r Marine-brieven uit indië T JUTTERTJE ZATERDAG 24 FEBRUARI 1934 PAG. 5 La Lumanta Stelo meerderheid van den Raad het ten slotte ook wel beschouwen. Overigens, ook dit verklaarde hii nog, vloeit het voorstel voort uit het optreden van de regeering; verwerpt de Raad het, dan zal de regeering het uitvoeren. Ook de zaak van het uitsluiten van de Fe deratie en de kwestie, daarmede samen hangend, van het ontslag aan werklie den en ambtenaren in gemeentedienst „van revolutionaire" gezindheid, een ontslag, dat bij een dergelijke gezind heid „kan" gegeven worden, werd in den Raad nog aangesneden. Natuurlijk werd door de oppositie niet verzuimd den nadruk te leggen op de vaagheid van den term „revolutionaire gezind heid": hoe zal men eventueel moeten uitmaken wat precies onder dien term te verstaan valt en wie nu eigenlijk zulk een gezindheid bezit?! De heer De Miranda, zinspelende op de regeerings- circulaire te dezer zake, noemde deze voordracht niet in Amsterdam, maar in Den Haag voorbereid. „Zii is niet- Nederlandsch en niet-Amsterdamsch", meende hii. Zijn er, vroeg hii verder, feiten voorgekomen, welke deze voor dracht wettigen? Op grond van be staande reglementen zijn de bewuste maatregelen zijn inziens voor Amster dam geenszins noodig. „Men had kun nen wachten tot deze door hooger ge zag werden opgelegd. Trouwens, als meer gemeenten geweigerd zouden hebben, dan zou zulks preventief kun nen werken", met welke laatste woor den hii dan meende: preventief ten aanzien van een nog verder „onder cu- rateele stellen" van de gemeenten door het Rijk!! Hier tegenover staat, dat nu den laatsten tijd het aantal twijfelaars aan het feit of „dergelijke maatregelen" in Amsterdam inderdaad „onnoodig" zijn, wel weer sterk gegroeid zal zijn. Im mers, om maar bij dit eene feit te blijven, het schijnt nu weer lang niet vast te staan, dat de bekende brand in de telefooncentrale niet aan kwaadwil ligheid kan geweten worden. Dezer da gen vond men namelijk van Justitie- wege overal een oproep aangeplakt voor degenen, die „aanwijzingen tot het opsporen van de schuldigen" kunnen geven, waarbij een groote belooning in het vooruitzicht wordt gesteld, en waarbij men dus nog wel degelijk van de overtuiging schijnt uit te gaan, dat hier lieden,,en dan nog wel hoogst waarschijnlijk menschen in gemeente dienst, van „revolutionaire gezind heid" in betrokken zijn, naar welke zijde, links dan wel rechts, die gezindheid zich dan ook richt! Na een grondig onderzoek door deskundigen, op verzoek van de Justitie verricht, heeft men, naar bekend werd, „alle reden om aan te nemen, dat de brand met behulp van een stuk cellu loid film is gesticht. Volgens het rap port van deze deskundigen heeft men hier „met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid" wel degelijk te doen gehad met brandstichting! Purim-feest. Een tegenstelling tot deze kwesties betreffende huwende moderne gemeen te-ambtenaressen en moderne revolu tionaire gezindheden, kan men noemen de sterke binding aan de traditie, die vooral onder het Joodsche deel der hoofdstedelijke bevolking nog zoo sterk leeft. x Een manifestatie daarvan kan men nu dezer dagen wederom beleven op den tweeden dag van het Joodsche Pu rim-feest, hetwelk op 1 Maart a.s. valt. In de Portugeesche Synagoge heeft dan een plechtigheid plaats, die bewijst hoe sterk die traditie bii de Israëlieten is. Op den 12den Februari 1615 is opge richt de vereen iging „Santa Companhia de Doctar Orphas e Donzellas", die zich ten doel stelt „om aan behoeftige, den leden verwante, vaderlooze meisjes en j ongedochtets der Portugeesche of Spaansch-Israëlitische gemeente, wier ouders bij haar geboorte tot die ge meente behoorden, een bruidschat te geven; evenals als aan vaderlooze meis jes van gemelde gemeente en geboorte, die den leden niet verwant en inwoon ster dezer stad zijn, mits allen uit een wettig huwelijk gesproten." Ieder jaar hebben de trekkingen der huweljjksgelden volgens eeuwenoud ceremonieel plaats. In den Maamad, vergaderzaal, van het historisch ge bouw komen de bestuurders en func tionarissen der „gebroederschap® bij een. Zij zijn gekleed in een zwart costuum en witte das en dragen een hoogen hoed. De opperabijn, die zijn ambtscostuum draagt, verricht de con trole op de briefjes en vervolgens trekt men in plechtigen optocht over de bin nenplaats naar de „Theba", de verhe venheid van de synagoge, waar de trek king plaats heeft. In kostbare zilveren schalen, erfstukken van gefortuneerde medeleden zitten de briefjes. De voor lezer der gemeente, eveneens in ambst- costuum, spreekt het gebed uit voor de zielerust der gestorven leden. De presi dent der vereeniging schudt de bus en reikt deze over aan zijn buurman, die hetzelfde doet. Het laatst komt de bus in handen van den opperrabjjn, die een weesjongen het lot laat trekken en met luider stem den naam van het fortuin lijk meisje bekend maakt. Deze krijgt, als zy met een Portugeeschen jongen trouwt, een huwelijksgift van een goede 6000. Verder worden er bruidschatten van 100 en 250 verloot. Daarna ver laten de bestuurderen op dezelfde plechtige wijze als zij gekomen zijn de Theba en trekken zich in het gebouw terug. Met deze korte herinnering aan wat er in onze Joodsche stadsdeel eerst daags weer staat te gebeuren, lossen wij meteen een belofte in, waarbij wij toezegden zoo nu en dan iets uit het Joodsche leven der hoofdstad te ver tellen. Zulk een vertellen heeft o.i. iu deze tijden zijn waarde.... ArbeMsverruimings-plan. Keeren wij nog even terug tot meer moderne problemen, dan moet ten slotte nog aangestipt worden het „ar- beidsverruimings"-plan onlangs door de sociaal-democratische Raadsfractie in gediend. Dit plan, dat het spoedig doen uitvoeren van reeds geprojecteerde en nog te projecteeren „groote werken" behelst, wil een middel zijn om de nog altijd, en slechts weinig teruggeloo- pen, groote werkloosheid in Amster dam te verminderen. Wij zullen in een volgenden brief nog ampel gelegenheid hebben op dit plan terug te komen. In het vorige artikel trachtte ik het argument „kunsttaal" tegen Esperanto te weerleggen. In aansluiting daarmee zou ik graag nog enkele opmerkingen maken. Ik hoorde n.1. een geval van iemand, die zich tot nu toe op grond van dat argument steeds tegenstandèr verklaarde Dr- Ir. O. Fischer, zelf zeer vooraanstaande plaats inneemt in een bekende internat, beweging. Toe vallig woonde hij een gesprek over Esperanto-litteratuur bij. En zijn be langstelling was gewekt! „Merkwaar dig! Heeft die kunsttaal inderdaad litteratuur? Wat zegt u, werken van Shakespeare, Goethe, Molière, Tolstoï, Remarque, Vondel enz., en zelfs den geheelen Bijbel in 't Esperanto ver taald? Ja, dat is toch wel interessant." Nu kan men natuurlijk twijfelen aan de waarde van die vertalingen. En ze ker, als men Esperanto tot nu toe be schouwde als een soort handelscode. Maar dan is 't juist de moeite waard eens een oordeel van anderen te hoo- ren. B.v.: Het standaardwerk van de Hongaarsche litteratuur. „De tragedie van den Mensch" van Madach, Neder- landsche vertaling van A. C. Wallis, heeft ook een Esperanto-uitgave. De heer Kaloscay, arts te Budapest, een der talentrijkste Esperanto-schrijvers, verzorgde dit werk, inderdaad een ju weel van de Esperanto-litteratuur. Op een bijeenkomst, die ik bijwoonde, verklaarde Dr. Ir. O. Fischer, zelf Hongaar en leider van vele Cseh-cur- sussen, de voorkeur te geven aan de Esperanto-vertaling boven het origi neel. Kort geleden heeft de heer Kalocsay de Esperanto-litteratuur, die thans reeds meer dan 7000 werken (vertaald en origineele) bevat, opnieuw verrijkt met een uitstekende vertaling van Dante's „Hel". Onder de schrijvers van origineele Esperanto-litteratuur neemt vooral de Hongaarsche Julio Baghv. een zeer be langrijke plaats in. Veel opgang maakte o.a. zijn bekende roman „Vik- tinoj" (Slachtoffers) geschreven naar aanleiding van zijn 4-jarige krijgsge vangenschap in Siberië tijdens den laatsten oorlog. Een ander argument tegen Esperan to is de vrees voor het vervallen in dialecten. Maar men kan deze tijden snelver keer en radio, waardoor de verst ver wijderde deelen der wereld a.h.w. steeds in rechtstreeksche verbinding met elkaar staan, toch niet vergelijken met de middeleeuwen! Maar zal dan het verschil in uit spraak geen moeilijkheden opleveren? Men heeft dit gecontroleerd door middel van gramophoonplaten. Hierbij bleek, dat niemand van de luisteraars kon vaststellen, of het b.v. een Japan ner, Spanjaard, dan wel een Pool was, die dezelfde Esperanto-hymne zong. Ook wordt nog wel eens getwijfeld aan het gemakkelijke van Esperanto. B.v.: Ik had dezen winter in een krui denierswinkel een lang telefoongesprek met den Hongaarschen pianist Imre Unger. In het Esperanto! 2 bedienden zaten met open mond te luisteren. „Zou 't Spaansch zijn?" „Nee, Esperanto", zei m'n neefje, dat me vergezelde. „Nou maar, ze kenne mij niet wijsmaken, dat dat zoo gemakkelijk is, want je ken d'r immers geen woord van verstaan!" was de „intelligente" repliek. Eén van de lezers heeft mij onbe wust prachtig geholpen, ook dit argu ment voldoende te weerleggen. Tot mijn groote verrassing kreeg ik n.1. plotseling een brief in heel goed Esperanto, van iemand, die in dienst is bij de Marine. Hij schreef o.a.: „Op mijn vorige reis, naar IJsland maakte ik kennis met IJslandsche Es perantisten. Ik kende slechts weinig Esperanto en bad no.jit gedacht, de in ternationale taal nog eens in de praktijk te gebruiken. Toch bleek mij in IJsland, dat ik ondanks mijn ge ringe kennis van het Esperanto, goed kon converseeren met menschen, die alleen IJslandsch en Esperanto spra ken. De geheele week was ik de gast van de Esperantisten in Reykjavik. Met hen bezocht ik alle bezienswaardig heden. Zoodat ik alleen door Esperan to een prettige, interessante week doorbracht. Toen ik in IJsland kwam, had ik slechts gedurende 2 maanden Espe ranto gestudeerd". Zoo'n voorbeeld uit de praktijk zegt toch wel iets! Natuurlijk zal men om Esperanto heel goed te leeren, wel iets langer noodig hebben dan 2 maanden. En er zullen ook altijd menschen overblijven, die 't na jaren studie nog niet eens vol doende kennen. Maar hoeveel Nederlanders zijn er niet die toch dagelijks hun eigen taal gebruiken en daarmede even zooveel keeren bewijzen, dat zij zelfs hun moe dertaal nog nooit goed geleerd hebben. En dat is volstrekt geen bezwaar. Ge hebt nu eenmaal taalgevoel of ge hebt het niet! MOLLY KEISER. 2e Schuytstraat 155, Den Haag. Sie und Er. Als het diner nog niet klaar is, ga ik naar een restaurant Heb nog maar tien minuutjes geduld. Heb je dan nog maar tien mi nuten noodig? Ja, dan ben ik klaar om met je mee te gaan. Beste Jan, Dat zal dan dezen keer de laatste maal zijn, dat ik mijn brief aan jou richt en meen ik te moeten beginnen met je te bedanken voor alle aandacht, waarmede je gedurende bijna twee jaar mijn wekelijksch epistel hebt willen aanhooren. Zoo nu en dan, als ik onze brieven afgedrukt zie in het „Jutter- tje", denk ik wel eens, dat ik te veel op den Oriënt gekankerd heb, dat is heusch nooit mijn bedoeling geweest en meer voortgesproten uit jouw en mijn gevoel voor humor dan uit een lust om minder prettig over deze ge westen te schrijven. Gelukkig heeft het je dan ook niet weerhouden om dezer dagen je koffers te pakken en met je gezin naar deze contriien lerug te kee ren, zoodat ik je binnen afzienbaren ty'd in levenden lyve voor me zal zien staan en we weer samen hier af en toe een passagiersslag zullen kunnen ma ken. Ik hoop ook, dat de lezers var.' onze brieven je nimmer herkend heb ben in mijn aanhef, opdat je nimmer last zult gehad hebben dat men je met den vinger nawees „Kijk, daar gaat die Jan uit de marinebrieven uit Oost- Indië." Zooals ik reeds aankondigde, heb ik Ln onze passagier makker van de vorige term „Pandjang" of in het Hol- landsch de „Lange" een rempjla^ant voor mijn briefaanhef gevonden en ican ik dus nog een paar jaar door filoso feeren zoo wekelijks en het in de In dische marine geïnteresseerde deel van de lezers van het Juttertje met mijn brieven vervelen. Hr. Ms. „Java" staat thans in het groote dok van de Droogdokmaat- schappii en zal aan Imt eind van Januari wel zee kiezen. Zhoals ik reeds schreef, er staat een buitenlandsch reisje op het programma, alles bii ge ruchte vernomen natuurlijk en ik heb in dit verband Singapore hooren noe men. Nu men kan dan daar een groot deel van de Engelsche vloot verwach ten, hetgeen altijd aardig is, die om gang met vreemde marines en we kun nen met onze „Java" keurig voor den dag komen. Eerst wordt echter nog de Fransche kruiser „Primeguet" in Priok ontvangen en krijgen we hier op Soe- rabaja nog de „Suffolk". Dit schip wordt vergezeld door een tweede ma rineschip, waarop eenige verwanten vari de opvarenden, hetgeen iets onge kends is in onze Navy en waaraan trouwens ook weinig behoefte zal be staan. Kort geleden kwam ik langs de pistoolschietbaan, je weet wel, daar achter de oude P. W„ en zag ik daar officieren van de Java-China-Japan- ly'n bezig met pistoolschieten. Blijk baar vordert hun bedrijf daar in de Chineesche wateren in verband met de zeeroof die daar plaats kan hebben ook een gebruik van deze wapenen. De of ficieren van de Gouvernementsmarine schieten met hun oud-model revolvers ook geregeld op ons baantje. A.s. Za terdag wordt er door de Dienst conser vatie een groote pistoolschietwedstriid gehouden, waarvan ik je in een vol gend schrijven hoop te berichten. Dezer dagen werden we pjlotseling opgeschrikt door het bericht, dat de „Kortenaer" met spoed binnen enkele uren klaar moest zy'n om te varen. Er zou een sleepboot met sleep zoek zijn geraakt in den momenteel fel door- staanden Westmoesson en daar moest de Marine op uit om die te zoeken. Spoedig echter kwam het bericht, dat het al niet meer hoefde, maar je kunt je voorstellen wat voor een bedrijvig heid een en ander direct op de werf gaf. De landmacht hield kortgeleden hier op Soerabaja een nachtelijke alarm oefening. Toen wij 's ochtends naar be neden reden, had de stad om zoo te zeggen een aanzien zooals ik me dat uit de eerste mobilisatie herinner. Auto's en vrachtwagens vol met mili tairen en het autopark van het leger, dat vlak bii de „rooie brug" is, geheel leeg, hetgeen anders nooit het geval is. Ditmaal echter niet in combinatie met de Marine, zoodat we dien nacht, on danks de bedrijvigheid in de stad, rus tig sliepen. Zooals ik reeds memoreerde, de Westmoesson staat hard door, hier aan de Oedjoeng is het formeel koud zoó 's avonds en er waaien zelfs boomen om. Twee nieuwe tjemara boompjes wilden het in deze omstandigheden niet tot groote groei brengen nu, je weet hoe vlug de Indische natuur zooiets voor elkaar kan brengen. Het slot was, dat er een paar palen naast de stam men gepoot werden om de stakkerige boompjes overeind te houden, met als resultaat, dat deze stutten nu welig blad schieten en de regenboompjes er even zielig bii blijven staan en binnen afzienbaren tijd wel door de witte mie- ren weg gepikeld zullen worden. Io Indië staan we in dit opzicht voor niets, In Soerabaja verder geen nieuws, beste Jan, tot kijk dus over eenige weken op de Oedjoeng, goede reis en een gezond weerzien in Holland, als je weer terugkomt bii je familie. Nogmaals dank voor de tweejari -> aandacht. Je vrieni HEi.it

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 17