Algemeen Rapport omtrent het onderzoek der
Gemeente-Begrooting voor 1934.
Anti-militairistische
professoren.
Tariefswijziging
Inkomstenbelasting.
De Berengaria vertrekt
17 uur na aankomst
Ontzettende sneeuwval
in Spanje.
De zaak-Stawisky.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders.
schuur verschillende goederen in beslag
genomen. Mej. Brinkman Prince, de ge-
dupeerde huisvrouw was in den avond van
22 December met haar echtgenoot uit ge-
gaan en had het huis afgesloten. Toenzq
terug kwamen, vonden zij een nagenoeg
geheel uitgeplunderd interieur. Zij miste
karpetten, voorgordijnen, kleederen,schoe
nen, beddengoederen, 'n spaarbankboekje
waarop f 192 ingeschreven, 'n zilveren
horloge, enz., van het spaargeld is maar
I 25 terechtgekomen. Scherpe controle op
spaarbankboekjes lijkt ons toch wel ge
wenscht! De 192 pop werd door de heeren
na ontvangst gedeeld, ieder streek f 28
op! Dat moest toch niet «magge».
Als eigenaren der gestolen schapen
presenteerden zich de heeren P. Wouden
berg te Wieringerwaard en N. Kouseband,
veehouder te Barsingerhorn. De arme
dieren waren op de plek des misdrijfs om
hals gebracht, wat het vervoer belangrijk
vergemakkelijkte.
Tenslotte werd nog besproken de dief
stal uit het Rijksdpmagazijn door L. H.
en Wen vertelde de technisch ambte
naar Lubberton Schut, dat door hem op
12 December de inbraak plus diefstal
werd ontdekt. Vermist werden verband-
artikelen, 'n bijl, Solarearbidlantaarns,
eenig gereedschap, 'n eikenhouten tafel,
petroleumtoestel, waterketels, n schop,
und so weiter.
Alle diefstallen werden door heeren
verdachten bekend, dus bezorgden zij te
dien aanzien de justitie geen moeilijk
heden.
U heeft den Staat der Nederlanden
groot nadeel berokkend, gelukte bet den
president zonder lachen te zeggen
Ons dunkt echter, dat een woord van
rouwbeklag aan het adres der familie
Brinkman ook niet misplaatst zou ge
weest zijn-
Uit het dossier kon blijken, memoreerde
de Officier, dat vele andere diefstallen
en inbraken door de diverse verdachten
waren gepleegd en gaf Z.Ed. dienaan
gaande een geheeie waschlijst ten beste.
Ook waren nog meerdere schapen uit de
weide gestolen. Het operatiegebied van
deze rampassers breidde zich voortdurend
uit. Het motief armoede kon de Officier
niet onderschrijven, gelet op den aard
van vele gestolen voorwerpen, die voor
de dieven geen waarde hadden. Er werd
maar raak geroofd en men wist met de
gestolen voorwerpen geen raad meer.
Een dergelijk complex van strafbare
feitén kwam dus in een zeer ernstig dag
licht te staan en vond de Officier aan
leiding om in casu te vorderen tegen
Filip L. 3 jaar, Hendrik H. 2 jaar en 6
maanden, Nic. M. 2 jaar en tegen J. W.
3 jaar gev.
Mr. Verdoorn, opponeerende voor Filip
L., hield een geleerde en diepzinnige in
troductie en concludeerde verwijzing naar
het reclasseerings-rapport.
Voorts brachten mr. VVeinhaus, mr. van
Leeuwen en mr. Schuurman de belangen
hunner respectieve prodeanen naar voren.
Een interpellatie in de Eerste Kamer.
In de Woensdag gehouden zitting vau
de Eerste Kamer kwam aan de orde de
interpellatie van den heer Van Citters
in verband met het antwoord van den
Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen op zijn schriftelijke vra
gen, inzake een oproep van het zich
noemend comité van professoren en
studenten.
De heer Van Citters (a. r.) zegt,
dat in Mei 1933 acht professoren een
oproep hebben gericht aan professoren,
lectoren en studenten ter onderteekening
van een verklaring, welke aanleiding tot
deze interpellatie is geworden.
De onderteekenaren traden op niet als
gewone staatsburgers, maar als profes
soren. Volgens een ingezonden mede-
deeling in het «Handelsblad» staat achter
dit comité het comité voor de studenten-
vredesactie. In de verklaring wordt ook
de zuiverste verdedigings-oorlog, waarin
men zijns ondanks en tegen zijn wil wordt
betrokken, zedelijk veroordeeld.
Men doet te kort aan de hoogheid van
het universitair onderwijs, als professoren
trachten, studenten te maken tot prose
lieten voor hun speciale inzichten. Is
het geoorloofd, jongelui met weinig levens
ervaring op die manier door eeu ver
klaring te binden?
De onderteekenaren verklaren, hun
wetenschappelijke bekwaamheden nooit
in dienst te willen stellen van oorlog of
oorlogsvoorbereiding. De minister heeft
verklaard, zich te kunnen voorstellen,
dat de hoogleeraren zich de consequenties
niet ten volle hebben gerealiseerd.
Spr. brengt den hoogsten lof aan den
minister als scherpzinnig pleitbezorger,
maar practisch zegt deze uitlegging hem
niets. De minister zegt, dat het niet uit
gesloten is, dat men zijn plicht zal doen,
maar het is nog minder zeker.
De hoogleeraren nemen een groote ver
antwoordelijkheid op zich. Op deze stu
denten zal als elementen in de weermacht
nooit kunnen worden gerekend. Wil de
minister afkeuring uitspreken over die
daad? Wil hij intrekking van deze ver
klaring bewerkstelligen? Wil hij de on
rijpe vrucht om der gevolgen wil uit de
markt nemen
De zaak gaat feitelijk de geheeie regee
ring aan. Het is wel degelijk de bedoe
ling van ons verdedigingsstelsel, dat ge
bruik zal worden gemaakt van alle be
kwaamheden van allen ten dienste van
ons vaderland. Zijn medici en technici
niet verplicht, hun bekwaamheid in dienst
van het vaderland te stellen? Heeft de
regeering direct niets te zeggen, indirect
vel. Hij een niet-minneljjke oplossing van
een conflict ten deze is de eenige oplos
sing intrekking van een vergunning voor
een bijzonderen leerstoel.
Spr. stelt een viertal vragen, o.a.
1. Acht de minister het oirbaar, dat in
deze tijden door hoogleeraren van lec-
toren en studenten de verklaring wordt
uitgelokt, dat zij overtuigd zijn, dat iedere
oorlog (dus ook die, zuiver en alleen ge
voerd ter verdediging van het vaderland)
uit zedelijk en maatschappelijk oogpunt
moet worden veroordeeld?
Is de minister bereid zoo hij tot
geenerleidisciplinairen maatregel wenscht
over te gaan zijn afkeuring over het
gebeurde uit te spreken en de betrokken
hoogleeraren uit te noodigen deze circu
laire en bijbehoorende verklaring in te
trekken
Voorts vraagt de interpellant of de
minister bereid is zich de bevoegdheid te
verzekeren om hier te kunnen ingrijpen.
Minister Marehant antwoord.
De minister van Onderwijs, de heer
Marehant, zegt, dat het hier een ter
rein vol voetangels en klemmen betreft.
De beweging ter voorkoming van oorlog
juichen wij allen toe. Er komt echter
teekening, als de vraag aan de orde is,
door welk middel de oorlog voorkomen
moet worden.
Het vragen van een onderteekening
van een bindende verklaring in het alge
meen, acht spr. reeds weinig geoorloofd.
Verwerpelijker nog is een dergelijk op
treden van hoogleeraren jegens studenten,
op wie zij een zedelijk overwicht hebben,
althans moet hebben.
De steilere der verklaring oadden niet
mogen laten ontbreken een voorbehoud
ten opzichte van militaire verplichtingen.
Duidelijk had moeten uitkomen, dat de
verklaring slechts betrekking had op de
vrije werkzaamheid in het maatschappelijk
leven.
Spr. heeft vooralsnog niet gevraagd,
de bekende verklaring van hoogieeraren,
die zijn aangesloten bij zekere organisaties
waar ambtenaren niet bij aangesloten
mogen zijn. Men moet uiterst voorzichtig
met zijn sancties jegens hoogleeraren.
Er moet een sfeer van vrijheid in de
in de universitaire wereld zijn.
Er is geen aanleiding tot het intrekken
van vergunningen voor bijzondere leer
stoelen en ook niet voor wetswijziging
als in de vierde vraag bedoeld. Men zal
daar wel begrijpen hoe voortaan moet
worden opgetreden.
De heer Van Clitters (A.-R.) repli
ceert. Hij mist een volstrekte afkeuring
van den minister in zijn antwoord op de
eerste vraag en vooral een pertinente
afkeuring in dat op de tweede.
De heer Wibaut (S.-D.) vestigt de
aandacht op het verschil tusschen weten
schappelijk en vakonderwijs. Voor weten
schappelijk werk is noodig belangstelling
en intuïtie. Geoorloofd is de stelling, dat
men dit werk niet moet verrichten ter
wille van oorlogsvoorbereidselen.
Spr. komt op tegen den geest, die uit
de rede van den lieer Van Citters sprak.
Men kan een milicien-hoogleeraar niet
gelasten, zijn wetenschappelijke kennis te
gebruiken ter verbeterinhen van gassen
en van militaire vliegtuigen. Hier houdt
menschelijke dwang op.
De heer van Lanschot (r.k.) zegt,
dat voor de zooveelste maal de idealen
van den heer Van Emden hem parten
hebben gespeeld. Wat hij heeft gedaan
is gevaarlijk voor landsverdediging en
opvoeding.
De heer de Savornin Lohman
(c.-h.) noemt 's Ministers antwoord op de
schriftelijke vragen van den heer Van
Citters juridische acrobatiek. De rede van
den minister heeft spr. meer bevrediging
gegeven dan hij. eerlijk gezegd, had ver
wacht. De minister zal, heeft deze gezegd,
prof. Van Holk uitnoodigen, zijn hand-
teekening terug te nemen. Een uitnoodi-
ging is staatsrechtelijk een aanwijzing
en een aanwijzing is een bevel. In dien
geest moet de minister het doen.
De heer Kranenburg (v.-d.) zegt,
dat de zaak is opgeblazen. Juridisch is
er uit de circulaire wel iets te halen, dat
minder gewenscht is, maar een nuchter
mensch die het met zijne gewone verstand
leest, kan het er niet uithalen.
Spr. vindt het een misselijke manier
van interpreteeren.
De Voorzitter: Dit woord mag u
jegens een medelid niet gebruiken.
De heer Kranenburg (V.-D.) zegt,
dat het een buitengewoon gezochte
manier van interpreteeren is.
De lieer F o c k (Lib.) zegt, dat het hem
een raadsel is, dat professoren een
dergelijke verklaring van studenten kun
nen vragen.
Minister Marehant zegt, dat de heer
De Savornin Lohman de circulaire niet
belangrijk heeft gevonden. Spr. ook niet.
Daarom heeft hij bij zijn schriftelijk ant
woord gedacht: »Ik zal met de heeren
min of meer een loopje nemen» (gelach).
Het antwoord was ironisch gemeend. Nu
men spr. met een interpellatie het vuur
aan de schenen legt, is het natuurlijk,
dat liij zijn verklaringen positiever stelt.
Een crescendo van afkeuring zal spr.
niet geven. Wel wil hij verklaren, dat het
in dezen tijd meer dan ooit noodig is, dat
ieder zich geeft aan de belangen van het
vaderland, ieder op zijn eigen manier, en,
voor wat de regeering betreft, ieder in de
ruimst mogelijke mate van vrijheid.
Hiermede was deze interpellatie afge
handeld en maakte de Kamer een aanvang
met de behandeling van Hoofdstuk X der
Rijksbegrooting. (Econ. zaken).
De heer D a n z (s.d.) bepleit steun aan
de industrie. De regeering moet nieuwe
wegen zoeken om de industrie aan nieuwe
mogelijkheden te helpen. Met contingen-
teering alleen komen wij er niet.
De heer Ruiter (r.k.) slaat den toe
stand van land- en tuinbouw met groote
bezorgdheid gade. Herziening van de
steunmaatregelen wordt met den dag
urgenter.
Zeer teleurgesteld is spr. door de crisis
wetgeving en haar uitvoering.
De minister wil het baconverdrag wij
zigen. Het had eerder behooren te worden
opgezegd. De toestand is bijna hopeloos
in de war gestuurd. Voor 200.000 varkens
is geen afzetgebied. Worden zij niet spoe
dig uit de markt genomen, dan stort de
varkensmarkt geheel in.
Voorts worde de voorlichtingsdienst van
den landbouw gewijzigd.
De heer Gelder man (lib.) brengt den
minister hulde voor zijn beleid, werk
kracht en veelzijdigheid.
De minister verhindere zooveel moge
lijk de stijging van de kosten van levens
onderhoud. Elke politiek, erop gericht,
onze uitvoermogelijkheden te belemme
ren, is van te voren tot mislukking ge
doemd.
Aan het verslag der Tweede Kamer
inzake het wetsontwerp technische her
ziening van het tarief der inkomstenbe
lasting wordt ontleend, dat op zichzelf
tegen den inhoud van het ontwerp geen
bezwaar bestond. Sommige leden meenden
echter, dat zich nu voorde regeering een
goede gelegenheid voordeed om tegemoet
te komen aan verschillende desiderata,
zooals verruiming van den kinderaftrek,
verhooging van den aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud met variatie
voor gehuwden en ongehuwdeu en ver
sterking van de progressie voor groote
inkomens, b.v. voor die van f 60.000 af.
Er werd op gewezen, dat vooral de groote
gezinnen ernstig den druk gevoelen van
de vele indirecte lasten. Een verminde
ring van de opbrengst der belasting als
gevolg van zulk een tegemoetkoming aan
de groote gezinnen kan worden voorko
men, als het belastingtarief over de ge
heeie linie eenigszins wordt verhoogd, in
dier voege, dat bij f 50.000 inkomen over
de laatste toeneming een heffingspercen
tage van 15 wordt bereikt.
De minister herinnert in zijn antwoord
aan zijn reeds vroeger gedane mededee-
ling, dat hij gaarne bereid is een ver
ruiming van den kinderaftrek te over
wegen, zoodra de omstandigheden hem
dit zullen veroorloven. Deze aangelegen
heid is echter niet zoo gemakkelijk te
regelen ook met het oog op de gevolgen
voor de gemeentefinanciën, daar de rege
ling van den kinderaftrek ook voor de
gemeentefondsbelasting werkt.
Het vraagstuk moet onder de oogen
worden gezien bij de voorbereiding van
een wijziging der regeling van de finan-
cieele verhouding tusschen rijk en ge
meenten, welke de regaering heeft ter
hand genomen.
Een verruiming van den kinderaftrek
zal noodgedwongen moeten wachten, tot
dat het mogelijk zal zijn, haar door te
voeren, zonder dat daartegenover elders
in het tarief der inkomstenbelasting een
equivalent zal moeten worden gevonden.
De „Berengaria" van de Cunardlijn is
Dinsdagavond te Southampton aangeko
men en zou reeds gisterenmorgen weer
naar New-York vertrekken. Het opont
houd, dat 17 uur zou duren, is het kortste,
dat zij ooit te Southampton gehad heeft.
In dien tijd moest het ontschepen en in
schepen van de passagiers plaats hebbén,
terwijl honderden arbeiders moesten zor
gen voor het lossen en laden, het provian
deeren, het innemen van olie en het van
en aan boord brengen van de mail.
Tal van huizen bedolven.
In de provincie Leon, zoo meldt Reu
ter uit Madrid, is het dorp Casares ge
heel onder de sneeuw bedolven, zoodat
de bewoners door de dakraampjes hunner
huizen moeten vluchten. Zelfs de daken
van de huizen zijn thans niet meer zicht
baar.
Ook op andere plaatsen in Spanje is
zeer veel sneeuw gevallen. Te Oviedo
werd een man gedood en verscheidene
personen gewond bij een hevige lawine.
Bijzonderheden ontbreken, daar de ver
bindingen verbroken zijn. Te Barcena
nabij Santander zijn verscheidene huizen
door het gewicht van de sneeuw inge
stort.
De moord op Prince.
In de zaak Prince heeft het getuigenis
van den Rus, die op huwelijksreis met zijn
jonge vrouw in den trein met den raads
heer naar Dijon gereisd was en die zich
vrijwillig had aangemeld, achteraf den
argwaan van de politie gewekt. Vandaag
worden de resten van den vermoorde voor
de tweede maal beschouwd.
Vele bladen dringen aan op gevangen
neming van den oud-minister Dalimier en
Durand, die, ofschoon zij in verband met
het schandaal een zekere rol vervulden,
tot nu toe op vrije voeten bleven.
In tegenwoordigheid van zeven des
kundigen is Dinsdag wederom het stoffe
lijk overschot van Prince onderzocht. Als
resultaat van het onderzoek heeft men
thans kunnen vaststellen, dat de dood
van den vermoorde is ingetreden tenge
volge van verplettering door den trein.
Het histologische onderzoek der longen
heeft echter tevens aan het licht gebracht,
dat Prince voordien gedwongen moet zijn
geweest en zeer irritante vluchtige sub
stantie in te ademen, welke een diepe
tijdelijke verdooving veroorzaakt moet
hebbeD.
Oud-minister Durand gehoord.
Ordonneau, de rechter van instructie in
de zaak Stawisky, heeft gisteren den vroe-
geren minister Durand gehoord. Durand
verklaarde, dat de brieven, waarin assu
rantie-maatschappijen werd aanbevolen
reserves te beleggen in obligaties van
banken van leening, werden geschreven
door den chef van zijn kabinet, terwijl hij
zelf zich te Lausanne bevond. Van den in
houd der brieven werd Durand niet op de
hoogte gesteld. Durand verklaarde ten
slotte Stawisky nooit te hebben ontmoet.
Guichard op pensioen.
De ministerraad heeft gisteren besloten
Guichard, den directeur van de gerechte
lijke politie, op pensioen te stellen.
Verschenen is thans het Algemeen Rapport
omtrent het onderzoek der Gemeente-Begrooting
voor 1934, met antwoord van Burgemeester
cn Wethouders, waaraan wij het volgende
ontleenen
VOORWOORD DER BEGROOTING.
Verschillende leden klagen over de zeer late indiening
van de begrooting en zouden er prijs opstellen, indien m
het vervolg de begrooting eerder kon worden behandeld.
Onderscheiden oorzaken hebben er toe geleid, dat wij
aan ons bij de behandeling der begrooting 1933 uitgespro
ken stellige voornemen, voortaan met de indiening der
begrooting vroeger te zijn, geen gevolg hebben kunnen
geven. Als hoofdoorzaak geldt in het algemeen de nood
zakelijkheid om met het oog op de voortdurende crisis
verschillende bezuinigingen aan te brengen en daarnevens
geldt als reden de in het najaar 1933 ontstane on
zekerheid omtrent een korting op de uitkeering uit het
Gemeentefonds, waarover herhaaldelijk andere voornemens
bij de Regeering bestonden, terwijl, toen er ter zake zeker
heid kwam en dus ook met kennis van den toestand
ongeveer kon worden bepaald, in welke mate op de ge
meente-salarissen moest worden gekort, eerst nog het
Georganiseerd overleg over deze materie moest worden
geraadpleegd.
Intusschen beloven we andermaal, in het vervolg zoo
mogelijk vroeger te zijn.
Watervoorziening Hospitaal.
Een lid vraagt hoe het staat met de plannen omtrent
de watervoorziening van het Hospitaal.
Antwoord van B. en W.
Door den Directeur der Water- en Lichtbedrijven is
zeer geruimen tijd geleden een plan voor betere water
voorziening van het Marine-hospitaal gereed gemaakt,
welk plan met medeweten van het Commandement der
Marine alhier ter beoordeeling is ingezonden aan het
Departement van Defensie. Ondanks herinneringen van
den Directeur, mocht het plan nog niet worden terug
ontvangen.
Ontslag gehuwde ambtenaressen.
Meerdere leden geven te kennen dat gehuwde ambte
naressen en onderwijzeressen, geen kostwinners zijnde,
behooren te worden ontslagen. Zij stellen zich voor met
voorstellen daaromtrent te komen.
Antwoord van B. en W.
Ten aanzien van den hier geuiten wensch', om over te
gaan tot het geven van ontslag aan gehuwde vrouwelijke
ambtenaren en aan onderwijzeressen, zij de opmerking ge
maakt, dat de bedoelde maatregel voor de laatstgenoemde
categorie volgens de wet niet kan worden toegepast.
Waarom geen rijkssteunregeling.
Eenige leden vragen waarom de gemeente Den Helder
geen gebruik maakt van de Rijkssteunregeling.
Antwoord van B. en V»
Wij hebben meermalen de vraag onder de oogen gezien
of het niet gewenscht is, om te trachten onze gemeente
onder de Rijkssteunregeling te doen vallen. Zooals
hekend is, heeft de Regeering in 1931 te kennen gegeven,
dat in Den Helder geen crisis-werkloosheid bestond.
Nadat wij ter zake een onderhoud hebben gehad met
hoofdambtenaren van het Departement van Sociale Zaken,
waarop nog is gevolgd een bezoek van een tweetal ambte
naren vanwege dat Departement aan onze gemeente, zijn
wij tot de conclusie gekomen, dat, naar den huidigen stand
van zaken, de gemeente een bedrag van ongeveer f 7000.
aan Rijkssubsidie zou kunnen ontvangen, dat is naar 7
van het gezamenlijk loon- en steunbedrag, te betalen aan
hen, die volgens de opvatting der Regeering als crisis-
werkloozen kunnen worden aangemerkt.
Waar nu tegenover dit oogenschijnlijke financieele voor
deel in de eerste plaats staat het financieele nadeel, dat
het Rijk eischt een meer uitgebreide contróle en admini
stratie, waaraan vrij belangrijke loonkosten verbonden zijn
en voorts nog verschillende andere nadeelen, als het geheel
afhankelijk zijn van de wenschen der rijksambtenaren,
de kans, dat onze werklooze arbeiders naar de rijkswerk
verschaffingen elders worden gezonden, enz., meenen wij,
dat het niet gewenscht is, de rijkssteunregeling te aan
vaarden.
De kwestie der artsen.
Meerdere leden spreken hun misnoegen uit over de
voorloopige regeling van de doctoren en vragen of de
desbetreffende posten ad f5500.en f650.wel nood
zakelijk zijn. Zijn er al doctoren aangesteld en waarom
is die zaak niet eerst in den Raad besproken?
Hoe groot was het aantal ziekenbezoeken over 1932 en
1933 door den gemeentedokter verricht?
Antwoord van B. en W.
Uitgaande van het standpunt, dat de Directeur van den
gemeentelijken geneeskundigen- en gezondheidsdienst in
normale tyden reeds een volledigen werkkring bezat, is het
verklaarbaar, dat hij, èn door het aanhouden der algemeene
crisis met als gevolg het uitbreiden van het aantal per
sonen, dat op gemeentelijke hulp is aangewezen, èn door
de uitbreiding van het inwonertal, het werk niet alleen
meer af kan. Vooral in den wintertijd komt dit naar voren.
Reeds geruimen tijd is in verschillende richtingen
ernstig onderzocht, hoe op de meest afdoende manier
hierbij assistentie ware te verleenen, totdat dezer dagen
aan den Chef van het Marine-hospitaal moest worden ver
zocht, en door dezen welwillend werd toegestaan, dat door
de militaire dokters dier inrichting de behandeling der
gemeente patiënten voor hun rekening namen.
Toen echter twee dier militaire dokters ziek werden,
moest Dr. Rienks weder zijn volle taak in het Marine
hospitaal, nevens zijn andere werk, op zich nemen en toen
kon met het verleenen van assistentie voor rekening der
gemeente niet langer gewacht worden, met het gevolg,
dat wij, zonder den Raad er in te kennen, hebben goed
gevonden, dat aanvankelijk drie, later twee der plaatselijke
geneeskundigen, tegen een belooning van f4.-— per da°-
voor elk, in dienst werden gesteld.
Over een definitieve voorziening ter zake hebben wij
een voorstel in bewerking, hetwelk U binnen enkele dagen
zal hereiken, doch wij hebben het noodig gevonden om
de bedragen ad f5500.en f650.alvast op de begroo
ting te plaatsen, natuurlijk met de bedoeling, dat over die
posten slechts zal worden beschikt, wanneer omtrent de
voorziening en de wijze waarop ze zal plaats vinden
door U een beslissing zal zijn genomen.
In 1932 heeft de Directeur 5088 personen op zijn spreek
uur ontvangen en 3666 visites gemaakt; in 1933 waren
die getallen respectievelijk 6761 en 4436.
Evenredige subsidie verlaging.
Meerdere leden spreken den wensch uit, dat de ver
laging der subsidies evenredig geschiedt, terwjjl het aan
beveling verdient geen verlaging toe te passen op subsidie»,
welke de Volksgezondheid of het zedelijk welzijn betreffeii'
Antwoord van B. en W
Wij meenen, dat de door ons voorgestelde subsidie-ver
lagingen, in verband met verschillende omstandigheden
billijk zijn. Dat er ook verlagingen van posten betrekkelijk
de volksgezondheid worden aangebracht, is slechts in zoo
verre juist, dat het bedrag van 1310.voor malaria
bestrijding is geschrapt.
Rioleerlng Schagerbuurt.
Meerdere leden vragen hoe het staat met de rioleerin»-
van de Schagenbuurt en omgeving, waarvoor f20.000.—
is gevoteerd.
Antwoord van B. en \Y.
Een plan tot verbetering der rioleering, etc. in de
Schagenstraat is gereed en zal spoedig worden uitgevoerd.
Met het oog op het jaargetijde is met de uitvoering even
gewacht.
Bezuiniging Gemeentewerken.
Een lid vraagt of de groote bezuiniging op Ge
meentewerken gedaan is om de begrooting sluitend te
maken en of het bedrag voor dien dienst geraamd wel
voldoende is.
Antwoord van B. en W
Ja, inderdaad is er groote bezuiniging op de begrootim:
van gemeentewerken aangebracht, om mede daardoor eei,
sluitende gemeente-begrooting te verkrijgen, doch o. i. is
het verlaagde bedrag toch nog wel voldoende.
Tulnderswerkzaamheden.
Een lid spreekt er zijn verbazing over uit, dat volgens
een courantenbericht meerdere tuinderswerkzaamheden
worden verricht door iemand in 's Rijks dienst. Gevraagd
wordt of dit juist is. Opgemerkt wordt dat het gewenscht;
is dat de gemeente zooveel mogelijk de werkzaamheden
door gemeentenaren doet verrichten.
Antwoord van B. en YY
Wij zijn het er volkomen meê eens, dat de gemeente
zooveel mogelijk haar werkzaamheden moet laten ver
richten door ingezetenen, en dat geschiedt ten aanzien
der tuinderswerkzaamheden voor de gemeente ook zeer
stellig. Voor soortgelijke werkzaamheden ten behoeve der
eigendommen van de Woningstichting wordt inderdaad
gebruik gemaakt van een tuinman in 's Rijksdienst, wiens
bemoeiingen zich niet verder uitstrekken dan tot het geven
van technische adviezen aan het Bestuur en desgewenscht
aan de bewoners der woningen. Hiervoor ontvangt hij
slechts een geringe vergoeding (in 1933 f 110.terwijl
hij voor de te verrichten werkzaamheden wordt bijgestaan
door werklieden uit de gemeente, die gezamenlijk f490.-
aan werkloon daarvoor genoten.
Daar een wijziging in de bestaande regeling geen beteie
behandeling waarborgt, doch zeer waarschijnlijk belangrijk
hoogere kosten zal veroorzaken, vindt het Bestuur der
Woningstichting geen reden om te veranderen, vooral niet
nu het Rijk wil, dat voor onderhoudskosten per woning
en per jaar slechts f25.in plaats van f35.als tot
-"°r. wordt gerekend.
Regeling inzake Taxi's
uevraagd wordt of het mogelijk is een regeling te treffen
met de taxi-houders t. a. v. de werktijden en de belooning
der chauffeurs, alvorens hun reeht te geven op een stand
plaats.
Antwoord van B. en W.
Zooals bekend, is voor chauffeurs ten aanzien van den
wekelijksehen rustdag bij het Rustdag-besluit 1929 een
regeling getroffen, en voor de chauffeurs op voertuigen,
welke dienst doen in inter-communalen dienst, voor wat
de werktijden betreft, bij algemeenen maatregel van
bestuur, krachtens art. 10 der Wet Openbare Vervoer
middelen, terwijl, naar de nieuwsbladen dezer dagen
meldden, voor de werktijden van andere chauffeurs een
regeeringsmaatregel in voorbereiding is. Mocht de laatst
bedoelde maatregel niet of niet spoedig tot stand komen,
dan zullen wij deze aangelegenheid, ook voor wat het
loon betreft doch dat is in den tegenwoordigen tijd een
moeilijk probleem in overweging nemen.
De vooruitzichten onzer vlsscherij.
Gevraagd wordt hoe het College denkt over de vooruit
zichten van het visscherijbedrijf ia onze gemeente.
Bestaat er, naar het inzicht van het College, ook verband
tusschen het leggen van den afsluitdijk en de vooruit
zichten van het visscherijbedrijf?
Zoo ja, is dit voor het College dan aanleiding geweest
om handelend op te treden?
Antwoord van B. en W.
De vooruitzichten van het visscherijbedrijf ten onzent
zijn wel verre van rooskleurig, eerstens door de heer-
schende crisis, die de uitkomsten van dit bedrijf zeer
nadeelig beïnvloedt en voorts door den aanleg van den
afsluitdijk, die nu reeds een funesten invloed uitoefent op
den botstand in onze wateren en misschien al evenzeer
op den stand der garnalen.
Hierbij komt nog, dat er naar het oordeel van deskun
digen alle grond is voor de vrees, dat door de afsluiting
der voormalige Zuiderzee, de voorjaars- of Zuiderzeeharing
en de ansjovis uit onze wateren straks voor goed zullen
verdwijnen.
Mocht deze vrees over eenigen tijd werkelijkheid blijken,
hetgeen over twee jaren vast kan staan, wat de haring
betreft, dan zal het bedrijf onzer visschers in zijn tegen
woordigen vorm niet meer loonend zijn.
De aanleg van den afsluitdijk is dan de directe oorzaak
van het te gronde gaan van ons visscherijbedrijf en er
zou in dat geval dus alle aanleiding zijn, de Heiderschc
visschers, als gedupeerden door de afsluiticg der voor
malige Zuiderzee, op te nemen onder hen, die vallen
onder de Zuiderzee-steunwet.
Om dit mogelijk te maken, zou er een belangrijke
wijziging dezer Wet vooraf moeten gaan, daar zij in Art.
1 als belanghebbende visschers alleen hen noemt, die op
25 Juli 1918 hun hoofdmiddel van bestaan vonden in de
uitoefening der visscherij op de Zuiderzee. Onze visschers
kunnen dus, naar de tegenwoordige Wet, slechts voor een
uiterst gering deel steun ontvangen.
Het ligt dan ook voor de hand, dat er onzerzijds al
voor lang contact werd gezocht met meerdere lichamen
en personen, om de noodzaak van Wetswijziging te be
pleiten. Telkens weer stonden wij hiervoor ook in ver
binding met het Biologisch Instituut te Amsterdam, waar
Dr. Ilavinga ons waardevolle inlichtingen verschafte. Uit
de Heldersche Courant van 10 Maart j. 1. kan voorts
blijken, dat het Kamerlid Van de Bilt, in de Tweede
Kamer wijziging der Zuiderzeesteunwet bepleitende, ook
in het belang onzer visschers, gebruik maakt van cijfers,
van hier afkomstig. Twee jaren terug mochten wij bij de
Regeering reeds een steunregeling voorstellen, buiten ver
band met meergenoemde Wet, echter ook zonder het ge-
wenschte resultaat.
(Wordt vervolgd.)