij een baas in de
leer. De banketbakkerij had hem aan
boord zeer aangetrokken en na een
paar jaar was hij eerste bediende in
een flinke banketbakkerij. Hij was
een heel goed vakman, had plezier in
zijn werk en verzon iederen keer een
nieuw koekje of gebakje, waardoor de
zaak steeds meer klanten kreeg.
Zoo was hij al weer lang zijn nood
uit Amerika vergeten, toen hij na ver
loop van missQhien wel tien jaar een
groote gele enveloppe thuis kreeg uit
dat vreemde land, dat er heel gewich
tig uitzag en vijf groote lakken aan
den achterkant had. Stel je zijn vei
bazing voor. toen hij het open maakte
en uit den brief las, dat zijn oóm ge
storven was en hem tot zijn erfgenaam
had gemaakt. Hij had tenslotte toch
berouw over zijn handelwijze gekre
gen, en wilde dat nu op deze mariier
goedmaken. Het was een aardig som
metje en dat stelde hem in staat zelf
een zaak te beginnen. Zijn ouders kwa
men bij hem inwonen en zoo had het
slechte avontuur toch nog een goed
einde.
De Rooverbende van de
„roode vinger"
en hoe zij Bullers wéér te
pakken namen....
door
MART.
Eds kende geen grooter genot, dan
kikkervischjes vangen. Hij zwóér ge
woonweg bii kikkervischjes! Iederen
Zaterdagmiddag, iederen Zondagmid
dag die kwam en ging, was voor Eds.
kikkervischjesdag. Dat was nu een
maal een stokpaardje van hem....
Wie Eds was? Wel Eds is Eds.
Maar, als je het nu zoo heel precies
wilt weten, vooruit dan: Eds was het
zoontje van notaris Plos. Zoo deftig,
rustig en onverstoorbaar als de notaris
was, zoo ondeugend, levendag en opge
wonden was Edsje altijd. Natuurlijk
heette hü volgens de registers van den
Burgerlijken Stand Eddie, maar ieder
een kende he-m van een beginne af als
„Eds".
Rustenlhoek, het a'orp waar Edsje's
vader notaris was, had jaar in jaar uit
slechts rust gekend. Geen goede Rus-
tenhoeker, of hü was de kalmte in per
soon. En tocher was één veete in
het dorp, die het nooit heelemaal tot
rust bracht. En dat was maar goed ook,
want anders was Rustenboek misschien
heelemaal ingedommeld. Die veete, die
Rustenhoek zoo nu en dan onbarmhar
tig opschrikte en maandenlang weer
stof tot spreken gaf, was de gezworen
vijandschap tusschen Eds enveld
wachter Bullers, den ordebewaarder van
Rustenhoek.
Het was geen wonder, dat Bullers
Fdsje altijd „zocht", want geen Rus-
tenhoeker vergreep zich aan de regels
van orde en veiligheid; anders zou hij
zijn naam als Rustenhoeker geen eer
aan doen. Edsje was de eenige uitzon
deringen niet zoo'n kleine uitzon
dering ook. Van een vroegen morgen
tot den laten avond was het de grootste
zorg van den veldwachter om te weten
te komen, waar Edsje zich op dat
oogenblik ophield en wat hij uitvoerde.
En dat was geen lichte taak, want Edsje
zocht meestal die plekjes op, waar hij
veldwachter Bullers het laatst ver
wachtte.
Zoo was het ook ditmaal weer eens
Zaterdagmiddag geworden. „Weet je
wat", had Edsje tegen de andere Rus
tenhoeker jongens gezegd, „we gaan
kikkervischjes vangen in het sluis-
beekje." Edsje had zoo langzamerhand
heel de school reeds aangestoken met
zijn kikkervisohjes-voorliefde. En daar
om viel zijn voorstel in goede aarde.
„Schepnetjes meebrengen en om twee
uur aan het hek bij den zandheuvel."
Zoo werd er afgesproken
..Om twee uur ontbrak er niemand
meer op het appèl. Voorzien van
schepnetjes en leege jampotjes trok men
naar het sluisbeekje. Het sluisbeekje
lag op afgesloten terrein. Maar men be
hoefde slechts over het prikkeldraad te
stappen, dat op sommige plaatsen los
was om op dat terrein te komen. Het
sluisbeekje was een modderig, vrij
breed watertje, met enkele bruggetjes
en aan het eind ervan was een soort
sluisje, dat het overtollige polderwater
tegenhield, zoodat het niet te snel het
peil van het heekje zou verhoogen.
„Weet je wat, jongens", had Eds ge
zegd, „we gaan een vlot bouwen; er
ligt hier toch hout genoeg en als we
midden op het water zitten, vangen we
veel meer." Zoo gezegd, zoo gedaan.
Het vlot werd gemaakt. Een paar plan
ken dwars en een paar planken in de
richting van het slootje.... een paar
graszoden op de verbindingsplaatsen
en een dosis moedweldra dreef
Edsje op een wankel vlot midden op
het slootje. Vol bewondering keken alle
jongens van Rustenhoek. hce hü, geze
ten op het vlot, dat zoo nu en dan
gevaarlijk schuin in het water lag, met
zijn net het eene kikkervisclije na het
andere verschalkte. „Jongens, hier zit
ten d'r een troep!"En weer haalde
hij een paar van de spartelende, zwarte
vischjes uit het drabbige water
Toen lrwam het ongeluk.... Veld
wachter Bullers, die op de een of an
dere manier lucht had gekregen van ce
plannen van zijn plaaggeest, was met
reuzenschreden naar den zandheuvel
getogen en daagde nu aan de kim van
het sluisbeekje op, als een Demon der
wraak, met een fladderende snor en
een sabel, die zoo gevaarlijk heen en
weer slingerde, dat iedereen verwacht
zou hebben, dat Bullers er in twee tel
len over zou struikelen. Maar een gril
lig en fortuinlijk lot spaarde Bullers
voor een dergelijke buiteling en hü
had in zijn loopbaan een zekere vaar
digheid gekregen om de slingeringen
van zijn zwaard met behendige spron
getjes te ontwijken.
„Eds, gilde een van de jongens,
„daar he'je de Bul." Want - oneerbie
dig genoeg, veldwachter Bullers werd
bü de jeugd aangeduid met ,.de Bul"!
-— Als een haas vlogen de jongens alle
kanten uit, de meesten over het hek,
waarbij menig winkelhaakje op reke
ning van het prikkeldraad kwam te
staan.... Maar enkele anderen bleven
in de buurt, verstopt in de struiken,
die welig bij het sluisbeekje tierden en
wachtten af, hoe Eds zich zou redden
uit deze onaangename situatie. Het
veilige gevoel, dat de Bul aan de over
kant van het slootje stond, gaf hen
moed.
Edsje zat inmiddels leelijk in de
knel. De Bul paderde met reuzenschre-
cen en hij was met zijn wankel vlot
nog steeds midden op het beekje. Met
een plank trachtte hü zich af te
duwen, maar toen de Bul naar een
bruggetje liep, staakte hij die pogin
gen en bleef veilig in het midden van
de beek liggen. De Bul naderde meer
en meer. Zoo jongetje," zei hij klei
neerend, „heb ik je daar 's even lekker
te Pakken." „Nog niet. B- 'letje. nog
met!" brutaalde Eds terug. l)e vel*
wachter werd nog spinnijdiger, dan hij
al was. .,Hcb i'k je niet te pakken, kwa-
longen?" bulderde hij en het leek er
enkele oogenblikken op, of de veld
wachter een sprong zou wagen en op
het vlot zou springen. Maar het feit
dat een onvoorzichtige beweging van
Erts, die toch even schrok, het vlot
schuin deed staan en half onder water
zette, scheen de Bol te doen inzien, dat
®e poging onvermijdelijk op een
fiasco moest uitloopen. Hü plukte aan
zijn snor endacht na. p06n
scheen hem een licht op te gaan.
„Wacht maar. slangengebroed," riep
hü en met een paar sprongen stond hij
op het sluisje en trok met inspanning
van alle krachten het sluisdeeurtje
omhoog. Gulpend schudde het water
in het beekje en Eds voélde, dat zijn
vlot ging afdrijven. naar het brug.
getje1 En tot, overmaat van ramp
had veldwachter Bullers post gevat op
het bruggetje, waar hij regelrecht naar
toegedreven werd. Er was geen ont
snappen mogelijk en toen Edsje dat
zagberustte hjj en wachtte de din
gen af. diie komen zouden. Bullers was
half over de leuning van het brugge-
tje gekropen en hield zich nog maar
met één arm vast. Zoo wachtte hü af,
tot hü Eds bii de kraag zou kunnen
grijpen. Maar, Edsje was niet al
leen; er waren gelukkig nog anderen,
die hem wilden helpen. Toen Edsje op
zoo'n meter of zes afstand van het
bruggetje was, zag hü een hoofd ach
ter de struiken verschijnen, dat en
teeken gaf, zich stil te houden. Voor
zichtig kwam de eigenaar van het
hoofd te voorschijnhet was Gerard
Miinders. Hij sloop naar het bruggetje,
waar de veldwachter het veel te druk
had om op zijn omgeving te letten,
raapte onderweg een stevig stuk hout
op en was een oogenblik later op het
bruggetje. Alleen de linkerhand van
den veldwachter hield de brugleuning
vastMijnders liet geen tijd ver
loren gaan, maar gaf met zijn stuk
hout een harde tik op de hand van de
Bul. Met een gil van piin liet deze los
en.... tuimelde hals over kop in het
Sluisbeekje.
Edsje slaakte een triomfkreet van
plezier, toen hü de Bul zoo lekkertjes'
in de modder zag plompen! Dadeljik
stuurde hü naar de kant en Gerard
hielp hem een handje om op den kant
te komenDe Bul lag nog languit
in het water, als een toonbeeld van
wanhoop. Zijn haren plakten over zijn
natte voorhoofd en zijn uniformpet
dobberde enkele meters verder op den
stroom. Miinders liet het sluisleurtje
zakken. En Edsje hield zich aange
naam bezig met de jammerende Bul,
die alsmaar „Help. ik kan niet zwem
men" riep, hoewel het slootje geen
halve meter diep wasA's je me
nu neg lekker wilt pakken. Bul, dan
moet je opschieten," plaag:'e Eds, „ik
zal je eerst even leeren zwemmen....
opgepast: knieën optrekken, voeten
naar buiten, knieën strekken. Handen
voorwaarts, onvree.'en. ariren buigen,
één, twee, drie!" De Bul had inmiddels,
ontdekt, dat lui in het slootje kon staan
en krabbelde door de modder naarcej
kant. Het werd hoog tijd voor de beide
belhamels het hazenpad te kiezen..
hetgeen ze dan ook zonder aarzelen1
deden.
De Bul, die droop van modder eir
vuil, had niet veel lust. een aohtervo.-.
ging in te stellen. De kikkers kroren
uit zijn broekspijpen en de watertor
ren liepen over zijn neus. Aan ieder°
uniformknoop hing een tros water
planten en het kreos zat in zijn ooreru.
Als het beeld der wanhoop kwam rij
bij het portiershuisje, aan, waar N,
Peters, de waker een lachtoevsl t-*,
zorgde.... tot groote ergernis var
veldwachter. Peters stopte den vr
wachter onder de pomn en liet ,e
droge uniform voor hem halen- El
Bullers zwoer bij alle profeten, cie
HÏ
i-'UUClö ^WUCJL UIJ fllic J/IVXYV.*.
maar wist op te sommen, dat «e
hamels" geducht gestraft zouden
Eds was inmiddels me ziin YrleI^'
naar huis gewandeld en had lezer
die het nog niet wist, in £e,'re" s„,
kleuren verteld, wat er gebeurdI
Voor de zooveelste maal wasifc
held van den dag en wat er ,yfrV v0].
beurde, vertel ik jullie beslist ce
gende week.
(Nadruk
verboden)-
DE VERJAARDAG VAN P°pjE
TRUUS.
Myn pop heeft morgen iYerjaaI0ok
Wat zal ik haar geven? Een
bloempot? Maar zulke kleinf
potten bestaan er toch niet? niaJr
maar die maken we zelf. Ge
eens op!ierd<iP-
Wy' halen in de keuken een j,a.
Maar de schaal moet nog on
digd zün. Misschien heeft m° pan-
een ei, dat ze voorzichtig 'n pn
netje laat leegloopen, om net
nen klutsen voor de omelette,
dergelijks! het dtf*
Nu snyden we voorzichtig n