Ons Kinderverhaal. Aan het Hof van Koning Witvisch. De Koekoek. Beste jongens en meisjes! Nee, van de week kan ik geen praatje houden over het mooie weer. Nu zou den jullie het misschien wel graag willen, want dan wist je tenminste dat de zon scheen, maar nu is alles voorbij. De wind kwam, de storm kwam, die gierde, die huilde, die rukte en daar stonden de boomen kaal en daar wer den de pannen omgegooid in den tuin. Zoo maar in een paar dagen is alles veranderd. De wintertijd is de oorzaak dat ik '8 avonds al weer met licht op m'n fiets naar huis moet en dat jullie vroeger thuis moeten komen. Heusch, nu is het herfst. En we gaan er ons op instellen. Thuis de gezelligheid, straks weer de tijd van oliebollen en pannekoeken, gestampte pot met lek kere worst en de feesten van December. Ja, ja, 't is toch een goede tijd, die win tertijd. Je bent weer eens blij met de gezelligheid thuis en daar mag jezelf aan meehelpen. Natuurlijk niet mop peren, opgewekt je moeder helpen, met plezier je huiswerk maken en in je vrijen tijd spelletjes doen en lezen, en 's avonds lekker diep onder de dekens droomen van de zon en den zomer. De vorige week heb ik het jullie be paald te moeilijk gemaakt met de raad- seis. Er waren niet veel oplossingen en die binnen waren gekomen, waren zeker voor de helft fout. Vandaag zijn de raadsels vrijwat gemakkelijker. Het boek is deze week gewonnen door: LEENTJE DE GROOT, Vijzelstraat. Tinie Wullems. Wat een fijne naam heeft dat heele kleine zusje van jou, Tinie. „Frida Maria Theresia", 't is net muziek als je het langzaam zegt, ik kan me begrijpen dat je er een klein beetje jaloersch op bent. Arit yiaming, Oosterend (T.) Dit briefje aan je kan je wel goed lezen, denk ik, Aris, want dat is met kleine, duidelijke druk lettertjes gedrukt. Je moet met lezen maar goed je best doen, want als je grooter wordt is het wat fijn om mooie boeken te lezen; er zijn jongensboeken waar je je eten om ver geet. Gtert/e Putting. Daar heb je nu zoo je best voor gedaan, voor dat vierde raadsel, Geertje, en nu is het nog fout. „Zielig, hè?" zou m'n kleine jongen zeggen. Nellie Boot, De Waal (T.). Dat was een grappige boel bij jullie, dien avond voor den verjaardag van je zuster Anna, Nellie. Een jacht op een muis. Ik had dat wel eens zoo van achter de deur willen zien. Jij bent vast boven op een stoel geklommen en je keek natuurlijk met oogen als theeschoteltjes naar de plaats waar je dacht dat het monster" vandaan zou kunnen komen. Brrrr, wat zal je gegriezeld hebben. Sientje Warmerdam. Kom, dat is be scheiden, Sientje, om den eersten den besten keer dat je meedoet, te vertellen, dat je niet tot de beste oplossers behoort. Hoe weet je dat? En bovendien, je kan toch de beste worden en daar moet je naar streven. Afgesproken? Annie Schaap. Dat vond ik nu vroeger het fijnste, Annie, om met de groote vacantie, naar een groote stad te mogen. En jij bent wel a'/j week in Amsterdam geweest. Wat zal je genoten hebben. Die vacantie vergeet ie nooit meer en als je nu stil op je stoel gaat zitten denken, dan kan je alles nog eens ophalen en dan zie je het net als een film in je gedachten voorbijgaan. Tony Sinnige. Nee, van dien sterren regen heb ik nu juist niets gezien. Ik zat binnen te werken en toen gebeurde buiten het wonder. Ik had er spijt van als haren op m'n hoofd, want ik had het dolgraag gezien. Als er dus weer een sterrenregen is, druk dan even op mn bel of er brand is, dan vlieg ik naar buiten. Germoine Franken. Of het van de week gestormd heeft, Germaine. Heb je je hoofd wel goed vastgehouden, anders heb je kans dat alle Fransch en Engelsch er uitgewaaid is. Of zit het er nogal stevig in? Ina Boels. Tweemaal gefeliciteerd, Ina, '■emiaal met je moeders en eenmaal met Ger- maine's verjaardag. Wat een glunder gezicht zal je hebben in het vooruitzicht van zooveel feesten, want behalve die verjaardagen heb je nog een fijne uitvoering van P. P. Of ik daar kan komen, kan ik niet beloven. Misschien een uurtje. Marie de Groot. Gelukkig Marie, dat je na dat half uurtje „piekeren" het vierde raad sel vond. Ik kreeg van een ander raadsel vriendinnetje een briefje en daarin schreef ze me, dat ze zich ,.suf" gedacht had en toch niet gevonden. Ik zal haar aanraden voortaan alleen maar te „piekeren" dan komt het van zelf in orde, net als bij jou. Grietje Mastemaker. 't Is nog geen kachelweer, hoor, Grietje, je zou je geen raad weten als de kachel al brandde, tenminste ik houd niet erg van de warmte, ik kan beter tegen de kou. Denk je er om je voornaam voluit te schrijven? TtHy Dol. Een groote brief van een meisje dat een groot boek gewonnen heeft. Ia, dat is fijn, Tiny. dat winnen van zoon boek en het is altijd een verrassing wie het wint, want dat weet ik ook nooit vooruit, omdat het bij verloting geschiedt, ,,'t Jutter- lied" wil ik wel eens voor je afdrukken, hoor, vandaag vind je het Zie maar hieronder. Hennie Kohier. Welkom, neefje van Hanna, „Artiersfoortsche kei", zooals je jezelf noemt, omdat je in Amersfoort hebt ge woond. Jij mag natuurlijk meedoen en ik hoop dat je een „kei" van een oplosser wordt. Leentje de Groot. Gelukkige Leentje, je hebt een boek gewonnen, een mooi boek, vlieg als de stormwind naar kantoor en haal het en zorg dat je kleine ondeugende zusje het niet in handen krijgt, want dan vrees ik het ergste, 't Is een rakker dat zusje van je, net als onze Itapiet. Als je haar een standje geeft zegt ze ook„Jij bent stout hoj paps" en vijf minuten daarna klimt ze weer op m'n knie en zegt, met haar liefste stemmetje: „Je bent tief hoj". 't Is wat leuk, hè, zoo'n klein zusje. Annie v. d. Brink, Soerabaia (N.O.I.). M'n verste vriendinnetje, wat heb je me van de week een leuke verrassing bezorgd om zoo even in een envelop over te komen wip pen. Dat was aardig, hoor. Vu weet ik waar je woont, in een leuk zonnig huis en nu krijg ik zeker ook gauw nog een dikken brief? De groeten aan alle raadselvriendjes en -vriendin netjes breng ik graag over en in het bizonder aan Stientje Alexandcr, je Helderschc vriendinnetje. Kindervriend. Waarom Bennie nooit meer uit vlsschen ging... Arme visschent door MARTIN VAN VALKEXBORGH. Het was een heerlijke Herfstdag en al was het hier en daar nog erg warm, onder de groote boomen, langs den oever van de rivier, was het bijzonder koel en rustig. Bennie zat op zijn Seliefkoosd vischplekje in de soha- uw van een grooten wilgenboom, die over het water heenhing. VlaK voor hein lag de diepte in de rivierbedding, waar de scholen visch zich op warme dagen plachten bezig te houden en waar de kans op een goeie vangst het grootst was. Al dikwijls had oude Jan, de veerman, hem gewaarschuwd, dat hii nog een« pardoes in het water zou vallen, maar dan had Bennie met een houding als van een gewezen admiraal gezegd: „Dan zou ik nog niet bang zijn, want., ik kan goed zw «.nen!" En caar kon oude Jan niets op zegggon.... Zoo zat dan onze held dien middag weer op zijn lievelingsplekje. Naast hem lag zijn boterhammenzakje en verder een mandje met aas en andere visohbenoodigdheden. Hij was een goede hengelaar en bracht meestal een aardige vangst mei' naar huis, want er was veel visch in de rivier. Maar waar hij 't aas ook liet zakken en hoe hij den dobber ook liet op-en-neer wippen, vanmiddag ving hü niets dan katvisch en die wilde hii niet mee naar huis nemen. Eerst heeft hü toen wat broodkruimels en andere vischlekker- nijen in het water geworpen om de vis- schen te lokken, daarna heeft hü een paar sprinkhaantjes en krekels aan den vischhaak gestoken, maar alles tever geefs.... hü ving dien middag niets, dat de moeite van het meenemen waard was.... Xatuurlük was hü ais goed hengelaar wel gewend geduld te moeten uitoefe nen en had hü langen tüd den dobber met gespannen aandacht gadegeslagen, teneinde dezen bü het minste bewe ginkje met een ruk te kunnen ophalen, zoodat de haak in den visschenbek schoot. Maar dien middag bleef de dob ber doodstil op het watervlak drüven. Half moedeloos leunde hü achterover tegen den boomstam en hield den hengel losjes in zün hand. Hü liet den dobber maar dobberen en wüdde zün aandacht aan andere dingen in den omtrek. Een e.ndje van de plaats, waar hü zit. schünt de zon op het water en nu bemerkt hü pas.hoe prachtig helder het water is, zoodat hü tot op den witten zandbodem kan zien. Zelfs de zilveren vischies. die Zoolang als h|j vischte, had hij nooit Zoolang als hü al visschte. had hü nooit gedroomd, dat het daar beneden zoo mooi wasKük eens die krab daar. die maar steeds naar links of rechts loopt, maar nooit vooruit of aoh- teruit. Eén voordeel is dat hü nu nooit behoeft te bedenken, wat voor- en wat achteruit is! Daar komt een vischje voorbü'zweven. Zoo gemakkelük schiet het door het water, alleen voortgestuwd door een haast onmerkbaar beweginkje van zijn staartvin. Maar o wee.Wie had nu ook kunnen denken, dat die oude krab nog zoo vlug zou zün met zün grüpers. Voordat het arme vischje wist wat er gebeurde, hadden de scha ren zich om zün lichaam gesloten en knepen er het leven uit. (Slot volgt). T JUTTERTJE. Om' Helder is een krantje rijker, „Het Juttertjcdat is zijn naam, Door 'n elk gelezen En luid' geprezen, Wie kent nu niet des Jutters faam? In Oost en West de verste streken. Leest men dat nieuwe Jutters-blad. Je kunt het vinden Bij alle vrinden, Het kind van onze Jutters-stad! \V ie kent er niet dien stoeren kerel, Len zoon van 't wilde zoute sop, 't Is onze Jutter, De mannetjesputter Met den zuidwester op zijn kop, Daar staat hij, bovenaan in 't krantje De trots van Helder's zee en strand, Overal ontvangen Met blij verlangen, "Het Juttertje" dat is je krant! Op verzoek van een raadselvriendin- nctje en haar ouders geplaatst. De zesde regel van het tweede couplet is niet Juist meer, omdat intusschen het uiterlijk aan zien van ons Juttertje veranderd is. In Amerika is een muziekinstru ment uitgevonden, dat geluiden voort brengt, die men nog nooit ter wereld gehoord heeft. Dat men zooiet3 nog „bijzonder" vindt!.., Dan moet u den luidspreker van mijn buurman eens nooren!. De coulante chef. De kleine Eduard, twaalf jaren oud, kwam zich aanbieden als jongste diende. De koopman nam hem een klein examentje af. Om de economische capaciteiten van den jongen te onder- zoeken, vroeg hü: ..En, beste jongen wat zou je doen, als je ten millioen kreeg?...." „Oh ik zou het werkelyk niet we. ten", stotterde Eduard met een van op. winding verstikte stem. „ik had ni»t gedacht, dat ik reeds dadelijk bjj u zóóveel zou verdienen...." Een deugniet onder de vageli Eieren In andermans neat. Wie heeft nooit den eigenaardig» roep van ten koekoek g< noord? b'lt heeft ooit een koekoek in het bosch gezien? Ik vermoei, at alle lezers hrt eerste gehoord zullen hebben, maar dat het tweede slechts enkelen ten deel i gevallen! Deze geheimzinnige vagedia zelden, hoogst zeiden gezien wordt, is voor ons een welkome entebode. die s s beschermer onzer boaschen optreedt! Hü voedt zich uitsluiten i met insecten en verdelgt het liefst ce groote. harige rupsen, die door de anoere insecten- eters worden versmaad! Er is beweer., dat de koekoek minstens driemaal dja gewicht aan insecten opeet, een lüke hoeveelheid dus. wanneer *e ten. dat de koekoek de grootte heeft via een duif. Wie zoo gelukkig is geweesi. een koekoekspaar te hebben gezipn. al verwonderd zün gewest over de leven digheid en de bedrijvigheid, js. r[' over ce onrust, waarmede het paar urn van voedsel voorziet. Het is een voort durend af- en aanvliegen van de hol ste toppen der hoornen, plotse Ine neer- strijkend op den grond! Wie ra«< verscholen in een tiicht hoschjf koekoek kan beapieen. en ge**!*®* is met een goeden küker. moe<.8n^il bewegingen volgen, om (ie mooie erU_ blauwe kleur met donkere en lichtere „koekoeksstrepen" op borst en «ai» en de helgele oogen en pooten te nen waarnemen. Is hü als het eenigszins vermoeid, dan rust hii op een tak uit en begint te roepen men goed luistert, hoort men. even bü den nachtegaal, na het gezai.c eigenaardig geluid, dat vergil** bü het zachte geluid, dat de kie'W h° duif maakt eenigszins op lae^Ml lükt. Lang kan hü niet bespied wor» want hü trekt steeds verder en *'C blü hem in onzen küker te hebben a had. Het wüfje is gemakkelijker te spieden, vooral wanneer zü in ('e S van huizen, zelfs in stadstuinen, verscheidene malen is opgemerkt nesten van insecten-etende voge s w Nesten van roodstaartjes. kwikfta .ies, tuinfluiters. rietmusschen en piepers worden bü voorkeur door uitgezocht. De koekoek legt daarin het ei, terwijl men gezien heeft. der eieren van de pleegouders werd gehaald! Een koekoeksei "vei-* weinig van de grootte van een sefcenei, zoodat de pleegouders moeite hebben met het uitbroede' het vreemde ei. Is echter eenm«f kleine koekoek geboren, dan er0fl snel en evenals parasieten do woelt net zoo lang in het nest IJn'"ntjt óf de eieren, óf de iongen uit h" u pkofK t„ zün geworpen! De jonge kof* "in Ieelijk, heeft een dikken kop. en KJ ooi.- oogen. is niet te verzak ;fft Hikt direct een vechtersbaas: een vreemde vogel het nest, dan hü de veeren op en tracht te p'kK De eetlust is verbazend. De sr ,tPln evenredig aan dien eetlust. nia«k spoedig grooter dan de pleego"fn,vl:C het nest, dat overdag al heel >P wordt verlaten. De pleegouders k' f5,„ 1 eni bijna niev voldoende verse» j. hetgeen hü noodig beeft! Het ift fend, zooals die kb; r.e zangers 1> jjjj le verzadigen veelvraat van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 22