HET PETER-EILAND.
Ons kinderverhaal.
De Gewonde
Voor teekenaartjes.
Een niet-alEedaagsch verjaardagsgeschenk
Uit poppenmoeder'jes kookboek
ONS KlNDCRtlOCKlgCl
door
TINE BAANDERS.
(Slot)
„O, daar ben ik op gewapend; hier
neemt u dezen band eens aan, sla hem
op zijn bek, nu flink aantrekken, stevig
vasthouden! Zoo, dat is goed, nu kan
hij den bek niet opendoen, de achter-
pooten binden wij ook vast, goed zoo!
Nu beestje: op je zij liggen, en nu begin
ik!" Het werd een langdurige geschie
denis, eerst het haar van het gestolten
bloed gereinigd, toen alles kort geknipt,
de wond uitgewasschen, terwijl Cora lag
te brullen en te jammeren. De vrouw
zat er bij te schreien: „Och meneer doe
hem toch geen pijn", riep ze.
„Ja mevrouwtje lief, zachte heel
meesters maken stinkende wonden, we
moeten een beetje doortasten. Ziezoo,
nu snel het verband erom en heeft u
soms wat vleeschnat, geef hem dat dan
maar met wat witte brood. Een extratje
na zooveel bloedverlies kan geen
kwaad". „Meneer, komt u morgen nog
naar hem kijken?"
„Nu, mevrouw, ik denk, dat het beter
is, dat u morgen met hem op de kliniek
komt, dan kijken we het nog eens na.
Goeden dag mevrouw, morgen meneer"
en weg was hij.
Cora heeft het dien dag opperbest
gehad, kreeg zooveel van de vrouw,
zulke lekkere hapjes, dat de baas ein
delijk zei: „Nu is het mooi geweest
hoor, straks wordt hij nog ziek van
maagoverlading. Laten we hem nu rus
tig laten slapen, dan is hij morgen weer
zoo goed uitgerust, dat ik hem mee kan
nemen naar de kliniek
Maandagochtend kwam de baas in de
keuken.
„Wel Cora, hoe is het ouwe jongen?"
en Cora krabbelde uit de mand, wreef
met zijn neus tegen den baas zijn hand
en kwispelde met zijn staart.
„Dat is een goed teeken, ga je straks
mee „uit?"
Maar Cora, anders zoo verheugd bij
het woordje „uit", sloop stilletjes weer
in de mand terug.
Wat zullen we nou hebben, dacht de
baas, zou hij bang zijn om buiten te
komen? En jawel, Cora ging op den
buik liggen en was niet te bewegen de
gang door te loopen.
„Wacht nog wat," zei de vrouw,
„maar wat was dat?" Er ligt bloed op
den grond, o kijk eens, de poot is zon
der verband en de wond is open. Ach
Cora wat heb je gedaan! „O wat vree-
selijk,_ kijk het eens bloeden."
En jawel, Cora was op hondenmanier
ook eens aan het genezen gegaan. Je
weet wel, dat honden zich net zoo lang
likken tot de pijn over is, of het wondje
dicht is en nu had Cora met veel moei
te het verband dat heel stevig om zijn
poot zat, er af weten te halen en had
de wond weer heelemaal open gelikt.
Meneer legde er een noodverband om,
want zoo kon hij hem niet meenemen.
Het verband moest dus dienen tot zij
bij den veearts kwamen.
„Gauw wat man," zei mevrouw, „om
elf uur is de kliniek gesloten en de vee
arts naar buiten, naar de boerderijen."
„Ja, ja, gauw wat, jij hebt mooi pra
ten, ik haast me al, wat ik kan. Geef
m'n jas eens aan, zie zoo, nu Cora ga
je mee?"
Maar neen, Cora bedankte, Cora
keek naar den baas, keek naar de
vrouw, maar verroerde zich niet.
„Wat zullen we doen," vroeg me
vrouw, „de ochtend is bijna om en je
weet niet hoe je hem meekrijgt. Weet
je wat, rijd even voor met den wagen,
dan chauffeeren we Cora naar den vee
arts."
Daar moest de baas toch om lachen,
een auto voor een hond? Maar, och ja,
waarom ook niet? Het was tenminste
een oplossing.
De baas ging naar de garage, haalde
den wagen en toeterde er flink op los.
„Wil je zeggen aan mevrouw, Cora, dat
de wagen voor is en dat de chauffeur
aan het portier staat?" vroeg hii lachend
aan het dienstmeisje.
„Mevrouw laat vragen, of u even bin
nen komt, want u zult Cora moeten dra
gen in den auto. hij wil geen poot ver
zetten."
Dat vrachtje viel niet mee voor den
baas, jongens wat is zoo'n log beest
zwaar, vooral als hij tegenstribbelt!
Maar eindelijk dan toch met hulp van de
vrouw en het meisje, werd Cora in den
wagen getild. Mevrouw reed mee om
hem vast te houden en ook om te hel
pen als hij er bij den veearts weer uit
moest.
„Ja", zei de dokter, „nu beginnen we
maar weer van voren af aan. Helpt u
nog even, dan slaan wü den band om
zijn bek." En weer lag Cora te klagen
en te jammeren, weer moest de wond
gezuiverd, weer kreeg hij een nieuw
verband om. „Weet u wat we doen, hij
krijgt een kraag aan." „Wat is dat nu
weer?" vroeg mevrouw.
„Dat is een breede, bordpapieren
kraag, die hangen we om zijn kop. Als
hfj nu dien kraag om zijn hals heeft,
kan hij niet bijten, met zijn bek is hij
dan weerloos. Wel kan hij met zijn an
dere poot schuiven en wroeten, maar
dan moet u 's nachts zijn pooten maar
losjes binden, dan kan hii heusch geen
ongelukken meer maken."
Och, wat zag Cora er allermalst uit!
Hinkend met den gezwachtelden poot
als een uitroepteeken in oe lucht en
dan die witte kraag om! Het was maar
goed, dat hii in zijn eigen auto weer
naar huis reed, de straatjongens zouden
hem misschien met steenen hebben ge
gooid! Als hü at of dronk, werd de
kraag afgedaan, de vrouw zat er stil bij
en waakte, dat hii niet begon te likken.
Zoo zijn er heel wat daagjes verloopen
eer de veearts toestemming gaf om het
verband eraf te nemen. Het lidteeken
bleef ook nog lang zichtbaar, want zoo
gauw kan hondenhaar niet aangroeien.
Maar langzamerhand scheen Cora het
heele geval vergeten te zijn, althans,
toen meneer op een mooien dag riep:
Cora, ga .je mee uit? sprong Cora weer
blü tegen hem op eh kwam met me-
neer's wandelstok in zijn bek aan
dragen.
Om te kleuren!
Hier heb je een paar voorbeelden.
Als je handig bent, kan je ze veel
grooter nateekenen.tenminste als
je oppast, dat je ooren, oogen, vinnen
en pooten op de goede plaats teekent.
Wie nu heel ijverig is, kan zich een
nieuw voorbeeld uitdenken, een vogel
b.v., of een.katje. Maar ook beginnen
met den eenyoudigsten vorm, een
ovaal of een cirkel. Dan kan je nog
een mooi kleurtje aan de teekening ge
ven, hetzij met kleurkrijt, hetzij met
waterverf.
Hoe Peter zijn „koninkrijk" begon in te richten....
door
DOLF ROSMANS.
Hantje schreef in zijn opstel: „Toen
sloeg de klok vijf minuten over tien!"
Hoe kan dat nu? vroeg de juf
frouw.
Maar Jan liet zich niet uit het veld
slaan: „Wel, die klok liep vijf minuten
achter, juffrouw!"
„Hoe zullen we vandaag, ter eere
van Peters verjaardag onzen dag door
brengen?" vroeg Mientje 's morgens
aan het ontbijt. „Moeder, we moesten
maar tweemaal warm eten eten en alle
bei de keeren met chocolade-pudding
na, dat zal best naar zijn zin zijn," zei
vader met een knipoogje tegen Peter,
die bekend stond als een echte smul
paap.
Peter deed echter, alsof hij de pla
gerijtjes niet hoorde. Hij had een
groote verzegelde enveloppe ontvan
gen, die er vreeselijk gewichtig uitzag.
Met zijn zakmes maakte hij hem voor
zichtig open en haalde er een groot
document uit.
„Luisteren jullie," begon hij, „dan
zal ik het stuk voorlezen. Ik ben zou
benieuwd wat het kan zijn. Het begint:
Deze acte, opgemaakt den 24en Juli,
één dag voor den vijftienden verjaar
dag van Peter, dient als eigendoms
bewijs van een eiland, gelegen
eenige mijlen in de zee, en gaat nu
verder: „Nademaal", wat een deftige
taal is dat hè."
„Zeg Peter, er is een brief uit de
enveloppe gevallen," viel Bert hem in
de rede.
Peter raapte eerst den brief op en
vond, dat hij dien maar eerst moest
lezen, want van die acte begreep hij
niet veel. Ook dezen opende hij en las:
„Mijn beste Peter. Hartelijk geluk-
gewenscht met je verjaardag door een
ouden man. Toen ik jong was, had ik
altijd maar één hartewensch en dat
was om een eiland te hebben, dat hee
lemaal alleen van mij was, en daar te
kunnen wonen en te kunnen doen, wat
ik zelf wilde. En omdat ik van de ver
onderstelling ben uitgegaan, dat jij
misschien net zoo'n hartewensch hebt,
want laatst hebben wij het samen eens
over zoo iets dergelijks gehad, geef ik
je het „Peter-eiland" cadeau. Het is het
eiland, dat tegenover mijn landgoed
ligt, ik heb het naar jou genoemd, om
dat ik het plan koesterde, het je te
geven. Zelf ben ik er nog nooit geweest,
en de enkele menschen, die er mis
schien wel eens geweest zijn, hebben
het klaarblijkelijk bij één bezoek gela
ten. Het is tenminste heelemaal onbe
woond. Welnu, de eigendomsane gaat
hierbij, het stuk land is daardoor je
eigendom geworden. Ga er heen, ont
gin het en bouw er je eigen huis. Ik
hoop dat jullie vandaag verder een
prettigen dag hebben. Met hartelijke
groeten. Je oom Jaap."
„Die beste oompje," zei Mientje. „Nu
hebben wij ons eigen koninkrijk, dat
we kunnen regeeren."
„Ja," zei Peter, ,„en we gaan er een
kasteel bouwen en, een vuurtoren en
een haven en.
„Moeder, mogen wij dadelijk naar
ons land toegaan?" vroeg Bert lachend,
voor Peter nog meer bedenkt dat we
gaan maken.
Na wat heen en weer gepraat kregen
de kinderen toestemming om met hun
roeiboot over te steken en moeder gaf
hun voor eenige dagen eten en drin
ken mee. dan behoefden zij zich niet
om den tijd te bekommeren.
Het trof net, dat het groote vacantie
was, dus de kinderen hadden den tijd
aan zich. Daarbij kwam, dat zij volko
men met de zee vertrouwd waren, want
zij hadden hun heele leven aan en op
de zee doorgebracht, terwijl hun roei
boot absoluut zeewaardig was, tenmin
ste voor dien korten afstand naar hun
koninkrijk.
Naar het eiland.
Drie uur later stevenden de kinde
ren in hun roeiboot naar het eiland,
dat ongeveer drie mijlen in zee lag. Het
was, om zoo te zien, een heel onher
bergzaam oord, terwijl het eiland vol
komen uit de route van de scheepvaart
lag;
Vanuit de zee zag men eerst een
strand, het leek wel of dat langs het
heele eiland liep, dan volgde er een
duinenreeks, waarvan sommige krui
nen heel hoog waren, terwijl daarach
ter dennenbosschen hun toppen om
hoog staken, die over en tusschen de
duinen door. zichtbaar werden.
Toen zij dicht bij de kust genaderd
waren, droeg Bprt aan Mientje op om
met he^ peillood de diepte der zee te
peilen en Peter kreeg opdracht om
goed uit te zien, dat de boot niet op een
zandbank of tegen de steenen, waarmee
het strand bezaaid lag, zou aanvaren.
Rustig liep de boot het strand op,
waar de kinderen eruit sprongen. Zij
trokken nu de boot 01 het droge.
Hector, hun hond, hun trouwe kame
raad was natuurlijk met de kinderen
meegegaan.
„Zullen wij Hector bij de boot laten
blijven?" vroeg Bert, terwijl wij het
eiland eens gaan bekijkken? Doch Mien
tje vond het zoo zielig voor hun trou
wen makker, datt zij besloten Hector
mee te nemen.
Zij wilden eerst eens gaan zien, of
er soms ergens een soort van vaar
geul was, die zij als haven zouden kun-:
nen gebruiken. Na een tijdje zoeken
vonden zij een soort van stroompje,
dat in de zee uitmondde, doch de
stroom hierin was zóó sterk, dat het als:
haven practisch onbruikbaar was,
want dan moest de boot met een bui
tengewoon stevigen kabel worden
vastgelegd en had nog alle kans tegen
de oevers aan te slaan.
„Enfin," zei Peter, „we kunnen de
boot nu gerust op het strand laten lig
gen, want er is bijna geen wind en het
weerglas stond vanmorgen op „Vast
weer", laten we nu het heele land gaan
bekijken."
Het troepje liep het strand over, de
duinen door en kwam al spoedig aan
het dennenbosch, dat zij over de top
pen der duinen heen hadden kunnen
zien. Bert, die altijd een compas in zijn
zak doeg. keek welke richting zii
namen, opdat zij tenminste altijd weer
bij hun boot terug konden komen. Zjj
zetten hun weg eerst door het bosch
voort, soms moesten zij een kldflït
stroompje doorwaden, dan weer k^av,
men zy bij een open plek in het bosch,
doch na ongeveer anderhalf uur,
steeds maar rechtuit te hebben geloo-1
pen, in welken tijd Peter tweemaal en
Hector eens verdwaalde en door veel
geroep weer konden terugkeeren. kwa-
men zij eindelijk weer bij een duinen-
reeks op den top waarvan zij den arj-
deren oever van het eiland konden
zien. Deze top bleek een der hoogste
punten van het heele eiland te zijn,
want zij konden het hiervandaan ge-
heel overzien, alsook de zee, die er
j diepblauw omheen liep en door het
I zonlicht schitterde. Hun boot, aan den
j anderen kant van het eiland, leek een
j heel klein wit vlekje. Achter de dui-
j nen, waar de kinderen nu stonden, lag
weer een mooi breed strand en terwijl
zij vol bewondering in het rond keken,
ontdekte Bert ineens een soort van
meer, door een zandbank, die bezaaid
was met groote steenen, van de zee
gescheiden. (Wordt vervolgd).
Koude hapjes voor warme dagen....
Een frissche verrassing:
Een bord met melk laat je warm
staan, totdat de melk dik is geworden
en nu wacht je zoo lang totdat zich een
waterige vloeistof van het dikke heeft
afgescheiden. Giet die vloeistof voor
zichtig af, b.v. door de „melk" door
een schoon doekje te zeven, en roer
door de overgebleven dikke melk een
flinken theelepel jam of gelei. Dan dien
je dat op een klein schoteltje op, nadat
je op ieder schoteltje op het mengse'
een f ram Doos of een paar gesuikerde
aal Dossen hebt gelegd. Ook een paar
schilfertjes succade staan aardig en
smaken er goed bij!
Poppen-sandwiches.
Een oud wittebrood snij je in de
lengte in dunne plakken, leg die op
een warme plaat en rooster ze eenl£s'
zins. Na het afkoelen strijk je er da
een beetje boter op, zoodat die uitloop
en er in trekt en nu maken we een
aardig rauwkost-schoteltje, een schyf.1
tomaten, een beetje witte kaas daaroj
een in schijven gesneden radijsje, eei
augurkje met een beetje zout, een g
snippen! stukje kroot met fijngesn
den peterselie dat is een alleraa
digst gezicht en de „poppen" zuil
het zich best laten smaken!....