De eedsaflegging van Leopold III De muiterij op „De Zeven Prov inciën TPoo* gaan wc dccni HELDERSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1934. D e commandant voor he. Hoog Mil.tair Gerechtshof. Een jaar gevangenisstraf geëisc/it. DE KONING IS DOOD; LEVE DE KONING. De verklaring van den Nieuwen Koning. Voor het Hoog Militair Gerechts hof te 's-Gravenhage heeft Donder dag kapitein-luitenant ter zee P. E gewezen commandant van H. M. pant-' serschip „De Zeven Provinciën", te recht gestaan. Hem is ten laste ge legd, dat hij als bevelvoerend mili tair, immers als commandant van de „Zeven Provinciën" en, als zoodanig verantwoordelijk voor de veiligheid van dat schip, in het tijdvak van 2 Januari 1933 tot 5 Februari 1933, va rende van Soerabaja naar Oleh-Leh, verzuimd Heeft doeltreffende maat regelen te nemen ter voorkoming van eenigen overval van het schip door opstandelingen, tengevolge van welke grove nalatigheid, roekeloos heid en grove onnadenkendheid, het schip in den avond van 4 Februari 1933 ter reede van Oeleh-Leh op Sti- matra door opstandelingen, alzoo door den vijand, is overvallen en vermees- terd. Samenstelling van het Hof. Het Hof was samengesteld als volgt: Mr. di-. C. J. H. Schepel (president); vice-admiraal J. H. O. Graaf van den Bosch, luitenant-generaal M. Beltzer, lui tenant-generaal P. J. van Munnekrede, mr. E. Jellinghaus en schout-bij-nacht titulair E. G. de Wijs (raadsheeren) en lste luitenant A. Spruyt (griffier). Als advokaat-fiscaal fungeerde mr. A. Brants. Als raad-commissaris is vice-admiraal B. Schreuder opgetreden. De verdachte werd verdedigd door mr. J. H. Rolandus Hagedoorn, te 's-Graven hage. Als getuige was gedagvaard de gepen- sionneerde generaal-majoor van het In dische leger H. Behrends, oud-militair commandant in Atjeli. De behandeling van de zaak. Er bestond voor deze zaak groote belangstelling. Vele officieren en oud officieren van zee- en landmacht en anderen woonden de behandeling hij. Verhoor van den verdachte. De verdachte was in uniform. Hij blijkt 46 jaar oud te zijn. De president mr. Schepel, gaat aan de hand van de verkla ring, die hij voor de raden-commissarissen van het Hof heeft afgelegd, onmiddellijk tot zijn verhoor over. Verd. was commandant van de „Zeven Provinciën" sedert Oetober, de bemanning was compleet sedert half December. Het was verd. bekend geworden, dat er te Soe rabaja onrust heerschte. Ook was het hem niet onbekend, dat er onder zijn per soneel waren (o.a. korporaal B.), die op vergaderingen te Soerabaja een opruien de rol gespeeld hadden. De „Zeven Pro vinciën" is vertrokken, terwijl gnen in het idee verkeerde, dat de salarisverlaging (die tijdelijk geschorst was) van de haan was en dit idee was een opluchting ge weest. Er was van tevoren bij den com mandant der marine een bijeenkomst van bevelvoerende officieren gehou den, waar op den ernstig van den toe stand was gewezen en den officieren was opgedragen te zorgen, tot schie pen gereed te zijn. Verdachte heeft echter gemeend, dat er onder de veranderde omstandigheden geen reden meer was om met het bevel rekening te houden. Hij heeft dus de pistolen, die volgens het voorschrift van den commandant der marine geladen moesten zijn, niet laten laden. De reden daarvoor was ook, dat liet vullen van de patroonhouders voor de revolvers met kon geschieden zonder dat de bemanning het gewaar werd en hij wilde deze niet onnoodig prikkelen. Overigens meende hij, dat er voor den heelen maatregel geen reden bestond. De eerste weken van de reis is er niets gebeurd, om en bij 25 Januai'i echter zijn de moeilijkheden begonnen. Ook aan boord van het schip werd toen beken dat de salarisregeling niet van de baan was en de toestand was dus geheel ve - anderd. Het schip was weliswaar van zijn basis verwijderd geraakt, maar overige - was de situatie ongeveer gelijk als voor het vertrek. Verdachte wijst er op, dat de salarisvermindering een eenigszins karakter had. Z.i. heeft het bericht van de salariskorting niet den minsten vloed op den geest van het personet 8'Heronderzoek omtrent de gerelateerde feiten is volgens den president nogal siap geweest, er is niemand gestraft. de vergadering te Sabang voor verd ach e een ernstige waarschuwing moeik om uiterst voorzichtig te ztjn. gaat het hier over een vergadei mg aan 35 Europeesche schepelingen hebbe deelgenomen en ook vele mlandsch vergadering had zeer de aandacht e politie getrokken. Korporaal „a_ onder de deelnemers. De bedoelde g dering is gehouden onder het mo een slamatan, inlanders hadden ei Verdachte heeft aan dit alles„Spotjes waarde gehecht, omdat de denionstrat'- te Soerabaia op niets waren uitge P I>e President: Maar die vergat ei (op 28 Januari) liad voor u tocli een w Bchuwing moeten zyn. Op bevel van den commandant der ma- rine werd het radiostation aan hooid deren l)?V.ai'kl' dat kon echter »'et verhin- datde bemanning van de geheur- <nisM ii te Soerabaia alles gewaar werd. t is verdachte ook gebleken, dat er on danks de bewaking toch nog een bericht op „De Zeven Provinciën" was ontvangen dat van de onderofficieren-organisatie, n verband waarmee verdachte een straf h<>e,t "Pgelegd aan den officier, die had moeten controleeren. Van den commandant Zeemacht heeft verdachte telegrafisch bericht ontvangen omtrent het verzet te Soerabaia. De President: Hebt u het niet van be lang gevonden, dat alle besturen van or ganisaties tegelijk u hebben meegedeeld, (lat zij hun functies neerlegden, omdat zij niet verder verantwoordelijk wensehten ie zijn voor eventueele gebeurtenissen. erdachte: Die menschen waren allen hang, dat zij het eerst erbij zouden zijn als er iets gebeurde. De President concludeert, dat verdachte toch op verschillende wijzen wel ernstig gewaarschuwd was, dat er iets broeide. De indruk van verdachte was niet, dat men op het eskader met een algemeen verzet te doen had gehad, maar slechts met partieele gevallen van dienstweige ring. De President: Maar er waren toch veer tig dienstweigeraars geweest. De verdachte: Ik zag in dit aantal toch geen reden 'om te denken, dat de Z. P. zon gaan meedoen. erd. verklaart verder, dat hij tijdens het verblijf te Sabang er volstrekt geen bezwaar in gezien had volle gelegenheid tot passagieren te geven. Luitenant-generaal Beltzer, lid van het Hof, vraagt verdachte hoe hij gehandeld zou hebben in geval van massale dienst weigering. Verdachte verzekert, dat hij daar met kracht tegen opgetreden zou zijn. Vice-admiraal graaf van der Bosch vraagt verdachte of de Z. P. onder stoom was toen verdachte naar de reede was. Verdachte: Ja. Het fond van de vraag schijnt te zijn waarom de commandant niet heeft ge tracht aan boord te komen, maar wat hierover gezegd wordt, is verder volko men onverstaanbaar. Luitenant-generaal Van Munnekrede vraagt verd. of hij wist wie het commando van het schip op zich nam toen hij zelf en de eerste officier van boord gingen. Verdachte antwoordt ontkennend. Lt. Gen. v. Munnekrede: Dus U wist ook niet, dat de officier, die het comman do moest voeren beoordeeld was als „zeer nerveus"? Verdachte: Neen. Getuigenverhoor. Het verhoor van den verdachte afge- loopen zijnde, wordt nu de gepensiorineer- de generaal-majoor Behrends, hierboven genoemd, als getuige verhoord. Op een (onverstaanbare) vraag van den president deelt hij mede, dat er z.i. een heel andere manier van omgaan met de manschappen bestond bij de marine dan bij de landmacht. Het contact is bij de landmacht veel nauwer. Als geweste lijk commandant te Makassar, waar de kweekschool van inlandsche schepelingen was, heeft spr. dit verschil van behande ling zeer duidelijk kunnen waarnemen. Get. verklaart verder, dat hij den eer sten dag, dat „De Zeven Provinciën" te Oleh-Leh aankwam met overste E. de mo gelijkheid van ongeregeldheden heeft be sproken. Overste E. antwoordde hem dat de stemming aan boord van de Z. P. zóó uitstekend was, dat hem niets kon gebeu ren, een dergelijk antwoord heeft overste E. ook aan een dagbladcorrespondent ge geven. Get. heeft aan overste E. op grond van zijn inlichtingen meegedeeld, nat de on derofficieren van „De Zeven Provinciën" volkomen betrouwbaar waren, het Euro peesche personeel voor 50 pet. en het in landsche personeel voor het grootste ge deelte onbetrouwbaar. Deze inlichtingen had get. verkregen door peilingen die hij door betrouwbare onderofficieren had laten verrichten. Overste E. betwijfelde of de bovenbe doelde inlichtingen na het onderhavige wel juist konden zijn; in verband daarmee heeft get. de peilingen nog doen voort zetten. Volgens get. waren er op verschil lende plaatsen waar „De Zeven Pro vinciën" geankerd had al moeilijk heden voorgekomen. O.a. had de bemanning te Padang bij wijze van protest geweigerd gebru.k te maken van particuliere auto's, die voor een autotocht ter beschikking waren ge- steld. Van de geheime vergadering te Sabang heeft get. ook niets geweten. De president: Hebt u ook gehoord van het collectieve ontslag der bestuursleden? Getuige: Neen. Verdachte ontkent, dat hij een rapport omtrent de betrouwbaarheid van zijn per soneel als bovenbedoeld heeft ontvangen. Alleen heeft hij een inlichting gekregen, dat een deel van de bemanningn niet aan een bepaald feest wensehte deel te nemen Getuige Behrends is niet tegenwoordig ueweest bij het gesprek tusschen den assistent-resident en verdachte maar heeft er uit verdachte's mond een verslag van gehoord. Blijkbaar had bij de hem door den assistent-resident overgebrachte waar schuwing in het minst niet ernstig opgevat. Hü sprak van een idioot ber- richt, een uitlating van een dronken matroos en lachte er hartelijk om. De inhoud van de waarschuwing was geweest, dat het schip zou wegvaren, maar verdachte verklaarde, dat dit vol strekt niet kon, daar de schepelingen de ankers zelfs niet los zouden kunnen krij gen. Kortom overste E. geloofde niets van de waarschuwing. Toch was hij blijkbaar opgelucht toen hij van den eersten officier op de sociëteit de mededeeling ontving, dat alles aan boord in orde was. Hij heeft.later nog een jong officier naar boord gezonden om te zien of alles rustig was. Na liet anker gelicht te hebben heeft het schip blijkbaar in de buurt van Oleh- Leh rond gevaren. De president: Is er niet een moment ge weest, dat de overste niet een zekere kaps van slagen had kunnen probeeren weer aan boord te komen? Getuige: Neen, dat geloof ik niet. Wel is de mogelijkheid overdacht, dat men met de „Aldebaran" de „Zeven Provin ciën" volgende op een gegeven oogenblik met een gewapende sloep naar boord zou kunnen gaan. De „Aldebaran" was onge wapend, maar zijn wapens meegenomen, omdat overste E. vreesde, dat anders de „Aldebaran" ook nog door de muiters zou worden ingepikt. De president aeiit het toch wel erg jam mer, dat de „Aldebaran" niet eerder is kunnen uitvaren. Het ter beschikking» stellen van de wapens heeft wel geweldig lang geduurd. Z. i. heeft men niet de meest-practische maatregelen genomen. Getuige Behrends blijft er bij, dat hij op dat gegeven oogenblik niet anders kon doen dan hij gedaan heeft. Get. verklaart verder, dat overste E., toen hij, get. Behrends op den steiger kwam, te zenuwachtig was voor een con ferentie. Verdachte ontkent dit met klem, maar getuige houdt het vol. Het was op den steiger allerminst de plaats voor een con ferentie, ookniet omdat een groot ge deelte van de schepelingen dronken was en herrie maakte. Het plan van overste E. is van het begin af aan geweest, zelf van de „Al debaran" af alleen naar de Z. P. te gaan. Verdachte merkt op, dat hij om dit plan uit te voeren het sch.p niet met de „Alde baran" achterna behoefde te gaan. Getuige kan zich anders niet herinne ren, dat er voor zooiets te Oleh-Leh ook maar eenige gelegenheid is geweest. De president zegt, dat het er maar om gaat of overste E. kans heeft gehad te Oleh-Leh aan boord te komen. Getuige: Geen schijn van kans. Luit.-generaal van Munnekrede merkt op, dat er van de Z. P. om 11.15 u. een motorsloep naar den wal is gekomen en dat de Z. P. pas om twee uur de reede heeft verlaten. Verdachte: om half twee. De sloep was defect. Maar er waren andere sloepen. Getuige verklaart nog verder, dat hij, toen overste E. hem meedeelde, dat hem gezegd was, dat de bemanning met de Z. P. zou wegvaren, gevraagd heeft of dit kon. Overste E. antwoordde onmogelijk. Vice-admiraal van den Bosch: hebt u toen ook gezegd: „aan zoo'n bericht zou ik ook geen waarde hechten"? Getuige: Ik sluit de mogelijk niet uit, dat ik zooiets gezegd heb. De stemming aan boord. Nu wordt als tweede getuige nog ge hoord luitenant ter zee 2de kl. A. P. C. L. de Gelderj nu dienende aan boord van de „Gelderland". Mr. Roldanus Hagedoorn zegt, dat deze getuige het Hof over de stemming aan boord zal kunnen inlichten. Getuige verklaart, dat de stemming aan boord bij het vertrek van Soera baja goed was en tijdens de reis, vol gens zijn indruk, beter is geworden. De president: Kon u zich goed verstaan niet de Inlanders? Getuige: Vrijwel. De president: Hebt u ook met inlanders onder de bemanning gesproken. Getuige: Jazeker. Volgens zijn indruk was de stemming tot den dag van de muiterij goed. De president: Hebt u wel eens iets van dien B. gemerkt? Getuige: Men kende hem als echten Bondsman, die altijd precies zijn dienst deed. De president: Hebt u toen u te Oleh-Leh van boord ging, niets bizonders gemerkt? Geutige: Neen, niets. De president: Bent n op 3 Februari bij een bespreking van alle officieren ge weest. Getuige: Ja. De president: Is daar gevraagd of er in geval van verzet vuurwapenen gebruikt moesten worden? Getuige herinnert zich dit niet. Nog stelde de president getuige eenige vragen omtrent den persoon van korpo raal H.„ die de politie heeft gewaar schuwd omtrent de ophanden zijnde mui terij. Hoe stond hij, vraagt de president, aan boord bekend? Als een dwaas, een dronkaard? Getuige: Dat kan ik niet zeggen. Hij was niet erg bekwaam als korporaal, maar dat hij in ander opzicht niet voor vol aangezien werd, weet ik niet. De president: Is er op den dag van de muiterij een normaal aantal menschen gaan passagieren? Getuige: Volgens mijn indruk op den dag zelf wèl. De verdediger vraagt of getuige weet, waar de muiters de munitie vandaan ge haald hebben. Getuige: De eerste munitie is uit de verlaatrolkist gehaald. Het blijkt, dat de verdediging deze vraag, aanvankelijk door den president als buiten de orde beschouwd, van belang acht in verhand met de andere vraag, of de muiters de muiterij nagelaten zouden hebben zoo de officieren over geladen pistolen beschikt hadden en de muiters dit geweten hadden. Getuige verklaart, dat-er bij zijn weten te weinig pistolen aan boord waren voor het aantal officieren. Degenen, die ben pistool hadden, hadden ook een blikken doosje met munitie. Luitenant-generaal Beltzer vroeg ge tuige, of hij in zijn verklaring zijn per soonlijke meening had weergegeven of de algemeene meening onder de officieren. Getuige antwoordde, dat hij, naar zijn gevoelen, inderdaad de meening van alle officieren over de stemming aan boord had weergegeven. Getuige verklaart nog, dat er onder de officieren te Sabang, bij, voor of na het kolenladen dienstweigering werd ver wacht. Dat is toen niet doorgegaan. Luitenant-generaal Beltzer: Hebt u dit aan den commandant gezegd? Getuige: Neen. Er waren geen bepaalde aanwijzingen, dat er dienstweiering zou komen, men heeft onder de officiëren al leen gezegd: als een dienstweigering komt zal het wel dan of dan komën. Er is echter niets gebeurd. De officieren hebben toen de conclusie getrokken, dat - alle gevaar j voor dienstweigering geweken was ën dat de bemanning blij was niet te Saerabaja te zijn, omdat het daar zoo roerig was. Na het kolenladen werd schoonschip, ge? maakt, alles scheen in orde te zijn. Te Sa bang scheen de stemming haai- hoógtstë punt bereikt te hebben, toen dit- achter den rug was, verwachtte mén niets. Van de oefening der landingsdivisie na' "het kolenladen, hadden moeilijkheden kun nen komen, daar dit een late en langdurige oefening was en de beman ning van zulke oefeningen weinig houdt, maar er werd goed gewerkt, alles verliep vlot en er kwam niets bizonders voor. Verdachte deelt in verband met een andere vraag mee, dat alleen Boschart hem gesignaleerd was als onbetrouwbaar. De President: Was van de andere rad draaiers niemand gesignaleerd? Verdachte: Niemand, integendeel P.a- radjah was een voorbeeld van een uit stekend zgn. zakendoend militair en uit twintig man gekozen voor opleiding tot konstabel. Hierna wordt de zitting geschorst tot 2 uur. De advocaat-fiscaal, mr. Brants, kwam te 2.15 aan het woord en zeide de vraag, of het aan beklaagde's schuld te wijten is dat H. M. „Zeven Provinciën in den bewusten avond is overvallen, bevestigend te zullen be antwoorden en dat beklaagde daar voor derhalve strafrechtelijk aanspra kelijk dient te worden gesteld. Het requisitoir. Klokslag twee uur heropent de presi dent de zitting. De advocaat-fiscaal mr. A. Brants, brengt onmiddellijk art. 95 Militair Wetboek van Strafrecht in het geding, dat o.m. handelt over het verlo ren gaan van een bodem aan den vijand, door schuld van den commandant. De advocaat-fiscaal komt eerst op de algemeene omstandigheden, die als die pere algemeene oorzaak kunnen gi lden •voor de muiterij. De algemeehb: voedirrgs*- bodem, waarop onkrijgstuehtelijke han delingen aan boord van het schip konden plaats vinden, was reeds gegeven. Als bijzondere omstandigheden die het gebeurde hebben voorbereid, worden de vergaderingen in Soerabaja over de sala riskortingen vermeld. Op 25 Januari 1933 kwam toen het be richt van de salariskorting. Op Sabang hebben de schepelingen een opruiende en ongeoorloofde vergadering gehouden, die niet door den commandant verhinderd is. De dienstweigering op an- andere oorlogsschepen in Soerabaja heeft den commandant nog geen aanleiding ge geven voor het nemen van speciale maat regelen. De patronen voor officiersrevol- vers bevonden zich hoofdzakelijk in dicht- gesold eerde bilkjes. Er waren zelfs officieren aldus de advocaat-fiscaal die niet met revolvers konden omgaan. Op 31 Januari wordt de saiarisvermin- dering voor het Inlandsche personeel be kend gemaakt. Dien dag wordt door de Inlanders over de rijst geklaagd; demon stratief wordt geweigerd te eten. Op 1 Februari nemen de vertegenwoor digers van de personeelsbonden hun ont slag; „omdat zij de verantwoordelijkheid niet langer willen dragen." Ook dit is den commandant geen waarschuwing. Hij was tevreden met extra-wachtronden. Op 2 Februari komt het schip voor de tweede maal te Sabang en daar wordt het tele gram van den vlootvoogd: „Weest op uwe hoede", ontvangen. Ook dan denken de commandanten en de officieren er niet aan speciale maatregelen te nemen. Op 4 Februari komt het schip te Oleh- -Leh en weigert een deel van de schepelin gen aan wal te gaan en deel te nemen aan de feestelijkheden omdat ze ontevreden waren, omdat hun kameraden te Soera baja waren opgesloten. De commandant gaat 5 Februari aan wal, maar denkt er niet aan, den officie ren een speciale instructie te geven voor het geval van ongeregeldheden. De com mandant wordt gewaarschuwd, dat Inlan ders met zijn schip onder stoom zullen gaan; hoort echter dat de mededeeling af komstig is van korporaal VanHaestracht en beoordeelt de mededeeling als een dwaas bericht. De eerste officier is ook vol vertrouwen, maar neemt toch ten minste den maatregel, de officieren op het schip te waarschuwen. De maatregel kan echter niet volvoerd worden, het schip is al weg. Naar de vaste overtuiging van den ad vocaat-fiseaal had het bij behoorlijke be waking en maatregelen niet zoover be hoeven te komen. Mr. Brants komt dan op het ge drag van luitenant de Vos van Steen- week, die door het publiek in den lande, als „zondebok" beschouwd is. Luitenant De Vos van Steenwijk heeft echter met zijn pistool moedig tegen over de muiters gestaan, althans deze officier heeft ruggegraat getoond en wanneer er meer officieren hetzelfde gedaan zouden hebben, zou het beter geweest zijn. Een oordeel. De advocaat-fiscaal komt tot de con clusie dat de commandant in zorgeloos heid, onnadenkendheid en gebrek aan vooruitzien, verre is gebleven onder het geen van hem had kunnen worden ver wacht. Natuurlijk de heeren waren eenigs zins opgevoed in de sfeer van „Nu ja, er kan wel eens iets gebeuren, maar met een mooi praatje komt het wel weer in orde." Zeker, deze muiterij heeft iets operette- achtigs gehad. Er zijn zwaardere muite rijen in de geschiedenis voorgekomen. Maar dit neemt niet weg, dat de muiterij een bom en 23 dooden tengevolge heeft gehad. Het geheel is een zwarte vlek op de vlag van de vloot. De verregaande roekeloosheid vraagt een strenge straf. Spr. vraagt veroordeeling uit art. 9 Wetb. van de Militaire Strafwet, tot een. gevangenisstraf van één jaar. Het pleidooi. De verdediger, mr. Roldanus Hage doorn komt op tegen den tekst der ten lastelegging, die hij te vaag oordeelt. Er had niet moeten worden vermeld, dat er verzuim' gepleegd is, riiaar hoe er verzuim gepleegd is. Komende tot de voorgeschiedenis meent verdediger, dat er niet bij Eikenboom was .gemisaan, inzicht, wat er zou kun nen gebeuren, maar ook bij zijn superieu ren. Devolen was', dat de commandant ongewapend de mededeeling aan de heele bemanning moest overbrengen. Omstan digheid, waaruit verdediger afleidt, dat ook de. superieuren van Eikenboom ern stige, gebeurtenissen in geen enkel op zicht hebben vooruit gezien. Volledig contact te honden met de in landsche schepelingen was onmogelijk, omdat het in een tiental verschillende dialecten moest plaats vinden. Toen kwam het „mystieke" telegram: „Radiostation bewaken". Het is zeker niet de fout van Eikeboom zoo verdediger dat dit niet doeltreffender kon geschie den dan door het toezicht van „den radio-amateur" luit. De Vos van Steen- wijk. Aan boord van het schip was deze of ficier de eenige, die tenminste eenigszins deskundig was. Het is ernstig genoeg, dat er op het gansche schip niet werkelijk radio-deskundige officieren aanwezig wa ren. Men kan dit echter niet den comman dant toerekenen.. Uitvoerig staat de verdediger stil bij het aftreden van de bondsbesturen. Hij ziet hierin niets anders dan een uiting van lafheid men weet nooit wat er kan ge beuren en wij willen niet langer de ver antwoordelijkheid dragen maar geens zins een aanwijsbaar voorteeken van den overval, die zou plaats vinden. De commandant moest doorgaan met het- vlagvertoon omdat dit zijn opdracht was. Den 5en Februari ontvangt de comman- ;_dant .het-bericht van de massale dienst- Zaterdag 24 Februari. Feestavond. Scheidsrechtersvereeniging, Musis, 8 u. Bal-Masqué, Casino, 8 u. Dinsdag 27 Februari. Openbare les, Muziekschool, .4. J. Lee- wens, Musis, 8 u. Pcopaganda-feestavond alg. Coöp. Ver- bruiks- en Productievereeniging, Witte Bioscoop, 714 11 Woensdag 28 Februari. Gymnastiekuitvoering ..Turnlust", Casino, 8 uur. weigering te Soerabaja. Maar er wordt hem van hoogerhand nitt gelast het vlag vertoon te onderbreken en b.v. zee te kiezen en oefeningen met de manschap pen te houden. Dit is het moment, dat de verantwoor delijkheid van Eikenboom zou kunnen aanvangen. Maar Eikenboom is zoo verdediger niet verantwoordelijk voor den overval. Hij heeft de bevelen van hoo gerhand nauwkeurig opgevolgd. Zaterdagmiddag 1 uur is alles nog rus tig. Dan komt het bericht van den kor poraal Haetrecht aan den politie-opzie- ner „zij gaan er met het schip vandoor". Door den assistent-resident wordt deze tij ding aan den commandant overgebracht. Hij vat het als een verzinsel op. Minister Göbbels zoo verdediger heeft op ge- jieel dezelfde wijze gereageerd op de tij ding van den brand van den Rijksdag. In ieder geval was op dat moment de overval niet meer te voorkomen. Verdediger kan na zijn voltooiing van de schets der gebeurtenissen niet inzien, dat er verantwoordelijkheid bij Eikeboom, of juister schuld in den zin van de straf wet bestaat. „Op het Plein en het Binnenhof zetelen de ware schuldigen," heeft generaal Beh- rens gezegd. Woorden, die verdediger tot de zijne maakt. Verdediger vraagt met nadruk vrijspraak. Met een waarschuwing geen „erreur judiciaire" te begaan, sluit mr, Rolandus Hagedoorn zijn uitnemend en welsprekend pleidooi. Wel causaal verband. De advocaat-fiscaal kenschetst de pe roratie van den verdediger als „pathe tisch". Hij betoogt, dat er wel degelijk causaal verband bestaat tusschen het op treden van den commandant en den be treur enswaardigen overval. Men mor.t niet der. samenhang der verschillende gebeurtenissen uiteenscheuren. Aan boord van het schip heerschte een gevaarlijke geest van „laisser-aller", die het gevolg was van gemis aan leiding van den com mandant. Uitspraak 9 Maart. Door een geestdriftige menigte toegejuicht. De Brusselsche correspondent van de Nw. Rott. Crt. meldt: Gisterenochtend om acht uur is de plechtige eedsaflegging van koning Leopold III, die om 11 uur in het parle ment zal plaats hebben, door 101 kanon schoten aangekondigd. De drukte in de straten is weer bijzonder groot. De vlaggen wappe ren nu vrij uit en de straten hebben een feestelijk aanzien, dat sterk af steekt bij de rouwstemming van gisteren. Om 9 uur beginnen de troepen van het garnizoen zich in de straten en boulevards, leidende van het slot te Laeken tot het parlement, op te stellen. Om 9.15 verschenen de officieren van den generalen staf te paard, vóór den ingang van het kasteel Laken. Kort daarop verliet de Koning, eveneens te paard, het slot, en werd bij het hek opge wacht door den burgemeester, de wet houders en gemeenteraadsleden van Brussel. Burgemeester Max hield op deze plaats een toespraak tot den nieuwen Koning. Na deze eerste kleine plechtigheid besteeg de koning zijn paard en verliet hij het slot te Laeken, otn zich naar het parlement te begeven. Zijn ver trek werd aangekondigd door 101 kanon schoten. Koningin Astrid me de prinselijke kinderen, eveneens vergezeld door een corps cavalerie, begaf zich rechtstreeks van het paleis te Brussel naar het parle ment door de Koningstraat en de Wet straat. Om half elf werd de plechtige bijeenkomst van het parlement in het Kamergebouw voor de eedsafleg ging van den nieuwen Koning door den voorzitter van den Senaat, die de oudste der twee presidenten van de twee Kamers is, geopend! De halfronde zaal, waar in gewone tijden slechts 187 kamerleden plaats vin den, was ten volle door meer dan 350 Kamerleden en Senatoren bezet, Alle katholieke en liberalen waren aanwezig. De meeste socialisten eveneens. Eenige minuten voor elf leest de voor zitter van de vergadering de lijst der parlementsleden voor, die eerst de Ko ningin, vervolgens den Koning zullen binnen geleiden. Vijf minuten vóór elf wordt aange kondigd „La Reine!" alleen in de Fransche taal. Koningin Astrid verschijnt en de heele zaal rijst op. Zij heeft aan de eene hand de kleine Prinses Josephine Charlotte, aan de andere het Prinsje Boudewijn. De beide kinderen zijn in het wit, Astrid is in diepen rouw. De heele zaal juicht: Leve de Koningin 1 Alleen de communisten blijven zitten. Koningin Eljsabeth was niet aanwezig. In liet gevolg van Astrid bevinden zich de meeste vorsten, prinsen en vertegen woordigers van vreemde regeeringen, die voor de begrafenis van koning Albert waren naar Brussel gekomen, allen in uniform. Z.K.H. Prins Hendrik draagt dé admiraalsuniform en over de borst liet groote lint van de Leopoldsorde. Precies elf uur wordt de koning aan gekondigd in het Fransch en in het Neder.- landsch. De heele zaal rijst weer op en roept: Leve de Koning! zoowel in het Nederlandsch als in het Fransch Levo de monarchie! De ovatie duurt wel l minuten. Ook op de tribunes wuift en juicht men den nieuwen vorst toe. Met vaste stern, eerst in het Fransch, daarna in het Nederlandsch, legt hij den grondwettelijken eed af: „Ik zweer de grondwet en de wetten van het Belgische volk na te zullen leven, de nationale onafhankelijkheid alsmede de ongeschondenheid van het grondgebied te zullen handhaven." Weer rijst de geheele zaal op en aan de ovatie, die op deze eedsaflegging volgt, lijkt wel geen einde te komen. De com munisten blijven zitten. Een van hen schrijft brieven. Vervolgens sprak de Koning in do beide talen een uitvoerige verklaring uit. Wij ontleenen daaraan het volgende: Mevrouwen, mijne heeren, In dit uur van leed en droefenis wegens den tragischen dood van mijn orivergetc- lijken vader, ben ik mij nochthans bewust van de verantwoordelijkheid, die mij wordt opgelegd, nu de verhouding van weder- zijdsch vertrouwen tusschen den vorst en zijn volk bestendigd is door een plech tige verbintenis. U kent de zware plichten, die aan dezen eed verbonden zijn, maar om mijn taak te vervullen behoef ik slechts

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 5