Het Menu
Vrouwen in Zonneland
T JUTTERTJE
ZATERDAG 10 MAART 1934
PAG. 3
De mannen trekken weg,
de vrouwen werken
door
G. C. MEIJERSCHWENGKE.
In alle landen van Europa is de
psyche der vrouwen gedurende de
laatste decennia geheel en al veran
derd, doch in het sprookjesachtige
land van Tessino, het wondermooie
kanton in Italiaansch Zwitserland is
dit verschil wel buitengewoon groot te
noemen.
De vrouwen van voorheen waren na
genoeg geheel in hun wijde geplooide
kleeren gehuld, terwijl de rokken tot
over hare enkels reikten. De strakke
lijven sloten in het midden met een
knooperij en waren hoog aan den hals
gesloten met een smalle bies, terwijl
de mouwen glad en aansluitend ge
dragen werden.
Om het hoofd werd een zwarte doek
geslagen, die achter in den hals vast
geknoopt werd.
Soms zag men op deze min of meer
sombere doeken een enkel takje bloe
men gewerkt en de zware gouden oor
bellen, zooals die in de zeventiger of
tachtiger jaren gedragen werden, was
hun eenige opschik.
Over de zeer wijde lange rokken
werd een katoenen of wollen schort ge
dragen, dat de geheele rok bedekte en
aan de rugzijde dichtgeknoopt werd.
Zij bewegen zich geluidloos over het
ongelijke plaveisel van de smalle
steegjes, deze vrouwen van voorheen,
alsof zij met diepen eerbied vorige
generaties herdachten.
Het zich geluidloos voortbewegen
was een gevolg van het feit, dat zij
laken schoenen droegen, met zooien
die uit dikke lagen stofresten beston
den en die met dik touw aan elkander
genaaid werden, waardoor zij niet
spoedig versleten waren.
Meestal zaten deze oude vrouwen
wanneer zij hare huiselijke plichten
vervuld hadden, in de woonkeuken, bij
den schoorsteen en hielden zich onle
dig met breien en naaien en veelal
werd in Tessino ook veel zelf gewe
ven, doch dat is thans niet meer het
geval en hiervan wordt nog slechts bij
overlevering verteld.
Om den schoorsteen gezeten, kwam
het met huisgenooten veelal tot ern
stige gesprekken, waarbij echter dik
wijls de luim niet werd vergeten.
Oude herinneringen werden opge
haald en de oude moeders spraken
met hare kinderen over grootmoeder's
tijd en van nog langer vergeten tijden.
Vroeger droegen die trouwen uit
het Noord-Italiaansche bergland moei
zaam de zware lasten bergop en berg
af, terwijl de mannen in verre landen
meestal het noodige geld trachtten té
verdienen, om in de maanden, dat het
land niets opleverde, tenminste in de
eerste behoeften te kunnen voorzien.
Veelal vonden de heeren der schep
ping .het echter wel zoo gemakkelijk
de vrouwen het zware werk te laten
doen en bleven heel gemoedelijk zelf
dicht bij het huis om, gezeten op een
ouden boomstam hun pijpske te roo-
ken.
Het was een zware tijd voor de
vrouwen als het hooi hoog gelegen in
de Alpenweiden naar beneden gehaald
moest worden. Hoe idyllisch deze wei
den voor den buitenstaander ook moge
zijn, vooral als daar de bergkoeien
met hun altijd klingelende klokjes
vreedzaam loopen te grazen is het
werken voor de bergbewoners zeer
zwaar.
Men zag de vrouwen met groote
draagkorven op den rug langzaam
naar beneden gaan, terwijl zij vóór
een gang, die meermalen drie gansche
uren vorderde, slechts 50 Zwitsersche
centimes kregen, dus niet meer dan
25 centen.
De enkele mannen, die in het land
gebleven waren, werden gaarne door
de gegoede boeren in dienst genomen,
zij moesten het hooi en het koren
maaien en hiervan bossen of schoven
maken en als de oogst binnen was, dan
kregen zij den besten wijn te drinken.
De mannen trekken weg.
In streken echter, waar de bergen
onbegroeid waren en de steenen
veelal naar beneden rolden met mas
sa's, daar trokken alle mannen de
wijde wereld in. Tegen den tijd, dat
de Nostrano in vaten gedaan en in de
kelders gebracht moest worden, kwa
men vrijwel allen weer terug naar hun
land.
Uit hun geheele wezen sprak het
groote geluk terug te zijn in hun
heerlijk sprookjesland, met de Godde
lijke natuur, waar zij zoo menigmaaj
met groot en diep verlangen aan dach
ten, wanneer zij in de noordelijke lan
den werkten.
Weer terug in Tessino met zijn
prachtige meren onder een diep blauw
firmament, dat soms gelijkt op een
Fata Morgana
In het Noorden de kille, vochtige
koude en hier de koesterende gouden
zon aan het nóóit vojprezen Italiaan-
sche stuk grond, hun geboortegrond...
In het voorjaar waren het weer d e
vrouwen, die de akkers bewerkten
en zoo noodig trokken zij zelf de ploeg
door het land. Zij waren hard, heel
hard en moeizaam werken gewend, die
vrouwen van voorheen en gelooft niet,
lezeres, dat dit werken onder morren
of klagen geschiedde. O neen, geza
menlijk vereenigden zich de vrouwen
en onder lachen en vroolijke kout kwa-
mij zij in de schaarsche rustpoozen
tezamen.
Vol hoop echter werd de zware ar
beid ondernomen, want hoe zorgvul
diger het land bewerkt werd, hoe
grooter de kans op een rijke oogst zou
zijn.
In die stille verwachting fonkelden
de donkere oogen dezer zuidelijke
vrouwen met den bontgekonopte daag-
sche doek om het hoofd en als het
landwerk grootendeels verricht was,
dan was er een feestmaal, dan schonk
de „Padrone" wanneer hij een hééle
goede bui had, zelfs nostrano en tot
slot werd een vroolijke Mazurka ge
danst
Feesten en volksdrachten.
In verschillende gedeelten van Tes
sino worden, ook heden ten dage nog,
mooie bonte volksdrachten gedragen,
die op feestdagen te voorschijn wor
den gehaald. Buitengewoon schilder
achtig is de kleederdracht van Maggia
en Verzascatales met de hoog gebon
den schorten en kleine mutsen. Hier
bij behooren de z.g. „Zoccolis" een
soort schoenen, die men thans in Tes
sino nog draagt. Zij hebben over den
voet twee kleurige kleppen, en wor
den met banden samengesnoerd.
In het voorjaar ter gelegenheid van
hst bloemenfeest, wanneer de came
lia's bloeien en in het najaar als de
druiven tot sap verwerkt worden, dan
worden er feesten gehouden en o.a. te
Gastagnola bij Lugano kan men mooie
oude kleederdrachten bewonderen. De
reeds genoemde Zoccolis klapperen bij
het voortschrijden over de Razza
Grande en bij het gaan van de steeg
jes, die van de hoogte naar omlaag
voeren, hetgeen een bijzonder bekoor
lijk geluid geeft.
Ook de vrouwen van thans dragen
nog lasten, dodh deze zijn niet zoo
zwaar als hare moeders en grootou
ders voorheen moesten torschen. De
vrouwen van thans doen het in lang
zamer tempo en verdeelen haren ar
beid, omdat zijn over meer tijd be
schikken.
Hun mannen werken meestal in den
omtrek van hun geboorteplaats en de
levensmiddelen behoeven niet meer
van verre betrokken worden. Men
vindt ook trekkende marskramers, die
velen wat wils bieden.
De akkers, die nu nog bebouwd wor
den liggen op vlakken grond, dus niet
zooals voorheen tegen de hooge ber
gen op, terwijl de grond machinaal be
werkt woi'dt. Alleen in de zéér afge
legen dorpen waar nog alles primitief
is ingericht, helpen de vrouwen bij
het dorschen.
Het hooi en het hakhout, dat des
winters voor verwarming in de
kachels gestookt wordt, laat men thans
langs een dikken staaldraad van de
bergen naar beneden glijden.
In de dorpen van Tessino, behalve
in de bekende toeristenplaatsen, doen
de vrouwen veelal dienst als kruiers,
zouden we bijna zeggen. Zij toch heb
ben van haar jeugd af zware vrachten
leeren dragen en geven hier in den
regel de voorkeur aan boven het
zware landwerk.
Industrie.
Waar men in het industriegebied
ook maar wat kan verdienen, zijn het
vooral de vrouwen en meisjes, die wel
gemoed hare diensten aanbieden, on
verschillig of zij meermalen een uur
langer moeten loopen om de plaats der
bestemming te bereiken.
Er zijn vele sigaren- en koekfabrie-
ken en in de laatste jaren ook hand
weverijen. De laatste industrie heeft
zelfs in het zeer afgelegen Onsermo-
netal, waar voornamelijk het weven en
vlechten van stroo plaats vindt, in
gang gevonden.
Deze veel minder vermoeiende
werkdag heeft de vrouwen van Tes
sino vlug en bewegelijk gemaakt. Zij
zijn vlug van begrip en passen zich
met gratie aan alle omstandigheden
aan.
Indien dit vereischt w-ordt weet een
eenvoudig landmeisje zich aan te pas
sen aan het leven der groote stad. Zij
gedragen zich daarbij rustig en tact
vol treden niet op den voorgrond en
weten, wanneer ze wel of niet mogen
meepraten.
Een ding hebben de vrouwen van
Tessino voorheen en thans echter met
elkander gemeen n.1.: wanneer de
schaduwen van den nacht over de ver-
oude, mystieke grond vallen, dan wor
den zij zwijgzaam en bang als kleine
kinderen
van deze week.
Zondag:
Pouletsoep,
Ossenhaas met
Verschillende groenten,
Aardappel-purée,
Vannille-vla met
Bitterkoekjes.
Maandag:
Koud vleesch,
Andijvie,
Aardappelen,
Rijst met citroensaus.
Dinsdag:
Preisoep,
Karbonade,
Knolraap,
Aardappelen.
Woensdag:
Boerenkool
met rookworst,
Abrikozen-soufflé.
Donderdag:
Biefstuk,
Zoete appeltjes,
Aardappelen,
Caramelbrood-pudding.
Vrijdag:
Vischschotel,
Eieren met
Andijvie-sla,
Gebakken aardappelen.
Zaterdag:
Runderlapjes,
Gekookte bietjes,
Aardappelen,'
Griesmeel met
bessensap.
Ossenhaas met verschillende groenten
IJ kg ossenhaas, 200 gram boter,
zout en peper, J blikje dorperwten,
blikje worteltjes, i blikje princesse-
boonen, Aardappel-purée.
De ossenhaas bestellen we liefst
gelardeerd d.w.z. met kleine platte
stukjes spek doorregen, overgieten
het vleesch met kokend water en
wrijven het daarna in met peper en
zout. De boter moet in de braadpan
goed warm worden en hierin wordt
het vleesch van alle kanten bruin ge
braden; daarna voegen we er wat wa
ter bij, doch zorgen dat het vleesch
steeds blijft braden en doen de deksel
niet op de pan. We rekenen 15 a 20
minuten per pond vleesch, al naar ge
lang men het min of meer gaar
wenscht te eten.
Is de tijd verstreken, dan wordt de
ossenhaas op een groot vleesch-bord
gelegd en aan plakken gesneden, die
echter zooveel mogelijk in hun vorig
model wordt gehouden. We garneeren
het vleesch met de inmiddels warm ge
maakte groenten en leggen ter afwis
seling groepjes worteltjes, doperwten,
en boontjes er omheen, telkens ge
scheiden door een smalle streep purée.
De jus, die we afgemaakt hebben met
water, wordt apart gepresenteerd.
Rijst met citroensaus.
100 gram rijst, is 1 theekopje, drie
theekopjes water, zout.
Voor de saus. 2 citroenen, water, 100
gram lichte basterd suiker, 1 ei, 2 eet
lepels sago.
We koken de rijst op de gewone
wijze, dus zetten ze op met driemaal
zooveel water als rijst en zout. De rijst
moet vooraf echter goed gewasschen
zijn, zoodat het water geheel helder
is. Gebruiken wij een hooikist of
couranten, dan voegen wij slechts 2
maal zooveel water bij en laten de rijst
vooraf een minuut of 5 doorkoken, met
de deksel op de pan, om warmte-ver-
lies te voorkomen.
Voor de saus worden twee groote of
drie kleine citroenen uitgeperst en ge
zeefd, daarna zooveel water bijgevoegd
totdat we J liter hebben, die wij aan de
kook brengen, hierin de suiker oplos
sen en binden met de aangemaakte
maizena. In een kom wordt het ei
schuimig geklopt en hierbij, in den be
ginne druppelsgewijze de citroensap
gevoegd, die warm wordt opgediend.
Prei-soep.
IJ liter water, 1 bos prei en 25 gram
boter, 50 gram bloem, 50 gram boter,
peterselie, 6 bouillon blokjes, peper,
zout, eenige sneedjes oud brood.
We maken de prei schoon, snijden
ze héél fijn en wasschen ze grondig,
opdat geen zand meer in de stukjes
blijft zitten. Het beste is, de prei op
een fijne zeef te plaatsen en deze on
der stroomend water te houden en
later het zeefje nog eens in een teil
met schoon water te houden.
De gewasschen prei wordt nu met
het aanhangende water en 25 gram
boter zachtjes gesmoord gedurende 10
min., zonder dat ze bruin mag worden
en daarna wordt het water erbij ge
voegd, waarin de bouillon blokjes zijn
opgelost, waarna we de vloeistof laten
koken, totdat de prei geheel gaar is.
De rest van de boter wordt roerende
met de bloem vermengd; hierbij komt
het water met de prei en laten we de
soep nog 5 minuten zachtjes door
koken.
Het ei kloppen we in de soepterrine
en voegen er langzaam en steeds roe
rende de soep bij, waardoorheen we
op het laatste moment de fijn gehakte
peterselie voegen.
Wij presenteeren hierbij dobbel
steentjes oud brood, die we in frituur
vet of boter lichtbruin bakken.
Caramcl-broodpudding.
150 gram oud brood z. k., 3 eier
dooiers en 1 ei, 3J dl. melk, 250 gram
suiker.
Het brood snijden we in dobbel
steentjes, terwijl we over de dooiers,
die we van de soufflé over hebben ge
houden (voor soufflé zie het volgende
menu), kloppen met nog 1 heel ei en
met 100 gram suiker.
150 gram. suiker laten we in een
ijzeren pannetje lichtbruin branden,
onder voortdurend roeren en zien