Raadsels DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR ra. ZATERDAG 10 MAART 1934 Als de avonden nog koud zijn Nieuwe Raadsels. 'T JUTTERTJE in Bern geweest, waar we de Berner berenkuil, de beeldhouwwerken van Thoraldsen en de fraaie ligging van de boven- en beneden stad terdege had den bewonderd, Maar mij trokken meer de bergen aan, die in de verre verten hun witte eeuwige-sneeuw-top- pen opstaken en tegen zonsondergang de schitterendste aspecten boden. Dit jaar zou myn hartewen3eh in vervul ling gaan: we zouden Zwitserland op nieuw bezoeken, maar nu meer het berg- en merenland zelve, de Natuur! En natuurlijk Josty zou geen Josty zijn, als hij niet net zoo lang ge praat had, tot vader en moeder beslo ten het wonderland Tessino piet een bezoek te vereeren. Trouwens, de reis was de moeite waard Schaffhausen, met. de heerlijke, overdonderend- schoone waterval, Zürich, de meren- stad, het Vierwoudstedenmeer, waar we heerlijke boottochten op maakten, de St.-Gothard en tenslotte via Belli- zona naar Locarno, aan het Lago Mag- giore. Die weken, doorgebracht aan, om en bij het meer van Maggiore, zijn onver getelijk, want we bleven niet in Lo carno. lederen dag stond een ander itstaptje op het programma en door- en-door leerden we het land kennen. Als men zoo in den trein zit, is een enkele blik door het venster genoeg om ons ervan te overtuigen, dat het landschap hier iets aparts over zich heeft, dat men nergens anders aan treft, Veel steenen huizen, compact op elkaar gebouwd, vormen de dorpen. Het zijn hooge huizen met kleine ven sters, dicht begroeid met klimplanten. De roode lelie is hier bijzonder in- heemsch. Bij de Bernardino-pas kruisen w& den ouden, Romeinschen weg. De steenen platen, hier en daar door ma ger gras overwoekerd, zijn nog te zien. Een prachtige weg voor zijn tijd, thans voor de moderne verkeersmiddelen echter te stijl. Een muilezel weet er iaad mee, een auto niet. Boven, op den pas, een meertje, een badkuip, uitgehold in den grijzen, ronden, gladden rotsgrond. Een berg- hotel geeft er iets schilderachtigs aan. In dit meertje ontspringt de Moesa, die in de rivier Ticino of Tessino uit mondt, welke het Lago Maggiore van water voorziet. Beneden in den pas het dorp San Bernardino. De vierkante buizen met platte daken lijken wel dobbelsteenen. Zij zijn ruim, maar Spartaansch ingericht, met witgeschil derde muren, ook van binnen. Zinde lijk en zakelijk is het wel, maar het is in tegenspraak met hetgeen men van de Tesines zou verwachten. Maar mis schien ontspruit juist uit dezen een voud hun zucht naar avontuur, die hen door heel de wereld drijft en die Josty ook bij ons deed terechtkomen. Tal van Tessiners hebben in den vreemde naam gemaakt, rijkdom verworven en keerden dan terug, om met dat geld de welvaart van deze schoone streek te helpen bevorderen. Vooral de „strooptochten", zooals ik ze noemde, waren verrukkelijk. Dan trokken wij, slechts voorzien van rug zak en bergstok, erop uit, en woonden in de kleine dorpslogementen. Daar drinkt men 's middags geen thee of koffie, maar oud en jong laaft zich aan een pint Vino Nostrano, een heerlijke, maar onschuldige landwijn. Daar eet men spaghetti met kaas, een groet uit het nabije Italië. Val Leventina een wonder van pracht, een dal, dat iemand stil maakt, haast devoot. En schuimend daar door heen de Tessino-rivier, een echte, levende bergstroom, overmoedig brui send, soms (als bij Dazio) samengeperst tusschen twee rotswanden tot een smal, maar woest stroompje, dan weer breed-uitvloeiend in majestueuze zelf bewustheid. En als hij bij Magad statig in het Meer van Maggiore vloeit, om te eindigen in de heldere, onberoerde wateren van het sprookjesmeer, beseft men niet, welk een wildebras hij in zijn jeugd was. Maar de romantische kloven, waar hij dampverstuivend doorheen golft, de watervallen, die hij schuimend in zich opneemt, zijn ge tuige van die overmoedige jeugd periode. Een bijzonderheid is de stad Bellin- zona, even ten Zuiden van het punt van samenkomst van Ticino en Moesta. Het is een brok levend-gebleven Mid deleeuw. Hooge, met torens versierde bruggen, kasteelen, wier muren ineen vloeien met de rotsen zoo be- heerscht Bellinzona het dal. En van hieruit kan men de heerlijkste wande lingen ondernemen. Een wonder van wilde romantiek is wel de Sementina- kloof, waar men zelfs op klaarlichten dag een lichte rilling niet kan onder drukken. Zóó woest, zóó verlaten, zóó somber ziet deze diepe bergkloof er uit. Geen wonder: in deze kloof huis den volgens het volksgeloof, alle zie len, waarvoor geen plaats meer was in het Licht. Hier konden deze spoken zich achter de rotsblokken, in de sple ten en holen verbergen om den eenza men wandelaar te verschrikken. Maar tegenwoordig lacht de Tessiner om die spoken, en wijst hij naar vroolijker oorden, Lugano en Locarno, welke van deze twee steden de palm zal wegdra gen?.... Men kan Tessino jaren ach tereen bezoeken, deze vraag zal onop gelost blijven! moeten we thuis ons vermaak wel zoeken. SPELLETJES IN HUIS. Wanneer we om de een of andere reden niet naar buiten mogen om in de frissche lucht te mogen spelen, hoeven we ons thuis toch nog niet te vervelen. Als we maar alleen zijn is er niet zoo veel op te vinden, als we niet van knut selen hcouden, maar wanneer we met meer bij elkaar zijn, is er altijd wel een spelletje om samen te doen. Een paar van die spelletjes wil ik hier bespreken! Je vormt een kring van wie er mee doen. Eén moet het spel leiden. Die zegt nu tegen zijn buurman drie woor den, die alle met denzelfden letter moet beginnen. De buurman krijgt een be denktijd niet te lang wan dan gaat de spanning eruit, en is de aardigheid eraf om een zin te vormen, waarin de drie woorden voorkomen. Hoe gek ker de zin, hoe doller de pret. Om het nog duidelijker te maken geef ik hier een voorbeeld. Van de drie woorden, die met een „e" beginnen: eend, erf, eind, kan de volgende zin gemaakt worden: de eend liep over het erf, maar werd aan het eind van de week geslacht. Wie over deze opgave te lang doet, moet een pand geven, waarna de andere een zin moet vormen. Zoo gaat het door totdat ieder een pand gegeven heeft. Voor een ander spelletje hebben wij een zakdoek noodig, die in elkaar is geknoopt De spelleider verzint een woord van een paar lettergrepen. Ter wijl hij dit uitroept, gooit hij iemand van den kring een zakdoek toe. Deze moet nu op zijn beurt een woord ver zinnen, dat begint met de laatste let tergreep van het woord, dat gezegd is. Hij roept dit, meteen gooit hij dan den zakdoek weer iemand anders toe. En zoo gaat het verder! Hier is een voorbeeld van een aantal woorden, die op de gevraagde manier gevordm zijn: kringloop loopeend eendenei eierrek rekstok stok paard paardedeken kentering ringslang slangengif. Je ziet, het zijn allemaal dingen die genoemd zijn. Het is dan ook de bedoeling om alleen zelfstandige naamwoorden te gebrui ken. KUNSTJES MET LUCIFERS STOKJES. Neem een wijnglas en vul het met lucifersstokjes, die er recht overeind, met den kop naar bovengericht, in ge zet worden. Dan laat je ieder op zijn beurt er een stokje uitnemen en dwars over het glas leggen, zonder dat er een stokje op den grond valt. In het begin is daar natuurlijk niets aan, maar wanneer er steeds meer stokjes dwars over het glas liggen en er een heele toren begint te ontstaan, dan komt eerst de moeilijkheid en de kunst. Het is heel gemakkelijk om lucifers stukjes te dresseeren. Daarvoor neem je een bord, dat je met water vult. Dan leg je op het water acht stokjes in den vorm van een stralenkrans, in het mid den laat je een opening, ongeveer zoo groot als een gulden. Steek nu .ie too- verstaf maar in die opengelaten ruim te en zeg: „kom", dan zal je zien, dat alle stokjes naar den staf toekomen. Steek hem er weer in en zeg: „ga weg!" en weg zijn ze en ontvluchten als het ware den stok. Het geheim zit hem hierin, dat je „tooverstaf" bestaat uit een opgerold stukje carton, waar je aan het ééne einde een stukje zeep aan hebt beves tigd, terwijl aan het andere einde zich een stukje suiker bevindt. Suiker PAG. 7 trekt water en daarmee de stokjes aan, terwijl daarentegen zeep in water vet afgeeft en de stokjes dus afstoot. Hoe maak je van 9 lucifersstokjes drie en een half dozijn? Dat is een klein kunstje. Aan den eenen kant leg je drie stokjes, aan de andere de overige zes. Zes is een half dozijn, is 't waar of niet? Zoo liggen daar dus drie en een half dozijn stukjes, teza men 9 stokjes en niet, zooals men bij drie en een half dozijn zou vermoeden, 42 stokjes. Oplossingen der vorige raadsels: I. Citroenen. H. Omdat hij niet door den dijk kan zien. Hazenwind. IV. In geen geval. Goede oplossingen ontvangen van: Marietje en Frans D.; Nico F.; Marie en Annie K.; Jaantje L.; Ida de B.; Nel v. d. E.; Jan de V.; Jannie de V.; Bertha H.; Froukje Z.; Piet H.; Pie- tertje v. B.; Tini W.; André W.; Marie v. H.; Liesje H.; Mientje T.; Aaltje K.; Annie de W.; Geertje P.; Tiny D.; Tinie W.; Jannetje B.; Maartje S.; Fred. en Arie O.; Dina W.; Fietje M.; Annie de W.; Nellie N.; Jac. N.; Sien- tje N.; Trijntje V.; Lien v. G.; Annie S.; Piet v. H.; Niera Br.; Ali de L.; Corrie S.; L. B.; Betsie N.; P. B.; Rietje W.; Wikje B.; Annie T.; Alle H Agatha K.; Nellie J.; Jopie de W.; Neeltje de W.; Wijntje de W.; Mientje v. K. Eerst wit als sneeuw; Dan groen als gras; Dan rood als bloed; Dan eerst smaak ik goed. IL Als ge dit niet weet, dan is het schande 1 Welk bier maakt hierbij ons te lande,. Het meeste en het witste schuim III. Ik nader nu met rassche schreden en stel een iedereen tevreden..(8lett.) 1-7-1-6 is een eiland van onze koloniën. 3-2-8 is een deel van ons hoofd. 6-4 is een voertuig. door G. Th. ROTMAN 53 Drie kwartier latei verscheen Pieter eindelijk. Hij kwam met een houding van „wie doet me wat" het café binnenstappen en haalde vol trots een bos balkbiljetten uit z'n zak. „Ik zal meteen even den motorhandelaar opbellen en hem zeggen, dat we da delijk komen!" zei hij, en dan kan hij ah'ast een paar fijne karretjes klaar zetten!" En hij verdween in de tele fooncel. 54. Jodocus zat dus weer alleen en trommelde op het tafeltje, waar nu geen taartjes op stonden. Plotseling zag hij, terwijl bij zoo rondkeek, op straat een ouden kennis voorbijgaan. Hij schoof zijn stoel achteruit en holde het café uit, zijn ouden kennis achter na. Deze was intusschen echter ver dwenen en nergens meer te zien. Maar - wat was dat opeens voor 'n lawaai? 55. Jodocus, die eerlijk als goud was, had namelijk gedacht: „Pieter heeft de duiten; die zal wel betalen!" Daar Pie ter echter juist in de telefooncel was, dacht de kelner niet anders, of Jodocus wou zonder betalen wegloopen. Hij schreeuwde dus de heele buurt bij elkaar en weldra zag de verbouwereer de Jodocus, die er niets van begreep, een heele dreigende menigte op zich afkomen, en daar waren nog twee po litieagenten bij óókl 56. Och, och, Jodocus had zijn heele leven nog niet zoo geloopen als nu! Hij sloeg den hoek om, maar nog steeds zat die vreeselijke menschenmenigte hem op de hielen. Ha! daar zag hij een schutting! Mischien lag er een tuin achter, of een stuk bouwgrondHij nam dus een flinken sprong en liet zich, z'n tong tegen z'n vervolgers uit stekend, er over vallen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19