ïïijcn
en de starren stijgen
POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
Populaire Rubriek
Het is een vreemde geschiedenis,
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Het land
der eeuwige
lente
1
door
BEN EISMA.
Is er iets niet in orde? vroeg Al-
Ired Schumer aan zijn ouden vriend
notaris Landman.
De ander keek hem aan. Hoezoo?
Sinds ik je vanmorgen, voor het
eerst sinds twee jaar terugzie, had ik
den indruk, dat er iets op je drukt. Je
lijkt me minder opgewekt dan vroeger.
Toch beweer je dat je zaken goed zijn,
je vrouw is gezond, alles is hier even
idyllisch en mooi als vroeger. Hij
wierp een blik door de geopende
veranda-deuren naar den mooien tuin
en den landweg. Het plaatsje, waarin
zijn vriend sinds lange jaren woonde,
had een bijzonder mooie omgeving. No
taris Landman voerde een werkzaam,
regelmatig bestaan, bewoonde een al
leraardigst huis, zijn twee zoons maken
het goed, zijn vrienden zijn even vrien
delijk en vroolijk als altijd. Wat kon
den braven man zoo ongewoon gedrukt
en nerveus maken?
zeide de notaris, en misschien zul je
erom lachen. Je bent een nuchter
menseh, niet bijgeloovig van aard
ik ben het trouwens ook nooit geweest,
doch sinds eenigen tijd denk ik vaak
aan wat de groote Shakespeare al
schreef:
Er zijn meer dingen tusschen hemel
en aarde, dan waarvan wij droomen
Dus een spookgeschiedenis?
vroeg de ander glimlachend.
Neen, dat niet bepaald. Wel, ik
zal het je vertellen.
Je bent, toen je van het station hier
heen met me reed, langs dat mooie
groote huis gekomen, dat we nog altijd
,.Het Kasteel" noemen, hoewel het oor
spronkelijke kasteel sinds lange jaren
verdwenen is. Daar wonen de Erling-
tons. Een schatrijke familie, vader-
weduwnaar trok in het huis met zijn
oudste zoon en dochter, verder een staf
van personeel en woonde er met een
hoop logé's, het heele jaar door. Ik ont
moette ze kort na hun komst en kreeg
den ouden man als klant. Een sympa
thieke kerel, die hard gewerkt had in
zijn leven en zijn groote fortuin moei
zaam verdiend.
Je zegt: had. Dus hij is dood.
Ja, hij is dood, antwoordde de
notaris ernstig. Hij stierf plotseling,
een paar maanden geleden. Hij stierf,
na een heftige ruzie met ^en Indiër
over een afgodsbeeldje, dat dezo van
hem wenschte terug te koopen om naar
een tempel te brengen, waar het hoor
de. De man was woedend, toen Erling-
ton weigerde. Volgens Nick, zijn neef,
die vaak daar logeert, sprak hij een
vloek uit. Natuurlijk lachte Erlington
erom. Hij wilde van het beeldje geen
afstand doen hij heeft een mooie
verzameling van Indische kunstvoor
werpen hoofdzakelijk uit koppig
heid.
Met een man als hij was, bereikte
men niets door bedreigingen. Hij was
een stevige kerel, leed slechts nu en
dan aan rheumatiek. Volgens zijn dok
ter je kent hem misschien wel, van
de laatste maal, dat je hier was, dr.
Latker was hij verder absoluut ge
zond, en toch stierf hij onverwacht.
Men vond hem dood in zijn tuin. Hart
verlamming.
Het was een schok voor me. Doch
dat is niet alles! Zijn oudste zoon
Richard reed een maand later, te paard
uit en kwam niet meer thuis. Hij werd
gevonden met gebroken nek. Het
paard, wild geworden, scheen hem te
hebben afgegooid. Ik ben er nog niet.
Zijn dochter die alles erfde, stierf nog
geen twee weken later. Ze was gaan
zwemmen in het meertje, dat ze in hun
eigen grooten tuin hadden en ver
dronk.
Merkwaardig mompelde Alfred,
en wie is nu erfgenaam? Deze neef?
Neen, er was nog een stiefzoon,
die eerder rechten had. Ik heb hem
maar een paar maal gezien. Hij lag
overhoop met zijn familie en zou door
den ouden heer Erlington zeker niet
als erfgenaam zijn uitverkoren. Doch
de oude man kon niet voorzien, dat
zijn zoon en dochter hem maar zoo kort
zouden overleven. Hij maakte geen
testament met aparte bepalingen. Het
gevolg is dat deze jongeman, Horst is
zijn naam, alles erfde. Hij daagde
eensklaps op, niemand kende hein, men
dacht, dat hij voorgoed verdwenen
was na een paar schandaaltjes in zijn
studententijd. Wel, zoo staan de zaken.
Ik mocht Erlington en ook zijn zoon en
dochter, geen wonder dat hun plotse
ling overlijden mij neerslachtig heeft
gemaakt.
En wantrouwend, mompelde zijn
vriend.
De notaris keek snel op. De hemel
beware, dat ik iets zou insinueeren...
maar tochdie Indiër
Ik zou dien meneer wel eens wil
len ontmoeten, dien Horst, zei Alfred.
O, dat kan, hij laat zijn zaken
door mij regelen.
Den volgenden dag leerde Alfred den
erfgenaam van den rijken Erlington
kennen.
Het was een knappe man, wien men
echter wel kon aanzien, dat hij een
avontuurlijk en lang niet gemakkelijk
leven achter zich had.
Alfred bracht het gesprek op den
Indiër! De ander lachte erom!
U gelooft toch niet aan die baker
sprookjes van Indische machten?
Men kan nooit weten, mompelde
Alfred.
Zulke kinderachtigheden laat ik
over aan mijn neef, zei Horst, die ge-
ZATERDAG 17 MAART 1934
landschap, soms in die mate, dat men
niet eens meer van een landschap kan
spreken.
Ei- zijn echter nog tal van minder in
grijpende dingen, die niettemin hun
sporen in het landschap achterlaten.
Wanneer men afgaat op de beschrij-
door
DR. K. FERRARL
Het landschap van een streek is ten
nauwste verbonden met haar geschie
denis. Voortdurend is toch de mensch
bezig om zijn omgeving te verande
ren en uit de wijze, waarop hij dit
doet, blijkt de geest van zijn tijd,
maar ook van zijn volks- en zelfs van
streekkarakter. Bij vele landschappen
kan men nauwkeurig den tijd aange
ven, waarin zij zijn ontstaan, zooals dit
ook bij oude steden vaak mogelijk is,
Veldslagen, doch ook industrieele be
drijven laten hun sporen na in het
Een firmament, dat aan menschenhanden gehoorzaamt 1
Hoe het planetarium eruit ziet
(Vervolg)
Het Haagsche Planetarium is ge
sticht door den heer A. W. Sijthoff,
directeur van de Haagsche Courant,
die met deze daad een van de mooiste
—misschien wel de mooiste presta
ties van de hedendaagsche techniek
binnen onze grenzen heeft gebracht.
Waar vroegere pogingen, om ook in
Nederland het „Wonder van Jena"
binnen te halen, zin gefaald, kunnen
we niet anders dan het initiatief en de
gulle schenking van den heer Sijthoff
hoog waarde eren.
Het instrument en de koepel zijn op
gericht op het dak van het groote ge
bouwen-complex van de Haagsche
Courant.
Een lift, berekend voor vijf en twintig
personen, brengt ons op de (zesde)
verdieping, waar het planetarium is
ondergebracht.
Door een lange gang, stemmig ver
licht door passende glas-in-lood ra
men, bereiken we de hal van het pla
netarium, waar we worden getroffen
door de rustige haast verheven
sfeer. In de dofgekleurde beteegelde
wand, de fijngetinte glas-in-loodra-
men, ieder verbeeldende vier sterren
beelden van de Dierenriem!
In het midden van de hal prijkt een
fraai model van den aardbol, onze woon
plaats in hpt heelal. Een oogenb'lik
verdiepen we ons in de lotgevallen van
Moeder Aarde en haar bewoners. De
aarde draait om haar as. Telkens wan
neer de oceanen en continenten een
volledigen omloop hebben volbracht
is er een etmaal (24 uren) ver-
loopen. In die vier en twintig uren
is het eenmaal dag en nacht ge
weest; want volgen we b.v. ons
kleine Nederland eens op haar omme
gang rond de aardas, dan zien we, hoe
Nederland zich nu eens bevindt op de
verlichte en dan weer op de donkere
h lft van den aardbol. De aarde wordt
beschenen door de zonnestralen. Al
draaiende keert de zon steeds een an
dere zijde toe. Voortdurend treden
nieuwe landstreken en zeeën van de
duisternis in het licht, voor die plaat
sen op aarde gaat de zon op. Tegelij
kertijd gaan de tegenovergestelde zijde
ian de aarde andere landen over op de
donkere helft, daar gaat de zon on
der. We zien dus voor onze oogen ge
beuren, dat de eeuwige cirkelgang van
dag en nacht een gevolg is van de
draaiing van de aarde.
Interessant is het om ook eens de
lotgevallen van de poolstreek-bewo
ners te volgen. We zien dan hoe daar
dag en nacht elkaar maar eens per jaar
afwisselen: de middernachtzon.
De bol is vervaardigd naar een
recent ontwerp van de heer W. G. ten
Houte de Lange.
Treden we de planetarium-zaal bin
nen; ook hier heerscht een gedempt
schemerlicht. De zaal is rond en van
boven afgesloten met de half bolvor
mige koepel, waarop straks de sterren
hemel zal schijnen. De diameter van
de zaal bedraagt 12.5 m, er zijn onge
veer 160 zitplaatsen.
De witte koepel eindigt op een hoogte
van 9 meter boven den vloer en is daar
begrensd door het prachtige geslaagde
silhouet van Den Haag en omstreken.
Natuurlijk zijn de wanden en het ver
dere interieur in donkere tinten gehou
den. Felle kleuren en lichte vlakken
zijn contrabande in een zaal, waar
straks alleen de zwakke hemellichten
te zien zijn; ieder valsch lichtschijnsel
zou dan storend werken. Ondanks de
donkere bekleeding is de zaal niet som
ber, er gaat veeleer een zekere wijding
van uit. Het geheel ademt een sfeer,
die volkomen past bij het sublieme
schouwspel, dat we straks te genieten
krijgen.
De heer Van Dorsser, architect B.
N. A., zag zich voor een moeilijke op-
j gave geplaatst. Het ontwerpen en uit-
i voeren van een zaal als deze brengt
verschillende eigenaardige problemen
met zich mee.
Speciaal de accoustiek van de plane
tarium-zaal is een moeilijk vraagstuk.
Iedereen weet uit ervaring, hoe moei
lijk men zich verstaanbaar kan maken
in kerk- en keldergewelven. De pla
netarium-zaal nu is één groot gewelf
en er zijn bijzondere maatregelen noo-
dig, wil de spreker voor iedereen in
de zaal goed verstaanbaar zijn.
Allereerst moet de spreker zoo ver
mogelijk uit 't midden van de zaal staan
anders zou een zeer hinderlijke echo
optreden. Maar ook dan nog moeten er
voorzorgen worden genomen, dat het
gesproken woord niet van alle kanten
van den koepel weerklinkt.
Van zeer groot belang is in dit op
zicht de constructie van de bekleeding
van den koepel. De koepel is dubbel
wandig: het eigenlijke dak, dat aan de
buitenzijde van het gebouw zichtbaar
is, en de witte koepel, waarop de ster
renhemel wordt geprojecteerd. Tus
schen de beide koepels is een tus-
sehenruimte van li meter, zij staan
geheel vrij van elkaar.
De witte binnenkoepel nu heeft een
dubbele functie, hij is, zooals we al
weten, projectie-scherm, maar tevens
ook geluiddemper. Evenals in buiten-
landsche planetaria bestaat ook hier
de koepel uit een netwerk van metalen
staven. Terwijl in andere planetaria dit
netwerk wordt bespannen met linnen,
heeft de heer Van Dorsser een beklee
ding met duralyniet toegepast, een zeer
poreus materiaal.
En met succes! De geluidsgolven loo-
pen grootendeels dood in de poriën van
de duralyniet bekleeding, terwijl de
koepel als geheel er veel gaver uitziet,
dan wanneer zij met banen linnen was
bespannen. Onder de horizon is de
wand van de planetarium zaal bekleed
met zwarte glanzend gelakte jalousieën.
Ze vormen als het ware een doolhof
voor alle lichtstralen, die buiten het
witte oppervlak van de koepel vallen.
Ze zorgen dus, dat de sterren, die er
somtijds ook onder de horizon gepro
jecteerd worden totaal onzichtbaar zijn.
Dit is weer een van die vele vernuftige
vondsten, welke het Zeiss planetarium
stempelen tot een van de mooiste, zoo
niet de mooiste prestaties van de twin
tigste eeuw.
(Slot volgt).
„Zal ik Puck uitlaten voor een wan
deling, mevrouw?"
„Meneer Puck, bedoel je, Smits!"