Roosevelt ontvangt POPULAiR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT Als het koud is. 636 'AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) De Koningin der Aarde confereert met Amerika's president Populaire Rubriek De vrouw die tweemaal stierf ZATÊRDAG 6 JANUARI 1934 „In mijn vrijen tijd verzamel ik munten". 1 door een bijzonderen correspondent. Washington, Decemberl933. Vlak voor de Kerstdagen bezocht ik een redactie-bureau te Washington, óm een mij bekenden redacteur van een groot Amerikaansch Nieuwsagent schap. die aan het hoofd staat varf de afdeeling Washington van dat bureau, een bezoek te brengen. Voor zijmwerk- kamer te bereiken ging ik door een vrij groote zaal, waar tal van schrijfmachi nes ratelden. Het waren geen gewone schrijfmachines, doch „inteiocale" schrijfmachines, als ik ze zoo mtg noe men. Want op duizend en mea- kilo meter van Washington zat een corres pondent van dat Nieuws-Agentschap op epn soortgelijke^ schrijfmachine te tik ken, wiens mededeeling langsJelectri- "chen weg verscheen op het papier, dat in de machine te Washington langzaam verschoof. Nadat ik in de werkkamer van den grooten krantenman was doorgedron- jgen en ongeveer een half uurtje met jifriiad gepraat, keek hü opeens op ziji. orloge, sprong op en zeide: „Ik moet wejo. eer» kwartier is er pers conferentie "nu President Rootevelt!" Zuiver uit beroeps-oogpunt*.vroeg ik hem mü mede te nemen, reais volko men verzoend met een afwijzend ant woord. Maar tot mijn stomme verba zing, stemde hij dadelijk toe, alsof ik het gewoonste ding van de wereld had ge vraagd. „Kom meel" Reeds raren wij onderweg. Geen militaire afzetting te zien. Iedere bezoeker uit een der 52 Ameri- kaansche Staten is welkom in het park van het „Witte Huis", de ambtswoning van den president van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Zelfs kan men, als bezoeker, tweemaal per dag deze ambtswoning bezichtigen, met uit zondering natuurlijk van de werkkamer van den president ert van de particuliere vertrekken voor hem en zijn gezin. Twee vertegenwoordigers van de ge heime staatspolitie van Amerika bewa ken zijn werkkamer, maar dat is dan ook alles. Mijn metgezel knikt vertrou welijk tegen een dezer menschen, werpt een knipoogje in mijn richting, de man der wet knikt begrijpend terug, dat is mijn heele introductie! Hij weet nu, dat mijn vriend, die als journalist hij het „Witte Huis" is geacrediteerd, mij als gast heeft medegenomen, Iets anders is niet noodig. De binnenhal is vol mannen, die druk praten. Dat is de voorafgaande pers conferentie van de bii Het „Witte Huis" toegelaten journalisten, die met elkaar onderling de gebeurtenissen van den dag bespreken. Mijn vriend en ik loo- pen door een gang en komen bij een gesloten deur, die mijn begeleider opent, doch dadelijk weer wil sluiten, daar hij bemerkt, dat er twee heeren op bezoek zijn bij een grooten man in hemdsmouwen, die achter een reusach tig bureau zit. Maar de man in hemds mouwen noodigt ons uit binnen te ko men. Wij vallen ergens neer op een bank, langs een der wanden van de groote werkkamer. Fluisterend vraag ik mijn metgezel, wie de man in hemds mouwen is? Prompt komt het antwoord: „Onder-staatssecretaris Merlin! Over genomen uit het kabinet van president Hoover!" Wanneer de twee bezoekers vertrok ken zijn, komt hij op ons toe, drukt onze handen, trekt zijn jas aan en gaat met ons beiden naar de binnenhal terug. Als vreemdeling moet ik dan mij-n naam in een zwaar gebonden boek schrijven. Had ik nu een bom, of iets anders in mijn zak, dan ware in de eerste plaats mijn metgezel verantwoordelijk, want hij is geacrediteerd journalist bii het „Witte Huis" en moet dus voor hui in staan. De onder-staatssecretaris is in het midden van de binnenhal gaan staan, klapt tweemaal in de handen, wat be- teekent, dat president Roosevelt de hee ren verwacht en het geheele gezelschap schuift achter elkaar de werkkamer van den president binnen. In een kamer van niet te groote afme tingen, uitziende op een afgescheiden gedeelte van het park, zich achter een schrijftafel, die versierd is met een vlaggetje, dat de „Sterren en Strepen" vertoont, de president van de Veree nigde Staten van Noord-Amerika, Franklin Delano Roosevelt. Tweemaal per week, precies te 12.15 uur, ontvangt de president in zijn werkkamer de jour nalisten. Vriendschappelijk knikt hij tegen een paar bekenden, die hein in dertijd op zijn verkiezingstournée, dwars door Amerika, hebben vergezeld. Dan begint hij langzaam te spreken, voorlezend van een blad papier. „Men heeft mij gevraagd, of er reke ning mee moest worden gehouden. Jat belasting-verhooging te verwachten is? Daar ik geen profeet ben, en het boven dien moeilijk is in de tegenwoordige omstandigheden zelfs in de naaste toe komst vooruit te blikken, kan .ik slechts verklaren, dat in de onmiddellijke nabij gelegen toekomst geen belastingverhoo- gingen zijn te verwachten!" Daarmede is de eerste van de door de journalisten vooruit schriftelijk ge stelde vragen beantwoord. Na een oogenblik pauze neemt presi dent Roosevelt een ander blad papier van zijn schrijftafel en begint weer voor te lezen. „De stichting van een Japansche vlieghaven op het eiland Saipon heeft ons niet verrast. De Amerikaansche basis voor de Marine en voor het vlieg- wezen op Manila is van dien aard, dat door een mogelijke bedreiging van an dere zijde, daar geen verandering, of uitbreiding, noodzakelijk is te achten!" Weer een oogenblikje pauze, dan neemt de president een derde vel papier van zijn schrijftafel en leest voor: „Over de vraag, of de Amerikaansche regeering schadevergoeding zal vragen voor beschadigde eigendommen van Amerikaansche burgers, tijdens de re volutie op Havana, kan nog geen be slissend antwoord volgen. Wel kan ik mededeelen, dat wij van de nieuwe re geering te Havana bericht hebben ont vangen, dat zü bereid is vrijwillig alle ontstane schade te vergoeden!" Weer een oogenblik je pauze. Dan lacht de president guitig en zegt: „Daarmede zijn alle vragen, die voor beantwoording in aanmerking kwamen, volledig beantwoord! Maar het is van daag zulk mooi weer, wil een van U allen, misschien nog een vraag stellen?" Franklin Delano Roosevelt heeft schik in het geval, want zeker negentig procent van half-wekelijksche vragen heeft hij als ongeschikt voor beantwoor ding in de papiermand laten vallen. Opeens klinkt een stem uit een der achterste rijen van de vijftig tot zestig in de werkkamer van den president aanwezige journalisten: „Hoe zullen de nieuwe zilveren dollars er uitzien, mijn heer de president? Zullen ze Uw beel tenis dragen?" Alle aanwezige krantenmenschen grijnzen van plezier. De president grijnst van ganseher harte mee. Maar prompt komt zijn antwoord: „Die val is wat al te plomp opgezet! De eenige zilveren dollars, waarmede ik te doen heb, zijn die met de beeltenis van George Washington! In mijn vrijen Campana ae Graciu. Rijkaard (tot betrekkelijk armen man: „ln deze moeilijke tijden heb jij het beter dan ik. Ik verlies in een uur meer dan jij in een dag verdient." tijd ben ik namelijk verzamelaar van munten, mijne heeren!" Daarmede is het half-wekelijksche onderhoud afgeloopen. Een uur later verschijnen te Wash ington de kranten op de straten. Op de eerste pagina staan de inlichtingen van president Roosevelt, maar niet als van hem afkomstig. Dat zou getuigen van slechten stijl. De inlichtingen zijn ge geven door een „zeer hoog ambtenaar van het „Witte Huis" te Washington". Héél Amerika weet dan, dat daarmede de president bedoeld is. Alleen zijn naam blijft zorgvuldig verzwegen. Maar voor één antwoord maakt men toch een uitzondering. Want op diezelfde eerste pagina van de kranten staat, dat Franklin Delano Roosevelt dien middag uitdrukkelijk verklaard heeft, dat hij in zijn vrijen tijd muntenverzamelaar is. Dat mag natuurlijk onder zijn naam komen. Want dat is een zuiver persoonlijk feit! Bij verkoudheid speelt het klimaat een groote rol door Dr. A. Fransen In tijden van strenge vorst rij3É immer weer de vraag op, of hieraan behalve uiterlijke teekenen tevens geen indirecte nadeelige gevolgen ten opzichte van het menschelijk organis me toe te schrijven zijn. Het is een feit, dat juist verschillen de verkoudheidsziekten zich voordoen bii de intrede van het gure, koude weer en de vorst. Onder verkoudheids ziekten kan men natuurlijk vrijwel de meeste ontstekingen rangschikken, zij het dan ook, dat de neusholte, keel holte en de bronehieën hiervoor uiter* mate gevoelig zijn. Als gevolg van kouvatten doet zich veelal longontsteking voor, waarvan oude en gevoelige menschen, ook zelfs in de eerste drie, vier maanden van het jaar veelal het slachtoffer worden. Waaruit is dit. te verklaren? Zonder twijfel houdt dit verband met het samentreffen van de verschillende atmosferische verschijnselen. De graad van de koude, de vochtig heid van de lucht, de duur hiervan en de uitwerking op het lichaam, de sterkte van den wind, alle factoren, die een rol spelen. door Maud O' Claren. Ze was de mooiste van hei dorp, van de geheele streek geweest, en die schoonheid werd haiir ongeluk. Eerst leek het anders. Eerst benijd den de andere meisjes niet zonder bit terheid, dat een mooi gezichtje toch meer waard scheen dan goed gedrag, zedigheid en afkomst. Want Siite Liens, wier ouders niet veel beter geweest wa ren dan gewone daglooners, Tvier broer tjes en zusjes liepen te schooieren als bedelkinderen, veroverde den riiksten boerenzoon in heet den omtrek. Hoe ook zijn ouders zich verzetten, hoe ook fa milie en bekenden seliimpten, afried- den, kwaadspraken, Joost bleef hard nekkig vasthouden aan zijn plan om haar te trouwen, de mooie Sijte, met haar donkere haren en zigeunertint. Die mooie oogen, haar lachend gezichtje, dat slanke lichaam. Sijte, die niets weg- had van een boerenmeid, doch eerder weggeloopen uit een zigeunerkamp. En ze huwden. De ouders gaven hun verzet op, om den ^enigen zoon niet te verliezen. Sijte trok in op de groote hoeve, lachend, onverschillig, dol op dans en feest en malligheid. Joost, de stille en geslotene, aanbad haar op zijn eigene wijze, die zelden woorden vond. Met de jaren kwampn er kinderen. Eerst een jongen die naar Joost aardde, blond, stug en stoer. Dan kwam een meisje als Sijte, la chend, bruine oogen. Het verzopnde een beetje de schoon ouders. En tóen gebeurde hel. Toen gebeurde het, dat een schilder daar aan de hoeve kwam en de hofstede schilderde en Sijte zag; deze vroeg, of hij haar mocht schilderen. Ze waren al lemaal ertegen, maar Joost zei ja, omdat Sijte liet graag wou. De jonge schilder maakte liet portret en allen bewonderden het. Jazóó was ze, een beetje zigeu nerachtig, die donkere oogen. wat wild en donker en niet passend bij hun. Joost stond er lang voor, een rimpel tus- schen de oogen. Misschien had hij nooit zoo sterk ge veeld als nu. lioe vreemd ze hem was, deze vrouw van hem. Ze hoorde niet op t'e hoeve thuis en niet in deze streek, dat lachend wezen op die beeltenis. De schilder ham het mee. en ver trok.... dien zelfden dag stierf Sijte. Ze verdronk in de rivier. Het liik weri eerst vele dagen later opgehaald, ver afgedreven eh toen was Joost erheen gereisd en heeft verklaar:., dat het ziin vrouw was, die hij al een paar dagen miste. Misschien uit schuldbeself volgden velen de baar der ongelukkige en gooi den er bloemen op, ze schreiden om de vrouw, welke ze tot op het laatste oogen blik nog volgeschimpt hadden. En de jaren vergingen. lederen Zondag na kerktijd wandelde Joost met zijn 2 kinderen naar liet kerk» hof, waar ze voor een klein graf bleven stilstaan. Ze brachten er bloemen heen, legden bloemen op den grafsteen, die geboortedatum, naam en het overlijden van hun moeder aangaf. Als echte boerenkinderen werden ze verder opgevoed en toen het deerntje vijftien jaar was, liepen er al jongens achter haar aan, maar al lachten haar bruine oogen, ze was anders dan Sijte, ze hield van haar hofstede, van haar vader, van arbeid en een rustig, deugd zaam leven. Dans en feest waren goed, op zijn tijd. Een herfstavond was het, dat een der knechts kwam zeggen aan Joost, dat oen b» del vrouw hem iets te zeggen had, ze v.as niet v.eg te krijgen, het heett# dat het hee\ belangrijk was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 13