Buitenlandsch Overzicht.
HONIG'S GROENTESOEP 6 borden voor 20 ets.
Radio-toespraak van
de Koningin.
De Tweelingzusters
NIEUWSBLAD VOOR DEN KELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
BINNENLAND
eerste blad
dinsdag 3 april 1934
62ste JAARGANG
Weer een groote
Amerikaansche stad in
financieele moeilijkheden.
Patricia Wentworth
MAAGPILLEN
voor Be/aarden
G OY K j'
sl\. V s}\.
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant 1.60; voor
Koegras, Anna Panlowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.66; binnen-
tand f 2.— Nederl. Oost- en West lndië per zeepost 1 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Losse nos. 4 ct.fr.p.p. 6ct. Zondagsblad
1-esp f 0.60 r 0.70, f Q.7Q.f1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.60, 11.70
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction.
tekstl dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be
taling 16 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met
brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
Mussolini gelooft niet in een aanstaanden oorlog.Duitschland
geeft enorme bedragen voor zijn bewapening uit. Frankrijk
kiest eieren voor zijn geld.
Mussol ini
gelooft niet in
eena.s. oorlog
Het woord van Mus-
solini, den grootsten
Italiaan, heeft nog al
tijd wel beteekenis
voor Europa en het is
daarom heusch wel de
moeite waard om kennis te nemen van zijn
standpunt ten opzichte van de ontwape-
aingskwestie en de herziening der Vre
desverdragen.
De correspondent te Rome van de Paris
Soir" heeft een onderhoud met den Duee
gehad over zijn jongste redevoering te
Parijs ,die nogal opzien gebaard heeft en
hierbij zei Mussolini o. a. tot dezen jour
nalist, dat hij den in Frankrijk vaak ge
bruikten tenn van de „Latijnsche zuster-
BENITO MUSSOLINÏ.
volken", die eigenlijk bijeen behooren,
niet zonder voorbehoud kan aanvaarden,
daar b.v. de Fransehe spotzucht en de
Fransche „blague" het Jtaliaansebe volks
karakter vreemd zijn.
Mussolini herhaalde, dat z. i. de moreele
atmosfeer tusschen Frankrijk en Italië is
verbeterd. Daar beide landen thans over
zekere vraagstukken vrijwel gelijk den
ken, zullen zii misschien binnen afzien-
baren tijd de tusschen hen sedert 15 jaar
hangende kwesties ter hand kunnen ne
men.
Den algemeenen toestand in de we
reld acht Mussolini geenszins ramp
spoedig. Hii gelooft niet aan een aan
staanden oorlog. In elk geval zal de
fascistische regeering dien niet ont
ketenen, daar zij nog veel moreele en
materieele taken te vervullen heeft,
welke slechts in een langdurigen tijd
van vrede te verwezenlijken zijn.
De „protocollen van Rome" zijn tegen
niemand gericht. Zii vormen veeleer het
begin van samenwerking in Midden-Euro
pa, waaraan ieder die dat wenscht kan
deelnemen.
Zijn laatste groote redevoering, waaruit
wii ook een uittreksel hebben overgeno
men, was tameliik verminkt weergegeven,
zoo zeide Mussolini.
Hy denkt er bijvoorbeeld niet aar: zijn
standpunt in de ontwapeningskwestie prijs
te geven, en heeft ook niet van een „defi
nitieve herbewapening van Duitschiand"
gesproken, doch van een „defensieve".
Dat is toch zeker heel wet anders.
Naar de Duee meent, komt liet Italiaan-
sclie ontwapeningsplan het meest overeen
met het Fransche standpunt en hij be
grijpt niet waarom Frankrijk het niet wil
aanvaarden.
Mussolini uitte zich ironisch over de
ontwapeningsconferentie. Hij acht ontwa
pening een onbereikbaar doel en zou het
heter vinden als de conferentie van Ge
lieve zich conferentie van wapeningsbe
perking ging noemen.
Toen de Fransche journalist de kwestie
der herziening van de verdesverdragen
aanroerde, antwoordde de Duee:
De vredesverdragen hebben onrecht
vaardigheden in het leven geroepen en
daarom is het verklaarbaar, dat de landen
die daaronder te lijden hebben, naar her
ziening snakken. Bij de onderteekening
heeft men trouwens deze verdragen geens
zins voor eeuwig gehouden. Zelfs Frank
rijk niet. Ook Bénesj en Masaryk hebben
verklaard, dat zij onder zekere voorwaar
den en onder voorbehoud van politieke en
oeconomische schikkingen bereid zouden
zijn de herzieningskwestie in overweging
te nemen.
Duitschland
wapent zich
Wij willen hopen,
dat de optimistische
veronderstelling, hier
boven geuit, waarheid
bevat en dat we nog
ver zijn van een oorlog. Er zijn echter
andere teekenen in het wereldgebeuren,
die minder opgewekt stemmen. Daar is
b.v. de „bewapening" van Duitschland, wij
kunnen het tenminste moeilijk anders
noemen. De Berlynsche eorr. van de
Times schreef daarover dezer dagen aan
zijn blad in verhand met de begrooting
19341935 van het Duitsehe ministerie
voor luchtvaart, liet departement van
Goering, den gevreesde, dus.
De correspondent noemde de cijfers
van deze begrooting een „schrift tegen
de wolken",, met de toespeling op het
hijbeisehe „schrift op de kalk van den
muur", dat koning Belsazar te twelfder
ure tot waarschuwing moest strekken.
De begrooting voor de Duitsehe
luchtvaart had in 1932/1933 44 mil-
lioen mark bedragen, in 19331934
78 millioen. Op de nieuwe begrooting
echter was er niet minder dan 210
millioen mark voor uitgetrokken.
Daarvan zijn 122 millioen mark be
stemd voor luchtvaart en 50 millioen voor
luchtverdediging, terwijl deze beide posten
samen het vorige jaar slechts 69 millioen
mark bedragen hadden. Haast even ver
ontrustend vond de Engelschman
blijkbaar de cijfers van de begrooting
voor de marine. Het bedrag voor bui
tengewone uitgaven was verdubbeld, jj
zonder dat erbij aangegeven werd,
waarvoor deze gelden eigenlijk be- :j
stemd waren.
Daartegenover stond als geldbron ver
meld 275 millioen van een uit te schrij
ven leening, waarover men ook weer niets:
naders vernam. Dit heele geval zou
niet buiten zijn bekend geworden, aange-
zien de heele Duitsehe pers dit ge-
deelte van de begrooting heeft doodge-j
zwegen, als niet de Vossisehe Zeitung, in j
haar stervensstonde, bij wijze van „zwa- j
Benzang", er melding van had gemaakt.
Deze cijfers hebben niet nagelaten in
Engeland indruk te maken. Engeland ,is
vooral verdraagzaam ten opzichte vkn
Duifsche herbewapening,, als het er zelf
geen last van kan krijgen. Dan is het be
reid de gevoelens der Duitschers- te
begrijpen, die niet langer in dé vernede-l
rende uitzonderingspositie willen blijven,
welke hen te Yersailles is opgelegd.
Maar, wat de luchtvloot betreft waren zij
reeds onmiddellijk minder toeschietelijk, j
i
Het is dus niet verwonderlijk, dat een
conservatief afgevaardigde, Boothby ge-1
naamd, aangekondigd heeft dat hij, zoo-?
dra het parlement weer bijeen is, de mee-
nin van de regeering over deze dingen
wil vernemen. Hij w il weten of de Engel-
sche regeering in de sterke verhooging
van de Duitsehe oorlogsbegroofing op
ieder gebied, aanleidingn zal zién, om de
Britsche luchtvoot uit te breiden. Men
weet, dat de Engelsche regeering reeds
plannen van dien aard heeft aangekon
digd. Het lijkt echter zeer twijfelachtig of
zij niet liever, voor zij een ernstigeh wed
strijd in bewapening begint, probeere.n
zal alsnog tot eenigé regeling te komen,
die deze overbodig maakt of kan inperken.
Hit-Ier is er dus niet in geslaagd, schrijft
de „Nw. Rott. Crt.", vertrouwen te wekken
in de oprechtheid van zijn vredelievende
redevoeringen en betuigingen.
Zijn eigen verleden, de verdere colpor
tage van „Mein Kampf", en vooral het
geen men op militair en semi-militair ge
bied thans ziet gebeuren, hebben een te
sterk getuigenis gevormd tegenover zii?.
vreedzame verzekeringen. Engeland be
gint steeds duidelijker bet wantrouwen
der Fransehen, dat ook wel eens minder
is geweest dan op dit oogenblik, te deeUn.
Zoo is bet mogelijk, dat het toegankelijker
dan te voren gaat blijken voor het denk
beeld van njeuwe waarborgen van den
status ouo op het vasteland. Te Londen
komt men, naar het schijnt, in toenemen
de mate onder den indruk, dat men weldra
nog slechts voor de keus zal staan tus
schen een ongebreideLden wedstrijd in be
wapening en een beleid van dreigementen
met politieke en oeconomische isolatie
tegen dengeen, die den boel in de war
dreigt te brengen. Over een dergelijk plan
is men nu bezig voorzichtig voeling te ne
men, zooals uit de berichten steeds duide
lijker wordt.
De verontrustende
verschijnselen,, inzake
de Duitsehe bewape
ning, waarover we
hierboven schreven,
zijn voor Frankrijk
aanleiding wat toeschietelijker te worden
ten opzichte van eenige Duitsehe eischen.
Men begint in Frankrijk te begrijpen,
dat men niet bij zijn houding kan volhar
den, om Duitschland geen enkele bewape
ning toe te staan en zich star te houden
aan het Verdrag van Versailles.
Het memorandum, dat door Barthou bii
zijn bespreking met den Belgischen mi
nister van buitenlandsche zaken Hymans
ter sprake is gebracht, staat op het stand
punt, dat oeconomische druk tegen den
staat, die de conventie geschonden heeft,
In geval van nood door toepassing van mi
litair geweld aangevuld kan worden.
Afgezien daarvan zou naar de mee
ning der Fransehe regeering onder de
huidige omstandigheden een overeen
komst slechts op de basis van hand
having der Fransche bewapening op
den huidigen stand gesloten kunnen -
worden.
De „Times" is van meening, dat het
standpunt der Fransche regeering ten
aanzien van de ontwapeningskwestie se
dert Barthou's bezoek aan Brussel in vele
opzichten gewijzigd is Terwijl het memo
randum aan de Engelsche regeering van
15 Maart nog op het standpunt stond, dat
van eenige herbewapening van Duitsch
land geen sprake zou mogen zijn, schijnt
Frankrijk thans bereid Duitschland een
zekere mate van bewapening toe te staan,
ep voorwaarde, dat daaraan geen vermin
dering van den tegenwoordigen stand der
Fransche weermacht verbonden is en dat
bevredigende garanties worden gegeven.
Men gelooft, dat de Engelsche regeering
in het. bijzonder wenscht te weten, welke
mate van herbewapening de Fransche re
geering bij het toestaan van uitvoerings
garanties zou goedkeuren, en welke ga
ranties de Fransche regeering voor een
dergelijke concessie aan Duitschland zou
verlangen. Het feit, dat dergelijke vragen
gesteld worden, beteekent naar de mee
ning van den correspondent een wijziging
in de houding van Frankrijk.
Op het punt om failliet te gaan.
De „Daily Telegraph" verneemt, dat
Cleveland, in den staat Ohio, in zielental
de zesde stad van de Vereenigde Staten,
op het punt staat failliet te gaan.
In een wanhopige poging om den toe
stand te redden heeft de burgemeester,
Davies, drastische maatregelen aange
kondigd. Hij heeft bevolen, dat de helft
van de stads-verlichting moet worden
uitgedraaid en overweegt het ontslag van
de helft van de politiemacht en van het
brandweercorps.
500 ambtenaren zijn reeds ontslagen en
nog honderden zullen volgen.
Alle parken zijn onmiddelijk, gesloten.
De directeur van de gemeentediensten
verklaarde, dat zijn ingekrompen staf
slechts eens in de twee maanden het vuil
van de straten kan verzamelen en twee
keer per jaar overal het vuilnis bij de
inwoners kan weghalen.
De oorzaak van dezen toestand is te
zoeken in het roekeloozè bouwen dat
Cleveland heeft gedaan tijdens de hausse
jaren. De financieele toestand van de stad
is evenwel niet slechter dan die van vele
andere groote steden, o.a. van New York,
waar de weigering van den gemeenteraad
om de bezuinigingsmaatregelen van den
burgemeester goed te keuren, tot dezelfde
drastische maatregelen als te Clevéland
zal kunnen leiden.
lp verband met het overlijden van
Koningin Emma.
Zaterdagmiddag te één uur heeft
de Koningin een radio-rede gehouden
over de beide Nederlandsche zenders,
die ook naar de Nederlandsche over-
zeesche gewesten is uitgezonden.
Vooraf werd op het orgel het Wil
helmus ten gehoore gebracht.
Daarna sprak de Koningin als volgt:
Mijn gedachten gaan naar U allen uit
in deze droeve dagen en Ik wensch U
door dit gesprek door de radio een blijk
te geven van mijn innig medeleven in
hetgeen voor U allen een droefenis bleek
te zijn.
Zij, die voor ons allen een Moeder is
geweest, is tot Gods heerlijkheid inge
gaan. Haar liefhebbende hart heeft U
allen omvat. Zij wist zich in te denken
in de nooden en behoeften van geheel ons
Volk, zoowel hier te lande als in de over-
zeesche gewesten. Zij heeft steeds alles
gedaan, wat in haar vermogen was, om
deze te verzachten en te lenigen. Zij ver
stond het ook blijde te zijn met de blijden
en in hun vreugde te deelen.
Als Volk in gedachten samen te staan
om dit sterfbed, doet een heel bijzondere
en hechte onderlinge band ontstaan en
verlevendigt op zoo bijzondere wijze ons
aller saamhoorigheidsgevoel. Diep ont
roerd dank Ik U daarvoor, en voor Uw
liefde en trouw, haar gedurende Haar
lange en zegenrijke leven betoond. Voor
het geluk en de zonneschijn, die Gij daar
in hebt gebracht, voor Uw warme belang
stelling en medeleven tijdens Haar ziek
bed en voor de laatste hulde, zoo in bloe
men als op andere wijze tot uiting ge
bracht. De ontroerende bewijzen van aan
hankelijkheid aan Haar baar en bij de ter
aardebestelling van haar stoffelijk over
schot betoond, hebben Mij diep getrof
fen. Gij hebt daarmede de schoonste kroon
op Haar leven gezet.
Innig dank Ik U ook namens de Mij
nen voor Uw hartelijk medeleven en voor
Feuilleton
Uit het Engelsch van
Nadruk verboden.
6)
„Dat bedoel ik niet. Wat me interes
seert is haar. karakter. Behoort ze tot het
soort, dat de handen van iemand aftrekt,
die in de diepte is geraakt?"
„Beste kerel, ik ken haar niet; ik heb
fiaar alleen maar gezien. Ze is knap, ele
gant ze heeft alles wat een mensch
maar verlangen kan: geld voor het op
scheppen, een man, die haar aanbidt, een
dikke mollige baby een jongen, waar
ze onuitsprekelijk trotsch op is. Dat heb
ik allemaal uit haar eigen mond na
tuurlijk niet in dezelfde woorden," voer
de hij er met een spottend glimlachje bij.
„Hm," zei John. „Ik zou haar wel eens
willen ontmoeten."
„Zij jou ook. Dat heeft ze me ook ver
teld. Ik kan haar schrijven dat je hier
geweest bent en dat je graag enkele fa
milie-aangelegenheden met haar zoudt
hespreken."
John knikte.
„Ik ken niemand van ze, dat is een
geweldig bezwaar. Ik weet niet met wat
voor menschen ze omgaan en ken ook
geen sterveling, die precies van hun om
standigheden op de hoogte is." Hij sprak
op nadenkenden toon en staarde voor
zich uit. „Ik moet iemand hebben, die
me helpt. Zou meneer Carruthers dat
kunnen?"
„Misschien; ik zal het hem vragen. Hy
is met vacantie, maar ik kan hem berei
ken. Morgen spreek ik hem in eiK geval,
dan zal ik het er met hem over hebben.
Maar ik verwacht, dat hij zeggen zal, dat
je beter doet de zaak te laten, zooals ze
is."
„Dat zal ik doen als ik Anne Waveney
heb gevonden. Het is heel goed mogelijk,
dat ze er absoluut nief op gesteld is, dat ik
haar vind en in dat geval zal iedereen
me voor een vervelende bemoeial uit
schelden. Maar het kan ook best anders
om zijn, dat ze in moeilijkheden is en
den Hemel danken, dat iemand zich om
haar bekommert! In ieder geval, ik houd
er wel van om zoo'n mysterie op te los
sen! ik schijn detective-bloed in mijn
aderen te hebben! ,'n Beetje ruzie heb ik
er desnoods ook voor over! Begin jij nu
maar met me by een paar menschen te
introduceeren, die misschien weten waar
ze is. Als het vrienden van de familie zijn,
zullen ze het heel natuurlijk vinden, dat
ik graag kennis met ze wil maken. Ik zorg
voor de rest."
Hy trommelde tegen het venster, neu
riede een soldatenliedje en keek weer
naar de zwarte daken der paraplnies be
neden.
IV.
De pastorie lag tusschen het kasteel
Waveney en het dorp- John reed een
breed toegangspad in, dat voorziening
met nieuw grind hoog noodig had en
waarover het onkruid welig woelde. Ook
de uitgestrekte tuin maakte een indruk
van verwaarloozing, maar de appolboo-
men waren aan het uitloopen en gele por
cissen staken hun kopjes omhoog, zoödat
het beeld van troostelooze onverzorgd
heid eenigermate werd getemperd.
Hij trok aan de bel en hoorde bewe
ging in de hall, haastig, dringend gefluis
ter en snel zich verwijderende voetstap
pen. Maar er werd niet opengedaan. Hij
belde nog eens en nu gebeurde er heele-
maal niets. Geduldig keek hij naar den
zonneschyn, die op de narcissen speelde,
en bracht eindelijk voor den derden keer
de bel in beweging. Toen het geluid yms
weggestorven, hoorde hij schuifelende,
korte pasjes, als van een kind. De deur
ging open en een klein meisje met vlas
blond haar, vergeet-me-niet oogen en
'n blozend maar smoezelig gezichtje,
stond voor hem. Ze staarde naar John en
daarbij bleef het. John was het, die het
stilzwijgen verbrak.
„Is je moeder is mevrouw Thomp
son thuis?"
Het kleine meisje knikte. Ze had haar
oogen geen seconde van John af.
„Kan ik haar spreken?"
„Ik weet het niet." De woorden kwamen
langzaam, stamelend en ze bleef hem aan
staren met haar verschrikte blauwe
oogen.
„Ik zou haar graag willen spreken, als
't kan. Wil je haar even vragen of het
past?"
Hij haalde een kaartje te voorschijn
het werd door een niet al te schoon
handje aangenomen en wachtte. Een
oogenblik later hoorde hy 'n deuru opehen
en sluiten en een klein vrouwtje kwam
met zenuwachtige haast op hem toe.
„O, Sir John, neemt u mij niet kwalijk,
dat ik u heb laten wachten komt u
alstublieft binnen."
Z, ging hem voor naar een groote, som
bere, spaarzaam gemeubelde kamer.
„Wat vriendelyk van u.hijgde ze,
vuurrood. „Ik vind het verschrikkelijk,
dat ik u heb laten wachten.bii uw eer
ste bezoek nog wel. Neemt u plaats alstu
blieft."
John voldeed aan de uitnoodiging en nam
zijn gastvrouw discreet op. Ze waa klein
en onaanzienlijk, het type van een afge
tobde huismoeder, van wier geestelijke en
lichamelijke kracht systematisch te veel
gevergd wordt, en die dientengevolge fn
een bestendige onrust verkeert. Toch
moest ze vroeger knap zijn geweest; haar
vriendelijke blauwe oogen hadden ook
nu hun aantrekkelijkheid nog niet ver
loren.
John had bij zichzelf uitgemaakt, dat
het niet meer dan zijn plicht was het
predikantsgezin een bezoek te gaan bren
gen. En wellicht zou hij tegelijkertijd
waardevolle inlichtingen kunnen krijgen:
twee vliegen in één klap! Maar hij be
gon zich af te vragen of hy van dit ner
veuze gejaagde dametje wel veel gewaar
zou worden. Hoe moest hy het in vredes
naam aanleggen? Hij had haar blijkbaar
overrompeld op een moment, dat de vi
site van „Sir John" al bijzonder slecht
gelegen kwam! Het leek hem het beste
maar te beginnen met haar een stort
vloed van verontschuldigingen te stuiten
en met een afwerend handgebaar ver
klaarde hij:
„Het is heelemaal niet erg. Integen
deel, ik stel het buitengewoon op prys,
dat u me direct hebt willen ontvangen. Ik
ben immers een volslagen vreemde en ik
dacht
De deur vloog open. John kreeg een
visioen van vlammendrood haar, een wip
neus, een heirleger van zomersproeten
en buiten verhouding groote handen.
Toen Toen hoorde hij een onthutst „O!"
en de deur werd met een smak weer
dichtgetrokken.
„Maar Cyril!" protesteerde de kleine
predikantsvrouw.
John negeerde de stoornte en nam den
afgebroken zin weer op. „Ik ben een vol-
slaten vreemde en ik zal heel dankbaar
zijn als iemand maakt, dat ik me wat min
der vreemd ga gevoelen. Daarom zou ik
het zoo prettig vinden als u me eens iets
wilde vertellen over het huis en mijn fa
milie en de menschen uit de omgeving."
„O ja," begon mevrouw Thompson en
toen werd de deur wéér geopend. Een
lang meisje, armoedi< gekleed, kwam
halverwege de kamer in. Uit haar te
korte mouwen staken een paar beenige
armen en handen.
„Wat is er, Delia?"
„Daar is Annie, met een boodschap van
mevrouw Anderson."
Delia sprak met een ietwat norsch
neusgeluid. Ze had een grooten neuse
rood van veel door-weer-en-wind-loopen.
„Ik kan Annie nu niet te woord staan,"
antwoordde haar moeder. „Vraag maar of
ze vanmiddag nog even terug kan komen.
Dit is mijn oudste dochter. Delia, moet je
Sir John niet even een hand geven, kind?
Wat moet hy wel van je denken!"
Delia verrichtte de ceremonie zonder
veel geestdrift en stevende de kamer
weer uit. Mevrouw Thompson hervatte
het afgebroken gesprek.
„Ja ja," zei ze op langzamen peins-
toon, „het moet alles wel erg vreemd
voor u zijn. Ik zal in dit opzicht alles
voor u doen wat in mijn vermogen is. Het
de ontelbare blijken van deelneming, van
U ontvangen. Bij allen weemoed, welke
door het hart gaat van het kind, dat haar
moeder moest afstaan is het onvergetelijk
heerlijk te ervaren de liefdevolle hand van
God, die alles zoo beschikt heeft.
Zij heeft niet beseft, dat Haar krach-»
ten de hooge, sloopende koortsen niet zou-»
den kunnen weerstaan. Zij is in de armen
van Haar Heiland ingeslapen, zonder het
namelooze lijden van afscheid nemen te
hebben moeten ondergaan, Zich ook in
de laatste dagen van Haar leven omringd
wetend van hen, die Haar het liefste
waren. Thans, waar wij haar moeten mis-»
sen, zooals wij Haar steeds zoo gaarne
bij ons en om ons zagen, blijft het belang-*
rijkste, Zij en Haar liefde ons omringen-.
Zij trachtte steeds een zegen te zijn
voor ons allen. Ik besluit met den wensch,
dat deze zegen zich voor U en voor Mij
moge uitstrekken tot ver over hare groeve.
Ik heb gezegd.
De rede werd door de Koningin uitge
sproken in Haar bank in de Groote Kerk
waarheen Zij zich omstreeks kwart voor
één met klein gevolg had begeven. In de
kerk waren verder uitsluitend aanwezig
de kerkeraad, kerkvoogden, notabelen en
het college van collectanten van de Ned.
Herv. Gemeente van 's-Gravenhage.
Na het uitspreken van de rede speelde
het orgel een couplet van het „Wien
Nêerlands Bloed".
De radiorede in Oost en West
goed ontvangen.
De overkomst van de radio-rede van
de Koningin is in Oost-Indië bijzonder
goed geweest en volgens de eerste berich
ten uit Suriname en Curagao is de rede
ook daar goed ontvangen.
De Bataviasche Radio-vereeniging heeft
den directeur-generaal der P.T.T. het
volgende telegram gezonden: „Dank u,
schitterende uitzending H.M.'s woorden".
Paramaribo meldt: Rede Koningin van
begin tot einde enorm succes. Geen woord
gemist. Alles duidelijk, geen fading, geen
vervorming.
Gouvernementshuize waar verschillende
gasten, betuigen hartelijke tevredenheid.
Terrein Ned. Gas-Maatschappij ont
vangst met 12 luidsprekers. Massa pu
bliek. Gunstigst beoordeeld. Van alle luis
teraars prachtige rapporten. Namens al
len in Suriname besten dank.
zijn inderdaad het meest
ideale middel ter bevorde
ring van een normalen
stoelgang. Gemakkelijk in
te nemen, aangename
smaak, verwekken geen
krampen.
0.65 per flacon.
is erg te waardeeren, dat u zooveel be
langstelling toont, vind ik en ik hoop,
dat u hier gauw zult inburgeren."
„Natuurlijk, natuurlijk," stemde John
beleefd-welwillend toe, „maar," voegde hij
er diplomatiek bij, „in de eerste plaats
interesseert mijn familie my, zooals u
wel begrijpt. Kent u mijn nichten?"
Aan den anderen kant van het venster
klonk een soort indianengehuil; het
hoofd en de schouders van een jongen
van een jaar of negen werd zichtbaar.
John herkende direct het roode haar en
de zomersproeten, die hij zooeven in de
deuropening gezien had. Mevrouw Thomp
son draaide zich ontsteld in haar stoel
om en liet weer haar protesteerend:
„Maar Cyril!" hooren.
„Annie vraagt of Tin en ik mogen ko
men theedrinken," deelde het jong-
mensch luidruchtig mede.
..Dan moet jullie je eerst verkleeden,
Mjjn tweede zoon Cyril, Sir John. En zeg
tegen Augustina, dat hij een nieuwen
nagelschuier neemt en zijn handen flink
schoonmaakt. En voor je weggaat, komen
jullie hier om me te laten zien 'hoe j»
eruit ziet."
Het vlammende hoofd verdween en met
een onsamenhangend excuus van „die
jongens ook altijd," en „zoofn vreeselijk
druk huishouden met negen kinderen',
weet u," wendde "de veelgeplaagde moe
der zich weer tot haar gast.
„O ja," beantwoordde ze zijn laatste
vraag: „Uw nichtjes, ja allerliefste
meisjes Kent u ze?"
(Wordt vervolgd).