De bezuinigingsplannen van de commissie Idenburg. r r ratlef Z t ZST&ZSïS Visscherijberichten Uitvoerige bizonderheden van de maatregelen voor de Kon. Marine. JZlïJ SS«dowJP.Hk v™*- "J" ixt* (s) n 0 s) »Fl nPRSr.HF COURANT VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI IW hut voorbeeld van nijjti drie voorgangers na te komen. £>e traditie, die zij duurzaam hebben gevestigd, eischt, dat 't Belgische vors en- huis zich in dienst van d.® natJ* ff Het is mijn vaste wil zulks nooit te ver geten. Sinds haar stichting is de monarchie bezield geweest door de offervaardige toewijding voor het algemeen we zijn en 's lands belangen. Zij was de dageiyksche zorg van het leven van den v.or,|ïf" Koning en de eer bij zijn dood. Alle Belgen zien in dergelijke samenwerking tusschen vorst en volk een weldaad voor het land. Ik heb de bewijzen trouwens gister en heden gezien bij de ontvangst van de spontane en eensgezinde blijken van verknochtheid, die ons door de ge- beele bevolking werden gegeven. I* be tuig aan de natie mijn diepe erkenleHjk- heid voor de algemeene en ongeevenaarde hulde, die zij aan den betreurden Koning, mijn vader, heeft gebracht, en deze ge voelens zijn ook die mijner zeer geliefde moeder, wier diepe droefheid een kost bare troost vindt in de wek lacht van gansch een volk Bijzonder zwaar is in dezen lijd van crisis de taak der regeering geworden. We beleven, van internationaal stand punt gezien, de ramp van een oeconomi- schen oorlog. Dienaangaande heeft de overleden vorst bij meer dan éen gelegen heid beraadslaagd en uiting gegeven aan zijn angst en zorg voor de toekomst. Met aile macht zal ik mijn steun aan elke instantie verleenen, die landbouw en arbeid, handel en nijverheid, doelma tig mogen dienen om ons uit den toe stand te redden, die vooral zwaar op middenstand en arbeiders drukt. Ik heb mij de laatste jaren ook in het bijzonder toegelegd op de studie der koloniale vraagstukken en naar bet vernuftig inzicht van den grooten vorst, aan wien wij zoo veel ver schuldigd zijn, moet de oplossing van koloniale kwesties nauw verbonden blij ven aan de belangen en de grootheid van het vaderland. In die richting zal ik ook mijn aandacht gewend houden. Het behoud van de nationale on afhankelijkheid en de onschendbaar heid van ons grondgebied is onaf scheidbaar van het behoud van onze nationale eenheid. Een ondeelbaar en zelfstandig België is de historische faolor, die het Europeesche even wicht bepaalt. De eenheid en saamhoorigheid. die dezer dagen zoo schoon tot uiting ge komen zijn, stellen mij in staat met vast vertrouwen de toekomst tegemoet te gaan. Ons land zal niet ophouden mede te ar beiden aan de inrichting van den vrede, die voor de toenadering van alle volken in eer en recht zal moeten worden ge handhaafd en bestendigd. Alle offers zul len echter worden aanvaard tot verdedi ging van onze vrijheden en van ons bezit. Aan België ben ik tot in mijn ziel ver kleefd. De Koningin denkt en voelt aldus. Moge de goddelijke voorzienigheid ons helpen te werken aan den voorspoed, de grootheid en liet geluk van het vaderland! De redevoering van den Koning wordt geestdriftig toegejuicht. D' kreet: leve de Koning! Leve de Koningin! Leve de Prinsjes! was niet van dc lucht. Eindelijk verliet de Koning de zaal, gevolgd door prins Karei en door prins Hum hert. Buiten het parlementsgebouw steeg hij weer te paard. Langs den terug weg stonden ontzaggelijke menschen- massa's en hij werd wederom uitbundig toegejuicht en het geroep Leve de Koning weerklonk. Een paar minuten nadat de stoet voorbij was, verscheen een nieuw eskadron met de hofkoetsen, waarin Astrid met haar kinderen en haar vader had plaats ge nomen. Ook de Koningin was het voor werp van een geweldige sympathiebetui ging. Zij is eveneens langs denzelfden weg naar het paleis teruggekeerd. Leopold III verleent amnestie. De eerste regeeringsdaad van Leo pold III is geweest het verleenen van amnestie. Allen vroeger niet-veroor- deelden, die straffen hebben gekre gen van minder dan 120 dagen gevan genisstraf, wordt hiervan kwijtschel ding verleend. Verder wordt een kwijtschelding van vier maanden ver leend aan allen, die tot ten hoogste acht maanden gevangenisstraf veroor deeld zijn. Voor oud-strijders wordt deze kwijtschelding verdubbeld. Om vier uur heeft koning Leopold een groote delegatie uit den Senaat ontvan gen, die hem in antwoord op de Troonrede een adres kwam aanbieden. Hierin wordt gezegd, dat de natie, vol vertrouwen in liaar koning, de plechtige verzekering geeft van haar vertrouwen in de toekomst, van haar gehechtheid aan haar tradities en haai- instellingen en van haar verlangen om vrij en gerespecteerd te leven in de gemeenschap der volkereu. Het adres werd voorgelezen door den president van den Senaat, Digneffe. Nadat de delegatie van den Senaat ver trokken was, heeft de koning circa hon derd leden van de Kamer ontvangen, waaronder zich talrijke socialisten bevon den. Ook zij boden t-en adres aan den ko ning aan, waarbij de voorzitter Poncelet het woord voerde. 22 Fcbr. Aangebracht door haringvisschers: 704 tal haring per tal 4.80—2.50 Door garnalenvisschcrs: 519 kg garnalen per kg „0.35—0.20 -4 Febr. nqebracht door haringvisschers: haring per tal 3.65—2.60 BIJLAGE No. 1- (Ad. Hoofdstuk II). STERKTE DER VLOOT. In Nederland: (Vervolg van Donderdag.) Recapitulatie. 1- x deze beqrootinqsschema's en in aansluiting op hetgeen in de U v/ün dit hoofds^uk werd betoogd over het onzuiver beeld, dat de marinebegroo- üngen1"v0or 1933 inzake de exploitatiekosten en de kapitaalsuitgaven gaven, kan de ondervolgende recapitulatie opgemaakt worden: Raming 1933 exclusief pensioenen. VlIIe hoofdstuk Rijksbegrooting Xe afdeeling Indische begrooting f DIOOOOOP) 19 600 000(2) Totaal. 36700000 Te weinig opgebracht aan exploitatiekosten f 2 000 000 ie weiiiiy CV# fiflOOOOOf3) Te weinig opgebracht voor nieuwen aanbouw 1 Begrootingsniveau waarvan werd uitgegaan Te bereiken bezuiniging Te bereiken begrootingsniveau of rond 24 millioen. Plan I. Nederland Ned.-Indië14 167000(6) Totaal. 25 808000 Meer benoodigd voor nieuwen aanbouw 6 000 000 Totaal-generaal 31 808 00C Te bereiken niveau 24 000 OOG 44 700 000 21 000 000(3) 23 700000 Plan II. 7 583 OOOP) 20 094 000(6) 27 677 000 5 000 000 (7) 32 677 000 24 000 000 Verschil 7808 000 8677000 Voorts blijkt uit bijlage No. 11, dat de uiteindelijke besparing op den pensioenlast bedraagt: In plan I4.7 millioen In plan II3.4 millioen Deze besparing, toegepast respectievelijk op de hiervoren berekende „verschillen brengt deze verschillen terug tot: In plan I7808000 4 700 000 3 108 000 In plan II8677 000 3400 000 5277000 Bij deze becijfering is dus volledig rekening gehouden met een vloot ter sterkte van de voor de plannen I en II aangenomen grondslagen (volgens de bijlage No. 3) in normaal bedrijf en met normale instandhouding (nieuwen aanbouw). Deze verschillen moeten dus nog bezuinigd worden. Ten aanzien van de militaire uitgaven heeft de commissie echter met behoud der vlootsterkte volgens bijlage No. 3 geen andere bezuinigingsobjecten kunnen vinden, zoodat aan vermindering van die vlootsterkte niet valt te ontkomen. Zij moge echter de aandacht vestigen op een object dat, hoewel dit niet onder de militaire uitgaven gerangschikt kan worden,niettemin verband houdt met de oorlogs marine. Zij heeft hier het oog op de Gouvernementsmarine, die bij mobilisatie gemili- fairiseerd wordt en dan onder de rechtstreeksche bevelen van den Commandant der Zeemacht komt. Zooals uit bijlage No. 13 moge blijken, schijnt het der commissie mogelijk, daarop eene uiteindelijke bezuiniging te bereiken van 1 millioen, welke, indien zij ten gunste der oorlogsmarine wordt aanvaard, mede zal kunnen werken om voor een deel aan afbraak der oorlogsvloot te ontkomen. Verdere vermindering der vlootsterkte. 36. Teneinde een inzicht te verkrijgen, in hoever de vlootsterkte verder zou moeten worden verminderd om het verschil van 3.1 resp. 5.3 millioen met eene „gesaneerde" begrooting te dekken, werd aan de hand der volgens plan I berekende uitgaven een globale becijfering opgesteld van de bedragen, per jaar benoodigd voor de instand houding van een kruiser type „Java", een jager type „De Ruyter" en een onderzeeboot type K. alles op Indischen grondslag. Onder instandhouding te verstaan nieuwe aan bouw, materieele exploitatie en personeel. De uitkomst is als volgt: 1 kruiser „Java" j 2 150000 1 jager750 000 1 onderzeeboot type K300 000 Vervolgens werd globaal .berekend, hoeveel de instandhouding zou bedragen van een flottieljeleider van een type, als thans op de begrooting 1934 wordt aangevraagd (standaard 3000 ton). De uitkomst is 1 flottieljeleider 1 2Ö0 000. Aannemend, dat het onderzeeboottype K in hetzelfde aantal behouden blijft (over wegende waarde moet worden gehecht aan groote actieradius, waardoor tevens een moedrschip kan worden ontbeerd) en dat de, toch reeds niet op volle sterkte zijnde, maritieme landmacht niet voor vermindering vatbaar is, kunnen nu de volgende com binaties gemaakt worden om het vereischt bedrag van 3.1 resp. 5.3 millioen te bezuinigen: A. Met behoud der samenstelling volgens plan I. Afvoering uit de sterkte van 1 kruiser en 1 jager, zoodat de zeegaande vloot wordt teruggebracht tot: 2 kruisers, 7 jagers en 17 onderzeebooten (12 K- en 5 O-booten). B. Bij algeheele wijziging der samenstelling volgens plan I: Vervanging van 3 kruisers en 8 jagers door 8 flottieljeleiders, zoodat de zeegaande vloot zou bestaan uit: 8 flottieljeleiders en 17 onderzeebooten. C. Met behoud der samenstelling volgens plan II: Afvoering uit de sterkte van 1 kruiser en 4 jagers, zood.it de zeegaande vloot dan wordt: 2 kruisers, 4 jagers en 12 onderzeebooten. D. Bij algeheele wijziging der samenstelling volgens plan II: Vervanging van 3 kruisers en 8 jagers door 6 flottieljeleiders, zoodat de zeegaande vloot zou bestaan uit: 6 flottieljeleiders en 12 onderzeebooten. Zonder een positief oordeel over de krijgskundige waarde van deze combinaties uit te spreken, vermeent de commissie op het navolgende de aandacht te moeten vestigen: De in schema A genoemde vlootsterkte is één jager'kleiner dan de in de defensie- grondslagen voor Indië voor de doelstelling aangegeven minimum sterkte der zeegaande vloot. In dit verband verdient het mede de aandacht, dat de praktijk heeft uitgewezen dat, indien slechts twee kruisers beschikbaar zijn, niet steeds op beide schepen daad werkelijk kan worden gerekend. Bij aanvaarding van schema A zal de doelstelling dus met minder kracht kunnen worden nagestreefd. A fortiori is zulks het geval wanneer schema B wordt gekozen, aangezien hierin de artilleristische kracht der kruisers geheel ontbreekt. Daar staat echter het grooter aantal flottieljeleiders tegenover, terwijl een aantal van één scheepstype voordeelen biedt inzake een economische exploitatie en op het gebied van oefening van het personeel. Eventueele verdere bezuiniging. 37. Mocht de Regeering bovendien niet de zienswijze der commissie deelen, dat de uiteindelijke vermindering van den pensioenlast als gevolg van de inkrimping van het beroepspersoneel door de commissie begroot op 4.7 millioen 's jaars volgens plan I en rond 3.4 millioen 's jaars volgens plan II in de becijfering van de met die inkrimping te bereiken bezuiniging mag worden betrokken, dan zal een bezuiniging tot een bedrag van 7.8 resp. 8.7 millioen op de door de commissie ontworpen organi satie der zeemacht volgens plan I resp. plan II moeten worden gevonden. Daartoe bieden zich naar het oordeel der commissie de volgende moeilijkheden: A Plan I. Vervanging van 3 kruisers en 8 jagers door 4 flottieljeleiders, en Plan II. - Vervanging van 3 kruisers en 8 jagers door 3 llottieljeleiders. In dit geval zal met deze vlootsterkte niet aan de bestaande doelstelling kunnen worden voldaan. EL Terugbrenging van de zeegaande vloot tot een du.kbootvloot met een, bij de huidige sterkte aan vliegtuigen vergeleken, vergroote luchtvloot. Schema B biedt wellicht een mogelijkheid om met de beschikbaar blijvende fondsen een nuttiger rendement van de maritieme weermacht in Indië te krijgen dan met een sterk besnoeide, harmonisch samengestelde zeegaande vloot8). Om in dit, ten deeie buiten haar beoordeelingskring liggend vraagstuk eenig inzicht vérknjgen. heeft de commissie zich doen voorlichten door militaire luchtvaartdes- Kudigen: aan twee van hen werd het vraagstuk, geformuleerd als nader aangegeven in bijlage No. 14, voorgelegd. l Vl' voorafgaande besprekingen met de deskundigen op het gebied der militaire uc vaart was reeds gebleken, dat deze unaniem van oordzei waren (met welk oordeel nÜ.„mw 1 der c?m,raissie «ch ten volle konden vereenigen), dat voor de neutrahteitshandhaving in Indië aan een harmonisch samengestelde vloot in de hier- toenJl^nd"9H9eVe" beteekenis een veel grootere, ook preventieve waarde moet worden zou mi^n 3311 ee0 mart,eme macht' welke een meer der samenstellende deelen beide H«l rnH bi'la^ 15ubif hct verslag gevoegd uittreksel van het rapport der vtakamo drK^C erenDHr,FerrrdarKap,tein ter 2ee' Commandant van^i Ms. g p „de Koog en P. W. Best, Luitenant-kolonel van den Generalen Staf, inc!usief één millioen voor nieuwen aanbouw. nclusief 800 000 voor nieuwen aanbouw pensioenen. (S) pe de inleiding van dit hoofdstuk Zie bi'jllgela 9.i0en aanbouw' 2ie bijlage "O. 8. Zie bijlage na 10. 5 onderzcebooten minder dan in plan I ledigheid zijn vertegenwoordigd en de vlieg.u^en niet ontb^n even" Commandant van de LuchtvaartefdeeÜng - bier gaarne haar erkentelijkheid \oor en c jg mjUioen 's jaars meer dan verden arbeid - moge blijken, dat voor een b^ra^k^a^^°€gesteld, 81 militaire thans voor den Marineluchtvaartdienst 7r>„den kunnen worden dan thans. legging van het zwaartepunt van ae maru e c.„,f<,l„eKhnaehi waarin dan de de luchtstrijdkrachten, aan de instelling van een iande als in Indië, zouden huidige luchtvaartdiensten van leger en vloot, zoowel h.er te lande als opgaan, niet valt te °ntkomem deze resultaten van het onderzoek der De commissie meent met de vermelding va v tijd haar belet luchtvaartdeskundiqen te moeten volstaan; met alleen dat gebrek aan) heeft een uitgebreider onderzoek van het vraagstuk m te stellen doch ten aanzte van deze kwestie acht zij zich, gelet op haar samenstelling, met in staat om tot 'Mocht dUeXaeeringk°zT'een uitspraak te harer voorlichting wenschen. dan geeft voor te leggen aan een speciaal met het oog daarop samengestelde commissie welke tevens de vraag in beschouwing zou kunnen nemen of vervanging van zee- door la vliegtuigen verkieslijk is. Slotopmerking. 38. Ten slotte wenscht de commissie in aansluiting op punt 8 nog de aandacht te vestiqen op het navolgende: Met de vervanging van beroepspersoneel door dienstplichtigen, zoomede met ver mindering der totale personeelsterkte, is de commissie zoo ver gegaan als zij maar eeniszins mogelijk achtte; het grootste deel der door haar aangegeven bezuiniging werd langs dien weg verkregen. Doordat de basis van beroepsmatrozen, waaruit het kader kan worden getrokken, belangrijk kleiner is geworden, acht zij het noodzakelijk, dat bij aanneming van beroeps personeel de selectie zoo hoog mogelijk wordt opgevoerd. HOOFDSTUK IV. SAMENVATTING. 1. In de voorgaande hoofdstukken heeft de commissie de maatregelen aangegeven, welke er toe kunnén leiden de kosten van de weermacht in Nederland en in Neder- landsch-Indië 25 a 30 millioen lager te brengen dan de begrootingscijfers 1933 aan geven. Deze cijfers geven echter, zooals in de inleidingen van de voorgaande hoofdstukken werd uiteengezet, geen zuiver beeld van de kosten der huidige organi satie van de weermacht, omdat door het (tijdelijk) verminderen, dan wel achterwege laten van de voor de instandhouding der weermacht op den duur onvermijdelijke uitga ven voor materieele voorzieningen, oefeningen a.a., de begrootingscijfers op abnormale wijze gedrukt zijn geworden. In die inleidingen werd voorts aangegeven dat, bij een normalen opzet van de begrootingen voor 1933, ten behoeve van Landmacht, Marine en Indisch Leger onderscheidenlijk 1.5 millioen, rond 8 millioen en 1.3 millioen aan jaarlijks terugkeerende uitgaven méér had moeten zijn uitgetrokken. 2. Aangezien de commissie van oordeel is, dat het beeld van de kosten van de door haar ontworpen organisatie niet zuiver zou zijn, indien daaronder niet zouden zijn begrepen alle voor de instandhouding van de gereorganiseerde weermacht ver- eischte jaarlijks terugkeerende uitgaven, heeft zij in de voorafgaande hoofdstukken haar taak in dien zin opgevat, dat zij had aan te geven langs welken weg een bedrag van (25 a 30 11 f 36 a 41 millioen op de huidige organisatie der weermacht kan worden bezuinigd. 3. De financiëële resultaten der in die hoofdstukken opgesomde bezuinigingsmaat regelen samenvattend, blijkt, dat verwezenlijking daarvan uiteindelijk de volgende be sparingen zou kunnen opleveren (in ronde sommen): A. ten aanzien van de „gesaneerde" begrootingen 1933 (zie lid 1 hiervoren): voor de Landmacht 8 millioen de Marine 2) 21 het Indische Leger 8 2 pantserschepen: 1 pantserdekschip Gelderland (d.d. Artille rie Instructieschip); 3 pantserbooten type „Frlso"; 4 kanonncerbooten type „Freyer" 2 mijnenleggers type „Medusa"; 2 mijnenleggers type „v. Meerlant": 6 kanonneerboot- mijnenleggers: 7 torpedobooten Z 1 2—3—5 t/m 8: 12 onderzeebooten O 4 t/m O 15: 4 mijnenvegers: 2 torpedobootjagers „Banckert" en „Van Nes"'): verder schepen en vaar tuigen voor bijzondere dien sten en opleidingen, w.o. de kruisers voor visscherij- politie „Nautilus" en„Vul- canus", die tevens als mijnen- legger zijn ingericht. Marineluchtvaartdienst (twee vliegkampen De Kooy en De Mok). In Indië: In Cura^ao: 2 kruisers type „Java l 6 torpedobootjagers type „De Ruyter l 2 flottieljevaartuigen type „Flores": 12 onderzeebooten K II t/m K XIII; 1 pantserschip „De Zeven Provinciën 'i 6 mijnenleggers 4 mijnenvegers: 4 torpedomotorbooten schepen voor bijzondere diensten Marineluchtvaartdienst (één vliegkamp Morokrembangan en één vliegkamp te Tg. Priok, het laatste uit dienst): 42 D.vliegtuigen, 12 T.vliegtuigen, 12 V.vliegtuigen. één flottieljevaartutg „Johan Maurlts van Nassau". >1 Waarvan de Z 1 en Z 2 binnenkort uit de sterkte zullen worden afgevoerd Bestemd voor Indië (om bezuinigingsoverwegingen voorloopig in Nederland aanoehouden en 14 December 1933 naar Indië vertrokken). 93) Waarvan één, de „Rigel". behoort tot de Gouvernementsmarine eneen.Hr.Ms, „Serdang". in vredestijd dienst doet als torpedowerkschip en niet meer ten volle al» mijnenlegger^geschikMs- peijkaan"( moederschip voor onderzeebooten. steld op 60 groote verkenners (type D Dornier Walvliegbooten)12 kleine verken ners (type V) en 12 boravliegtuigen type T, ongeacht de voor de kruisers bes.emde ^Va^deze^uchtmachf'moestede helft beschouwd worden als onbemande materieel- rC Vërqelijkt men de sterkte in 1933 met de hierboven genoemde, dan blijkt dat aan de voorgenomen sterkte nog ontbreken: 1 kruiser, 4 jagers, 6 onderzcebooten. mijnen- legger, 2 mijnenvegers en 22 vliegtuigen. Hiervan is de kruiser thans in aanbouw, benevens 6 onderzeebooten „U 16 en „K XIV" t/m „K XVIII", ter vervanging van opgevaren materieel De sterkte van het beroepspersoneel bedroeg volgens het voor 1933 in de begrootingen geraamd 6700 man Nederlandsch beroepspersoneel, waarvan 4697 man in Nederland en Curagao1) en 2003 man in Indië, (VlIIe hoofdstuk der Rijksbegrooting bijlage E): 2450 man Inlandsch beroepspersoneel in Indië (Volksraadstukken 1932 1933, On derwerp 1, Afdeeling X, stuk 3 B); benevens 629 dienstplichtigen gemiddeld gedurende één jaar in Nederland en 150 dienstplichtigen gemiddeld gedurende één jaar in Indië. Totaal 9929 man. BIJLAGE No. 2. (Ad Hoofdstuk II). ZEEMILITIE. B. Totaal 37 millioen ten aanzien van de begrootingscijfers 1933: voor de Landmacht i6.5 millioen de Marine 3) 13 het Indische Leger 6.5 Totaal 26 millioen In de totalen ad A en B is begrepen een "bedrag van rond f 8 millioen aan ver mindering van pensioenuitgaven, van welk bedrag rond 7 millioen (voor Land macht- en Marinepensioenen, zie lid 14 van de inleiding van het verslag) een sterk perspectievisch karakter dragen. 4. Splitsing van het totaal ad B over de Rijks- en de Indische begrootingen geeft de verdeeling der vlootkosten over die begrootingen (waarover nader in Hoofd stuk V) ongewijzigd ondersteld het volgend beeld: a. besparing op de Rijksbegrooting: ad f,andmacht 6.5 millioen Marine 2) 7 5 totaal rond 14 millioen op de rond 77 millioen van de Rijksbegrooting 1933 (pensioenen inbegrepen), b. besparing op de Indische begrooting: ad Leger 6.5 millioen Marine 2) 5.6 en 150 000 voor Inlandsche (4) totaal rond 12 millioen op de rond f 106 millioen van de Indische begrooting 1933 (pensioenen inbegrepen). Hiertegenover staat een uitgave voor éénmaal van 650.000. 5. Ten slotte volge hier een samenvatting van de in de voorgaande hoofdstukken aangeduide mogelijkheden, welke direct dan wel indirect naar bezuiniging wijzen en naar het oordeel der commissie een nader onderzoek van Regeeringswege waard zijn. Ad gehcele weermacht: herziening van de officiersopleidingen. Ad Landmacht: omzetting van het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen in -een gemengd bedrijf. Ad Marine: vereenvoudiging van: a. de administratie; b. de bekwaamheidseischen, opleidingen en cursussen voor de verschillende kwali teiten; c.q. de terugbrenging van de zeegaande vloot in Indië tot een duikbootvloot met ge lijktijdige versterking van de luchtstrijdkrachten aldaar, waarbij te betrekken de vraag, of vervanging van zee- door land vliegtuigen verkieslijk is. Ad 1 ndisch Leger: invoering van een centrale leiding der artillerie-inrichtingen en rationalisatie van het bedrijf: samensmelting van de Intendance en de Militaire Administratie; nauw verband leggen tusschen den opzet van de grondorganisatie van de Luchtvaart- afdeeling met dien van den Marineluchtvaartdienst te of nabij Soerabaja; reorganisatie van het korps schrijvers; afschaffing van den rang van generaal-majoor voor Inspecteurs van Wapens en Diensten. r De grondslagen voor de defensie van Nederlandscn-Indië, vastgesteld bij Koninklijk Kabinetsrescnpt van 18 Maart 1927 no. 49, stellen voor de z.g. „zeegaande vloot" in indie een minimum-sterkte vast van 2 kruisers, 6 torpedobootjagers en 12 onderzce- booten, terwijl nader werd vastgesteld, dat teneinde steeds daadwerkelijk over deze macht te kunnen beschikken een materieel-reserve noodig werd geacht van 1 kruiser jagers en o onderzeebooten. Ingevolge de verdere uitwerking der defensiegrondslagen zou het materieel voor de locale defensie in Indie bestaan uit: 7 mijnenleggers: 2 flottieljevaartuigen; 4 torpedomotorbooten; 6 mijnenvegers: benevens het noodige hulpmaterieel, terwijl de sterkte van den Marineluchtvaartdienst (M.L.DJ in Indië werd vastge- Bedragende (in millioenen guldens): met pensioenen: ad Rijksbegrooting: Landmacht 51.6 Marine 25.7 b. zonder pensioenen: ad Rijksbegrooting: Landmacht 41.3 Marine 17.1 Totaal 77.3, rond 77 ad Indische begrooting: Leger f 86.1 Marine 19.6 Totaal 58.4 ad Indische begrooting: Leger 50.6 Marine 19.6 t. ,Totaal -105.7. rond 106 Totaal 70.2 otaal-generaal 183 Totaal-generaal 128.6, rond 129. stuk li8'' VerwezenIi'kin9 van Plan L aIs geamendeerd ad A in punt 36 van Hoofd- Bij verwezenlijking van plan I overeenkomstig punt 27 van Hoofdstuk II 't A. Beschouwingen. Voor de beantwoording der vraag, in hoever het mogelijk is een gedeelte van liet beroepspersoneel door dienstplichtigen te vervangen, is het in de eerste plaats noodig een inzicht te verkrijgen in hetgeen de maatschappij aan voor de Marine bruikbaar personeel op militieplichtigen leeftijd kan leveren. Dit inzicht kan in aansluiting op hetgeen daaromtrent reeds is vastgelegd in de bestaande „Verordeningen der K.M. (Deel I hoofdstuk XIII) verkregen en verruimd worden door een statistisch onder zoek naar de in Nederland bestaande inrichtingen van vakonderwijs, de leerplannen en het aantal leerlingen, dat die inrichtingen met goed resultaat bezoekt. Nadat door de commissie daartoe de statistische gegevens verzameld en bestudeerd waren, is zij tot de conclusie gekomen, dat uit de afgeleverde leerlingen, zoomede uit hen, die na het verlaten der vakscholen reeds een beroep uitoefenen, meer dan vol doende vaklieden zijn te putten om aan de eischen, welke de Marine aan de zeemilitie als aanvulling van het beroepspersoneel moet stellen, te voldoen, mits tijd en gelegen heid gegeven wordt voor voortgezette opleiding (applicatiecursussen) en verlengden diensttijd aan boord. Hoe meer de op de vakscholen en op de applicatiecursussen vergaarde kennis de door de Marine gestelde bekwaamheidseischen nabij komt, hoe beter de zeemilitie in het gebruik zal voldoen en hoe meer beroepspersoneel door zeemilitie vervangen kan worden. Anderzijds stelt de last, welke op de zeemilitie gelegd wordt, een zekere grens aan den diensttijd. In beginsel zal er naar gestreefd moeten worden, den eenmaal vast- gestelden diensttijd zooveel mogelijk te benutten, d.w.z. de aan boord en in de inrich tingen der Marine aan den wal door te brengen diensttijd zoo lang mogelijk en de aan applicatiecursussen besteden tijd zoo kort mogelijk te maken. Hoe dichter de door de Marine gestelde bekwaamheidseischen en de reeds op vakopleidingen vergaarde kennis elkaar naderen, hoe korter de applicatiecursussen kunnen worden. Het is dus zaak. dat éénerzijds de" Marine haar bekwaamheidseischen zoo laag mogelijk stelt, anderzijds, dat de eischen voor toelating tot de applicatie cursussen zoo hoog mogelijk worden opgevoerd. Iedere kwaliteit in de marine moet aan zekere algemeene minimum bekwaamheids eischen voldoen, .doch in iedere kwaliteit zijn er functies, welke bijzondere eischen j aan bekwaamheid en ervaring stellen, en andere, waarbij met minder kennis en minder (ervaring genoegen kan worden genomen. Het is dus zaak iedere functie, welke aan boord of aan den wal vervuld dient te worden, onder de Ioupe te nemen en te onder- j zoeken, welke minimum kennis en ervaring voor de vervulling van die speciale functie noodig is. Tot haar leedwezen was de aan de commissie toegemeten tijd te kort om een nauw keurig onderzoek in te stellen naar de thans bij de Marine vigeerende bekwaamheids eischen. Wel heeft zij den indruk gekregen, dat deze eischen hier en daar te hoog zijn opgevoerd, vooral de theoretische. Dit is een fout. welke niet alleen de Marine aankleeft. Bovendien bestaan er voor het beroepspersoneel. dat zijn eerste en voort gezette opleiding reeds heeft doorloopen, nog weder zoovele applicatiecursussen voor het verkrijgen van bijzondere bekwaamheden in bepaalde vakken en ter voorberei ding voor een hoogeren rang, zoomede herhalingscursussen om het geleerde niet te vergeten en de kennis te verrijken, dat eigen initiatief en doorzettingsvermogen ver loren dreigen te gaan en het personeel er aan gewend raakt, voor den hoogeren rang „klaargestoomdte worden. De commissie wenscht hierop de bijzondere aandacht te vestigen en meent dat een nader onderzoek, dat alie thans gestelde bekwaamheidseischen, opleidingen en cursussen omvat, aanbeveling verdient. Duur van den diensttijd. Intusschen kon in dit stadium slechts aansluiting gezocht worden bij de bestaande bekwaamheidseischen, waartoe in het algemeen voor de zeemilitie een applicatiecursus noodig wordt geacht van 6 maanden, waarvan 2 maanden „eerste militaire vor ming en 4 maanden „voortgezette opleiding", gevolgd door een bepaalden dienst- itijd aan boord en bij de inrichtingen der zeemacht. De, duur van den diensttijd hangt af van het gebruik, dat men van den dienst- Ipicitige wenscht te maken en van de vraag, of men hem wenscht te bestemmen voor den dienst in Nederland of in Indië, dan wel in Nederland en Indië beide Verder |S e en zooals reeds gezegd de lasten, welke men het Nederlandsche volk oplegt, zekere grenzen. Thans zijn de schepen, die in vredestijd in dienst zijn, hoofdzakelijk bemand met beroepspersoneel. De militie wordt beschouwd als een aanvulling bij mobilisatie, welke noodig is, omdat er dan meer materieel in dienst wordt gesteld. Wenscht men echter 'iv V3a beroepspersoneel door militie te vervangen, dan is het noodig. m vredestijd in de bemanningen der schepen op te nemen. Instede lj!f, r ao Afdwongen „aanvulling bij mobilisatie" wordt de mili'ie voor een groot schLwen bemanning der schepen. Men kan de dienstplichtigen niet meer be- araad met T°T na bet bereiken va" een bepaalden minimum oefenings- tateareerend Heel A doch men dient bet beschouwen als een tiid hliifr hem n cr equipage, dat na zijn opleiding de schepen nog voor een zekeren wet zal in verLnd d art°; 'S .vei'll'"Tnq van den diensttijd noodig; de Dienstplicht tijd sDrake ziin aarmede wijziging behoeven. Alleen op deze wijze kan in vredes- verband kunnen worden gHi^udèm eqUipaQe waarmede de voortgezette oefeningen in blijfMeder schip^en^op^d^ngsschip^' ka" Stad'Um "immer W°rden berdkt vooraaandeenvJf.Ur|iedCre ^unct'e 3311 boord bekijkt waarvan de noodzaak reeds in het S dtetttnd nnadn9e^eVw 7 dan b,iikt' dat niet voor iedere functie een even (Europeanen) heerh w9 U~wordt 'n Indië reeds over een Indische militie maken en in Inrl'"' 2°u "1C( économisch zijn, hiervan geen gebruik meer te rekenina aehonH "t S Nederlandsche militie te beziqen. Anderzijds dient militie mttel maken. mCt Het 9ebruik' dat het Indisch Leger van de Indische Indeeling der zeemilitie. worden Verdeeld, nT^ COnclusle gelcid' dat dc militie in drie groepen moet Categorie A- Zeemilitie uitsluitend dienend in Nederland en Cura<;ao. Diensttijd Cateaorie R 7 .'/'"ï-,6" raaanden; waarvan 2 maanden eerste militaire vorming, v-ategone 15— Zeemilitie voor Nederland en Indië. iensttijd 2 jaar en 6 maanden, waarvan 2 maanden eerste militaire Cateaorie C— ,maandea voortgezette opleiding (applicatiecursus). gorie ^eemilitie uitsluitend dienend in Indië. lenstijd 1 jaar en 2 maanden, waarvan 2 maanden eerste militaire vorming. behooren doch onwuin" l" h''" d'e 'eite''ik tot de personeelssterkte In Indië en doch om zuinigheidsoverweflingen in Nederland zijn tewerkgesteld. (Wordt Dinsdag vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 6