Vlammen in volle zee....!
■tjutte rt ie
Zonder schroef en zonder water
TOB NOOIT HOEKJE
verlangt u verandering?
APRIL 1934
Als de koelies muiten
Door Adolf Willis,
gewezen derde stuurman op de
„Yoe Shoen
Ik had mijn zaken in Bandoeng af
gewikkeld en keerde thans terug naar
Batavia, waar mijn oude ,,Yoe Shoen'
juist lading innam: tin in de onderste
ruimen, verder suiker, tabak, rijst, kam
fer en aan het dek een groote partij
teakhout en enkele vaten wijn.
Dan lichtten wij de ankers en staken
in zee. Twee dagen fêrter ankerden wij
voor Semarang, teneinde een paar hon
derd kisten met gebatikte kleeding in te
laden. Deze werden bij duizenden tege
lijk in Djokja vervaardigd en van daar
uit door den geheelen Oriënt verstuurd,
'l evens losten wij daar een deel van
onze lading, een aantal kisten verfstof
uit Europa, die de batikfabrieken voor
hun bedrijf gebruiken.
Honderden koelies
In Soerabaia namen wij nog een twee
honderd Chineezen aan boord. Samen
gepakt als haringen lagen deze koelies
overdag op het voorschip, onder het
zonnezeil. Zij wasemden zoo n stank
uit, dat men het op de kust, 500 meter
van ons schip, kon ruiken en de haven
autoriteiten gaven ons bevel het anker
te lichten en drie kilometer verder op
de reede te ankeren! In de luttele pas
sagiershutten op het bovendek waren
enkele blanken gehuisvest, een Engel-
sche missionaris, een paar ambtenaren
van de firma's, welke ons bevracht had
den, welke als supercargo's meereisden
en voorts een jonge dame, de dochter
van een rijken Engelschen planter van
Java, die thans naar Shanghai overstak,
om in het huwelijk te treden met een
Hollandschen ingenieur. Zij had het
échte Albion-type: slank, groot, hoog
blond enbedaard. Meestal lag zij
in haar dekstoel op het sloependek, ver
diept in een roman.
Wij lichtten de ankers en staken
op een prachtigen morgen in zee, lieten
Soerabaia langzaam achter ons. Nie
mand vermoedde ook maar in het minst,
dat het de laatste reis van de „Yoe
Shoen" zou zijn!
Den volgenden dag bereikten wij
Boeleleng, op het geheimzinnige Bali-
eiland. De aanvullende lading kwam
aan boord en na gedane arbeid zoch
ten wij onze dekstoelen op en staarden
naar den met heldere sterren bezaaiden
avondhemel. De tolk, Roosevelt, een
achterneef van den Amerikaanschen
president, die als touristengids en tolk
op Bali woont, vertelde ons bijzonder
heden over de BalineezenHet was
laat, toen hij van boord ging. Den vol
genden dag vingen wij onze omnibus
route weer aan: Celebes, waar we twee
honderd koelies aan boord namen
drie dagen door de gevaarlijke Celebes-
de schrijfmachines. Meermalen had
Gerard haar bespied, want vandaag
moest het er van komen, had hij zich
vast voorgenomen. Als ze nu maar eens
opkeek, maar ze tikte even ijverig als
anders door. Nu, dan maar om een uur,
bij 't naar huis gaan.
Eindelijk was het lang verwachte uur
daar. Nu was hij haar voor. Toen hij
de deur openhield knikte ze tegen hem
met een schuchter lachje enwit
van woede kon hij zich zelf niet be-
heerschen. Totaal vergetend, dat hij
nog niet het minste recht op haar had,
greep hij haar bij den arm, draaide het
potsierlijk beschilderde gezichtje naar
het volle licht.
Kleine kat, beet hij haar toe,
waarom heb je dat gedaan?
Plots rolden er twee tranen over de
roetzwarte oograndjes.
Gerard wist al genoeg. En nu gauw
die viezigheid er af, commandeerde
hij opgewekt, dan breng ik je vlug thuis
en vanavond gaan we naar de bio
scoop.
Zee en dande wijde verten van
den Stillen Oceaan.
In de hitte
De hitte werd onverdragelijk
Als de wind over dek speelde, dron
gen de penetrante geuren van de op
het voorschip hokkende menschenmas-
sa in onze gevoelige neusgaten
's Avonds zaten wij in de kleine mess-
room of lagen languit op het sloepen-
dek in de frissche avondbries. Onze te
legrafist klauterde in zijn viool en bracht
denkbeeldige signorita's serenade s
(misschien wilde hij onze vrouwelijke
passagier vast in huwelijksstemming
brengen) en de kapitein speelde met
den gersten-officier zijn gewone partij
tje schaak, dat hij geen avond over
sloeg. De eerste liet dan principieel den
kapitein winnen, daar diens humeur dan
goed bleef en daar een eerste officier
zijn kapitein in géén geval de baas mag
zijn, zelfs niet bij het schaakspel!
Over het geheele dek hing een eigen
aardige atmosfeer: scherpe tabaksgeu
ren uit de ruimen, kamferlucht en de
stank van onze levende lading. De En-
gelsche dame lag in haar dekstoel, om
zweefd door een bedwelmen.de wolk
Fransche parfum, de missionaris las in
zijn brevier, de ambtenaren speelden,
soms met veel rumoer, kaart.
Schroef verloren?...
Midden in die avondsfeer werd de
stilte ruw verbroken door den chef der
machinekamer, die met een bleek ge
zicht over het dek rende en den kapi
tein iets in het oor fluisterde
Met een gegrom sprong de kapitein
overeind, zoodat de schaakstukken over
het geheele dek rolden en verdween in
de gang van de machinekamer. De
schroef stond stil, we stopten, sissend
stroomde de overbodige stoom door het
ventiel. Weldra kwam de kapitein te
rug; hij was nerveus en liep brommend
heen en weer.
In de machinekamer werd koortsach
tig gewerkt. Tengevolge van het plotse
linge, onverklaarbare doorslaan der ma
chine was een zuiger uit zijn lager ge
schoten. Met een kraan werd de zuiger
weer op zijn plaats getrokken en vier
uur later was de schade opgeheven.
Langzaam draaide men het stoomven-
tiel open. Reeds bij de geringste druk
maakte de machine ruim zestig toeren!..
De machinechef kwam weer aan
dek, stak zijn pijp op en liet zich in zijn
stoel vallen. „De machine is all right,
Sir", zei hij flegmatiek. „Waarom va
ren we dan niet, voor den duivel?"
brulde de kapitein, woedend.
„Dat is iets anders", zei de machine
chef doodnuchter, ,,we hebben de
schroef verloren! Die is precies buiten
boord afgebroken
S.O.S.? Onmogelijk!
We renden naar de marconisten-hut.
„Geef onmiddellijk S.O.S.", riep de ka
pitein, „onze positie en vraag een
sleepboot aan uit Manilla!"
„Helaas, kapiteinwas het ant
woord, „mijn laatste lamp is vandaag
doorgebrand. Reserve-lampen zijn bij
mij altijd een ongekende weelde ge
weest en met dit treurige overschot zie
ik geen kans meer signalen te geven!"
Dat was de klap op de vuurpijl! Het
was een wanhopige positie! Wij lagen
buiten de koers der groote stoomvaart
lijnen en binnen vier weken liep er geen
schip in onze koers. En wat het érgste
was: we hadden nog maar water voor
8 dagen!
Water sparen!
Den volgenden dag had alles zijn ge
wone verloop nog. Den tweeden dag
heerschte er een groote onrust onder de
koelies. Zij kregen dien dag nog slechts
de halve portie water. Den derden dag
hadden wij nog geen schip bespeurd.
Toen wij het sloependek inspecteerden,
ontbraken er 2 booten. Blijkbaar had
een deel der bemanning gemeend zich
zoo te kunnen redden. Zij waren een
zekeren dood tegemoet gegaan. De koe
lies drongen op en wilden de boven
dekken beklimmen. Enkele revolver
schoten riepen hen tot de orde. Nie-
m,„d van hen darfde de eers.e te zijn!
Muiterij!!
Den tienden dag brak er muiterij uit
Een directe aanval op de brug durfden
de koelies niet te nemen. Zij verove^
het dek, terwijl de officieren, de beman
ning en de blanke passagiers zich op de
commandobrug verschansten. Het bier
en de watervaten met de rest van het
drinkwater hadden wij op het dak van
de stuurstoel gesjord en met zeilen te-
qen de zonnestralen afgedekt. Op n
sloependek vochten de koelies als waan
zinnigen om de booten. Eén boot ken
terde al dadelijk, nadat zij te water was
gelaten. Vijftig, honderd koelies waren
erin gedrongen......
Een andere boot schoot met de boeg
uit de davids, zweefde met het roer
omhoog in de lucht, terwijl de inzitten
de koelies als een tros overrijpe druiven
eraan bengelden, om een voor een met
een gil te water te vallen. De kreten en
het gejammer in het schuimende water
bewees maar al te goed, dat de haaien
feestvierden. Het water om het schip
was rood van het bloed
Binnen enkele minuten waren alle
booten verdwenen: drie van de acht
kwamen goed te water en voeren haas-
stig weg. Intusschen was het weer om
geslagen en deed een flinke Noord-
West-deining het schip van de eene zij
de op de andere rollen.
Onze telegrafist knutselde onver
moeibaar aan zijn toestel. Maar zelfs
met betere middelen dan hém ten dien
ste stonden, had men geen zender kun
nen bouwen, die een straal van 2000
kilometer bestreek.
Strijd met het water...
Van alle kanten klauterden de koe
lies thans op het hoogste dek. Wij trok
ken ons terug in de stuurkajuit, blin
deerden de vensters en lieten hen be
gaan. Daar wij inzagen, dat wij onze
positie hoogstens nog enkele uren zou
den kunnen houden, wierpen wij hen
de watervaten toe. Een ware veldslag
ontwikkelde zich voor onze oogen
Terwijl de eene groep trachtte de groo
te kuipen naar het midden te rollen,
vielen de anderen hen aan en staken
hen neer. Eén vat werd vernield en het
kostbare nat vlood over het dek. Wat
beteekende trouwens die luttele vaten
voor honderden, van dorst versmach
tende menschen?! In hun wanhoop sta
ken tenslotte enkele van hen de lading
in brand! De „Yoe Shoen" brandde fel
en begon langzaam tezinken
Scheepsbrand als... redding!
„Zijn wij nü verloren?" vroeg de jon
ge, Engelsche dame, eenigszins angstig
aan mij. „Verloren is men eerst, als
men zélf opgeeft", antwoordde ik haar
filosofisch, „Wij zullen trachten ons op
het reddingsvlot in te schepen, als het
voorschip zinkt en die waanzinnige ben
de wordt weggespoeld...!"
De telegrafist pakte zijn viool in de
kist, de steward bracht ieder van ons
zijn zwemvest, terwijl de kapitein de
scheepskas haalde en zijn handkoffer
inpakte.
Op dat oogenblik riep de man op den
uitkijk: „Rookwolk nadert Noord-Oost;
koerst recht op ons aan!"
De daad der waanzinnige koelies, bet
schip onder hun eigen voeten in brand
te steken, was juist hun redding! Een
stoomschip, dat tusschen de Philippij-
nen en Australië voer, had de vlammen
en de rookzuil, die uit het voordek om
hoog steeg, opgemerkt en onmiddellijk
koers gezet naar het brandende schip!
Gered!
Een der leden van de bemanning
werd door den waanzin aangegrepen,
toen de redding opdaagde. De spanning
was te groot voor hem geweest. Voor
dat een andere matroos hem grijpen
kon, sprong hij overboord en verdronk.
Wij stegen in de booten, eerst de En
gelsche schoone, als voorlaatste de tele
grafist, met z'n geliefde viool onder den
arm geklemd en tenslotte de kapitein in
eigen persoon. Hij had zijn splinter
nieuwe hoed op het hoofd gezet, om die
niet te beschadigen en de kapiteinspet
droeg hij onder den arm; in de eene hand
droeg hij zijn koffertje, in de andere
de sextant en op zijn rug bengelde zijn
Zeiss-kijker broederlijk naast de kooi
met de kanarievogel, die hij niet achter
had willen laten. Ieder van ons droeg
zijn, inderhaast samengeraapte, bagage.
Maakt elke verandering een
verbetering?
Wij allen hebben wel eens het
voel: „hè, ik wou dat er maar eens
verandering kwam, gebeurde er
eens iets! De mensch is een ontevre
den wezen. Inplaats van er blij 0m t
zijn, wanneer het leven zonder bij20n.
dere zorgen of verdrietelijkheden ver
loopt, wordt hij ongedurig, en voelt
verlangen naar verandering, zonder er
zich zelf rekenschap van te geven, welk
soort verandering hij zich eigenlijk wel
zou wenschen. Maar het leven is een
ge-
een
maar
groot paedagoog, en de veranderinq
waarnaar men zoo verlangde, komt
meestal inderdaad. Maar, eigenaardiq
genoeg, ziet men dan menigmaal, dat
de persoon in kwestie achteraf h'eele-
maal niet is ingenomen met de verhoo
ring van zijn of haar wensch en de
goede tijden van voor de eerst vurig
verlangde verandering betreurt.
Maar denkt dan: „Wat had ik het
toen eigenlijk gemakkelijk en gezellig!"
En men heeft niets dan lof voor den
tijd, dien men vroeger zoo saai en zoo
eentonig vond, waarin men zoozeer
wenschte, „dat er eens iets zou gebeu
ren." Alle verandering is nog geen ver
betering. En het verkeerde is, dat de
gemiddelde mensch de goede gaven
van het leven eerst dan waardeert,
wanneer hij ze niet langer ontvangt. Ze
zijn opgeschrikt uit de passieve genoeg
lijkheid, waarin ze leefden. En menig
een denkt: „Wat had ik het vroeger
toch goed." Zij vergeten dat ze het nog
beter en gemakkelijker hebben dan me
nigeen, En dan komt de tweede ver
andering hun leven wordt opnieuw
moeilijker. En dan denken ze weer „hoe
kon ik na de eerste verandering in mijn
leven klagen. Wat had ik het toen nog
goed!" Inplaats van te trachten, het
goede te waardeeren, dat er ook thans
nog is. In wat U nu „den^goeden tijd''
noemt, waren er menschen, die het'
even moeilijk hadden als U thans, en
moeilijker. Zoo zijn er ongetwijfeld ook
menschen, die het momenteel ook moei
lijker hebben dan U.
Wie het leven op de juiste manier
opvat, zal onder alle omstandigheden
probeeren, er het beste van te maken,
en wat zon te brengen in de levens van
hen, waarover een zwaardere schaduw
ligt dan over de onze. Egoïsme maakt
ongelukkig. Wie alleen voor zich zelf
leeft, zal zelfs onder de gunstigste ma-
terieele omstandigheden nimmer ten
volle gelukkig kunnen zijn, want egoïs
me loopt altijd dood. De egoïst loopt
door zijn voortdurende egocentrische
gedachtenloop groote kans, aan aller
lei denkbeeldige kwaaltjes en pijntjes
te gaan lijden, en blind te worden voor
al het goede, dat er op zijn levenspad
is. Geen mensch kan tot een volledige
en harmonische ontplooiing komen,
zoolang hij geen wenschen en idealen
heeft, die ook aan het welzijn van an
deren ten goede komen. Gedeelde
vreugde is in een diepere beteekenis
dubbele vreugde. Want slechts degene
die zorgzaamheid, belangstelling in een
ander kent, heeft het leven begrepen in
zijn diepsten zin. Denkt niet: „Wat is
alles saai en eentonig. Ik wilde dat er
maar eens iets gebeurde." Maar richt
Uw aandacht op het leven van iemand,
die minder liefde ondervindt, minder
afleiding en meer zorgen heeft dan U.
Tracht dan in zoo n leven wat zon te
brengen, zorgt U, dat er voor zoo
iemand eens „iets gebeurt' in gunsti-
gen zin, dan zult U ondervinden, dat er
ook iets gebeurt in Uw eigen hart, dat
U harmoniescher, rustiger en gelukki
ger wordt. Want geven, en niet ont
vangen is de kern van het werkelijke
geluk in een menschenleven.
Dr. JOS DE COCK,
Toen wij aan boord van onzen redder
waren, het Australische stoomschip
„Sunlandzagen wij hoe de half-uit-
gebrande „Yoe Shoen" kenterde en
de golven verdween. Steil schoot de
boeg omlaag, hoog verhief zich nog
eenmaal het achterschip en toonde de
afgebroken schroefas, zónder schroei—
(Nadruk verboden.)