Raadsels
■III DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR lil
Jeugd-vragenbus.
De roode dood van
Chiapas
Nieuwe Raadsels.
jUTTERTJE
ZATERDAG 3 MAART 1934
PAG. 7
van, dat ze in de krant gefeliciteerd wordt, maar
ik hoop, dat jullie een fijnen dag hebben en
dat die kleine Wil niet zoo'n groote schreeu-
wcrt wordt, dat ze heel Nieuwenhagen bij
elkaar brult. Nu, dag, hoor. O ja, je moet nog
weten waar ik woon, nu in Den Helder, ik heb
wel eens eeti paar maanden op Huisduinen ge-
1 woor.j. maar in een ander huis, dan waarin je
tante dacht.
Akkc v. Kampen, Haarlem. Dat „knikker
spel" is nationaal, geloof ik, Akke, in Den
Helder en in alle steden van ons land wordt
het gelijktijdig beoefend. Het lijkt wel of het
door de radio afgeroepen is: „Denk er om.
jongens en meisjes van Nederland, het is
knikkertijd". Want allemaal tegelijk zijn ze er
mee begonnen.
En nu heb ik nog een paar briefjes van
Heldersche vriendjes en vriendinnetjes, die ik
even zal beantwoorden. Dan stop ik.
Klaas Bijl. Ik kon het niet over m'n hart
verkrijgen, Klaas, om jouw eersten brief, die je
met je eigen vulpenhouder geschreven had, niet
even te beantwoorden. Volgenden keer hoor je
wel wat meer van me, hoor. nu heet ik je al
leen hartelijk welkom.
Catrientje Laan. Ja, dat dacht ik wel, dat
je verwonderd gekeken hebt, Catrientje, dat je
een briefje voor je verjaardag in 't Juttertje
vond. Bij de krant weten we alles, hoor, als
ik stil ga zitten kan ik zoo je gedachten raden.
Je denkt op het oogenblik: „Hoe kan dat nou?"
Ii het waar of niet? En nu lach je, heb ik het
geraden of niet? En nu kijk je verwonderd. En
zoo kan ik wel doorgaan. Pas maar op.
T, Bos. Ik zal maar raden dat je Trijntje
heet, maar weten doe ik het niet, want je hebt
alleen, net als de groote menschen, je voorletter
geschreven en ik moet je vollen naam weten,
hoor.
Corrie Nannings. Ook dit nieuwe vriendin
netje wilde ik vandaag niet vergeten. Het zou
vast een teleurstelling voor je geworden zijn,
Corrie, als ik je vandaag niet geschreven had
en die heb ik je willen besparen. Maar nu moet
ik ook gauw stoppen.
Nu, jongens en meisjes, tot volgende week,
dan mogen jullie me weer schrijven.
MIJN ZUSJE.
Ik heb een lief, klein zusje
En geef het soms een kusje.
Dan kraait de kleine guit
En lacht mij stillekens uit.
Maar 's avonds is zij o zoo moe
En moef zij naar haar bedje toe.
Dan neemt ze 't harlekijntje mee
En slaapt zij heel tevreë.
Lena van Zandwijk.
•S
Kindervriend.
Hoe komt het dat na zeer drukkend
warm weer, het begint te onweeren?
M anneer het drukkend warm is ge
weest en de bovenlucht plotseling door
een kouden luchtstroom sterk afge
koeld wordt, ontstaan er groote elec-
trische spanningsverschillen tusschen
de wolken onderling en de wolken en
de aarde.
De electrisChe spanningen moeten in
evenwicht komen en er zal een gewel
dige vonk overspringen met hooge
spanning naar de wolk met de lage
spanning. Ook kan een vonk over
springen van de wolk met hoogere
electriciteitsspanning naar de aarde,
waar de spanning lager is. Op deze
wijze ontstaat het onweer.
Hoe bewaart men eike- en beuken
bladeren?
Men legt de bladeren, waarvoor men
ongeschonden exemplaren uitzoekt,
tusschen vellen vloei of filtreerpapier
en laat ze geruimen tijd drogen. Zoo
lang ze koud blijven op het gevoel, zijn
ze nog niet droog. De droge balderen
kan men op witte vellen papier in een
portefeuille of doos bewaren, vooral op
een droge plaats.
Blindheid onder de Indianen.
De chirurgen der onderwereld
door
Fanny Boos.
Welke jongen heeft er geen belang
stelling voor de Indianen, waarover
jullie allemaal wel eens of meerdere
malen zulke boeiende verhalen hebt
gelezen. Ik denk dan ook wel, dat
jullie daar graag wat meer over hoort,
dan dat zij zoo handig kunnen omgaan
met pijl en boog en inet hun vervaar
lijke tomahawk en dat ze zulke mees
ters zijn in het spoorzoeken. Weten
jullie b.v. dat de afstammelingen van
die oorspronkelijk zoo sterke men
schen eigenlijk maar zoo'n bitter
beetje kunnen verdragen? Als er on
der hen een ziekte uitbreekt, worden
ze als het ware weggemaaid, ze door
staan geen zware epidemieën.
Nog niet lang geleden heeft zich dat
l wear eens voorgedaan, 't Begon bij een
oude Indiaan in Chiapas, dat in het
hartje van Amreika ligt. Hij kreeg
heel leelijke en pijnlijke gezwellen op
zijn hoofd, dat er in een minimum van
tijd volkomen mee bedekt was. Je kunt
je wel voorstellen wat die man een
pijn te verduren had. Toen dat acht
dagen geduurd had verloor hij er bo
vendien het gezicht bij. Hij werd ge
heel en voorgoed blind.
En als je daarbij door de dorpsge-
nooten nog met een scheel oog aange
zien wordt, nou, jullie bergijpt, dat was
voor dien man zoo'n lolletje niet. W ant
je weet toch, hoe Indianen redeneeren:
zoo'n ongeluk is dien man door de go
den overgezonden als straf voor de een
of andere misdaad, waarvan dan mis
schien de menschen uit zijn omgeving
niets wisten, maar de godheid, ook van
oe Indianen, ziet het toch wel.
Anders werd het toen ze hoorden,
dat ook nog anderen aan dezelfde
kwaal leden. En ook bij ben verliep de
ziekte in volslagen blindheid. Nu be
greep men, dat men met een gevaar
lijke besmettelijke ziekte te doen had,
die binnen zeer korten tijd zich over
geheel Midden-Amerika verbreidde
Men deed alles om de ziekte te stuiten
en de zieken te genezen, maar eerst,
toen men er toe overgegaan was
iemand door een operatie te probeeren
te redden, werd de oorzaak gevonden
in een bacil kennen jullie die niet?
dat zijn heel, heel kleine diertjes, die
verschillende ziekten veroorzaken, als
de mensch ze op een of andere manier
naar binnen krijgt en die bacil bleek
weer afkomstig te zijn van een insect.
Dat insect droeg bacillen bij zich en
als iemand dan met dat insect in aan
raking kwam kreeg hij als aangename
gedachtenis een paar bacillen over en
dat was het begin van de ellende.
Nu men tenminste wist, tegen wien
men den strijd had aangebonden, kon
den enkele dingen gedaan worden oin
in elk geval de verdere verbreiding
tegen te gaan. Deze insecten bleken
n.1. erg graag te huizen in de hopen
rottende afgevallen blaren, die de
herfst oplevert. Deze hopen werden nu
verbrand, waarmee de z.g. „haarden"
werden opgeruimd en het broedsel van
deze gevaarlijke herfstvlieg werd ver
nietigd. Naar de roode kleur van het
insect werd de ziekte „de roode dood
van Chiapas" genoemd.
De roode dood van Chiapas heeft
aan 50.000 Indianen 't licht van hun
oogen gekost. Jullie jongens en meis
jes, die gelezen hebt hoe de Indianen
hun gezichtsvermogen ontwikkelden,
jullie kunt je zeker ook wel indenken
wat het verlies van hun gezicht, juist
voor de Indianen beteekent.
En nog is de ziekte niet geheel over
wonnen, maar een staf van Mexicaan-
sche doctoren werkt met koortsachti
gen ijver en zij zullen den strijd niet
opgeven voor zij den „vijand" voor
goed eronder hebben.
EEN NIEUW GEDULDSPELLETJE
Met behulp van een kwartje teeke
nen jullie op een stuk wit karton zes
kringen, die jullie uitknippen. Op
iedere schijf, die zoo ontstaat, schrijven
jullie een cijfer van 1 tot 6. Nu nemen
jullie nog een strook karton, waarop
jullie 7 naast elkaar liggende vierkan
ten teekenen, groot genoeg om de schij
ven daarop te leggen. Er omheen loopt
een rand en om ze beter vast te zet
ten, kunnen ze op een plankje geplakt
worden.
Nu nemen jullie de nummerschijfjes,
schudt ze door elkaar en dan worden
ze juist zooals het uitkomt in de vier
kantjes gelegd. Het laatste vierkantje
blijft vrij en dient alleen als hulpmid
del bij het verschuiven. Jullie apgave
is nu de schijfjes op hun juiste plaats
op het plankje te brengen, dus no. 1
op het eerste vierkantje, enz. Hierbij
mogen jullie een schijfje tegelijk ver
plaatsen en wel, door het op een aan
grenzend vierkantje te leggen dat vrij
ls, of door over één schijf heen te
springen, naar een vrij vierkantje. Op
deze wijze mogen hoogstens 20 zetten
gedaan worden. Geoefenden moeten
het in hoogstens 15 zetten klaarspelen.
Oplossingen der vorige raadsels:
L
Stokpaard.
IL
Ieder mensch, die twee oogen heeft
III.
Olifant.
7-1-2 tol.
7-5-4 taf.
7-3-6 tin.
Goede oplossingen ontvangen van:
Annie K.; Marie K.; Joop v. B.;
Ernst B.; N. F.; Jaantje L.; Dina D.;
Alie E.; Marietje E.; Martien v. E.;
Truusje R. Toon de G.; Aaltje K.; Nel-
lie v. d. E.; Tony S.; Annie J.; Miep
G.; Akke v. K.; Maartje S.; Nellie J.:
Fleuntje B.; Piet v. H.; Marie v. H.;
Reina D.; Bertha H. Tini v. W.; Dina
K.; Jansje V.; Geertje P.; Bets N.;
Marry v. V.; Dina W.; Pietten Mientje
V. de B.; Willem P.; Tini W.;
Maatje H.; Kees D.; Tiny D.: Trijntje
V.; Piet H.; Lena v. Z.;Annie T.;
Fijt je M.; M. L.; Jenny R.; Marie S.;
Pietje M.; Christina B.; Fokkie P.; Alie
de L.; André W.; Leentje B.; Mientje
'1.; Agatha K.; Wikje B.; Tinie W.;
Rietje W.; Nellie K.; Annie de W.
J
i.
Ik ben een verfrisschende,
zuursmakende bron.
Gevat in een kleine, goudgele ton;
Ik word in het zuiden gevonden,
En naar alle oorden ter wereld
verzonden.
II.
Waarom gaat een haas bovenop een
dijk zitten om de zee te zien.
III.
Welke wind waait niet
IV.
In welk geval is 2X2 gelijk aan C?
Leuke raadsels zijn het deze keer.
Ik heb ze nu maar eens van hetzelfde
gerne genomen. Maar... laat je niet
bij den neus nemen, hoor! Want der
gelijke raadsels zijn erop uit, om je er
in te laten loopen. Wie kan ze alle
maal, zonder fouten, vinden?...
door G. Th. ROTMAN
45. Jodocus kwam met een sierlijke
boog midden in de sloot terecht di
echts van den weg lag. Alleen 7iii
hoofd stak nog boven water uit Pietei
daarentegen dobberde met het zijspan
netje m de sloot links van den we,
rond. Hij was dus beter af, maar wol
er toen ook graag uit. Hij had immer
geen riemen, en kon dus ook niet b
den kant komen.
46 Wacht, daar kwam juist een boer
oorbij. „Och, toe, baas, help me er
ven uit!" smeekte Pieter. Maar de
oer begon smakelijk te lachen. „Als
e zoo brutaal bent, om zonder per-
ijssie in mijn sloot te varen, zie dan
>ok maar zelf. dat je er uit komt!"
ieter was woedend. „Wacht maar!"
•iep hij, „ik heb een gróóte revolver
i" m'n zak, en als ik er uit kom, zal ik
je!"
47. Eer h ij aan den kant is, ben i k
al lang uit de buurt!" dacht de boer, en
hij vervolgde zijn weg. Maar nauwe-
pjsk had hij den weg naar Bollendorp
ingeslagen, toen daar juist .Jodocu-;.
die onderwijl uit het water gekropen
was, druipnat aan kwam strompelen.
De boer, niet anders denkend of het
was Pieter, en aan de bedreiging van
daarstraks denkend, sloeg doodsbleek
van schrik op de vlucht.
48. Pieter was intusschen steeds ver
der afgedreven en van de sloot in een
breede vaart terechtgekomen. Juist be
gon hij den moed op te geven, toen er
gelukkig een motorbootje nader
de, dat den kant van het dorp uitging.
De bestuurder van het bootje kreeg
medelijden met onzen armen Pieter,
wierp hem een touw toe en nam hem
op sleeptouw.