IBuitenlandsch Overzicht.
HONIG S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor 10 ct.
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
No. 7389 EERSTE BLAD
DINSDAG 8 FEBRUARI 1934
62ste JAARGANG
¥®or ECHTE Geldersche Vieeschwaren
J. J. v. d. Plaat, Spoorstraat 53.
Het nieuwe Fransche
ministerie bijeen.
KONIJN s Vieeschwaren
■■bi zijn toch smakelijker bh
De Oostenrijksche
kwestie.
De werkloosheid in de
Ver. Staten.
De nieuwe Japansche
minister van oorlog
over oorlogsgevaar.
Liefde in de Wildernis
HELDERSCHE COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heiderwhe Courant f 1.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65;binnen-
land f 2.— Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost 12.10, idem per
mail en overige landen f3.20. Losse r< s. 4ct.;fr.p.p 6ct. Zondagsblad
resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.—. Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1 -50, Jl.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post'Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIEN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.bij niet-coi.tante be
taling 15 ct. per regel, min. 60ct. (Adres Bureau van dit blad en met
brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
Het Duitsche antwoord op het Fransche memorandum. - De
Oostenrijksche kwestie kan een gevaar voor den vrede worden.
Japan voor een nieLaanvalsverdrag met de Ver. Staten.
Frankrijk-
Duitschland en
de ontwapening
Men heeft eenige
weken op de publica
tie van het Duitsche
antwoord op het
Fransche memoran
dum moeten wachten,
eindelijk gepubliceerd,
opmerkingen over de
en een spijtbetui-
voorstellen zoo
paar nu is het
fïet stuk bevat
Fransche voorstellen
ging, dat de Duitsche
weinig ingang gevonden blijken te heb-
iben.
De voornaamste verschillen in de
opvattingen der beide regeeringen
loopen over de vraag van de getal
sterkte en van de uitrusting vau het
toekomstige Duitsche leger met ver
dedigingswapenen.
In beginsel kan ook hier een regeiiug
getroffen worden als men de argumenten
van zakelijke, rechtelijke en moreele
waarde zonder vooringenomenheid laat
meespreken.
De Fransche regeering kan moeilijk
ontkennen dat, wat de Duitsche regeering
thans vraagt, ver ten achter blijkt bij de
eischen die Duitschland zou mogen stel
len bij toekenning van een werkelijk vol
ledige rechtsgelijkheid.
Ook als Duitschland zijn 800.000 man
tegelijk met zijn verdedigingswapenen
zou erlangen, dan behouden Frankrijk en
andere zwaarbewapende staten altijd nog
.een zeer belangrijken voorsprong.
Een afwijzing van de Duitsche
eischen zou dus in dit geval slechts
kunnen beteekenen dat men de
rechts-gelykheid van Duitschland
niet wil erkennen.
De Duitsche regeering verwacht dus
dat de Fransche regeering zich bij deze
Duitsche opvatting zal willen aansluitien.
Dat Duitschland bereid is tot interna
tionale samenwerking blijkt uit zijn aan
bod tot het aangaau van non-agressie-
yerdragen.
Het antwoord besluit met een aantal
vragen aan de Fransche regeering, waar
van het kennisnemen de moeite waard is.
1. Tot welk maximum zullen de totale
Fransche legersterkten in Frankrijk en
de koloniën verminderd worden?
2.Hoe stelt Franrijk zich voor, bij de in
het aide mémoire voorgestelde regeling,
de geoefende reservisten in de koloniale
troeopen te betrekken?
3. Is Frankrijk bereid, als de hervor
ming der legers in legers met korten
diensttijd zielx niet zou uitstrekken of
beide bovenbedoelde categoriën, de ver
plichting te aanvaarden koloniale troepen
in het moederland te stationeeren, noch
in vredes-noch in oorlogstijd?
4. Wat zal gebeuren met de kanonnen
van meer dan 25 cm. middellijn? Zullen
zij vernietigd worden? Of zullen ook ver
der artilleristen met hun bediening ver
trouwd worden gemaakt?
5. Welke maximale grootte van tanks
zal vastgesteld worden, en wat zal met
de tanks gebeuren die dit maximum
overschrijden?
6. Denkt de Fransche regeering aan
een voor alle staten geldende beperking
van bepiaalde wapensoorten en zoo ja,
welke soorten zijn dit?
7. Met welk materiaal zullen de Fran
sche troepen, die niet onder het unifica
tie-project der legers zullen vallen, wor
den uitgerust?
8. Binnen welke periode zou de vermin
dering der legervliegtuigen met 50 pet.
doorgezet worden en wat zal met die af
te danken vliegtuigen geschieden? Ver
nietiging?
9. Tot hoever zal de controle op den
bouw van civiele vliegtuigen moeten
gaan, die immers volgens het Fransche
voorstel, de eerste voorwaarde is voor de
vermindering in actieven dienst zijnde
militaire vliegtuigen?
10. Zal de algemeene afschaffing van
de militaire luchtvaart in de conventie
aan een bepaald tijdstip gekoppeld wor
den, en zoo ja, aan welk?
11. Zal het verbod van het werpen van
bommen algemeen en absoluut zijn, of wil
de Fransche regeering er nog uitzonde
ringen op toelaten?
12. Moeten de opmerkingen in het me
morandum over de controle van het oor-
logsmaterieel zoo verstaan worden, dat
Frankrijk alleen bereid is de controle van
de vervaardiging en den invoer op zich te
nemen, of zou die centrole ook uitgebreid
moeten worden tot al het in legerdienst
aanwezige oorlogsmaterieel?
18. Wat is het standpunt der Fransche
regeering nopens de bewapening ter zee?
Emmesfibles - Delicatessen. Telefoon 420.
De zelfstandig'
heid van
Oostenrijkl
Het optreden van
Duitschland tegenover
Oostenrijk vraagt op
het oogenblik de aan
dacht van de andere
Europeesehe mogend
heden, want de toestand is op het oogen
blik zoo, dat de oorzaak van de wrijving
wel eens aanleiding zou kunnen worden
van internationale onaangenaamheden,
om maar geen ander woord te gebruiken.
Gisteren zou de Oostenrijksche regeering
beraadslagen over een besluit om de aan
gelegenheid voor den Raad van den Vol
kenbond te brengen. Het is mogelijk, dat
elders in dit blad reeds het resultaat van
deze besprekingen zijn meegedeeld. Het
gaat, zooals men weet, om den strijd van
de Oostenrijksche zelfstandigheid en de
nationaal-socialistische inmenging in bin-
nenlandsche aangelegenheden van Oos
tenrijk.
De „Nw. Rott. Crt." schreef daarover
Zaterdagavond o. a.:
Groote mogendheden zijn niet al
leen bereid Oostenrijk in den strijd
voor zijn zelfstandigheeid te steunen,
zij eischen zelfs standvastigheid van
Oostenrijk in dezen strijd. Het is een
kwestie waarin de Fransche en de Ita-
liaansche politiek hand in hand gaat.
Wellicht vormt deze kwestie zelfs de
hoofdoorzaak, waarom er, ondanks alle
verschil van meening, ophet oogenblik
een ondergrond van vriendschappelijkheid
tusschen Rome en Parijs bestaat, terwijl
zii tegelijkertijd bewerkt dat, ondanks alle
uiterlijke overeenstemming van beginse
len, de betrekkingen tusschen Berlijn en
Rome wrang zijn, met een ondergrond
zelfs van vijandigheid. Met zoo eensge-
zinden, en daarom machtigen steun, naast
dwang tot vsatberadenheid, zal Oostenrijk
noch de lust, noch de mogelijkheid hebben
zich terug te trekken.
Duitschland zegt het blad dan ver
der heeft zich bij voorbaat reeds er
tegen verzet dat het Duitsch-Oostenryk-
Sir OSWALD MOSLEY,
leider van de Engelsche fascistische be
weging, die op het oo(/enblik qpoote
activiteit ontwikkelt.
sche geschil te Genève tot een interna
tionale aangelegenheid wordt gemaakt.
Een ander oordeel van Berlijn was dan
ook niet denkbaar. Duitschland kan, van
zijn standpunt gezien, geen andere hou
ding innemen. Erkende het de mogelijk
heid van een internationale behandeling
van het geschil, dan zou het geschil voor
een groot gedeelte niet meer bestaan, daar
Duitschland dan reeds tevoren het inter
nationaal karakter ervan, en daarmede
zijn eigen principieel ongelijk zou hebben
toegegeven. Immers, was Duitschland
tot deze erkenning bereid dan verviel
vanzelf al een groot gedeelte van de ge
schilpunten, daar deze juist berusten op
de Duitsche opvatting, dat de Duitsche
bemoeiingen met Oostenrijk een streng
nationaal karakter dragen.
De Oostenrijksche kwestie wordt
dus acuut zegt het blad op een
stig lijkt voor een gemakkelijke op-
oogenblik, dat ons niet bijster gun-
lossing.
Japan en de
Ver. Staten
Saito, de nieuwe
Japansche gezant te
Washington, heeft
zich in een onder
houd met Amerikaan-
sche verslaggers, voor een verdrag van
non-agressie verklaard, tusschen Japan
en de Ver. Staten.
Over deze verklaring van den gezant,
die ongetwijfeld van belang is, wordt het
volgende gemeld:
De nieuwe Japansche gezant te
Washington, Hirosji Salto, die zich
hedenmorgen vroeg te Londen heeft
ingescheept, om naar zijn nieuwe
standplaats te vertrekken, heeft voor
zijn vertrek uit Londen aan Ameri-
kaansche persvertegenwoordigers een
interview toegestaan, waarin hij ver
klaarde voorstander te zijn van een
„gentlemans-agrement" tusschen Ja
pan en de Vereenigde Staten.
Salto verklaarde, dat in de geschiede
nis van de betrekkingen tusschen de
Vereenigde Staten en Japan een nieuw
blad moet worden begonnen. Beide vol
ken moeten elkaar de hand reiken om
den vrede in het gebied van den Stillen
Oceaan te waarborgen.
De gezant zeide van meening te zijn,
dat Japan tot het sluiten van een soort
non-agressie-overeenkomst met Amerika
zou kunnen komen, waarbij ook het deel
nemen van Sowjet-Ruslnad zou kunnen
worden overwogen.
„Het is mij bekend" aldus zeide
Salto „dat het Amerikaansche volk een
tegenzin in verdragen heeft, waaruit bui-
tenlandsche politieke verwikkelingen
kunnen ontstaan. Onder deze omstandig
heden zal het moeilijk zijn een non-agres-
sie-oevreenkomst schriftelijk vas te leg
gen, doch het zou in ieder geval zeer ge-
wenscht zijn als men tot een overeen
komst zou kunnen komen, die het idee
van non-argessie inhoudt."
Saito verklaarde voorts nog, dat
van een oorlogsgevaar tusschen Ja
pan en Rusland geen sprake is.
Ten aanzien van de Amerikaansche
immigratie-bepalingen zeide de gezant,
dat Japan in deze kwestie op gelijken voet
andere Europeesehe naties wenscht he
li andeld te worden. Het volkomen ver
bod voor Japansche immigranten be
hoort te worden opgeheven.
De gezant sprak de hoop uit, dat de
jregeering te Washington spoedig den
btaat Mantsjoekwo zou erkennen. Japan
(s niet voornemens de markten in Mant
sjoekwo gein el alleen in geslag te nemen,
én aan de Amerikaansche handelsbelan
gen in dien staat zal niets in den weg
worden gelegd. Evenals, totdusver, zai
zql men een politiek van de „open-deur"
volgen.
Twee ministers en een onder
staatssecretaris afgetreden.
Gvoothertoqin CHARLOTTE VAN
LUXEMBURG
herdenkt dit jaar haar 15-jarig jubileum
ais staalshoofd van het Groother tof/dom
Luxemburpeen der kleinste Euro
peesehe staten.
Volgens een kort officieel communiqué
heeft het kabinet zich in zijn vergade
ring van gistermorgen gewijd aan het
eerste onderzoek van verschillende maat
regelen ten aanzien van de reorganisa
tie van het bestuur en van den justitio-
neelen dienst. De minster van justitie
heeft den ministerraad verschillende ont
werpen voorgelegd, die beoogen het be
roep van advocaat onvereenigbaar te
verklaren met het lidmaatschap van het
parlement. O.m. wordt leden van het
parlement verboden als advocaat op te
treden in alle gevallen, die spaargelden
en eredieten betreffen. Verder zal het
aan de advocaten verboden worden, tegen
den staat of tegen de departementen en
gemeenten te pleiten, welke zij in
het parlement vertegenwoordigen. Ver
der worden de gevangenisstraffen voor
verduistering en misbruik van vertrou
wen ten nadeele van het openbare crediet
verhoogd. Tenslotte wordt het advocaten
verboden het geheim van de instructie te
schenden, door het doen van mededeelin-
gen, die aan de acten ontleend zijn.
Pietri, Fabry en Doussain
nemen ontslag.
Havas meldde Zaterdagavond, dat
de minister van oorlog, Fabry (rep.
centrum), de minister van financiën,
Piétri (links rep en de ondersecre
taris voor het technisch onderwijs,
Doussain, zijn afgetreden.
Voordat zij dit besluit bekend maak
ten, hadden zij een gemeenschappelijk
onderhoud in het ministerie van finan
ciën,, waaraan verschillende besprekin
gen van den minister-president Daladier
met Fabry, Piétri. dan minister van on
derwijs Berthod, den minister van bin-
nenlandsche zaken Frot en den gewezen
minister van buitenlandsche zaken, Paul
Boncour, vooraf waren gegaan.
De oorzaak van het aftreden schijnt te
liggen in het voornemen van Deladier,
om Chiappe, den Parijsehen prefect van
politie, te benoemen tot resident-generaal
van Marokko. Als opvolger van Fabry
wordt reeds Boncour genoemd.
Nog meer dan 10 miilioen.
Volgens het jongste rapport van de
Amerikaansche Federatie van den Arbeid
is de toeneming der werkloosheid thans
gestuit; maar het werklooheidsvraag-
stuk is daarmee nog niet overwonnen.
Het aantal werkloozen bedroeg in De
cember 10,826,000. van wie er 4,000,000
door de regeering tijdelijk te werk waren
gesteld. In November werd steun ver
leend aan 15,060,000 werkloozen.
De Oostenrijksche mededeeling
aan de Duitsche regeering.
Na de publicatie van het Duitsche ant
woord op de mededeelingen, welke de
Oostenrijksche regeering de Duitsche op
16 Januari j.1. heeft laten doen, heeft
thans de Oostenrijksche regeering ook
deze mededeeling gepubliceerd. Zich be
roepend op h.i. betrouwbare mededeelin
gen, verklaart de bondsregeering daarin,
dat de nationaal-socialistische beweging
van plan is haar tegen de regeering van
Dollfuss gerichte actie in den eerstkomen-
den tijd tot het uiterste op te voeren ert
wel op grond van aanwijzingen, welke zij
daartoe van haar geestverwanten in het
Duitsche rijk gekregen heeft.
Indien er aan het aandeel van be
paalde partijkringen in Duitschland
nog getwijfeld kon worden, dan is
deze twijfel weggenomen door de
onbetwistbare vaststelling van de
Duitsche herkomst van herkomst van
zendingen wapens en propaganda.
Verder rept de mededeeling van de ont
dekking van contact tusschen een diplo-
matieken vertegenwoordiger van het rijk
en vooraanstaande vertegenwoordigers
van de Duitsche N.S.D.A.P. met de Oos
tenrijksche nationaal-socialistische partij
en van het bestaan van een Oostenrijksch
legioen, dat een bijzondere rol in den
strijd tegen de Oostenrijksche regeering
zou moeten spelen.
Een speciale correspondent van de
„Daily Express" heeft een onderhoud ge
had met den nieuwen Minister van Oorlog
Haja'sji.
De minister heeft o-a. verklaard, dat hij
niet gelooft, dat Japan in oorlog zal ko
men met de Vereenigde Staten of dat het
in de naaste toekomst tot een oorlog zal
komen met Rusland. Over het lot van
Wladiwostock ingeval van het uitbreken
van een oorlog, wilde hij liever niet spre
ken. Rusland heeft 100.000 man en 300
vliegtuigen aan de Mandsjoerijsche grens.
Op het heele gebied van Mandsjoerjje,
Indien gij voortdurend last hebt van
schele hoofdpijn als gevolg van een
slechte spijsvertering, gebruik c'an
eens een poosje Foster'sMaagpillen.
het betrouwbare, zacht werkende
laxeermiddel.
Alom verkrijgbaar i f 0.65 per flacon.
Fe uil I e t o n
Naar het Engelsch
van
Ottwell Binns
39)
„Neen," fluisterde hij, terwijl liy neer
zag op de gebogen gestalte van den man-
„Ik zal nog een uur wachten en dan zui
len we beslissen."
Hü begon de inspanning van het voort
durend heen en weer loopen te gevoelen
en zag in, dat het 't verstandigst was, zich
zooveel mogelijk te sparen. Hij zette zich
dus bij het vuur en vergenoegde zich
iedere tien of twaalf minuten naar het
hoogste punt van het pad te loopen om het
meer te overzien. Twee keer deed hij dit
en den tweeden keer merkte hij een ver
andering in de lucht. Het was veel kon
der geworden en toen hij den hoek van
de rots omkwam sloeg hem een vlaag
ijzige wind in het gezicht. Hij keek naar
beneden. De oppervlakte van het meer
was nog steeds eenzaam en verlaten,
maar niet zonder beweging. Wolken
sneeuw, opgejaagd door den onstuimigen
,wind, werden over de lengte van het meer
voortgestuwd, hoog opgejaagd en zakten
,weer, als de wind bedaarde. Boven hem
was de hemel van een onafgebroken
grijze, kleur en hij wist dat eerlang
fsneeuw zou vallen. En als er sneeuw
(kwam.... - -
Zijn hart stond bijna stil bij de ge
dachte. Het zou dagen lang kunnen
sneeuwen en in den storm, als alle sporen
uitgewischt werden, zou het gemakkelijk
zjjn Helen en haar ontvoerders geheel
mis te loopen. Toen hij tot het vuur terug-
keerd was, vervulden hem booze voorge
voelens. Hjj vreesde het ergste en hoewel
Jean Bénard doorsliep kon hij zelf geen
lust vinden. Hij rakelde het vuur op,
sneed spek en elandsvleesch om te koken
en zette koffie. Het zou verstandig zijn
eerst te eten, voor het geval ze weg zou
den moeten. Toen dit gedaan was ging hij
weer naar de uitkjjkplaats en overzag het
besneeuwde landschap- De wind was gaan
liggen en er waren geen voortjagende
sneeuwwolken meer. Zijn eerste blik gold
de kreek tegenover het eiland. Daar was
niets, dat zijn aandacht trok. Zijn oogen
gingen verder zonder dat hij iets meer
verwachtte. Kreek voor kreek, baai voor
baai, volgde liiy den oever, toen plotseling
zjjn blik zich op iets vestigde. Het meer
was niet meer ontbloot vah leven. In de
verte, minstens tien mijl weg, zooals hij
snel berekende, vertoonden zich zwarte
stippen op het sneeuwvlak. Dadelijk her
kende hy, wat het was een span hon
den. Zijn hart sprong op bij dien aanblik
en het volgend oogenblik rende hij naar
het kamp.
„Jean! Jean!" riep hy uit. .Jean
Bénard!"
De slapende man werd zoo plotseling
klaar wakker als een gezond kind.
„Ah, m'sieu," zei hij opstaande, „zijn
ze er?"
„Tk weet het niet. Maar er komt een
span honden in de verte langs liet meer."
„Ik zal eens gaan zien," zei de wild-
jager, en liep snel in de richting van het
einde van het spoor.
Stane begeleidde hem en wees hem de
richting.
„Daar, waar de oever naar binnen
buigt. Zie je, Jean?"
„Oui, m'sieu."
Met gefronsde wenkbrauwen staarde
de wildjager naar de groep moppen op
het witte oppervlak en na eenige secon
den begon hij zacht in zichzelf te tellen.
„Un deux, trois, quatre." Toen stopte hij.
„Vier honden en één man," zei hy, zich
wendend tot zijn metgezel. „Maar Chig-
mok is het niet. Kijk, m'sieu, hij komt
hierheen."
„Maar wie
„Dat kan ik niet zeggen. De mannen in
de wildernis zijn talrijk." Toen hij zweeg,
joeg een windvlaag hem plotseling eenige
vlokken sneeuw in het gezicht en hy keek
naar den loodkleurigen hemel boven hem.
„Binnenkort, m'sieu, gaat het sneeuwen.
Laten we gaan eten en als Chigmok niet
komt, zullen we dien man daar tegemoet
gaan. Wellicht heeft hij nieuws."
Met tegenzin volgde Stane hem terug
naar het kamp- Hij voelde geen lust tot.
eten, maar dwong zich er toe en toen het
maal verorberd was, hielp hij zijn met
gezel de slede opladen. Toen sprak
Bénard opnieuw.
„We zullen nog één keer gaan kijken,
m'sieu, voordat we de honden irispannen."
Ze gingen samen naar de uitkijkplaats.
Het meer vertoonde weer zijn onafgebro
ken witte uitgestrektheid; de kleine groep
bewegende stippen was verdwenen. Stane
tuurde naar de woestenij, met een uit
drukking van diepe neerslachtigheid op
het gezicht en wendde zich toen tot zijn
metgezel.
„De man kampeert", legde Bénard uit.
Hij heeft geen haast en weet, dat het
binnenkort zal sneeuwen. We zullen hem
zoeken, m'sieu, en danby den he
mel! Kijk daar!"
Toen hij dezen uitroep liet hooren,
wees hij opgewonden naar het meer, twee
mijlen verder dan het eiland, de streek,
die Stane zoo dikwijls, zonder hoop ge
durende de laatste drie uren bekeken
had. Een span honden kwam uit het bosch
te voorschijn en liep naar het meer, ter
wijl drie mannen volgden.
„Chigmok! Kijk, m'sieu!"
„Beiden renden, als by ingeving, naar
het kamp en spanden in allerijl de hon
den in. Eenige minuten later waren ze op
weg, sloegen den hoek van den rots 0111
en begonnen naar het meer af te dalen.
Ondertusschen keken beiden in de rich
ting van de slede, die ze vervolgden.
Deze gleed recht vooruit, dicht langs den
oever en man had blijkbaar het gladde
oppervlak van het meer verkozen om
makkelijker vooruit te komen. Ze had
den geen tijd om meer dan dat te zien,
want de afdaling aar het meer was steil
en alle kracht en handigheid van beiden
was noodig om te maken, dat de slede
niet harder ging dan de honden, maar in
vier minuten was het afgeloopen en met
eën vaartje bereikten ze den weg over het
bevroren, met sneeuw bedekte meer. Ter
wijl ze dit deden joeg een windvlaag een
scherpe sneeuwvlok in hun gezicht, en
Bénard keek bezorgd naar de lucht.
„Het zal gauw flink gaan sneeuwen,
m'sieu. We moeten voortmaken, als we
Chigmok willen inhalen, voor de bui
loskomt."
Zonder verder een woord te zeggen,
ging hij vóór loopen, om den weg voor
de honden te banen, terwijl Stane de slede
bestuurde. Bénard zette er haast achter
en liep met een razende snelheid recht
op hun doel af, daar de gladde opper
vlakte van het meer hun geen moeilijk
heden bood. Stane vroeg zich verwonderd
af, hoe lang hij dit vol zou kunnen hou
den en wierp van tijd tot tijd een blik op
de slede voor hen, die, nu ze terzelfder
hoogte waren, half verborgen was in een
wolk van sneeuw. Hij zag tot zijn vol
doening, dat ze inliepen en bedacht met
vreugde hoe ze haar binnenkort in zou
den halen, omdat Jean Bénards honden
van goed soort en geheel frisch waren.
Na eenigen tijd bleef de wildjager staan
om uit te rusten en Stane ging vóór
loopén.
„Nu zal ik eens den weg banen," zei
hij, „en ga jij achter loopen, Jean".
Het was een heel verschil, vóór de
honden uit te loopen in de onbetreden
sneeuw, en 11a eenigen tijd begonnen zijn
spieren ondragelijke pijn te doen. Het
was, als werden de spieren van de lies
met nijptangen geknepen en het bot van
het been, dat hjj gebroken bad, scheen
van pijn te branden- Maar weer, evenals
den vorigen nacht, klemde hy de tanden
op elkaar en gaf niet toe aan de ge
freesde mal de raquette. Nieuwe hoop gaf
hem kracht; vóór hem in liet zicht, zooals
hy dacht, was het meisje, dat hij, gedu
rende de maanden van hun verblijf in
de wildernis, had leeren liefhebben en
dat zich den vorigen avond (hoe lang
leek dit geleden!) in het gezicht van den
dood zoo geheel en al aan hem had ge
geven. Zijn liart stroomde sneller bij de
herinnering. Hij lette niet op de pijn, die
hij leed. Het zweet, veroorzaakt door de
hevige inspanning, bevroor op zyn
wenkbrauwen en oogharen, maar hij
sloeg er geen acht op en liep snel voort,
terwijl de sneeuw langs zyn voeten dwar
relde 111 een miniatuur-storm. Twee of
drie maal lichtte hij het gebogen hoofd
op en mat den afstand tusschen hein en
zijn prooi voor hem uit. Deze was, meende
hij, al kleiner en vol moed spande hij
zich weer in voor het uitputtende werk.
Een half uur verliep en hoewel de wind
langzaam sterker werd en hun recht in
het gezicht blies en hun taak verzwaarde,
bleef de sneeuw uit. Ze liepen langzaam
in, meter voor meter, tenvyl de mannen
voor hen uit blijkbaar hun vervolgers niet
bemerkten. Toen bereikten ze het spoor
van hun prooi en het werk werd minder
zwaar en de snelheid grooter.
„Bij den hemel!" rep Bénard uit. toen
ze op het spoor stuitten, ,jru krijgen we
ze te pakken, ze lianen den weg voor ons."
„Ja!" antwoordde Stane met oogen, die
schitterden van opwinding-
Een en driekwart mijl scheidde nu de
beide groepen, en daar ze den weg volg
den, dien de anderen moesten banen,
scheen hun vertrouwen gerechtvaardigd.
Maar de natuur en de menschel) werkten
hen tegen en stuurden hun berekeningen
in de war. Weer bracht de wind een
sneeuwwolk mee. Zii was dik en belem
merde het uitzicht op het span voor hen
hen uit. Toen zii weg trok zagen de beide
vervolgers, dat hun prooi naar den oever
was afgezwenkt en schuins afstuurde op
een driepuntinge rots, die in het meer
uitstak. Jean Bénard merkte die bewe
ging en begon bijna vroolijk te spreken.
„Ze zijn bang voor de sneeuw en gaan
een kamp opslaan. Bij den hemel, we
vangen ze als een wolf in een strik!"
De slede, die ze vervolgden, naderde de
rots, maar plotseling wierp Jean Bénard
het hoofd achterover en begon te luiste
ren.
(Wordt vervolgd).