L
y
ÏTL1
H
=U
iÜI
BÉ 8 1
B 11 8S
mm mm
m IS
Contractbridge.
TOB NOOIT HOEKJE
2
SCHAKE
De oplossing van den driezet van den heer van der Kolk zal ik de volgende
week geven. Van dezelfden componist hierbij een tweezet, die aardige pen
ningen bevat.
R. van der Kolk.
(original)
m
au >wa.
mm: rm w%
''/j
v//, r/sfa
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Wit: Kf8, De7, Tb6 en d4, Lfl en f2, Pd2 en d8, pi b2, b3 en eó.
Zwart: Kaó, Db5, Tc5, pi a(i en c6.
Hier volgt de party Flohr—Bogoljubow van den wedstrijd van dezen zomer
te Scheveningen.
1.
9
Flohr Bogoljubow.
d4 eö
Pf3 Pf6
3. e3 c5
Veel wordt ook g3 gespeeld.
4. Ld3 dó
Nu lijkt het damegambiet voor zwart.
5. c3 PbdT
Wit speelt geen c4, om beter de zwakte
van de stelling dó, eó te kunuen be
nutten.
Ld7
Peó:
Pd"
c4
Lc5
Phti
0-0
f6
6. Peó
7. deó:
8. f4
9. Le2
10. e4
11. Pd2
12. Pf3
De witte dubbel pion op de e lijn
blijkt geen zwakte, maar een ge
vaarlijk wapen. Ook f6 baat niet.
13. ef6: Df6:
14. eó! Dg6
ló. g.3 De4
16. Ld2 gó
Zwart, in de meening dat hij beter
staat, speelt op aanval.
17. Tf 1 gf4
Dg6
La4
Tae8
cb3:
LbH:
18. Lf4:
Hier lykt Tf4: beter.
19. Pgó
20. Dd2
21. h4
22. b3
23. ab3:
Wit krijgt den a pion terug.
24. Ld3 Tfö
Nu blykt plotseling de sterkte van
wit's stand. Na Dg7 kan Ph7en
Lh6!
25. g4 Dh6
26. Dh2 Tf4
27. Tf4Tf8
28. Lh7:t Kh8
29. Tf8 :f Df8:
30. Ld3 Pc4
31. Tbl La4
Beter lijkt Paó.
32. Tb7:
33. PeO
Zwart overziet de dreiging:
34. Tb8f opgegeven.
Bogoljubow heeft deze partij heneden
zijn kracht gespeeld.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Let
Df3
DAN9MEN.
Eindspel van C. Blankenaar, R'dam.
Pjü I
m
m
m WpV
'/W- Mf
W V//M-
«wc-,
Zwart 3 sch. op 3, 6 en 39.
Wit 1 sch. op 21 en 2 dammen op 2 en 5.
Wit speelt en wint.
Probleem van Marius Fabre, Parijs.
6
16
26
30
46
mm m m
Wb^m,y,
i
15
25
36
45
Zwart: 4, 8, 9. 10, 13, 18,22,26,27,28.
Wit29, 30, 36, 38, 39, 40, 4146, 48, 49.
Wit speelt en wint.
Oplossingen
Eindspel van C. Blankenaar,Rotterdam.
Zwart 3 sch. op 2, 36 en 41.
Wit 1 sch. op 38 en 2 dammen op 22
en 50.
1. 22-28 41-46
Op 41 -47 28- 39, 47X44 50X28 w.
2. 28—5 36-41
Er dreigde 38—32 enz.
3. 50—33 2-8
Want op 41 47 volgt eenvoudig
33—15 enz.
4. 33-20 8-13
Op 8—12; 20-15, 12—18 (a)38—33,
18-22; 33-28, 22X33; 15X36 w.
(a) 12-17; 15—4, 17—21; 4-15,
21—26 (op 21—27; 38-32. 27X38;
16X36 w.)15- 4,41- 47 4—15,47X33
15X42 w.
5. 20-15 13-18
Op 13-19; 5X23, 41 -47; 23-5,
47X33; 15X47 w.
6. 38-33 18-22
Op 18-23; 5X28 en 23-5 w. Op
41-47; 33-29 w.
7. 33-28 22X33
8. 15X36 w.
Eindspelletje van Marius Fabre, Parijs.
Zw. 3 sch. op 4, 19 en 38.
Wit 5 sch. op 20, 25, 33, 34 en 42.
1. 33-29 38X47
2. 20—15 47X24 gedw.
3. 25-20
waarna volgt op 24—3534—30,35X24
20X29 w. en op 24-47 34-29,47X24
20X29 en wint.
HET UITSPELEN VAN DE
EERSTE KAART.
(Vervolg.)
In de in het vorige artikel gegeven
voorbeelden kwaiu hel telkens zoo
mooi uit, dat de Leider niet één hoogi
kaart van de uitgespeelde kleur in
handen had; natuurlijk is dat niet
altijd het geval, maar niettegenstaande
dat, brengt dt regel van 11 toch altijd
voordeelen mee, die voor de achter
hand van belang kunnen zijn, en waai
door hij tenminste van één kleur de
verdeeling kan berekenen.
Een voorbeeld, dat niet zoo mooi
uitkomt:
De Voorhand komt uit met een 6
als eerste kaart, in den Blinde worden
van die kleur opengelegd v. 7. 2„ ter
wijl de partner (Achterhand) heeft a.
10. 5. Onmiddellijk kunnen we bere
kenen, dat er 11 min 6 is dus 5 kaarten
boven de uitgespeelde b in de drie
overige spellen verdeeld zitten, waar
van in Blinde en eigen hand tezamen
4. zoodat de Leider er 1 boven die uit
gespeelde 6 moet hebben.
Uit den Blinde wordt de 2 bijge-
speeld, wat moet de Achterhond nu
bijspelen?
De Leider heeft slechts één kaart
boven de 6 en kunnen we, gezien de
kaarten in den Blinde en eigen hand
er zeker van zijn, dat dit de heer, of
de boer. of de 9 of de 8 moet zijn.
Zou de uchterhand dus het oos spe
len. dan bestaat de mogelijkheid, dat
zoowei de heer van den Leider als de
vrouw uit den Blinde worden vrijge
maakt. Het aas is dus foutief, evenals
het spelen van de 5. omdat dan de slag
door den Leider altijd wordt gemaakt,
zelfs wanneer hij de 8 of 9 maar heeft.
De beste kaart om te spelen voor de
Achterhand b dus de 10. en wel om de
volgende edenen:
Ten eerste bestaat de mogelijkheid,
dat de Leider slechts de 8 of de 9
heeft, zondat hij den slag niet kan
overnemen en kunnen daaruit afleiden
dat onze partner zoowel de heer als <U
boer heeft, zoodat de Achterhand het
aas kan naspelen en óuarna de 5. die
dan weer door den voorhand wordt ge
maakt, zoodat de Leider, indien hit
niet kan introcven in die kleur geen
slag maakt.
Neemt de Leider de 10 van den Ach
terhand over met den hoer, dan weten
we. dat de voorhand den heer moet heb
ben. Komt de Achterhand n» aan slag.
dan speelt hij het nas en daarna de 5,
zoodat de Leider slechts één slag In
die kleur maakt.
Neemt de Leider de 10 van de Ach
terhand ovei met den heer. dan weten
we, dat de voorhand de boer moet heb
ben en mag de Achterhand. aan slag
gekomen, niet in die kleur trekken,
doch moet wachten totdat de Voorhand
die kleur nop eens aantrekken kan.
Zou de Achterhand die kleur toch
naspelen, dan maakt de Leider alttju
een slag met de vrouw uit den Blinde,
wacht de Achterhand echter rustig af.
dan kan met die vrouw nooit een slag
worden gemaakt, zij wordt altijd door
het aas gevangen.
Zooals alle regels heeft ook die be
treffende het uitkomen met de vierde
kaart van boven van de langste kleu.
uitzonderingen, en wel de volgende:
Bij een troefspel wordt niet met de
vierde kaart, van boven uitgekomen,
indien de hoogste een aas is; hij S A
wel.
Begint de langste kleur van boven t*
rekenen met 2 of meer opvolgende
kaarten, dan wordt de hoogste uitge
speeld en niet de vierde van boven. Be-
gint dus de serie met h. v: v, b; b. 10;
10, 9. enz., dan wordt hij een troefspel
met de hoogste begonnen, bij S. A.
toch met de vierde van hoven
Begint de serie met a. h. dan wordt
niet de aas. maar de heer uitgespeeld,
doordat deze niet wordt overgenomen
door de tegenpartij, weet de partner
ook bijna zeker, dat he, aas hij den
oorhand zit,
Ofschoon geen vastgestelde uitzonde
ring, zal men toeh ook niet licht ultko-
-'nn SPrip' indipn f1ip '<lp»r
/I k- 'r or dp teenpartij, tijdens
genoemd^"' 8'S spee,harp kleur'werd
N. D. S.
Zij: Liefste, morgen zal ik een kip
slachten 1
Hij: Midden in de week?
Zij: Maar weet je dan niet, dat het
morgen onze zilveren bruiloft is?
Hij: Nou ja, maar dat kan die arme
kip toch niet helpen?
DF. MOELlüE MAN AAN HFj
WOORD.
Persoonlijke Ind
De maniet, waarop men zich tl
doet, is in het leven van groot bell
Een studie van de menschen, zooall
zich voordoen vergeleken bij de iJ
schen, zooals ze zijn, kan heel verJ
send zijn.
Zoo heeft men b.v. een type, daJ
fond verlegen is, maar ora dit te 1
keeren een geweldig blasé, zelfij
nomen „air" aanneemt.
Wanneer het air dat rnen 2ieh J
een etiket op een leege doos isl
wanneer er niets achter zit, dan 1
men er niet vei mede Komen. Hel
eigenaardig, hoe weinig mensch«l
bt grijpen, dat anderen hen zonder
minste moeite doorzien. Zjj verlaj
zich vol vertrouwen op het „air'
zij zich geven. Laat ons b.v. als
beeld iemand nemen, die in
grond laf is en overal voor ter!
deinst. Zoo iemand zal er zich ecli
op toegelegd hebben om den indruk
maken van een Binken kerel van
vast, die alles durft aanpakken,
zich door niets uit het veld zal
slaan. Zoo iemand denkt niet an
dan dut hij hij de buitenwereld te
staat als flink en voortvarend. I
zoo doet hij zich immers voor!
vergeet dat b(j de kleinste proef,
er met zijn niet-bestaande flinkl
genomen wordt, er zonneklaar aan
licht komt. dat hij deze niet bezit
zoodra „men" er ai-liter komt
iemands levenshouding geen
van bestaan heeft, wordt deze belaikf
lijk.
Er !s een veel betere manier om ui
nanzlen en populariteit te winnen, dij
zich het een of ander air te geven.Ni
melljk om de verlangde eigenshi)
pen, die men gaarne aan zi'-hze!!t<4'
geschreven ziet. in werkelijkheid #1
te kweeken.
Waarom wendt men moed. «dB
heid of bescheidenheid voor? dni
men gaarne voor moedig, eerlijk f
bescheiden aangezfen wil word«4
dus omdat men deze eigenscnapfA
bewondert. Welnu, is het dan
veel verkieslijker om ze in wertói
heid dan in schijn deelachtig te Uj
den? Breekt eens piet het: „I
houding geven." Houdt ermede
anderen of uzelf omtrent uw karak*
iets wijs te maken. Laat alle verst®
pertje spelen varen, en ontleedt mE
eens zonder terughouding. ErWjft
ronduit tegenover uzelf: „Neen. X'
niet eerlijk, nf flink, nf beseWJ
maar van ni. af aan wil ik mij
toeleggen het te worden!"
Er komt een massa energie vri).i®
dra ii ophoudt met het vermoeide
spelen van epn rol. En die en'jw
kunt ii aanwenden om u met alle uw*
op het verkrijgen van de veria*
eigenschap of eigenschappen ,,y
leggen. Laat ons eens uitgaan vaii-H
idee dat het u h.v. aan eerUjkjjf'1
flinkheid ontbreekt. Dit gaat dik
samen De meeste onwaarheden pj
den verteld, doordot de mpns Ja
het nauw gedreven worden en PJJ
moed hebben om de konsekwenb J
dragen die het spreken van de
heid met zich zon brengen.
Nu wilt ii eerlijk en flink
Daarom begint u ermee, om "J
opzicht tot eiken prijs de waarn J
spreken. Wanneer dit nnnai'g^ J
lieden voor u meebrengt ia
teeken, dat u ergens een font
heeft; dan is het niet meer dan J|
om de gevolgen te dragen Hpt
zijn, dat het spreken van de wa
moeilijkheden voor u meebreng'-
dat een ander een fout heeft gpjj
Welnu, dan zal een recht'" j
mensch. dat even dieper nadenk
onaangenaamheden verhalen °P f;i
gene. die er de schuld vnn ia. I
op U. f
En onverdiende verwijten vf,a fl
onrechtvaardig mensch.
hehoeft o.i. niemand zich aan
ken. f
Maar het is een waar feit dut w'1
alle moeite die wij doen om 0
ten Ie verbergen, ze veel heter j
afleeren. rf)ci
Dr. JOS. DE s