I jfÉl Éi sïs JU ftt 1IF Pag. 8 ZATERDAG 10 FEBRUARI 193-4 T JUTTERTJE wm m Wk .Wit speelt ea wint. 1 If "M"m rnrnjmmm m m 1m TOB NOOIT HOEKJE De oplossing van het probleem van Kohtz en Kockelkorn is 1 Lh7. Na g6, Ke7:, Kf5, volgt Thóf. Een aardige illustratie van een wit-zwart snijpunt op g6. De oplossing van mijn probleem is Kh5. Men vindt een matverandering na ed5eerst kon volgen Piot, nu komt Dg7f. Een »added matë is natuurlijk Keö, DgTf. K. Hannemann. Magasinet 1933. Wit begint en geeft Wit: Kb4, Tel en d", Lel, Pd6 en e*2, De volgende partij werd. in 1928 per Dr. Dyckhoff. Dr. Dührssen. 1 d4 dó 2. t-4 e6 2. Pc3 f5 Btonewall.TarrascL verklaart dit alleen goed, als Lf4 niet meer kan. 4. Lf4 c6 6. e3 Pf6 6. Pf3 Ld6 7, Ld3 0-0 Systeem Pillsbury 1896. Na Dc7 volgt g3. Na Lf4:, ef4:.is de open e lijn een gevaar voor zwart. 8. 0-0 Pe4 9. Tel gö De moderne speelwijze. Na Le4: volgt gf4 10. Ld6Pd6 11. Pe5 Pd" 12. cd 5edó: Zwart mag de open c lijn niet riskee- ren. Maar nu wordt de f pion zwak. 13. f4 gf4 Iets beter lijkt g4, Pg4fg4Dg4 :f, Kh8 geeft niet voldoende. 14. 16. ef4: Te2 Pf6. Le6 mat in drie zetten. pi bó en f4. Zwart: Kd3,Ld5, Pdl, pi c2 correspondentie gespeeld. Tc2 dekt g2 en bereidt de verdubbe ling op de c lijn voor. 16. Pa4 De7 Actie op den damevleugel om die op- den koningsvieugel tegen te gaan, 17. Pcó Tae8 18. b4 Pde4 19. Del KhS Het beslissende Damemanoeuvre: Dei, h4, h3. 20. a4 a6 21. Dh4 Tg8 22. Tfcl Dg" Tfcl ter voorbereiding van bó. 23. Dh3 Pg4 Lijkt zeer dreigend. 24. bó abó 25. abó: cbó Beter was Peö:. 26. Le4de4 27. PeöTe6 28. 'Tc7 Te" 29. Pg6f Dg6 30. Te7: opgegeven. Na P?3, Tcc7, Dg2:t, Dg2:, Tg2:t, Khl is het uit. Dr. P. FEENSTRA KUIPER. Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan: G. L. GORTMANS Reguliersdwarsstr. 32, Amsterdam C. Eindspel van C. Blankenaar, Rotterdam. Probleem van Gabriel Dentroux, Lyon. 12 3 4 W/-' ,8^ mm I YM/'t Öfil VjZfi ms® vzx v/aw. WM më& 'WW V K'W\ i MM Zw. 2 scb. op 16 en 22 en 2 dammen op en 4". Wit 2 sch. op 42 en 66 en 2 dammen op 15 en 45 6 16 26 36 46 H lg g' y m 15 45 47 48 49 50 Zw.^ 2, 8, 9, 10D, 13, 15, 17/19, 23, 27, Wit '20, 24, 29, 30, 33, 34, 33, 40/3, 48. Wit speelt en wint. Oplossingen Eindspel van C. Blankenaar. Zw. 1 sch. op 8 en 2 dammen od 29 en 42. it sch. op 3, en 46 en 2 dammen op 25 en 48. 1. 26-34 29X45 3. Op 42X3134X86. Op 42X26; 34X3. 48-34 45X41 46 X48 en wint, Probleem van Vimont, Zw. 8/11, 14. 16, 17, 20, 24, 26D, 39 Wit 22, 27, 28, 32, 33, 35, 37, 41, 42, 44, 46. 1. 27-21 16X36 2. 35-30 26X29 3. 30X19 14X82 4. 44X2 17X28 5. 2X38 en wint. De uitgave binnen enkele weken aangekondigd van het »Dammersweek- blad% dat buiten welverzorgde tech nische rubrieken een specialiteit zal maken van loopend vereenigingsnieuws, waarvoor het maandblad »Het Dam spel* zich minder leent. De eindspeirubriek is in handen van den heer P. N. FaUre, een der weinige specialisten op dit gebied. Het blad bevat tevens een schaak rubriek, waarin zooveel mogelijk on gepubliceerde schaakproblemen zullen worden opgenomen. Voorloopig zal worden begonnen met 8 pagina's en het jaarabonnement kost slechts f 2.60. Een proefnummer van4blz. is reeds verschenen en wordt op aanvrage gaarne gratis toegezonden door druk kerij J. Markus, Lepel kruisstraat 9, Amsterdam C. 0. H. v.8,5. R, a. 6. K. b. 10, 7. MISLEIDEN VAN DE TEGENPARTIJ DOOR DEN SPELER Het misleiden van de tegenpartij door den speler is, zooals in het vorig artikel reeds aangegeven, dikwijls noodzakelijk en kan zonder veel risico gebeuren. Gevaarlijker is het misleiden, liever gezegd de poging hiertoe, van den spe ler door de tegenpartij, omdat hier niet alleen de speler, maar ook de partner wordt misleid, 2onder dat middelen kunnen worden aangewend den part ner van te voren te waarschuwen. Der gelijke pogingen mogen dan ook al leen in uiterste gevallen worden toege past en moet men er zich eerst terdege rekenschap van geven, dat de tegen gestelde nadeelen niet te groot zullen blijken. Thans volgt een voorbeeld, waarbij noodzakelijke misleiding van de tegen- party door den speler. S. 8,7,2. H. h, 10, 6. R. 4,3. K. v, 9, 8. 5, 2. S. a, b, 6. N. S. v. 10. 5,4,3. H. b, 7,4,2. R. v.9.8,5. w* K. 4.3. Z h, 9. H. a, 9, 3. R. h, b, 10, 7, 2. K. a, h, 6. Zuid moet 3 S. A. spelen en West komt uit met R. 5. Met behulp van den regel van elf en doordat hij de drie lagere kaarten van Ruiten in den blinde en eigen hand weet, kan Zuid concludeer én, dat West is uitgekomen van een vierkaart. Oost speelt het aas en Z. weet nu ook, dat O. nog slechts één Ruiten heeft. Zoolang Z. de twee niet heeft bijge- speeld. weet O. niet, dat W. slechts een vier- en Z. een vijfkaart van R. heeft. Zoodra O. dit zou weten, zal hij geen Ruiten meer naspelen, omdat het wei nig doel heeft in een lange kleur van den partner te spelen, wanneer de tus- schenzittenden speler er toch nog méér dan de partner heeft. O. zal dan waar schijnlijk, gezien de zwakte van den dummy en in eigen hand, tot Schop pen overgaan en, zou dan het aas van Schoppen bij W. zitten, dan maken zij in die kleur minstens 4 slagen; mede door het verlies van Ruiten aas in den eersten slag, kan het contract dan niet worden gemaakt. Hij moet dus een poging doen om O. te animeeren in Ruiten door te spelen, door O. in de veronderstelling te bren gen. dat W. van een vijfkaart is uitge komen en onder Ruiten aas de 7 spe len in plaats van de 2. O. zal nu van de veronderstelling uilgaan, dat de 2. omdat deze niet in eigen hand of bij den dummy zichtbaar is en door Zuid ook niet onder het aas wordt bijgespeeld, dat W. van een vijf kaart is uitgekomen en de speler er maar 4 heeft, zoodat het voor de hand ligt, dat hij in die kleur terugspelen moét. Z. wint dan de tweede trek met R. h, en forceert de vrouw van W. door R. b, 11a te spelen, zoodoende in eigen hand nog 2 R. slagen overhoudende. Welke kleur of kaart W. nu ook uit speelt, altijd moet Z. minstens 4 S. A. maken en dus door de misleiding van zijn contract kunnen voldoen. N. D. S. WELKE KARAKTERS TREKKEN ELKAAR AAN? De reden van menig onge lukkig huwelijk. Er is een Fransch gezegde dat luidt: „Les extrêrnes se touchent" hetgeen wil zeggen: „de uitersten raken el kaar". In de spreektaal wordt met dit gezegde bedoeld, dat personen, wier karakters een groote tegenstelling vormen, aantrekkingskracht op elkan der uitoefenen. De psychologie kan dit standpunt niet zonder voorbehoud aan vaarden. Immers, er zijn verschillende wijzen waarop karakters elkanders tegenvoeter kunnen zijn. B.v. een door eii door eerlijk en oprecht rnensch is zeer zeker de tegenstelling van iemand met een leugenachtigen aard, die ge^ regeld knoeit en draait. In zulk een ge val is het al mogelijk, dat de eerste den laatsten een bewonderende sympa thie afdwingt, van aantrekkings kracht van den laatste voor den eerst genoemde zal nimmer sprake kunnen zijn, want door en door oprechte na turen hebben een ingeboren afkeer van een ieder, die zich met leugen en Ledrog ophoudt. Daarentegen zal men dikwijls echte vriendschapsbanden aantreffen, tus- schen hen, die in ander opzicht uiteen- loopende karakters hebben, b.v. tus- schen een pessimist en een optimist. De eerste voelt zich aangetrokken tot het opgewekte en energieke, dat van den laatste uitgaat, en de meeste optimisten hebben van nature de nei ging, om degenen die daaraan be hoefte vertoonen, te steunen en op te beuren. Ook menschen, wier smaken twee uitersten vormen, zullen meestal in vriendschap goed mét elkaar kunnen opschieten. D&af is b.v. het type, dat dol is op uitgaan, en de geboren huis- musch. Wanneer twee menschen, die deze typen vertegenwoordigen, met elkaar omgaan, zal de pretmaker het een aangename verademing vinden om op den dag van de afspraak met de hei melijke vriend of vriendin eens een avond rustig thuis te blijven. Bij een volgende afspraak wint de smaak van de vroolijke Frans het, en zelfs de meest huiselijke rnensch vindt het „voor een keer wel aardig, om eens uit te gaan. Zoo goed als men schen van de twee laatstgenoemde typen het als vrienden of vriendinnen met elkaar kunnen vinden, zoo slecht zal meestal een huwelijk van twee menschen met tegengestelden smaak slagen, want dan gaat het niet meer om een afspraak nu en dan, neen, dan gaat het dagelijksche leven, om het bewaren van een goede harmonie, eiken dag weer op nieuw! En dat is heel iets anders. Wanneer een vrouwtje, dat van uitgaan houdt, een door en door hui- selijken man trouwt, zal men al gauw het verschijnsel zien, dat zij klaagt dat hij „avond aan avond thuis wil zitten", terwijl hij vindt: „dat zij altijd maar uit wil". Gaan ze uit, dan heeft zij het besef, dat dit voor haar man een op offering is, en blijven ze thuis, dan hindert den man het idee, dat zij zoo'n avond thuis saai en vervelend vindt. Maar ook verschil van smaak Is dik wijls een groote belemmering voor wederzijdsch geluk. Zooals wij al zeiden, is een vriend schap tusschen menschen van uiteen loopenden smaak zeer verstaanbaar. en zelfs een verloving kan zonder groote bostingen verloopen. Immers, er zijn zooveei uren en mischien zells dagen, dat de verloofden niet tezamen zijn, en zonder bezwaar elk hun eigen smaak kunnen volgen. Maar in een huwelijk is een ernstige aanleiding t(»t ontevredenheid uitgesloten', wanneer heide partijen niet alleen dezelfde levensopvatting over kardinale punten. maar ook ongeveer denzelfden smaak hebben! DR. JOS DE COCk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 20