IBuitenlandsch Overzicht. HONIG S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor 10 ct. NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA No. 7389 EERSTE BLAD DINSDAG 8 FEBRUARI 1934 62ste JAARGANG ¥®or ECHTE Geldersche Vieeschwaren J. J. v. d. Plaat, Spoorstraat 53. Het nieuwe Fransche ministerie bijeen. KONIJN s Vieeschwaren ■■bi zijn toch smakelijker bh De Oostenrijksche kwestie. De werkloosheid in de Ver. Staten. De nieuwe Japansche minister van oorlog over oorlogsgevaar. Liefde in de Wildernis HELDERSCHE COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heiderwhe Courant f 1.50; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65;binnen- land f 2.— Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost 12.10, idem per mail en overige landen f3.20. Losse r< s. 4ct.;fr.p.p 6ct. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.—. Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1 -50, Jl.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post'Girorekening No. 16066. ADVERTENTIEN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.bij niet-coi.tante be taling 15 ct. per regel, min. 60ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. Het Duitsche antwoord op het Fransche memorandum. - De Oostenrijksche kwestie kan een gevaar voor den vrede worden. Japan voor een nieLaanvalsverdrag met de Ver. Staten. Frankrijk- Duitschland en de ontwapening Men heeft eenige weken op de publica tie van het Duitsche antwoord op het Fransche memoran dum moeten wachten, eindelijk gepubliceerd, opmerkingen over de en een spijtbetui- voorstellen zoo paar nu is het fïet stuk bevat Fransche voorstellen ging, dat de Duitsche weinig ingang gevonden blijken te heb- iben. De voornaamste verschillen in de opvattingen der beide regeeringen loopen over de vraag van de getal sterkte en van de uitrusting vau het toekomstige Duitsche leger met ver dedigingswapenen. In beginsel kan ook hier een regeiiug getroffen worden als men de argumenten van zakelijke, rechtelijke en moreele waarde zonder vooringenomenheid laat meespreken. De Fransche regeering kan moeilijk ontkennen dat, wat de Duitsche regeering thans vraagt, ver ten achter blijkt bij de eischen die Duitschland zou mogen stel len bij toekenning van een werkelijk vol ledige rechtsgelijkheid. Ook als Duitschland zijn 800.000 man tegelijk met zijn verdedigingswapenen zou erlangen, dan behouden Frankrijk en andere zwaarbewapende staten altijd nog .een zeer belangrijken voorsprong. Een afwijzing van de Duitsche eischen zou dus in dit geval slechts kunnen beteekenen dat men de rechts-gelykheid van Duitschland niet wil erkennen. De Duitsche regeering verwacht dus dat de Fransche regeering zich bij deze Duitsche opvatting zal willen aansluitien. Dat Duitschland bereid is tot interna tionale samenwerking blijkt uit zijn aan bod tot het aangaau van non-agressie- yerdragen. Het antwoord besluit met een aantal vragen aan de Fransche regeering, waar van het kennisnemen de moeite waard is. 1. Tot welk maximum zullen de totale Fransche legersterkten in Frankrijk en de koloniën verminderd worden? 2.Hoe stelt Franrijk zich voor, bij de in het aide mémoire voorgestelde regeling, de geoefende reservisten in de koloniale troeopen te betrekken? 3. Is Frankrijk bereid, als de hervor ming der legers in legers met korten diensttijd zielx niet zou uitstrekken of beide bovenbedoelde categoriën, de ver plichting te aanvaarden koloniale troepen in het moederland te stationeeren, noch in vredes-noch in oorlogstijd? 4. Wat zal gebeuren met de kanonnen van meer dan 25 cm. middellijn? Zullen zij vernietigd worden? Of zullen ook ver der artilleristen met hun bediening ver trouwd worden gemaakt? 5. Welke maximale grootte van tanks zal vastgesteld worden, en wat zal met de tanks gebeuren die dit maximum overschrijden? 6. Denkt de Fransche regeering aan een voor alle staten geldende beperking van bepiaalde wapensoorten en zoo ja, welke soorten zijn dit? 7. Met welk materiaal zullen de Fran sche troepen, die niet onder het unifica tie-project der legers zullen vallen, wor den uitgerust? 8. Binnen welke periode zou de vermin dering der legervliegtuigen met 50 pet. doorgezet worden en wat zal met die af te danken vliegtuigen geschieden? Ver nietiging? 9. Tot hoever zal de controle op den bouw van civiele vliegtuigen moeten gaan, die immers volgens het Fransche voorstel, de eerste voorwaarde is voor de vermindering in actieven dienst zijnde militaire vliegtuigen? 10. Zal de algemeene afschaffing van de militaire luchtvaart in de conventie aan een bepaald tijdstip gekoppeld wor den, en zoo ja, aan welk? 11. Zal het verbod van het werpen van bommen algemeen en absoluut zijn, of wil de Fransche regeering er nog uitzonde ringen op toelaten? 12. Moeten de opmerkingen in het me morandum over de controle van het oor- logsmaterieel zoo verstaan worden, dat Frankrijk alleen bereid is de controle van de vervaardiging en den invoer op zich te nemen, of zou die centrole ook uitgebreid moeten worden tot al het in legerdienst aanwezige oorlogsmaterieel? 18. Wat is het standpunt der Fransche regeering nopens de bewapening ter zee? Emmesfibles - Delicatessen. Telefoon 420. De zelfstandig' heid van Oostenrijkl Het optreden van Duitschland tegenover Oostenrijk vraagt op het oogenblik de aan dacht van de andere Europeesehe mogend heden, want de toestand is op het oogen blik zoo, dat de oorzaak van de wrijving wel eens aanleiding zou kunnen worden van internationale onaangenaamheden, om maar geen ander woord te gebruiken. Gisteren zou de Oostenrijksche regeering beraadslagen over een besluit om de aan gelegenheid voor den Raad van den Vol kenbond te brengen. Het is mogelijk, dat elders in dit blad reeds het resultaat van deze besprekingen zijn meegedeeld. Het gaat, zooals men weet, om den strijd van de Oostenrijksche zelfstandigheid en de nationaal-socialistische inmenging in bin- nenlandsche aangelegenheden van Oos tenrijk. De „Nw. Rott. Crt." schreef daarover Zaterdagavond o. a.: Groote mogendheden zijn niet al leen bereid Oostenrijk in den strijd voor zijn zelfstandigheeid te steunen, zij eischen zelfs standvastigheid van Oostenrijk in dezen strijd. Het is een kwestie waarin de Fransche en de Ita- liaansche politiek hand in hand gaat. Wellicht vormt deze kwestie zelfs de hoofdoorzaak, waarom er, ondanks alle verschil van meening, ophet oogenblik een ondergrond van vriendschappelijkheid tusschen Rome en Parijs bestaat, terwijl zii tegelijkertijd bewerkt dat, ondanks alle uiterlijke overeenstemming van beginse len, de betrekkingen tusschen Berlijn en Rome wrang zijn, met een ondergrond zelfs van vijandigheid. Met zoo eensge- zinden, en daarom machtigen steun, naast dwang tot vsatberadenheid, zal Oostenrijk noch de lust, noch de mogelijkheid hebben zich terug te trekken. Duitschland zegt het blad dan ver der heeft zich bij voorbaat reeds er tegen verzet dat het Duitsch-Oostenryk- Sir OSWALD MOSLEY, leider van de Engelsche fascistische be weging, die op het oo(/enblik qpoote activiteit ontwikkelt. sche geschil te Genève tot een interna tionale aangelegenheid wordt gemaakt. Een ander oordeel van Berlijn was dan ook niet denkbaar. Duitschland kan, van zijn standpunt gezien, geen andere hou ding innemen. Erkende het de mogelijk heid van een internationale behandeling van het geschil, dan zou het geschil voor een groot gedeelte niet meer bestaan, daar Duitschland dan reeds tevoren het inter nationaal karakter ervan, en daarmede zijn eigen principieel ongelijk zou hebben toegegeven. Immers, was Duitschland tot deze erkenning bereid dan verviel vanzelf al een groot gedeelte van de ge schilpunten, daar deze juist berusten op de Duitsche opvatting, dat de Duitsche bemoeiingen met Oostenrijk een streng nationaal karakter dragen. De Oostenrijksche kwestie wordt dus acuut zegt het blad op een stig lijkt voor een gemakkelijke op- oogenblik, dat ons niet bijster gun- lossing. Japan en de Ver. Staten Saito, de nieuwe Japansche gezant te Washington, heeft zich in een onder houd met Amerikaan- sche verslaggers, voor een verdrag van non-agressie verklaard, tusschen Japan en de Ver. Staten. Over deze verklaring van den gezant, die ongetwijfeld van belang is, wordt het volgende gemeld: De nieuwe Japansche gezant te Washington, Hirosji Salto, die zich hedenmorgen vroeg te Londen heeft ingescheept, om naar zijn nieuwe standplaats te vertrekken, heeft voor zijn vertrek uit Londen aan Ameri- kaansche persvertegenwoordigers een interview toegestaan, waarin hij ver klaarde voorstander te zijn van een „gentlemans-agrement" tusschen Ja pan en de Vereenigde Staten. Salto verklaarde, dat in de geschiede nis van de betrekkingen tusschen de Vereenigde Staten en Japan een nieuw blad moet worden begonnen. Beide vol ken moeten elkaar de hand reiken om den vrede in het gebied van den Stillen Oceaan te waarborgen. De gezant zeide van meening te zijn, dat Japan tot het sluiten van een soort non-agressie-overeenkomst met Amerika zou kunnen komen, waarbij ook het deel nemen van Sowjet-Ruslnad zou kunnen worden overwogen. „Het is mij bekend" aldus zeide Salto „dat het Amerikaansche volk een tegenzin in verdragen heeft, waaruit bui- tenlandsche politieke verwikkelingen kunnen ontstaan. Onder deze omstandig heden zal het moeilijk zijn een non-agres- sie-oevreenkomst schriftelijk vas te leg gen, doch het zou in ieder geval zeer ge- wenscht zijn als men tot een overeen komst zou kunnen komen, die het idee van non-argessie inhoudt." Saito verklaarde voorts nog, dat van een oorlogsgevaar tusschen Ja pan en Rusland geen sprake is. Ten aanzien van de Amerikaansche immigratie-bepalingen zeide de gezant, dat Japan in deze kwestie op gelijken voet andere Europeesehe naties wenscht he li andeld te worden. Het volkomen ver bod voor Japansche immigranten be hoort te worden opgeheven. De gezant sprak de hoop uit, dat de jregeering te Washington spoedig den btaat Mantsjoekwo zou erkennen. Japan (s niet voornemens de markten in Mant sjoekwo gein el alleen in geslag te nemen, én aan de Amerikaansche handelsbelan gen in dien staat zal niets in den weg worden gelegd. Evenals, totdusver, zai zql men een politiek van de „open-deur" volgen. Twee ministers en een onder staatssecretaris afgetreden. Gvoothertoqin CHARLOTTE VAN LUXEMBURG herdenkt dit jaar haar 15-jarig jubileum ais staalshoofd van het Groother tof/dom Luxemburpeen der kleinste Euro peesehe staten. Volgens een kort officieel communiqué heeft het kabinet zich in zijn vergade ring van gistermorgen gewijd aan het eerste onderzoek van verschillende maat regelen ten aanzien van de reorganisa tie van het bestuur en van den justitio- neelen dienst. De minster van justitie heeft den ministerraad verschillende ont werpen voorgelegd, die beoogen het be roep van advocaat onvereenigbaar te verklaren met het lidmaatschap van het parlement. O.m. wordt leden van het parlement verboden als advocaat op te treden in alle gevallen, die spaargelden en eredieten betreffen. Verder zal het aan de advocaten verboden worden, tegen den staat of tegen de departementen en gemeenten te pleiten, welke zij in het parlement vertegenwoordigen. Ver der worden de gevangenisstraffen voor verduistering en misbruik van vertrou wen ten nadeele van het openbare crediet verhoogd. Tenslotte wordt het advocaten verboden het geheim van de instructie te schenden, door het doen van mededeelin- gen, die aan de acten ontleend zijn. Pietri, Fabry en Doussain nemen ontslag. Havas meldde Zaterdagavond, dat de minister van oorlog, Fabry (rep. centrum), de minister van financiën, Piétri (links rep en de ondersecre taris voor het technisch onderwijs, Doussain, zijn afgetreden. Voordat zij dit besluit bekend maak ten, hadden zij een gemeenschappelijk onderhoud in het ministerie van finan ciën,, waaraan verschillende besprekin gen van den minister-president Daladier met Fabry, Piétri. dan minister van on derwijs Berthod, den minister van bin- nenlandsche zaken Frot en den gewezen minister van buitenlandsche zaken, Paul Boncour, vooraf waren gegaan. De oorzaak van het aftreden schijnt te liggen in het voornemen van Deladier, om Chiappe, den Parijsehen prefect van politie, te benoemen tot resident-generaal van Marokko. Als opvolger van Fabry wordt reeds Boncour genoemd. Nog meer dan 10 miilioen. Volgens het jongste rapport van de Amerikaansche Federatie van den Arbeid is de toeneming der werkloosheid thans gestuit; maar het werklooheidsvraag- stuk is daarmee nog niet overwonnen. Het aantal werkloozen bedroeg in De cember 10,826,000. van wie er 4,000,000 door de regeering tijdelijk te werk waren gesteld. In November werd steun ver leend aan 15,060,000 werkloozen. De Oostenrijksche mededeeling aan de Duitsche regeering. Na de publicatie van het Duitsche ant woord op de mededeelingen, welke de Oostenrijksche regeering de Duitsche op 16 Januari j.1. heeft laten doen, heeft thans de Oostenrijksche regeering ook deze mededeeling gepubliceerd. Zich be roepend op h.i. betrouwbare mededeelin gen, verklaart de bondsregeering daarin, dat de nationaal-socialistische beweging van plan is haar tegen de regeering van Dollfuss gerichte actie in den eerstkomen- den tijd tot het uiterste op te voeren ert wel op grond van aanwijzingen, welke zij daartoe van haar geestverwanten in het Duitsche rijk gekregen heeft. Indien er aan het aandeel van be paalde partijkringen in Duitschland nog getwijfeld kon worden, dan is deze twijfel weggenomen door de onbetwistbare vaststelling van de Duitsche herkomst van herkomst van zendingen wapens en propaganda. Verder rept de mededeeling van de ont dekking van contact tusschen een diplo- matieken vertegenwoordiger van het rijk en vooraanstaande vertegenwoordigers van de Duitsche N.S.D.A.P. met de Oos tenrijksche nationaal-socialistische partij en van het bestaan van een Oostenrijksch legioen, dat een bijzondere rol in den strijd tegen de Oostenrijksche regeering zou moeten spelen. Een speciale correspondent van de „Daily Express" heeft een onderhoud ge had met den nieuwen Minister van Oorlog Haja'sji. De minister heeft o-a. verklaard, dat hij niet gelooft, dat Japan in oorlog zal ko men met de Vereenigde Staten of dat het in de naaste toekomst tot een oorlog zal komen met Rusland. Over het lot van Wladiwostock ingeval van het uitbreken van een oorlog, wilde hij liever niet spre ken. Rusland heeft 100.000 man en 300 vliegtuigen aan de Mandsjoerijsche grens. Op het heele gebied van Mandsjoerjje, Indien gij voortdurend last hebt van schele hoofdpijn als gevolg van een slechte spijsvertering, gebruik c'an eens een poosje Foster'sMaagpillen. het betrouwbare, zacht werkende laxeermiddel. Alom verkrijgbaar i f 0.65 per flacon. Fe uil I e t o n Naar het Engelsch van Ottwell Binns 39) „Neen," fluisterde hij, terwijl liy neer zag op de gebogen gestalte van den man- „Ik zal nog een uur wachten en dan zui len we beslissen." Hü begon de inspanning van het voort durend heen en weer loopen te gevoelen en zag in, dat het 't verstandigst was, zich zooveel mogelijk te sparen. Hij zette zich dus bij het vuur en vergenoegde zich iedere tien of twaalf minuten naar het hoogste punt van het pad te loopen om het meer te overzien. Twee keer deed hij dit en den tweeden keer merkte hij een ver andering in de lucht. Het was veel kon der geworden en toen hij den hoek van de rots omkwam sloeg hem een vlaag ijzige wind in het gezicht. Hij keek naar beneden. De oppervlakte van het meer was nog steeds eenzaam en verlaten, maar niet zonder beweging. Wolken sneeuw, opgejaagd door den onstuimigen ,wind, werden over de lengte van het meer voortgestuwd, hoog opgejaagd en zakten ,weer, als de wind bedaarde. Boven hem was de hemel van een onafgebroken grijze, kleur en hij wist dat eerlang fsneeuw zou vallen. En als er sneeuw (kwam.... - - Zijn hart stond bijna stil bij de ge dachte. Het zou dagen lang kunnen sneeuwen en in den storm, als alle sporen uitgewischt werden, zou het gemakkelijk zjjn Helen en haar ontvoerders geheel mis te loopen. Toen hij tot het vuur terug- keerd was, vervulden hem booze voorge voelens. Hjj vreesde het ergste en hoewel Jean Bénard doorsliep kon hij zelf geen lust vinden. Hij rakelde het vuur op, sneed spek en elandsvleesch om te koken en zette koffie. Het zou verstandig zijn eerst te eten, voor het geval ze weg zou den moeten. Toen dit gedaan was ging hij weer naar de uitkjjkplaats en overzag het besneeuwde landschap- De wind was gaan liggen en er waren geen voortjagende sneeuwwolken meer. Zijn eerste blik gold de kreek tegenover het eiland. Daar was niets, dat zijn aandacht trok. Zijn oogen gingen verder zonder dat hij iets meer verwachtte. Kreek voor kreek, baai voor baai, volgde liiy den oever, toen plotseling zjjn blik zich op iets vestigde. Het meer was niet meer ontbloot vah leven. In de verte, minstens tien mijl weg, zooals hij snel berekende, vertoonden zich zwarte stippen op het sneeuwvlak. Dadelijk her kende hy, wat het was een span hon den. Zijn hart sprong op bij dien aanblik en het volgend oogenblik rende hij naar het kamp. „Jean! Jean!" riep hy uit. .Jean Bénard!" De slapende man werd zoo plotseling klaar wakker als een gezond kind. „Ah, m'sieu," zei hij opstaande, „zijn ze er?" „Tk weet het niet. Maar er komt een span honden in de verte langs liet meer." „Ik zal eens gaan zien," zei de wild- jager, en liep snel in de richting van het einde van het spoor. Stane begeleidde hem en wees hem de richting. „Daar, waar de oever naar binnen buigt. Zie je, Jean?" „Oui, m'sieu." Met gefronsde wenkbrauwen staarde de wildjager naar de groep moppen op het witte oppervlak en na eenige secon den begon hij zacht in zichzelf te tellen. „Un deux, trois, quatre." Toen stopte hij. „Vier honden en één man," zei hy, zich wendend tot zijn metgezel. „Maar Chig- mok is het niet. Kijk, m'sieu, hij komt hierheen." „Maar wie „Dat kan ik niet zeggen. De mannen in de wildernis zijn talrijk." Toen hij zweeg, joeg een windvlaag hem plotseling eenige vlokken sneeuw in het gezicht en hy keek naar den loodkleurigen hemel boven hem. „Binnenkort, m'sieu, gaat het sneeuwen. Laten we gaan eten en als Chigmok niet komt, zullen we dien man daar tegemoet gaan. Wellicht heeft hij nieuws." Met tegenzin volgde Stane hem terug naar het kamp- Hij voelde geen lust tot. eten, maar dwong zich er toe en toen het maal verorberd was, hielp hij zijn met gezel de slede opladen. Toen sprak Bénard opnieuw. „We zullen nog één keer gaan kijken, m'sieu, voordat we de honden irispannen." Ze gingen samen naar de uitkijkplaats. Het meer vertoonde weer zijn onafgebro ken witte uitgestrektheid; de kleine groep bewegende stippen was verdwenen. Stane tuurde naar de woestenij, met een uit drukking van diepe neerslachtigheid op het gezicht en wendde zich toen tot zijn metgezel. „De man kampeert", legde Bénard uit. Hij heeft geen haast en weet, dat het binnenkort zal sneeuwen. We zullen hem zoeken, m'sieu, en danby den he mel! Kijk daar!" Toen hij dezen uitroep liet hooren, wees hij opgewonden naar het meer, twee mijlen verder dan het eiland, de streek, die Stane zoo dikwijls, zonder hoop ge durende de laatste drie uren bekeken had. Een span honden kwam uit het bosch te voorschijn en liep naar het meer, ter wijl drie mannen volgden. „Chigmok! Kijk, m'sieu!" „Beiden renden, als by ingeving, naar het kamp en spanden in allerijl de hon den in. Eenige minuten later waren ze op weg, sloegen den hoek van den rots 0111 en begonnen naar het meer af te dalen. Ondertusschen keken beiden in de rich ting van de slede, die ze vervolgden. Deze gleed recht vooruit, dicht langs den oever en man had blijkbaar het gladde oppervlak van het meer verkozen om makkelijker vooruit te komen. Ze had den geen tijd om meer dan dat te zien, want de afdaling aar het meer was steil en alle kracht en handigheid van beiden was noodig om te maken, dat de slede niet harder ging dan de honden, maar in vier minuten was het afgeloopen en met eën vaartje bereikten ze den weg over het bevroren, met sneeuw bedekte meer. Ter wijl ze dit deden joeg een windvlaag een scherpe sneeuwvlok in hun gezicht, en Bénard keek bezorgd naar de lucht. „Het zal gauw flink gaan sneeuwen, m'sieu. We moeten voortmaken, als we Chigmok willen inhalen, voor de bui loskomt." Zonder verder een woord te zeggen, ging hij vóór loopen, om den weg voor de honden te banen, terwijl Stane de slede bestuurde. Bénard zette er haast achter en liep met een razende snelheid recht op hun doel af, daar de gladde opper vlakte van het meer hun geen moeilijk heden bood. Stane vroeg zich verwonderd af, hoe lang hij dit vol zou kunnen hou den en wierp van tijd tot tijd een blik op de slede voor hen, die, nu ze terzelfder hoogte waren, half verborgen was in een wolk van sneeuw. Hij zag tot zijn vol doening, dat ze inliepen en bedacht met vreugde hoe ze haar binnenkort in zou den halen, omdat Jean Bénards honden van goed soort en geheel frisch waren. Na eenigen tijd bleef de wildjager staan om uit te rusten en Stane ging vóór loopén. „Nu zal ik eens den weg banen," zei hij, „en ga jij achter loopen, Jean". Het was een heel verschil, vóór de honden uit te loopen in de onbetreden sneeuw, en 11a eenigen tijd begonnen zijn spieren ondragelijke pijn te doen. Het was, als werden de spieren van de lies met nijptangen geknepen en het bot van het been, dat hjj gebroken bad, scheen van pijn te branden- Maar weer, evenals den vorigen nacht, klemde hy de tanden op elkaar en gaf niet toe aan de ge freesde mal de raquette. Nieuwe hoop gaf hem kracht; vóór hem in liet zicht, zooals hy dacht, was het meisje, dat hij, gedu rende de maanden van hun verblijf in de wildernis, had leeren liefhebben en dat zich den vorigen avond (hoe lang leek dit geleden!) in het gezicht van den dood zoo geheel en al aan hem had ge geven. Zijn liart stroomde sneller bij de herinnering. Hij lette niet op de pijn, die hij leed. Het zweet, veroorzaakt door de hevige inspanning, bevroor op zyn wenkbrauwen en oogharen, maar hij sloeg er geen acht op en liep snel voort, terwijl de sneeuw langs zyn voeten dwar relde 111 een miniatuur-storm. Twee of drie maal lichtte hij het gebogen hoofd op en mat den afstand tusschen hein en zijn prooi voor hem uit. Deze was, meende hij, al kleiner en vol moed spande hij zich weer in voor het uitputtende werk. Een half uur verliep en hoewel de wind langzaam sterker werd en hun recht in het gezicht blies en hun taak verzwaarde, bleef de sneeuw uit. Ze liepen langzaam in, meter voor meter, tenvyl de mannen voor hen uit blijkbaar hun vervolgers niet bemerkten. Toen bereikten ze het spoor van hun prooi en het werk werd minder zwaar en de snelheid grooter. „Bij den hemel!" rep Bénard uit. toen ze op het spoor stuitten, ,jru krijgen we ze te pakken, ze lianen den weg voor ons." „Ja!" antwoordde Stane met oogen, die schitterden van opwinding- Een en driekwart mijl scheidde nu de beide groepen, en daar ze den weg volg den, dien de anderen moesten banen, scheen hun vertrouwen gerechtvaardigd. Maar de natuur en de menschel) werkten hen tegen en stuurden hun berekeningen in de war. Weer bracht de wind een sneeuwwolk mee. Zii was dik en belem merde het uitzicht op het span voor hen hen uit. Toen zii weg trok zagen de beide vervolgers, dat hun prooi naar den oever was afgezwenkt en schuins afstuurde op een driepuntinge rots, die in het meer uitstak. Jean Bénard merkte die bewe ging en begon bijna vroolijk te spreken. „Ze zijn bang voor de sneeuw en gaan een kamp opslaan. Bij den hemel, we vangen ze als een wolf in een strik!" De slede, die ze vervolgden, naderde de rots, maar plotseling wierp Jean Bénard het hoofd achterover en begon te luiste ren. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1