L
SCHAKEN.
mo, mm mm
éfflk ültf
11.
_J DAIV3IVSEN.
m
»r
m WM W
y/ y y"/.
Contractbridge.
De oplossing van het probleem van Pospisil is 1 Te8. Na f5 volgt Td8+, na
c6 kan Da6, na KdT kan Db5t. De oplossing van het probleem van Olland is
1 De5. Het drievoudig dameoffer is aardig.
Ik ontving onderstaanden driezet ter plaatsinghij is wel niet moeilijk, maar
heeft toch eenige aardige wendingen.
R. van der Kolk
(original)
Yf/A/f///!',
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Ke6, Lal en d3, Pf7, pi f5. Zwart: Kh7, pi c7.
Van de dezen zomer gespeelde wedstrijdpartijen zullen we in de eerstvolgende
weken enkele publiceeren. Als eerste de vermakelijke partij Euwe Spinhoven,
waarin Euwe een stuk verloor, om toen te ontdekken, dat hij gewonnen stond.
Euwe
Spinhoven
15. h4
fe4:
1.
d4
d5
16. De4:
Lf6
2.
c4
e6
17. h5
Pe7
3.
Pf3
Pf6
18. Leö
Le5
4.
Lg5
Pbd7
Deze afruil geeft
wit een sterken e
5.
e3
c6
pion.
Hier ontstaat een eigenaardige stelling,
die zich kenmerkt, doordat wit geen
Pc3 heeft gespeeld en zwart na 6
PcB de Cambridge—Springs met Da5
wil spelen. Dezelfde stelling vindt
men in de partij MarshallBogol-
jubow, New-York 1924, waar cd5:,
ed5:, Pc3 volgde. Euwe wijkt nu af.
6. Pbd2 Le7
Ik geloof toch, dat het paard hier niet
zoo goed staat.
7. Ld 3 0-0
Lc4Pd5 kwam in aanmer-
Ook dc4
king.
8.
9.
10.
0-0
Tel
De2
Lf4
Te8
Pf8
P6d7
Pg6
Zwart volgt eigenaardige wegen.
12. Lg3 Pdf8
13. e4 de4
e4 is nog iets te vlug gespeeld.
14. Pe4f5
Dit kost een stuk. De4: of Le4had
wel gekund, daar dan r.a 15, De2,
f4, Lg6: kan.
19.
de5:
c5
Anders speelt wit c5.
20.
Tcdl
Dc7
21.
Pg5
Dc6
22.
Df4
Pf5
Zwart heeft moeite mot
zijn stelling.
23.
g4
Ph6
24.
Pe4
Dc7
25.
Dg5
De7
26.
Pf6f
Kh8
27.
Lg6
Td8
Het openen van de h lijn is gevaarlijk
28.
Ph7
Dg5:
29.
Pg5:
Ld7
30.
f4
Le8
81.
f5
Pg4
32.
Td8
Td8:
33.
fe6
Pg6:
34.
hg6:
Ph6
Er
dreigde Tf8 en Pf7.
35.
e7
Tc8
36.
Tf8f
Pg8
37.
Te8
Te8:
38.
Pf7f
mat.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Eindspel vanC. Blankenaar, Rotterdam.
v/'w
m
I SÉ! Ww. Wm
m MS
ÉR fm wM- m
m
Zwart 3 sch. op 2, 36 en 41.
Wit 1 sch. op 38 en 2dammen op 22en50.
Wit speelt en wint.
Eindspelletje var. Marius Fabre, Parijs.
6
16
26
86
46
lf 11 11 Wi
§r 1^» M
5
15
25
35
45
Zwart 3 sch. op 4, 19 en 38.
Wit 5 sch. op 20, 25, 33, 34 en 42.
Wit speelt en wint.
Een klein pittig vraagstukje uit het
laatste nummer van Le Jeu de Dames,
dat men met genoegen van het diagram
zal oplossen.
Oplossingen
Eindspel van C. Blankenaar, Rotterdam.
Zw. 3 sch. op 2, 20 en 37.
Wit 1 sch. op 33 en 2 dammen op 40
en 49.
1. 49-38
2. 40—23
3. 23-7
4. 38-16
5.
16X34 of 30 w.
37-41
41 -47
2X11
47X29 of 24
Probleem van Marius Fabre, Parijs.
Zwart: 1. 6, 11, 13, 16, 17, 21, 29, 40.
Wit: 26, 27, 28, 31,32,35,36,38,42,44.
1. .38—33 29X47
2. 28-22 17X37
3. 31X42 47X50
4. 35X44 50X31
5. 26X17 11X22
6. 36X9 w.
Alles betreffende deze rubriek te
adresseeren aan:
G. L. GORTMANS
Reguliersdwarsstr. 32,
Amsterdam C.
HET UITSPELEN VAN DE
EERSTE KAART.
Evenals voor de biedingen. zijn voor
het uitspelen van de verschillende kaar
ten. in elk geval voor het uitspelen van
de eerste kaart, bepaalde regels vast
gesteld, waaraan, indien eenigszins
mogelijk, de hand moet worden gehou
den.
Een vaste stelregel is, dat uitgeko
men wordt met de hoogste kaart van
de door den partner genoemde speel-
kleur.
Moeilijker wordt het echter, wanneer
door den partner geen speelbare kleur
is genoemd, zoodat zijn kracht niet be
kend is.
Heeft men een zeer sterke korte kleur
in de hand, dan wordt bij een troefspel
hiermede uitgekomen, bij Sans-Atout
alleen dan, wanneer zooveel slagen op
eenvolgend kunnen worden gemaakt,
dat het spel voor den speler, meestal
Leider genoemd, verloren is.
Ontbreekt een dergelijke sterke
kleur, dan is meestal wel een lange
kleur aanwezig, waarvan dan uitgeko
men moet worden met de vierde kaart
van boven, behalve wanneer een troef
spel wordt gespeeld en de hoogste van
die lange kleur een aas is.
Heeft de partner dus geen kleur ge
noemd en bestaat de lange kleur uit
v„ 10, 8, 5, 3, dan moet worden uitge
komen met de 5.
Door aan dezen regel de hand te hou
den, kan de partner vrij nauwkeurig
berekenen hoe «ie verdeeling van die
kleur over de vier handen is, cn wel
met behulp van den regel van elf.
Tellen we de kaarten boven de tien
door, dan zouden we in totaal 14 krij
gen, waarvan direct af te trekken zijn
de drie zich nog in handen van de voor
hand bevindende kaarten boven de uit
gespeelde, zoodat elf overblijft.
Trekken we nu het puntenaantal
van de uitgespeelde kaart van elf af,
dan houden we het aantal kaarten over,
dat zich in handen van de drie overige
spelers, hooqer dan de uitgespeelde,
bevindt.
Eén der spellen, dat van den blinde,
komt open, de partner heeft een spel
en deze kan dus berekenen hoeveel er
zich in de laatste hand, die van den
Leider, bevinden.
Nemen we het hierboven genoemde
voorbeeld: de voorhand komt uit met
de 5, in den blinde wordt opengelegd
a., b., 7, terwijl als partner in eigen
hand h., 9, 6 zitten.
Zoodra de 5 is uitgespeeld, trekken
we 5 van de 11 af en houden dan 6 over,
waarvan 3 op tafel en 3 in eigen liand;
de Leider heeft dus van die kleur geen
hoogere kaart dan de uitgespeelde 5 in
handen; in zoo'n geval kan de partner
precies uitrekenen welke kaarten boven
de 5 van die kleur zich in handen van
dengeen die uitgekomen is bevinden
Wordt uit den blinde dus de 7 boven
de 5 bijgespeeld, dan behoeft de partner
niet hooger in te leggen dan de 9, waar
mede de slag wordt gewonnen.
Een ander voorbeeld: Er wordt uit
gekomen met een 7. terwijl S. A. wordt
gespeeld. Verminderen we 11 met 7,
dan weten we, dat er nog 4 kaarten
boven de 7 in de drie overige handen
zitten.
In den blinde wordt opengelged h. 9,
de achterhand bevat v.. b., 2, zoodat de
Leider geen kaarten boven de uitge
speelde in handen heeft. Wordt nu uit
den blinde de h. gespeeld, dan moet de
achterhand niet de 2 maar de b. bij
spelen. Komt de voorhand dan later nog
eens aan slag, dan zal deze het aas
spelen, waarop de achterhand de v. weg
gooit zoodat de dan volgende 10 van de
voorhand niet behoeft te worden over
genomen, waardoor zijn serie zou wor
den onderbroken.
Wordt uit den blinde de 9 bijge
speeld, dan de slag nemen met de b. en
de v. naspelen, waarop de voorhand het
aas gooit en de heer uit den biinde
vallen moet. Zou de achterhand met de
2 terugkomen, dan wordt de serie in
den volgenden slag door die v. van de
achterhand weer onderbroken.
N. D. S.
STERRENWACHTEN.
In het nautisch jaarboek der Engcl-
sche admiraliteit staan de resultaten
der onderzoekingen omtrent net aantal
sterrenwachten, die ter wereld bestaan.
In totaal zijn er 279 stuks. Aan de spits
staan de Vereenigde Staten met 68 van
dergelijke instituten; dan volgt Duitsch-
land met 28; direct daarop Engeland
met 27. De vierde plaats wordt ingeno
men door Italië met een aantal van 16
Frankrijk heeft 13 en Rusland 12, ten
slotte Polen 7 van h
Tengevolge JJï Ser«eHik* ih
bevinden ziel, in jV'Uri4 lï
zeer vele «terrrnwaL 0pl!4 i,:
nungsposten, (,lt, ntei1 J 'k'
richt door grootp l',n <hel«.
tronomische tenmi^lkaan!k
111111 eigen land v£ nppeb •-
weersgesteldheid teL
vl'iit men in Sli,llW:»» hebg
SSÏÏ ïssftpt
V^je t
w
T0B "°Q'T HOEJ
GENIET VAN HET 00^
Eé? clillS schonken
Ui?pV °0rwaar(W
Uit hunnen overvi
eeuwige god
Het oogenblik.
Genieten van het oogenblif%
korte zalige nMchtig-antwere X:
blik, - ach hoe wehiiew-, 1
verstaan dat. De momeffl Va:!
komen geluk die toch nieeV®
heel overvloedig zün wii al "b:
wij laten ze verloren' gaan?allft<
getob. W aarover? Over l'
meestal. Over een kleinighffiH
meenen vergeten te hebben V
nietsje, dat we ons anders «V'
over een „misschien" dat welli?1'
op komt dagen! Wij pentere
zen, met een rimpel tusschen
oogen en een vertroebeld
dacht voor het wonder mooie
van geluk, dat zoo volmaakt
nen zijn. 1,111
Wij kunnen niet meer volkom,
nieten, ons niet meer laten
zyn zoo hopeloos modern en h,
neerd en practisch geworden D,
maar" 's krioelen op onze tont'/
mooie impressie laten we aan ons
bijgaan, en we hebben ook ei!"
geen tijd om één oogenblik volk
gelukkig te zijn.,
Als wij de zeldzame vluchtigheidn
geluksmomenten maar begrepen i
is geluk? Wat veroorzaakt het gelul
We weten het niet, en hetisookiü
dueel. Maar laten we ons geven r-
ons geheele wezen aan dat oogen!
dat de wiek van dien pijlsnellenV
ons even beroert. Even, maatfe^
noeg om ons hart te voelen Ha,®
de ontroering te voelen die hetalte.
innigste heiligdom van onzezieii»
raakt. Dan kunnen we alleen sik.
stil ondergaan. Met gesloten oogrt
een gloeiend hart. Geeft het geluk,
ment dat oogenblik. Hoeveeloogenö
ken geven we niet, heel wat oÉAê
zamer, aan minder mooie dingen,)'!
afgunst, aan wantrouwen, aan »-
loosheid?
Weigert men aan het geluksm:
dat eene oogenblik niet en - geel
volkomen. Zet alle kleine tobber
en toekomstzorgjes opzij en gwt
over aan dat machtige geiuksp
dat al het andere uitwischt,
Dan zal het voor U worden tot e
van die onschatbare herinnering:
waarvan niemand en niets onsbe»
kan.
Het geluk kunnen wij niet opsps
of voor een anderpn keer bewaren,u
als geld of pepermuntjes.
Het geluk is er, of het is er niet
kunnen er alleen maar van gen®,
het oogenblik dat het er is, u»
het dankbaar aanvaarden.
komt. dankbaar en van gansober
Want echt geluk is een wonö
iets. Het brengt, het beste m ons»
voorgrond, het brengt te
leven datgene, wat onder de
gen van desillusie jarenlang
en versteend op den bodei
hart gelegen heeft. Dan b°n
luk. als de eerste zachte lenWW
ooverfee
jes van zachtheid en yerlrk-w„M
hoop voor de toekomst 1
eens. En al heel spoedig s
als een tooverfee. En vele klf^e
zachtheid en vertrnuJJ
hoop voor de toekomst °n,
M spoedig steken at
groene plantjes hun schuc e
boven den grond.
ei-killende P
Zoo gaat het met hjt J
hart. waarover dejveikaanneer 1
evnisme gestreken is.
luk aanklopt. Er
[romven in de mensrhen en
Een teere, zachtgejrWMjJ Jj
nieuwe vertrouwen. l'i?
heeft. Laat de zon binnen,
hart niet voor bet^g^g- pj C<A
(Nadruk verboden).