De eedsaflegging van Leopold III
De muiterij op „De Zeven Prov
inciën
TPoo* gaan wc dccni
HELDERSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1934.
D
e commandant voor he. Hoog Mil.tair Gerechtshof.
Een jaar gevangenisstraf
geëisc/it.
DE KONING IS DOOD; LEVE DE KONING.
De verklaring van den Nieuwen Koning.
Voor het Hoog Militair Gerechts
hof te 's-Gravenhage heeft Donder
dag kapitein-luitenant ter zee P. E
gewezen commandant van H. M. pant-'
serschip „De Zeven Provinciën", te
recht gestaan. Hem is ten laste ge
legd, dat hij als bevelvoerend mili
tair, immers als commandant van de
„Zeven Provinciën" en, als zoodanig
verantwoordelijk voor de veiligheid
van dat schip, in het tijdvak van 2
Januari 1933 tot 5 Februari 1933, va
rende van Soerabaja naar Oleh-Leh,
verzuimd Heeft doeltreffende maat
regelen te nemen ter voorkoming
van eenigen overval van het schip
door opstandelingen, tengevolge van
welke grove nalatigheid, roekeloos
heid en grove onnadenkendheid, het
schip in den avond van 4 Februari
1933 ter reede van Oeleh-Leh op Sti-
matra door opstandelingen, alzoo door
den vijand, is overvallen en vermees-
terd.
Samenstelling van het Hof.
Het Hof was samengesteld als volgt:
Mr. di-. C. J. H. Schepel (president);
vice-admiraal J. H. O. Graaf van den
Bosch, luitenant-generaal M. Beltzer, lui
tenant-generaal P. J. van Munnekrede,
mr. E. Jellinghaus en schout-bij-nacht
titulair E. G. de Wijs (raadsheeren) en
lste luitenant A. Spruyt (griffier).
Als advokaat-fiscaal fungeerde mr. A.
Brants.
Als raad-commissaris is vice-admiraal
B. Schreuder opgetreden.
De verdachte werd verdedigd door mr.
J. H. Rolandus Hagedoorn, te 's-Graven
hage.
Als getuige was gedagvaard de gepen-
sionneerde generaal-majoor van het In
dische leger H. Behrends, oud-militair
commandant in Atjeli.
De behandeling van de zaak.
Er bestond voor deze zaak groote
belangstelling. Vele officieren en oud
officieren van zee- en landmacht en
anderen woonden de behandeling hij.
Verhoor van den verdachte.
De verdachte was in uniform. Hij blijkt
46 jaar oud te zijn. De president mr.
Schepel, gaat aan de hand van de verkla
ring, die hij voor de raden-commissarissen
van het Hof heeft afgelegd, onmiddellijk
tot zijn verhoor over.
Verd. was commandant van de „Zeven
Provinciën" sedert Oetober, de bemanning
was compleet sedert half December. Het
was verd. bekend geworden, dat er te Soe
rabaja onrust heerschte. Ook was het
hem niet onbekend, dat er onder zijn per
soneel waren (o.a. korporaal B.), die op
vergaderingen te Soerabaja een opruien
de rol gespeeld hadden. De „Zeven Pro
vinciën" is vertrokken, terwijl gnen in het
idee verkeerde, dat de salarisverlaging
(die tijdelijk geschorst was) van de haan
was en dit idee was een opluchting ge
weest.
Er was van tevoren bij den com
mandant der marine een bijeenkomst
van bevelvoerende officieren gehou
den, waar op den ernstig van den toe
stand was gewezen en den officieren
was opgedragen te zorgen, tot schie
pen gereed te zijn.
Verdachte heeft echter gemeend, dat er
onder de veranderde omstandigheden
geen reden meer was om met het bevel
rekening te houden. Hij heeft dus de
pistolen, die volgens het voorschrift van
den commandant der marine geladen
moesten zijn, niet laten laden. De reden
daarvoor was ook, dat liet vullen van de
patroonhouders voor de revolvers met
kon geschieden zonder dat de bemanning
het gewaar werd en hij wilde deze niet
onnoodig prikkelen. Overigens meende
hij, dat er voor den heelen maatregel
geen reden bestond.
De eerste weken van de reis is er niets
gebeurd, om en bij 25 Januai'i echter zijn
de moeilijkheden begonnen. Ook aan
boord van het schip werd toen beken
dat de salarisregeling niet van de baan
was en de toestand was dus geheel ve -
anderd. Het schip was weliswaar van zijn
basis verwijderd geraakt, maar overige -
was de situatie ongeveer gelijk als voor
het vertrek. Verdachte wijst er op, dat de
salarisvermindering een eenigszins
karakter had. Z.i. heeft het bericht van
de salariskorting niet den minsten
vloed op den geest van het personet
8'Heronderzoek omtrent de gerelateerde
feiten is volgens den president nogal siap
geweest, er is niemand gestraft.
de vergadering te Sabang voor verd ach e
een ernstige waarschuwing moeik
om uiterst voorzichtig te ztjn.
gaat het hier over een vergadei mg
aan 35 Europeesche schepelingen hebbe
deelgenomen en ook vele mlandsch
vergadering had zeer de aandacht e
politie getrokken. Korporaal „a_
onder de deelnemers. De bedoelde g
dering is gehouden onder het mo
een slamatan, inlanders hadden ei
Verdachte heeft aan dit alles„Spotjes
waarde gehecht, omdat de denionstrat'-
te Soerabaia op niets waren uitge P
I>e President: Maar die vergat ei
(op 28 Januari) liad voor u tocli een w
Bchuwing moeten zyn.
Op bevel van den commandant der ma-
rine werd het radiostation aan hooid
deren l)?V.ai'kl' dat kon echter »'et verhin-
datde bemanning van de geheur-
<nisM ii te Soerabaia alles gewaar werd.
t is verdachte ook gebleken, dat er on
danks de bewaking toch nog een bericht
op „De Zeven Provinciën" was ontvangen
dat van de onderofficieren-organisatie,
n verband waarmee verdachte een straf
h<>e,t "Pgelegd aan den officier, die had
moeten controleeren.
Van den commandant Zeemacht
heeft verdachte telegrafisch bericht
ontvangen omtrent het verzet te
Soerabaia.
De President: Hebt u het niet van be
lang gevonden, dat alle besturen van or
ganisaties tegelijk u hebben meegedeeld,
(lat zij hun functies neerlegden, omdat zij
niet verder verantwoordelijk wensehten
ie zijn voor eventueele gebeurtenissen.
erdachte: Die menschen waren allen
hang, dat zij het eerst erbij zouden zijn als
er iets gebeurde.
De President concludeert, dat verdachte
toch op verschillende wijzen wel ernstig
gewaarschuwd was, dat er iets broeide.
De indruk van verdachte was niet, dat
men op het eskader met een algemeen
verzet te doen had gehad, maar slechts
met partieele gevallen van dienstweige
ring.
De President: Maar er waren toch veer
tig dienstweigeraars geweest.
De verdachte: Ik zag in dit aantal toch
geen reden 'om te denken, dat de Z. P.
zon gaan meedoen.
erd. verklaart verder, dat hij tijdens
het verblijf te Sabang er volstrekt geen
bezwaar in gezien had volle gelegenheid
tot passagieren te geven.
Luitenant-generaal Beltzer, lid van het
Hof, vraagt verdachte hoe hij gehandeld
zou hebben in geval van massale dienst
weigering.
Verdachte verzekert, dat hij daar met
kracht tegen opgetreden zou zijn.
Vice-admiraal graaf van der Bosch
vraagt verdachte of de Z. P. onder stoom
was toen verdachte naar de reede was.
Verdachte: Ja.
Het fond van de vraag schijnt te zijn
waarom de commandant niet heeft ge
tracht aan boord te komen, maar wat
hierover gezegd wordt, is verder volko
men onverstaanbaar.
Luitenant-generaal Van Munnekrede
vraagt verd. of hij wist wie het commando
van het schip op zich nam toen hij zelf
en de eerste officier van boord gingen.
Verdachte antwoordt ontkennend.
Lt. Gen. v. Munnekrede: Dus U wist
ook niet, dat de officier, die het comman
do moest voeren beoordeeld was als „zeer
nerveus"?
Verdachte: Neen.
Getuigenverhoor.
Het verhoor van den verdachte afge-
loopen zijnde, wordt nu de gepensiorineer-
de generaal-majoor Behrends, hierboven
genoemd, als getuige verhoord.
Op een (onverstaanbare) vraag van
den president deelt hij mede, dat er z.i.
een heel andere manier van omgaan met
de manschappen bestond bij de marine
dan bij de landmacht. Het contact is bij
de landmacht veel nauwer. Als geweste
lijk commandant te Makassar, waar de
kweekschool van inlandsche schepelingen
was, heeft spr. dit verschil van behande
ling zeer duidelijk kunnen waarnemen.
Get. verklaart verder, dat hij den eer
sten dag, dat „De Zeven Provinciën" te
Oleh-Leh aankwam met overste E. de mo
gelijkheid van ongeregeldheden heeft be
sproken. Overste E. antwoordde hem dat
de stemming aan boord van de Z. P. zóó
uitstekend was, dat hem niets kon gebeu
ren, een dergelijk antwoord heeft overste
E. ook aan een dagbladcorrespondent ge
geven.
Get. heeft aan overste E. op grond van
zijn inlichtingen meegedeeld, nat de on
derofficieren van „De Zeven Provinciën"
volkomen betrouwbaar waren, het Euro
peesche personeel voor 50 pet. en het in
landsche personeel voor het grootste ge
deelte onbetrouwbaar. Deze inlichtingen
had get. verkregen door peilingen die hij
door betrouwbare onderofficieren had
laten verrichten.
Overste E. betwijfelde of de bovenbe
doelde inlichtingen na het onderhavige
wel juist konden zijn; in verband daarmee
heeft get. de peilingen nog doen voort
zetten.
Volgens get. waren er op verschil
lende plaatsen waar „De Zeven Pro
vinciën" geankerd had al moeilijk
heden voorgekomen.
O.a. had de bemanning te Padang bij
wijze van protest geweigerd gebru.k te
maken van particuliere auto's, die voor
een autotocht ter beschikking waren ge-
steld.
Van de geheime vergadering te Sabang
heeft get. ook niets geweten.
De president: Hebt u ook gehoord van
het collectieve ontslag der bestuursleden?
Getuige: Neen.
Verdachte ontkent, dat hij een rapport
omtrent de betrouwbaarheid van zijn per
soneel als bovenbedoeld heeft ontvangen.
Alleen heeft hij een inlichting gekregen,
dat een deel van de bemanningn niet aan
een bepaald feest wensehte deel te nemen
Getuige Behrends is niet tegenwoordig
ueweest bij het gesprek tusschen den
assistent-resident en verdachte maar heeft
er uit verdachte's mond een verslag van
gehoord.
Blijkbaar had bij de hem door den
assistent-resident overgebrachte waar
schuwing in het minst niet ernstig
opgevat. Hü sprak van een idioot ber-
richt, een uitlating van een dronken
matroos en lachte er hartelijk om.
De inhoud van de waarschuwing was
geweest, dat het schip zou wegvaren,
maar verdachte verklaarde, dat dit vol
strekt niet kon, daar de schepelingen de
ankers zelfs niet los zouden kunnen krij
gen. Kortom overste E. geloofde niets van
de waarschuwing. Toch was hij blijkbaar
opgelucht toen hij van den eersten officier
op de sociëteit de mededeeling ontving,
dat alles aan boord in orde was. Hij
heeft.later nog een jong officier naar
boord gezonden om te zien of alles rustig
was.
Na liet anker gelicht te hebben heeft
het schip blijkbaar in de buurt van Oleh-
Leh rond gevaren.
De president: Is er niet een moment ge
weest, dat de overste niet een zekere kaps
van slagen had kunnen probeeren weer
aan boord te komen?
Getuige: Neen, dat geloof ik niet. Wel
is de mogelijkheid overdacht, dat men
met de „Aldebaran" de „Zeven Provin
ciën" volgende op een gegeven oogenblik
met een gewapende sloep naar boord zou
kunnen gaan. De „Aldebaran" was onge
wapend, maar zijn wapens meegenomen,
omdat overste E. vreesde, dat anders de
„Aldebaran" ook nog door de muiters zou
worden ingepikt.
De president aeiit het toch wel erg jam
mer, dat de „Aldebaran" niet eerder is
kunnen uitvaren. Het ter beschikking»
stellen van de wapens heeft wel geweldig
lang geduurd. Z. i. heeft men niet de
meest-practische maatregelen genomen.
Getuige Behrends blijft er bij, dat hij
op dat gegeven oogenblik niet anders kon
doen dan hij gedaan heeft.
Get. verklaart verder, dat overste E.,
toen hij, get. Behrends op den steiger
kwam, te zenuwachtig was voor een con
ferentie.
Verdachte ontkent dit met klem, maar
getuige houdt het vol. Het was op den
steiger allerminst de plaats voor een con
ferentie, ookniet omdat een groot ge
deelte van de schepelingen dronken was
en herrie maakte.
Het plan van overste E. is van het
begin af aan geweest, zelf van de „Al
debaran" af alleen naar de Z. P. te
gaan.
Verdachte merkt op, dat hij om dit plan
uit te voeren het sch.p niet met de „Alde
baran" achterna behoefde te gaan.
Getuige kan zich anders niet herinne
ren, dat er voor zooiets te Oleh-Leh ook
maar eenige gelegenheid is geweest.
De president zegt, dat het er maar om
gaat of overste E. kans heeft gehad te
Oleh-Leh aan boord te komen.
Getuige: Geen schijn van kans.
Luit.-generaal van Munnekrede merkt
op, dat er van de Z. P. om 11.15 u. een
motorsloep naar den wal is gekomen en
dat de Z. P. pas om twee uur de reede
heeft verlaten.
Verdachte: om half twee. De sloep was
defect. Maar er waren andere sloepen.
Getuige verklaart nog verder, dat hij,
toen overste E. hem meedeelde, dat hem
gezegd was, dat de bemanning met de
Z. P. zou wegvaren, gevraagd heeft of dit
kon. Overste E. antwoordde onmogelijk.
Vice-admiraal van den Bosch: hebt u
toen ook gezegd: „aan zoo'n bericht zou ik
ook geen waarde hechten"?
Getuige: Ik sluit de mogelijk niet uit,
dat ik zooiets gezegd heb.
De stemming aan boord.
Nu wordt als tweede getuige nog ge
hoord luitenant ter zee 2de kl. A. P. C.
L. de Gelderj nu dienende aan boord van
de „Gelderland".
Mr. Roldanus Hagedoorn zegt, dat deze
getuige het Hof over de stemming aan
boord zal kunnen inlichten.
Getuige verklaart, dat de stemming
aan boord bij het vertrek van Soera
baja goed was en tijdens de reis, vol
gens zijn indruk, beter is geworden.
De president: Kon u zich goed verstaan
niet de Inlanders?
Getuige: Vrijwel.
De president: Hebt u ook met inlanders
onder de bemanning gesproken.
Getuige: Jazeker.
Volgens zijn indruk was de stemming
tot den dag van de muiterij goed.
De president: Hebt u wel eens iets van
dien B. gemerkt?
Getuige: Men kende hem als echten
Bondsman, die altijd precies zijn dienst
deed.
De president: Hebt u toen u te Oleh-Leh
van boord ging, niets bizonders gemerkt?
Geutige: Neen, niets.
De president: Bent n op 3 Februari bij
een bespreking van alle officieren ge
weest.
Getuige: Ja.
De president: Is daar gevraagd of er in
geval van verzet vuurwapenen gebruikt
moesten worden?
Getuige herinnert zich dit niet.
Nog stelde de president getuige eenige
vragen omtrent den persoon van korpo
raal H.„ die de politie heeft gewaar
schuwd omtrent de ophanden zijnde mui
terij. Hoe stond hij, vraagt de president,
aan boord bekend? Als een dwaas, een
dronkaard?
Getuige: Dat kan ik niet zeggen. Hij
was niet erg bekwaam als korporaal,
maar dat hij in ander opzicht niet voor
vol aangezien werd, weet ik niet.
De president: Is er op den dag van de
muiterij een normaal aantal menschen
gaan passagieren?
Getuige: Volgens mijn indruk op den
dag zelf wèl.
De verdediger vraagt of getuige weet,
waar de muiters de munitie vandaan ge
haald hebben.
Getuige: De eerste munitie is uit de
verlaatrolkist gehaald.
Het blijkt, dat de verdediging deze
vraag, aanvankelijk door den president
als buiten de orde beschouwd, van belang
acht in verhand met de andere vraag, of
de muiters de muiterij nagelaten zouden
hebben zoo de officieren over geladen
pistolen beschikt hadden en de muiters dit
geweten hadden.
Getuige verklaart, dat-er bij zijn weten
te weinig pistolen aan boord waren voor
het aantal officieren. Degenen, die ben
pistool hadden, hadden ook een blikken
doosje met munitie.
Luitenant-generaal Beltzer vroeg ge
tuige, of hij in zijn verklaring zijn per
soonlijke meening had weergegeven of de
algemeene meening onder de officieren.
Getuige antwoordde, dat hij, naar zijn
gevoelen, inderdaad de meening van alle
officieren over de stemming aan boord
had weergegeven.
Getuige verklaart nog, dat er onder de
officieren te Sabang, bij, voor of na het
kolenladen dienstweigering werd ver
wacht. Dat is toen niet doorgegaan.
Luitenant-generaal Beltzer: Hebt u dit
aan den commandant gezegd?
Getuige: Neen. Er waren geen bepaalde
aanwijzingen, dat er dienstweiering zou
komen, men heeft onder de officiëren al
leen gezegd: als een dienstweigering komt
zal het wel dan of dan komën. Er is echter
niets gebeurd. De officieren hebben toen
de conclusie getrokken, dat - alle gevaar
j voor dienstweigering geweken was ën dat
de bemanning blij was niet te Saerabaja te
zijn, omdat het daar zoo roerig was. Na
het kolenladen werd schoonschip, ge?
maakt, alles scheen in orde te zijn. Te Sa
bang scheen de stemming haai- hoógtstë
punt bereikt te hebben, toen dit- achter
den rug was, verwachtte mén niets. Van
de oefening der landingsdivisie na' "het
kolenladen, hadden moeilijkheden kun
nen komen, daar dit een late en
langdurige oefening was en de beman
ning van zulke oefeningen weinig houdt,
maar er werd goed gewerkt, alles verliep
vlot en er kwam niets bizonders voor.
Verdachte deelt in verband met een
andere vraag mee, dat alleen Boschart
hem gesignaleerd was als onbetrouwbaar.
De President: Was van de andere rad
draaiers niemand gesignaleerd?
Verdachte: Niemand, integendeel P.a-
radjah was een voorbeeld van een uit
stekend zgn. zakendoend militair en uit
twintig man gekozen voor opleiding tot
konstabel.
Hierna wordt de zitting geschorst tot
2 uur.
De advocaat-fiscaal, mr. Brants,
kwam te 2.15 aan het woord en zeide
de vraag, of het aan beklaagde's
schuld te wijten is dat H. M. „Zeven
Provinciën in den bewusten avond is
overvallen, bevestigend te zullen be
antwoorden en dat beklaagde daar
voor derhalve strafrechtelijk aanspra
kelijk dient te worden gesteld.
Het requisitoir.
Klokslag twee uur heropent de presi
dent de zitting. De advocaat-fiscaal mr.
A. Brants, brengt onmiddellijk art. 95
Militair Wetboek van Strafrecht in het
geding, dat o.m. handelt over het verlo
ren gaan van een bodem aan den vijand,
door schuld van den commandant.
De advocaat-fiscaal komt eerst op de
algemeene omstandigheden, die als die
pere algemeene oorzaak kunnen gi lden
•voor de muiterij. De algemeehb: voedirrgs*-
bodem, waarop onkrijgstuehtelijke han
delingen aan boord van het schip konden
plaats vinden, was reeds gegeven.
Als bijzondere omstandigheden die het
gebeurde hebben voorbereid, worden de
vergaderingen in Soerabaja over de sala
riskortingen vermeld.
Op 25 Januari 1933 kwam toen het be
richt van de salariskorting.
Op Sabang hebben de schepelingen een
opruiende en ongeoorloofde vergadering
gehouden, die niet door den commandant
verhinderd is. De dienstweigering op an-
andere oorlogsschepen in Soerabaja heeft
den commandant nog geen aanleiding ge
geven voor het nemen van speciale maat
regelen. De patronen voor officiersrevol-
vers bevonden zich hoofdzakelijk in dicht-
gesold eerde bilkjes.
Er waren zelfs officieren aldus
de advocaat-fiscaal die niet met
revolvers konden omgaan.
Op 31 Januari wordt de saiarisvermin-
dering voor het Inlandsche personeel be
kend gemaakt. Dien dag wordt door de
Inlanders over de rijst geklaagd; demon
stratief wordt geweigerd te eten.
Op 1 Februari nemen de vertegenwoor
digers van de personeelsbonden hun ont
slag; „omdat zij de verantwoordelijkheid
niet langer willen dragen." Ook dit is den
commandant geen waarschuwing. Hij was
tevreden met extra-wachtronden. Op 2
Februari komt het schip voor de tweede
maal te Sabang en daar wordt het tele
gram van den vlootvoogd: „Weest op uwe
hoede", ontvangen. Ook dan denken de
commandanten en de officieren er niet
aan speciale maatregelen te nemen.
Op 4 Februari komt het schip te Oleh-
-Leh en weigert een deel van de schepelin
gen aan wal te gaan en deel te nemen aan
de feestelijkheden omdat ze ontevreden
waren, omdat hun kameraden te Soera
baja waren opgesloten.
De commandant gaat 5 Februari aan
wal, maar denkt er niet aan, den officie
ren een speciale instructie te geven voor
het geval van ongeregeldheden. De com
mandant wordt gewaarschuwd, dat Inlan
ders met zijn schip onder stoom zullen
gaan; hoort echter dat de mededeeling af
komstig is van korporaal VanHaestracht
en beoordeelt de mededeeling als een
dwaas bericht. De eerste officier is ook
vol vertrouwen, maar neemt toch ten
minste den maatregel, de officieren op het
schip te waarschuwen. De maatregel kan
echter niet volvoerd worden, het schip is
al weg.
Naar de vaste overtuiging van den ad
vocaat-fiseaal had het bij behoorlijke be
waking en maatregelen niet zoover be
hoeven te komen.
Mr. Brants komt dan op het ge
drag van luitenant de Vos van Steen-
week, die door het publiek in den
lande, als „zondebok" beschouwd is.
Luitenant De Vos van Steenwijk heeft
echter met zijn pistool moedig tegen
over de muiters gestaan, althans deze
officier heeft ruggegraat getoond en
wanneer er meer officieren hetzelfde
gedaan zouden hebben, zou het beter
geweest zijn.
Een oordeel.
De advocaat-fiscaal komt tot de con
clusie dat de commandant in zorgeloos
heid, onnadenkendheid en gebrek aan
vooruitzien, verre is gebleven onder het
geen van hem had kunnen worden ver
wacht. Natuurlijk de heeren waren eenigs
zins opgevoed in de sfeer van „Nu ja, er
kan wel eens iets gebeuren, maar met een
mooi praatje komt het wel weer in orde."
Zeker, deze muiterij heeft iets operette-
achtigs gehad. Er zijn zwaardere muite
rijen in de geschiedenis voorgekomen.
Maar dit neemt niet weg, dat de muiterij
een bom en 23 dooden tengevolge heeft
gehad. Het geheel is een zwarte vlek op
de vlag van de vloot. De verregaande
roekeloosheid vraagt een strenge straf.
Spr. vraagt veroordeeling uit art. 9
Wetb. van de Militaire Strafwet, tot
een. gevangenisstraf van één jaar.
Het pleidooi.
De verdediger, mr. Roldanus Hage
doorn komt op tegen den tekst der ten
lastelegging, die hij te vaag oordeelt. Er
had niet moeten worden vermeld, dat er
verzuim' gepleegd is, riiaar hoe er verzuim
gepleegd is.
Komende tot de voorgeschiedenis meent
verdediger, dat er niet bij Eikenboom
was .gemisaan, inzicht, wat er zou kun
nen gebeuren, maar ook bij zijn superieu
ren. Devolen was', dat de commandant
ongewapend de mededeeling aan de heele
bemanning moest overbrengen. Omstan
digheid, waaruit verdediger afleidt, dat
ook de. superieuren van Eikenboom ern
stige, gebeurtenissen in geen enkel op
zicht hebben vooruit gezien.
Volledig contact te honden met de in
landsche schepelingen was onmogelijk,
omdat het in een tiental verschillende
dialecten moest plaats vinden.
Toen kwam het „mystieke" telegram:
„Radiostation bewaken". Het is zeker niet
de fout van Eikeboom zoo verdediger
dat dit niet doeltreffender kon geschie
den dan door het toezicht van „den
radio-amateur" luit. De Vos van Steen-
wijk.
Aan boord van het schip was deze of
ficier de eenige, die tenminste eenigszins
deskundig was. Het is ernstig genoeg, dat
er op het gansche schip niet werkelijk
radio-deskundige officieren aanwezig wa
ren. Men kan dit echter niet den comman
dant toerekenen..
Uitvoerig staat de verdediger stil bij het
aftreden van de bondsbesturen. Hij ziet
hierin niets anders dan een uiting van
lafheid men weet nooit wat er kan ge
beuren en wij willen niet langer de ver
antwoordelijkheid dragen maar geens
zins een aanwijsbaar voorteeken van den
overval, die zou plaats vinden.
De commandant moest doorgaan met
het- vlagvertoon omdat dit zijn opdracht
was.
Den 5en Februari ontvangt de comman-
;_dant .het-bericht van de massale dienst-
Zaterdag 24 Februari.
Feestavond. Scheidsrechtersvereeniging,
Musis, 8 u.
Bal-Masqué, Casino, 8 u.
Dinsdag 27 Februari.
Openbare les, Muziekschool, .4. J. Lee-
wens, Musis, 8 u.
Pcopaganda-feestavond alg. Coöp. Ver-
bruiks- en Productievereeniging, Witte
Bioscoop, 714 11
Woensdag 28 Februari.
Gymnastiekuitvoering ..Turnlust", Casino,
8 uur.
weigering te Soerabaja. Maar er wordt
hem van hoogerhand nitt gelast het vlag
vertoon te onderbreken en b.v. zee te
kiezen en oefeningen met de manschap
pen te houden.
Dit is het moment, dat de verantwoor
delijkheid van Eikenboom zou kunnen
aanvangen. Maar Eikenboom is zoo
verdediger niet verantwoordelijk voor
den overval. Hij heeft de bevelen van hoo
gerhand nauwkeurig opgevolgd.
Zaterdagmiddag 1 uur is alles nog rus
tig. Dan komt het bericht van den kor
poraal Haetrecht aan den politie-opzie-
ner „zij gaan er met het schip vandoor".
Door den assistent-resident wordt deze tij
ding aan den commandant overgebracht.
Hij vat het als een verzinsel op. Minister
Göbbels zoo verdediger heeft op ge-
jieel dezelfde wijze gereageerd op de tij
ding van den brand van den Rijksdag.
In ieder geval was op dat moment de
overval niet meer te voorkomen.
Verdediger kan na zijn voltooiing van
de schets der gebeurtenissen niet inzien,
dat er verantwoordelijkheid bij Eikeboom,
of juister schuld in den zin van de straf
wet bestaat.
„Op het Plein en het Binnenhof zetelen
de ware schuldigen," heeft generaal Beh-
rens gezegd. Woorden, die verdediger tot
de zijne maakt. Verdediger vraagt met
nadruk vrijspraak. Met een waarschuwing
geen „erreur judiciaire" te begaan, sluit
mr, Rolandus Hagedoorn zijn uitnemend
en welsprekend pleidooi.
Wel causaal verband.
De advocaat-fiscaal kenschetst de pe
roratie van den verdediger als „pathe
tisch". Hij betoogt, dat er wel degelijk
causaal verband bestaat tusschen het op
treden van den commandant en den be
treur enswaardigen overval. Men mor.t
niet der. samenhang der verschillende
gebeurtenissen uiteenscheuren. Aan boord
van het schip heerschte een gevaarlijke
geest van „laisser-aller", die het gevolg
was van gemis aan leiding van den com
mandant.
Uitspraak 9 Maart.
Door een geestdriftige menigte
toegejuicht.
De Brusselsche correspondent van de
Nw. Rott. Crt. meldt:
Gisterenochtend om acht uur is de
plechtige eedsaflegging van koning
Leopold III, die om 11 uur in het parle
ment zal plaats hebben, door 101 kanon
schoten aangekondigd.
De drukte in de straten is weer
bijzonder groot. De vlaggen wappe
ren nu vrij uit en de straten hebben
een feestelijk aanzien, dat sterk af
steekt bij de rouwstemming van
gisteren.
Om 9 uur beginnen de troepen van het
garnizoen zich in de straten en boulevards,
leidende van het slot te Laeken tot het
parlement, op te stellen.
Om 9.15 verschenen de officieren van
den generalen staf te paard, vóór den
ingang van het kasteel Laken. Kort
daarop verliet de Koning, eveneens te
paard, het slot, en werd bij het hek opge
wacht door den burgemeester, de wet
houders en gemeenteraadsleden van
Brussel. Burgemeester Max hield op deze
plaats een toespraak tot den nieuwen
Koning.
Na deze eerste kleine plechtigheid
besteeg de koning zijn paard
en verliet hij het slot te Laeken, otn zich
naar het parlement te begeven. Zijn ver
trek werd aangekondigd door 101 kanon
schoten.
Koningin Astrid me de prinselijke
kinderen, eveneens vergezeld door een
corps cavalerie, begaf zich rechtstreeks
van het paleis te Brussel naar het parle
ment door de Koningstraat en de Wet
straat.
Om half elf werd
de plechtige bijeenkomst van het
parlement
in het Kamergebouw voor de eedsafleg
ging van den nieuwen Koning door den
voorzitter van den Senaat, die de oudste
der twee presidenten van de twee Kamers
is, geopend!
De halfronde zaal, waar in gewone
tijden slechts 187 kamerleden plaats vin
den, was ten volle door meer dan 350
Kamerleden en Senatoren bezet, Alle
katholieke en liberalen waren aanwezig.
De meeste socialisten eveneens.
Eenige minuten voor elf leest de voor
zitter van de vergadering de lijst der
parlementsleden voor, die eerst de Ko
ningin, vervolgens den Koning zullen
binnen geleiden.
Vijf minuten vóór elf wordt aange
kondigd
„La Reine!"
alleen in de Fransche taal. Koningin
Astrid verschijnt en de heele zaal rijst
op. Zij heeft aan de eene hand de kleine
Prinses Josephine Charlotte, aan de andere
het Prinsje Boudewijn. De beide kinderen
zijn in het wit, Astrid is in diepen rouw.
De heele zaal juicht: Leve de Koningin 1
Alleen de communisten blijven zitten.
Koningin Eljsabeth was niet aanwezig.
In liet gevolg van Astrid bevinden zich
de meeste vorsten, prinsen en vertegen
woordigers van vreemde regeeringen, die
voor de begrafenis van koning Albert
waren naar Brussel gekomen, allen in
uniform. Z.K.H. Prins Hendrik draagt dé
admiraalsuniform en over de borst liet
groote lint van de Leopoldsorde.
Precies elf uur wordt de koning aan
gekondigd in het Fransch en in het Neder.-
landsch. De heele zaal rijst weer op en
roept: Leve de Koning! zoowel in het
Nederlandsch als in het Fransch Levo
de monarchie! De ovatie duurt wel l
minuten. Ook op de tribunes wuift en
juicht men den nieuwen vorst toe.
Met vaste stern, eerst in het Fransch,
daarna in het Nederlandsch, legt hij
den grondwettelijken eed
af: „Ik zweer de grondwet en de wetten
van het Belgische volk na te zullen leven,
de nationale onafhankelijkheid alsmede
de ongeschondenheid van het grondgebied
te zullen handhaven."
Weer rijst de geheele zaal op en aan
de ovatie, die op deze eedsaflegging volgt,
lijkt wel geen einde te komen. De com
munisten blijven zitten. Een van hen
schrijft brieven.
Vervolgens sprak de Koning in do
beide talen een uitvoerige verklaring uit.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
Mevrouwen, mijne heeren,
In dit uur van leed en droefenis wegens
den tragischen dood van mijn orivergetc-
lijken vader, ben ik mij nochthans bewust
van de verantwoordelijkheid, die mij wordt
opgelegd, nu de verhouding van weder-
zijdsch vertrouwen tusschen den vorst
en zijn volk bestendigd is door een plech
tige verbintenis. U kent de zware plichten,
die aan dezen eed verbonden zijn, maar
om mijn taak te vervullen behoef ik slechts