Ons }{inèerverhaaL
De avonturen van
kabouter Nietsnut
Beste jongens en meisjes!
Wat hebben we toch een fijne herfst.
Misschien brommen jullie wel: „Daar
begint ie weer over het mooie weer".
Ja, dat komt daar raak ik niet over uit
gepraat. De bakker, de slager, de melk
boer, de kruidenier, de loopjongen, ze
zeggen het zeker wel honderd maal op
een dag tegen hun klanten en dan wil
ik het ééns in de week wel eens tegen
jullie zeggen en dan zóó zeggen, ten
minste dat zou ik graag willen, dat je
het beleeft. Je moet eens naar buiten
gaan, je moet eens naar de boomen en
bloemen kijken, wat een fijne kleuren
ze hebben, je moet eens naar de wol
ken zien hoe prachtig ze langs den
hemel varen, net sneeuwbergen zijn het
en dan moet je ook eens heel blij zijn
dat je dat alles mag zien en beleven.
Ik vind de lente wonder mooi, maar ik
geloof, dat er in den herfst iets is dat
nog mooier is, dat stille en rustige in
alle tinten, die fijne nuances, 't is alles
zoo ontroerend mooi, juist omdat er
het weemoedige van het afsterven in
is. Telkens rukt de wind meer blaadjes
van de boomen en worden de takken
kaler, tot er straks niets anders over
zal zijn dan doode takken aan doode
boomen. Maar nee, want straks, straks
na den winter dan zal het wonder van
het nieuwe leven weer plaats hebben.
Wat is het alles toch mooi. Ik zou daar
wel over door kunnen praten, maar ik
ben bang, dat ik jullie verveel en dat
je gaat zeggen: vertelt u maar liever
wie er het boek gewonnen heeft, want
dat interesseert me meer. Goed dan, ik
zal jullie dat vertellen en hier meteen
haar naam neerschrijven, want het is
van de week weer een meisje. Ze heet:
TINY DOL,
en ze woont in de Jan in 't Veltstraat,
nummer 71.
En nu willen jullie briefjes hebben.
Die_ krijg je ook. Een Texels vriendin
netje staat deze week bovenaan.
Nellie BootDe Waal (X.) Jij zou wel
willen, dat je moeder vaak de deur op slot
deed, Nellie, dan kon je net als een kwajon
gen door het raam klauteren; zooals een
buurjongetje van me, die gaat bijna altijd
over het hek naar binnen, inplaats van door
de poort. Dat is natuurlijk veel aardiger. Doe
de groeten aan je vriendinnetje, dat net bij
jullie binnen kwam wippen, toen je aan mij
je briefje schreef.
Germaine Franken. Fijn, Germaine, dat
zoo goed gaat op schcol, dan doe je met veel
meer plezier je werk en behoeft je moeder
ook niet op je te mopperen dat je je best
moet doen.
Ina Boels. Dat is gewoon een drama met
die poesen op den Ruyghweg, Ina, drie in
een paar weken tijds verdwenen. Ze zijn
misschien met elkaar op stap, een wandel
tocht door Nederland aan het maken. Dat
schijnt tegenwoordig nogal in den smaak te
vallen. Ik hoop voor jou dat je weer gauw
een andere poes krijgt en dan een die wat
trouwer is.
Hennie Hollander. Weer geen boek ge
wonnen, Hennie, en je zou vandaag juist den
moed laten zakken, als dat niet gebeurde,
schreef >e me. Gelukkig dat je nogal ge
makkelijk moed kan grijpen, daarom: grijp
moed, Hennie, er zijn nog zooveel weken van
den winter. Wie weet hoe gauw je naar kan
toor snelt. Doe de groeten aan je ïieke
vriendinnetje en wensch haar heel spoedig
geheele beterschap.
Jan Goutier. Ik denk, als jij 's avonds
stilletjes in je bed ligt, Henk, dat je dan nog
vaak denkt aan je fijne zomervacantie, met
dien tocht naar Haarlem, met dat feest op
Koninginneverj aardag en al die prettige
dingen, die je hebt meegemaakt.
Henk Goutier. Jij hebt dezelfde uitstap
jes als Jan gemaakt, Henk, dus kunnen jullie
er samen over nababbelen. Dat kan je ten
minste beter doen dan elkaar in de haren
vliegen. Of doe je dat nooit meer, nu je vader
thuis is?
Annie Jansen. Natuurlijk heb je graag
wat voor je vriendinnetje over, Annie, anders
zou je geen goede vriendin zijn, en dat zou
ik van jou niet graag willen denken.
Tony Sinnige. Zoo'n dag in Amsterdam
moest eigenlijk honderd uur duren, Tony,
want twaalf uur is veel tekort. Maar je zal er
nog we! eens heengaan, want tegenwoordig
ben je voor zestig cent heen en terug. Dat
betaalde je nog niet zoo lang geleden voor een
retourtje naar de „Donkere Duinen" ook.
Tiny Dol. Je vriendinnetje, Agatha Koe-
lemey, ken ik van naam, Tiny, zooals ik jou
van naam ken, maar als ik jullie samen tegen
kom, gearmd of met je armen om elkaar
heen, dan weet ik niet dat jullie Agatha en
Tiny zijn, of je zou een kenteeken moeten
hebben dat je mij verklapt. Fijn, dat je een
boek gewonnen hebt, hè?
Nellie van Dok. Deze week zijn er al
weer veel meer kinderen dan de vorige, Nel
lie, en bij die nieuwe behoor jij ook en vol
gende week zijn er meer bij, want dan is de
wintertijd ingegaan en is het vroeg donker,
zoodat er volop tijd is voor raadseloplossen
en briefjes schrijven.
Jo Hocque. Maar dat is fijn, Jo, een
eigen fiets, je kan er nu bijna al niet meer
van slapen, denk ik, en je krijgt hem pas
over een paar weken. Maar een paar weken
vliegen ook om, hè, en dan. en dan.... heb
jij een eigen fiets. In vijf minuten breng je
dan je raadsels weg. Hè, waren ze alvast
maar om, hè, die paar weken.
Leentje de Groot. Ik heb zoo'n klein
zusje thuis, Leentje, twee jaar is ze, een
klein bij de hand moppie, die haar broertje
van bijna 4 jaar wel eens op z'n nek geeft en
heel lief is voor haar jongste broertje van
acht maanden, 't Zal net zoo'n rakkertje zijn
als dat zusje van jou.
Marie de Groot. Dat heb ik niet be
doeld, Marie, dat je je boeken verkoopen zou
voor een cent maar uitleenen voor een cent
in de week, net als bij een bibliotheek. Maar
het was maar een grapje, hoor, en jij houdt
je boeken maar fijn in je kastje en zorgt dat
ze niet te gauw stuk gaan.
Grietje Mastemaker. Je bent te klein
om mij op kantoor te zien, Grietje, want ik
zit er wel altijd, hoor, maar achter een bureau
en daar kan jij natuurlijk niet overheen
kijken. Woensdagmiddag heb ik jou, geloof
ik, de raadsels zien brengen.
Geertje Putting. Nog wel gefeliciteerd
met dat kleine zusje van je, Geertje. Wat
leuk is zoo'n kleine hummel, hè? Jij wandelt
er zeker wel vaak mee, vooral als je moeder
geen tijd heeft en je zusje buitenlucht moet
happen 1
Hanna Kohier. Ik noem je zooals ze je
allemaal noemen. Hanna, dat is het gezelligst
en je bent nu een vriendinnetje van me, dus
spreekt het vanzelf dat ik geen „Johanna"
tegen je ga zeggen. Ik zal het leuk vinden
als je eens een versje instuurt. Raadsels heb
ik op het oogenblik niet noodig. Nu, dag,
hoor, tot volgende week.
Nelly v. As. Ik geloof dat jij voor de
pret op school gaat, Nelly. Als ik tenminste
zoo je briefje lees is het allemaal plezier daar
bij jullie in de klas, maar pas maar op dat
je met al die genoegens straks geen huilende
nulletjes op je rapport krijgt. Maar je doet
je best toch ook wel, denk ik?
Mientje Verburgt. Jij bent dus het
naamlooze vriendinnetje van de vorige week
en je bent bang dat je niet bij de verloting
mee hebt gedaan. Nu je hebt ook een kans
gehad, hoor, je hebt mee geloot, maar een
dikke nul getrokken.
Roel Volm er. Daar is ook mijn vriend
de teekenaar weer. Die teekening moet zeker
verbeelden „het karretje dat op een zandweg
reed?" je weet wel uit dat versje? Of heb je
dien man met dat paard naar kantoor ge
stuurd om een boek voor je te halen?
Manus Ligteringen. Ik denk, dat je ze
in dit „Juttertje" al vindt, Manus, de pro-
vincie-letters voor de auto's en anders vol
gende week.
Annie Schaap. Wat zal je vandaag
nieuwsgierig geweest zijn, Annie, naar ,,'t
Juttertje" en misschien dacht je al dat ik je
vergeten had, maar hier sta je nog, heele-
maal onderaan, maar je staat er dan toch en
je grootmoe in Den Haag leest het ook en
alle vriendinnetjes van je en duizend men-
schen meer. Leuk, hè?
Kindervriend.
EEN PRETTIGE ONTMOETING.
Eens liep ik op den grooten weg,
Ik zag een suikerventje,
Hij keek een heel klein beetje scheel,
En elk oog was een krentje.
Zijn snoetje was van marsepain,
Zijn jas van chocolade,
De knoopjes op zijn dikken buik,
Die waren van sucade.
Zijn schoenen waren van kandij,
Zijn pantalon van drop,
Maar niemand zal hem ooit meer zien,
Ik at hem heelemaal op!
De vastgeplakte laarzen
door
TINE SCHAERTENDONCK.
Oom Uil was erg kwaad! Dat kon
men hooren aan het gebrom, dat hij
zoo nu en dan liet hooren. In het
moeras, waar hij woonde, was hij im
mers koning! Dat wisten alle dieren en
zij hadden dan ook veel respect voor
hem en gingen altijd naar hem toe, om
raad te vragen. Wie van de dieren had
nu de vrijpostigheid gehad hem zoo'n
poets te bakken?
Twee jaar geleden was hij nier
komen wonen, omdat hij het op den zol
der, waar hij geboren was, niet langei
had kunnen uithouden. Er waren te
veel menschen in de nabijheid gekomen
en verder een paar parmantige uilen,
die maar steeds de baas over hem
trachtten te spelen. Daarom was hij
met zijn vrouwtje naar het eenzame
moeras gevlogen, waar zij, na zich er
van overtuigd te hebben, dat er hier
geen rustverstoorders waren, hun in
trek hadden genomen op den zolder
van een jagershut, die slechts enkele
maanden per jaar door een eenzamen
moerasjager werd betrokken. Alles was
daar goed gegaan, tot op vandaag
De vorige nacht was hij met zijn
vrouwtje ongeveer een uur weg ge
weest. En toen zij terugkwamen, lag er
een vreemd, wit ei in hun nest en een
van hun eigen eitjes was verdwenen.
Natuurlijk zagen ze het dadelijk, wan'
mevrouw Uil voelde direct, dat het eene
ei veel grooter was, hoewel uieneieren
ook wit zijn, zoodat je het aan de kleur
niet kunt zien. Met vereende krachten
hebben ze toen het vreemde ei uit hun
nest gerold. Het ergste is, dat mevrouw
zoo verdrietig was over het verloren
ei, dat ze haast ontroostbaar was.
De andere vogels sliepen des nachts,
maar zooals jullie weet, vliegen de
uilen 's nachts rond en slapen overdag.
Zoooende was er geen bescherming
voor het nest en had de boosdoener
vrij spel gehad!
Oom Uil hoorde het zachte geritsel
boven zijn kop niet, anders zou hij mis-
schien begrepen hebben, wie de boos-
doener was. Het was Nietsnut, de Ka
bouter, die naar zijn spelonk in de
bergen terug ging, daar het laglicht
hem immers kan verassen en dan zou
het met hem gedaan zijn. Met een on-
deugenden lach op zijn grappig gezicht,
wipte hij door de takken van de boo
men, over de moeraspaden en door de
struiken naar de bergen, in de verte.
Hij had zijn doel bereikt: de oude uil
was'was aan het mopperen!
Het was niet zijn pian om dien
ouden vriend van zijn eieren te beroo-
ven, maar terwijl hij bezig was daan
mee te spelen, was er een uit zijn hand
gerold en kapot gevallen. Daar hij in
de buurt een hoendernest wist, had hij
een ei daarvan in de plaats van het
gebrokene gelegd. Kippen en hoender,!
zijn dommer dan uilen en de kip had
het heelemaal niet bemerkt. Zij had
eenvoudig weer een ei er bij gelegd en
er verder niet over nagedacht. „Hei
zou een grap zijn, als ma-Uil een kip-
penkuiken uitbroedde!" had hij ge
dacht en daarbij had hij gelachen, aat
hij schudde Maar hau hij gezien,
hoe treurig ma-Uil over het verloren
ei was, dan had hij beslist niet ge
lachen.
Nietsnut was geen slechte Kabouter,
maar hij was verschrikkelijk nieuwsgie
rig! Waar anderen misschien tevre
den geweest waren met iets te bekij
ken, moest hij het aanraken, betasten
en beruiken. En dit was de oorzaak
van allerlei kattekwaad, dat hij uit
haalde! Op zekeren dag had hij een ar
men, ouden dwerg daarmede in groot?
verlegenheid gebracht. Het was op den
dag van een Kabouterfeest en
dwerg was hard bezig om nl®uwe,
schoenen te maken, zoodat hij ook ui
kon gaan en meedoen aan het tees.
Een stelletje kabouters zat toe te kij
ken hoe hij zulke schoenen maak
Zij wilden het vak ook leeren. Hij ve
telde hen, dat hij de zolen met go
vastlijmde aan de schoenen. Ma
Nietsnut, die er ook bij was, was n a
lang niet tevreden. Hij wilde de hl
zien en aanraken. Voorzichtig kr r
hij weg achter een boschje en toen
oude dw-erg opstond om te gaan e
was Nietsnut in één sprong hy
schoenen en de gom! Hij waS
beetje zenuwachtig, want de
dwerg kon ieder oogenblik terug
men. Daarom stak hij zijn hanu
naar het lijmpotje, maar dit zat
geplakt. Het een vinnigen ruk wis
het los te trekken, doch het vie
zijn handen en de gom stroomde
de half-afgewerkte schoenen. t
Den volgenden dag hoorde ny»
de oude dwerg en alle kabcluterhnpnen
te pas waren gekomen om de scn 0
van den grond los te trekken, w a
zij vastgekleefd waren. De dwergrnaar
erschrikkelijk te keer gegaan- n'a5
ictsnut lachte in zijn vuistje. D
1 juist iets voor hem!.... egt
Boontje komt om zijn ioontje.
iiet spreekwoord en op zeker