Buitenlandsch Overzicht. HONIG'S GROENTESOEP 6 borden voor 20 ets. Radio-toespraak van de Koningin. De Tweelingzusters NIEUWSBLAD VOOR DEN KELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA BINNENLAND eerste blad dinsdag 3 april 1934 62ste JAARGANG Weer een groote Amerikaansche stad in financieele moeilijkheden. Patricia Wentworth MAAGPILLEN voor Be/aarden G OY K j' sl\. V s}\. Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant 1.60; voor Koegras, Anna Panlowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.66; binnen- tand f 2.— Nederl. Oost- en West lndië per zeepost 1 2.10, idem per mail en overige landen f 3.20. Losse nos. 4 ct.fr.p.p. 6ct. Zondagsblad 1-esp f 0.60 r 0.70, f Q.7Q.f1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.60, 11.70 Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekstl dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be taling 16 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. Mussolini gelooft niet in een aanstaanden oorlog.Duitschland geeft enorme bedragen voor zijn bewapening uit. Frankrijk kiest eieren voor zijn geld. Mussol ini gelooft niet in eena.s. oorlog Het woord van Mus- solini, den grootsten Italiaan, heeft nog al tijd wel beteekenis voor Europa en het is daarom heusch wel de moeite waard om kennis te nemen van zijn standpunt ten opzichte van de ontwape- aingskwestie en de herziening der Vre desverdragen. De correspondent te Rome van de Paris Soir" heeft een onderhoud met den Duee gehad over zijn jongste redevoering te Parijs ,die nogal opzien gebaard heeft en hierbij zei Mussolini o. a. tot dezen jour nalist, dat hij den in Frankrijk vaak ge bruikten tenn van de „Latijnsche zuster- BENITO MUSSOLINÏ. volken", die eigenlijk bijeen behooren, niet zonder voorbehoud kan aanvaarden, daar b.v. de Fransehe spotzucht en de Fransche „blague" het Jtaliaansebe volks karakter vreemd zijn. Mussolini herhaalde, dat z. i. de moreele atmosfeer tusschen Frankrijk en Italië is verbeterd. Daar beide landen thans over zekere vraagstukken vrijwel gelijk den ken, zullen zii misschien binnen afzien- baren tijd de tusschen hen sedert 15 jaar hangende kwesties ter hand kunnen ne men. Den algemeenen toestand in de we reld acht Mussolini geenszins ramp spoedig. Hii gelooft niet aan een aan staanden oorlog. In elk geval zal de fascistische regeering dien niet ont ketenen, daar zij nog veel moreele en materieele taken te vervullen heeft, welke slechts in een langdurigen tijd van vrede te verwezenlijken zijn. De „protocollen van Rome" zijn tegen niemand gericht. Zii vormen veeleer het begin van samenwerking in Midden-Euro pa, waaraan ieder die dat wenscht kan deelnemen. Zijn laatste groote redevoering, waaruit wii ook een uittreksel hebben overgeno men, was tameliik verminkt weergegeven, zoo zeide Mussolini. Hy denkt er bijvoorbeeld niet aar: zijn standpunt in de ontwapeningskwestie prijs te geven, en heeft ook niet van een „defi nitieve herbewapening van Duitschiand" gesproken, doch van een „defensieve". Dat is toch zeker heel wet anders. Naar de Duee meent, komt liet Italiaan- sclie ontwapeningsplan het meest overeen met het Fransche standpunt en hij be grijpt niet waarom Frankrijk het niet wil aanvaarden. Mussolini uitte zich ironisch over de ontwapeningsconferentie. Hij acht ontwa pening een onbereikbaar doel en zou het heter vinden als de conferentie van Ge lieve zich conferentie van wapeningsbe perking ging noemen. Toen de Fransche journalist de kwestie der herziening van de verdesverdragen aanroerde, antwoordde de Duee: De vredesverdragen hebben onrecht vaardigheden in het leven geroepen en daarom is het verklaarbaar, dat de landen die daaronder te lijden hebben, naar her ziening snakken. Bij de onderteekening heeft men trouwens deze verdragen geens zins voor eeuwig gehouden. Zelfs Frank rijk niet. Ook Bénesj en Masaryk hebben verklaard, dat zij onder zekere voorwaar den en onder voorbehoud van politieke en oeconomische schikkingen bereid zouden zijn de herzieningskwestie in overweging te nemen. Duitschland wapent zich Wij willen hopen, dat de optimistische veronderstelling, hier boven geuit, waarheid bevat en dat we nog ver zijn van een oorlog. Er zijn echter andere teekenen in het wereldgebeuren, die minder opgewekt stemmen. Daar is b.v. de „bewapening" van Duitschland, wij kunnen het tenminste moeilijk anders noemen. De Berlynsche eorr. van de Times schreef daarover dezer dagen aan zijn blad in verhand met de begrooting 19341935 van het Duitsehe ministerie voor luchtvaart, liet departement van Goering, den gevreesde, dus. De correspondent noemde de cijfers van deze begrooting een „schrift tegen de wolken",, met de toespeling op het hijbeisehe „schrift op de kalk van den muur", dat koning Belsazar te twelfder ure tot waarschuwing moest strekken. De begrooting voor de Duitsehe luchtvaart had in 1932/1933 44 mil- lioen mark bedragen, in 19331934 78 millioen. Op de nieuwe begrooting echter was er niet minder dan 210 millioen mark voor uitgetrokken. Daarvan zijn 122 millioen mark be stemd voor luchtvaart en 50 millioen voor luchtverdediging, terwijl deze beide posten samen het vorige jaar slechts 69 millioen mark bedragen hadden. Haast even ver ontrustend vond de Engelschman blijkbaar de cijfers van de begrooting voor de marine. Het bedrag voor bui tengewone uitgaven was verdubbeld, jj zonder dat erbij aangegeven werd, waarvoor deze gelden eigenlijk be- :j stemd waren. Daartegenover stond als geldbron ver meld 275 millioen van een uit te schrij ven leening, waarover men ook weer niets: naders vernam. Dit heele geval zou niet buiten zijn bekend geworden, aange- zien de heele Duitsehe pers dit ge- deelte van de begrooting heeft doodge-j zwegen, als niet de Vossisehe Zeitung, in j haar stervensstonde, bij wijze van „zwa- j Benzang", er melding van had gemaakt. Deze cijfers hebben niet nagelaten in Engeland indruk te maken. Engeland ,is vooral verdraagzaam ten opzichte vkn Duifsche herbewapening,, als het er zelf geen last van kan krijgen. Dan is het be reid de gevoelens der Duitschers- te begrijpen, die niet langer in dé vernede-l rende uitzonderingspositie willen blijven, welke hen te Yersailles is opgelegd. Maar, wat de luchtvloot betreft waren zij reeds onmiddellijk minder toeschietelijk, j i Het is dus niet verwonderlijk, dat een conservatief afgevaardigde, Boothby ge-1 naamd, aangekondigd heeft dat hij, zoo-? dra het parlement weer bijeen is, de mee- nin van de regeering over deze dingen wil vernemen. Hij w il weten of de Engel- sche regeering in de sterke verhooging van de Duitsehe oorlogsbegroofing op ieder gebied, aanleidingn zal zién, om de Britsche luchtvoot uit te breiden. Men weet, dat de Engelsche regeering reeds plannen van dien aard heeft aangekon digd. Het lijkt echter zeer twijfelachtig of zij niet liever, voor zij een ernstigeh wed strijd in bewapening begint, probeere.n zal alsnog tot eenigé regeling te komen, die deze overbodig maakt of kan inperken. Hit-Ier is er dus niet in geslaagd, schrijft de „Nw. Rott. Crt.", vertrouwen te wekken in de oprechtheid van zijn vredelievende redevoeringen en betuigingen. Zijn eigen verleden, de verdere colpor tage van „Mein Kampf", en vooral het geen men op militair en semi-militair ge bied thans ziet gebeuren, hebben een te sterk getuigenis gevormd tegenover zii?. vreedzame verzekeringen. Engeland be gint steeds duidelijker bet wantrouwen der Fransehen, dat ook wel eens minder is geweest dan op dit oogenblik, te deeUn. Zoo is bet mogelijk, dat het toegankelijker dan te voren gaat blijken voor het denk beeld van njeuwe waarborgen van den status ouo op het vasteland. Te Londen komt men, naar het schijnt, in toenemen de mate onder den indruk, dat men weldra nog slechts voor de keus zal staan tus schen een ongebreideLden wedstrijd in be wapening en een beleid van dreigementen met politieke en oeconomische isolatie tegen dengeen, die den boel in de war dreigt te brengen. Over een dergelijk plan is men nu bezig voorzichtig voeling te ne men, zooals uit de berichten steeds duide lijker wordt. De verontrustende verschijnselen,, inzake de Duitsehe bewape ning, waarover we hierboven schreven, zijn voor Frankrijk aanleiding wat toeschietelijker te worden ten opzichte van eenige Duitsehe eischen. Men begint in Frankrijk te begrijpen, dat men niet bij zijn houding kan volhar den, om Duitschland geen enkele bewape ning toe te staan en zich star te houden aan het Verdrag van Versailles. Het memorandum, dat door Barthou bii zijn bespreking met den Belgischen mi nister van buitenlandsche zaken Hymans ter sprake is gebracht, staat op het stand punt, dat oeconomische druk tegen den staat, die de conventie geschonden heeft, In geval van nood door toepassing van mi litair geweld aangevuld kan worden. Afgezien daarvan zou naar de mee ning der Fransehe regeering onder de huidige omstandigheden een overeen komst slechts op de basis van hand having der Fransche bewapening op den huidigen stand gesloten kunnen - worden. De „Times" is van meening, dat het standpunt der Fransche regeering ten aanzien van de ontwapeningskwestie se dert Barthou's bezoek aan Brussel in vele opzichten gewijzigd is Terwijl het memo randum aan de Engelsche regeering van 15 Maart nog op het standpunt stond, dat van eenige herbewapening van Duitsch land geen sprake zou mogen zijn, schijnt Frankrijk thans bereid Duitschland een zekere mate van bewapening toe te staan, ep voorwaarde, dat daaraan geen vermin dering van den tegenwoordigen stand der Fransche weermacht verbonden is en dat bevredigende garanties worden gegeven. Men gelooft, dat de Engelsche regeering in het. bijzonder wenscht te weten, welke mate van herbewapening de Fransche re geering bij het toestaan van uitvoerings garanties zou goedkeuren, en welke ga ranties de Fransche regeering voor een dergelijke concessie aan Duitschland zou verlangen. Het feit, dat dergelijke vragen gesteld worden, beteekent naar de mee ning van den correspondent een wijziging in de houding van Frankrijk. Op het punt om failliet te gaan. De „Daily Telegraph" verneemt, dat Cleveland, in den staat Ohio, in zielental de zesde stad van de Vereenigde Staten, op het punt staat failliet te gaan. In een wanhopige poging om den toe stand te redden heeft de burgemeester, Davies, drastische maatregelen aange kondigd. Hij heeft bevolen, dat de helft van de stads-verlichting moet worden uitgedraaid en overweegt het ontslag van de helft van de politiemacht en van het brandweercorps. 500 ambtenaren zijn reeds ontslagen en nog honderden zullen volgen. Alle parken zijn onmiddelijk, gesloten. De directeur van de gemeentediensten verklaarde, dat zijn ingekrompen staf slechts eens in de twee maanden het vuil van de straten kan verzamelen en twee keer per jaar overal het vuilnis bij de inwoners kan weghalen. De oorzaak van dezen toestand is te zoeken in het roekeloozè bouwen dat Cleveland heeft gedaan tijdens de hausse jaren. De financieele toestand van de stad is evenwel niet slechter dan die van vele andere groote steden, o.a. van New York, waar de weigering van den gemeenteraad om de bezuinigingsmaatregelen van den burgemeester goed te keuren, tot dezelfde drastische maatregelen als te Clevéland zal kunnen leiden. lp verband met het overlijden van Koningin Emma. Zaterdagmiddag te één uur heeft de Koningin een radio-rede gehouden over de beide Nederlandsche zenders, die ook naar de Nederlandsche over- zeesche gewesten is uitgezonden. Vooraf werd op het orgel het Wil helmus ten gehoore gebracht. Daarna sprak de Koningin als volgt: Mijn gedachten gaan naar U allen uit in deze droeve dagen en Ik wensch U door dit gesprek door de radio een blijk te geven van mijn innig medeleven in hetgeen voor U allen een droefenis bleek te zijn. Zij, die voor ons allen een Moeder is geweest, is tot Gods heerlijkheid inge gaan. Haar liefhebbende hart heeft U allen omvat. Zij wist zich in te denken in de nooden en behoeften van geheel ons Volk, zoowel hier te lande als in de over- zeesche gewesten. Zij heeft steeds alles gedaan, wat in haar vermogen was, om deze te verzachten en te lenigen. Zij ver stond het ook blijde te zijn met de blijden en in hun vreugde te deelen. Als Volk in gedachten samen te staan om dit sterfbed, doet een heel bijzondere en hechte onderlinge band ontstaan en verlevendigt op zoo bijzondere wijze ons aller saamhoorigheidsgevoel. Diep ont roerd dank Ik U daarvoor, en voor Uw liefde en trouw, haar gedurende Haar lange en zegenrijke leven betoond. Voor het geluk en de zonneschijn, die Gij daar in hebt gebracht, voor Uw warme belang stelling en medeleven tijdens Haar ziek bed en voor de laatste hulde, zoo in bloe men als op andere wijze tot uiting ge bracht. De ontroerende bewijzen van aan hankelijkheid aan Haar baar en bij de ter aardebestelling van haar stoffelijk over schot betoond, hebben Mij diep getrof fen. Gij hebt daarmede de schoonste kroon op Haar leven gezet. Innig dank Ik U ook namens de Mij nen voor Uw hartelijk medeleven en voor Feuilleton Uit het Engelsch van Nadruk verboden. 6) „Dat bedoel ik niet. Wat me interes seert is haar. karakter. Behoort ze tot het soort, dat de handen van iemand aftrekt, die in de diepte is geraakt?" „Beste kerel, ik ken haar niet; ik heb fiaar alleen maar gezien. Ze is knap, ele gant ze heeft alles wat een mensch maar verlangen kan: geld voor het op scheppen, een man, die haar aanbidt, een dikke mollige baby een jongen, waar ze onuitsprekelijk trotsch op is. Dat heb ik allemaal uit haar eigen mond na tuurlijk niet in dezelfde woorden," voer de hij er met een spottend glimlachje bij. „Hm," zei John. „Ik zou haar wel eens willen ontmoeten." „Zij jou ook. Dat heeft ze me ook ver teld. Ik kan haar schrijven dat je hier geweest bent en dat je graag enkele fa milie-aangelegenheden met haar zoudt hespreken." John knikte. „Ik ken niemand van ze, dat is een geweldig bezwaar. Ik weet niet met wat voor menschen ze omgaan en ken ook geen sterveling, die precies van hun om standigheden op de hoogte is." Hij sprak op nadenkenden toon en staarde voor zich uit. „Ik moet iemand hebben, die me helpt. Zou meneer Carruthers dat kunnen?" „Misschien; ik zal het hem vragen. Hy is met vacantie, maar ik kan hem berei ken. Morgen spreek ik hem in eiK geval, dan zal ik het er met hem over hebben. Maar ik verwacht, dat hij zeggen zal, dat je beter doet de zaak te laten, zooals ze is." „Dat zal ik doen als ik Anne Waveney heb gevonden. Het is heel goed mogelijk, dat ze er absoluut nief op gesteld is, dat ik haar vind en in dat geval zal iedereen me voor een vervelende bemoeial uit schelden. Maar het kan ook best anders om zijn, dat ze in moeilijkheden is en den Hemel danken, dat iemand zich om haar bekommert! In ieder geval, ik houd er wel van om zoo'n mysterie op te los sen! ik schijn detective-bloed in mijn aderen te hebben! ,'n Beetje ruzie heb ik er desnoods ook voor over! Begin jij nu maar met me by een paar menschen te introduceeren, die misschien weten waar ze is. Als het vrienden van de familie zijn, zullen ze het heel natuurlijk vinden, dat ik graag kennis met ze wil maken. Ik zorg voor de rest." Hy trommelde tegen het venster, neu riede een soldatenliedje en keek weer naar de zwarte daken der paraplnies be neden. IV. De pastorie lag tusschen het kasteel Waveney en het dorp- John reed een breed toegangspad in, dat voorziening met nieuw grind hoog noodig had en waarover het onkruid welig woelde. Ook de uitgestrekte tuin maakte een indruk van verwaarloozing, maar de appolboo- men waren aan het uitloopen en gele por cissen staken hun kopjes omhoog, zoödat het beeld van troostelooze onverzorgd heid eenigermate werd getemperd. Hij trok aan de bel en hoorde bewe ging in de hall, haastig, dringend gefluis ter en snel zich verwijderende voetstap pen. Maar er werd niet opengedaan. Hij belde nog eens en nu gebeurde er heele- maal niets. Geduldig keek hij naar den zonneschyn, die op de narcissen speelde, en bracht eindelijk voor den derden keer de bel in beweging. Toen het geluid yms weggestorven, hoorde hij schuifelende, korte pasjes, als van een kind. De deur ging open en een klein meisje met vlas blond haar, vergeet-me-niet oogen en 'n blozend maar smoezelig gezichtje, stond voor hem. Ze staarde naar John en daarbij bleef het. John was het, die het stilzwijgen verbrak. „Is je moeder is mevrouw Thomp son thuis?" Het kleine meisje knikte. Ze had haar oogen geen seconde van John af. „Kan ik haar spreken?" „Ik weet het niet." De woorden kwamen langzaam, stamelend en ze bleef hem aan staren met haar verschrikte blauwe oogen. „Ik zou haar graag willen spreken, als 't kan. Wil je haar even vragen of het past?" Hij haalde een kaartje te voorschijn het werd door een niet al te schoon handje aangenomen en wachtte. Een oogenblik later hoorde hy 'n deuru opehen en sluiten en een klein vrouwtje kwam met zenuwachtige haast op hem toe. „O, Sir John, neemt u mij niet kwalijk, dat ik u heb laten wachten komt u alstublieft binnen." Z, ging hem voor naar een groote, som bere, spaarzaam gemeubelde kamer. „Wat vriendelyk van u.hijgde ze, vuurrood. „Ik vind het verschrikkelijk, dat ik u heb laten wachten.bii uw eer ste bezoek nog wel. Neemt u plaats alstu blieft." John voldeed aan de uitnoodiging en nam zijn gastvrouw discreet op. Ze waa klein en onaanzienlijk, het type van een afge tobde huismoeder, van wier geestelijke en lichamelijke kracht systematisch te veel gevergd wordt, en die dientengevolge fn een bestendige onrust verkeert. Toch moest ze vroeger knap zijn geweest; haar vriendelijke blauwe oogen hadden ook nu hun aantrekkelijkheid nog niet ver loren. John had bij zichzelf uitgemaakt, dat het niet meer dan zijn plicht was het predikantsgezin een bezoek te gaan bren gen. En wellicht zou hij tegelijkertijd waardevolle inlichtingen kunnen krijgen: twee vliegen in één klap! Maar hij be gon zich af te vragen of hy van dit ner veuze gejaagde dametje wel veel gewaar zou worden. Hoe moest hy het in vredes naam aanleggen? Hij had haar blijkbaar overrompeld op een moment, dat de vi site van „Sir John" al bijzonder slecht gelegen kwam! Het leek hem het beste maar te beginnen met haar een stort vloed van verontschuldigingen te stuiten en met een afwerend handgebaar ver klaarde hij: „Het is heelemaal niet erg. Integen deel, ik stel het buitengewoon op prys, dat u me direct hebt willen ontvangen. Ik ben immers een volslagen vreemde en ik dacht De deur vloog open. John kreeg een visioen van vlammendrood haar, een wip neus, een heirleger van zomersproeten en buiten verhouding groote handen. Toen Toen hoorde hij een onthutst „O!" en de deur werd met een smak weer dichtgetrokken. „Maar Cyril!" protesteerde de kleine predikantsvrouw. John negeerde de stoornte en nam den afgebroken zin weer op. „Ik ben een vol- slaten vreemde en ik zal heel dankbaar zijn als iemand maakt, dat ik me wat min der vreemd ga gevoelen. Daarom zou ik het zoo prettig vinden als u me eens iets wilde vertellen over het huis en mijn fa milie en de menschen uit de omgeving." „O ja," begon mevrouw Thompson en toen werd de deur wéér geopend. Een lang meisje, armoedi< gekleed, kwam halverwege de kamer in. Uit haar te korte mouwen staken een paar beenige armen en handen. „Wat is er, Delia?" „Daar is Annie, met een boodschap van mevrouw Anderson." Delia sprak met een ietwat norsch neusgeluid. Ze had een grooten neuse rood van veel door-weer-en-wind-loopen. „Ik kan Annie nu niet te woord staan," antwoordde haar moeder. „Vraag maar of ze vanmiddag nog even terug kan komen. Dit is mijn oudste dochter. Delia, moet je Sir John niet even een hand geven, kind? Wat moet hy wel van je denken!" Delia verrichtte de ceremonie zonder veel geestdrift en stevende de kamer weer uit. Mevrouw Thompson hervatte het afgebroken gesprek. „Ja ja," zei ze op langzamen peins- toon, „het moet alles wel erg vreemd voor u zijn. Ik zal in dit opzicht alles voor u doen wat in mijn vermogen is. Het de ontelbare blijken van deelneming, van U ontvangen. Bij allen weemoed, welke door het hart gaat van het kind, dat haar moeder moest afstaan is het onvergetelijk heerlijk te ervaren de liefdevolle hand van God, die alles zoo beschikt heeft. Zij heeft niet beseft, dat Haar krach-» ten de hooge, sloopende koortsen niet zou-» den kunnen weerstaan. Zij is in de armen van Haar Heiland ingeslapen, zonder het namelooze lijden van afscheid nemen te hebben moeten ondergaan, Zich ook in de laatste dagen van Haar leven omringd wetend van hen, die Haar het liefste waren. Thans, waar wij haar moeten mis-» sen, zooals wij Haar steeds zoo gaarne bij ons en om ons zagen, blijft het belang-* rijkste, Zij en Haar liefde ons omringen-. Zij trachtte steeds een zegen te zijn voor ons allen. Ik besluit met den wensch, dat deze zegen zich voor U en voor Mij moge uitstrekken tot ver over hare groeve. Ik heb gezegd. De rede werd door de Koningin uitge sproken in Haar bank in de Groote Kerk waarheen Zij zich omstreeks kwart voor één met klein gevolg had begeven. In de kerk waren verder uitsluitend aanwezig de kerkeraad, kerkvoogden, notabelen en het college van collectanten van de Ned. Herv. Gemeente van 's-Gravenhage. Na het uitspreken van de rede speelde het orgel een couplet van het „Wien Nêerlands Bloed". De radiorede in Oost en West goed ontvangen. De overkomst van de radio-rede van de Koningin is in Oost-Indië bijzonder goed geweest en volgens de eerste berich ten uit Suriname en Curagao is de rede ook daar goed ontvangen. De Bataviasche Radio-vereeniging heeft den directeur-generaal der P.T.T. het volgende telegram gezonden: „Dank u, schitterende uitzending H.M.'s woorden". Paramaribo meldt: Rede Koningin van begin tot einde enorm succes. Geen woord gemist. Alles duidelijk, geen fading, geen vervorming. Gouvernementshuize waar verschillende gasten, betuigen hartelijke tevredenheid. Terrein Ned. Gas-Maatschappij ont vangst met 12 luidsprekers. Massa pu bliek. Gunstigst beoordeeld. Van alle luis teraars prachtige rapporten. Namens al len in Suriname besten dank. zijn inderdaad het meest ideale middel ter bevorde ring van een normalen stoelgang. Gemakkelijk in te nemen, aangename smaak, verwekken geen krampen. 0.65 per flacon. is erg te waardeeren, dat u zooveel be langstelling toont, vind ik en ik hoop, dat u hier gauw zult inburgeren." „Natuurlijk, natuurlijk," stemde John beleefd-welwillend toe, „maar," voegde hij er diplomatiek bij, „in de eerste plaats interesseert mijn familie my, zooals u wel begrijpt. Kent u mijn nichten?" Aan den anderen kant van het venster klonk een soort indianengehuil; het hoofd en de schouders van een jongen van een jaar of negen werd zichtbaar. John herkende direct het roode haar en de zomersproeten, die hij zooeven in de deuropening gezien had. Mevrouw Thomp son draaide zich ontsteld in haar stoel om en liet weer haar protesteerend: „Maar Cyril!" hooren. „Annie vraagt of Tin en ik mogen ko men theedrinken," deelde het jong- mensch luidruchtig mede. ..Dan moet jullie je eerst verkleeden, Mjjn tweede zoon Cyril, Sir John. En zeg tegen Augustina, dat hij een nieuwen nagelschuier neemt en zijn handen flink schoonmaakt. En voor je weggaat, komen jullie hier om me te laten zien 'hoe j» eruit ziet." Het vlammende hoofd verdween en met een onsamenhangend excuus van „die jongens ook altijd," en „zoofn vreeselijk druk huishouden met negen kinderen', weet u," wendde "de veelgeplaagde moe der zich weer tot haar gast. „O ja," beantwoordde ze zijn laatste vraag: „Uw nichtjes, ja allerliefste meisjes Kent u ze?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1