Raadsels II TOM DE NEGERJONGEN II T illTTERTJE ZATERDAG 12 MEI 1934 PAG. 7 Ovambo is nieuwsgierig Ruilhoekje. Nieuwe Raadsels. Beste jongens en meisjes! TuUie begrijpt wel, dat na wat ik ge dreven heb over de kampeerdagen Texel er niet veel tijd meer over bleven'is voor de beantwoording van f briefjes en jullie zullen je dus te- jen moeten stellen met een praatje Ün allemaal. Ik zal probeeren of ik vriendjes van buiten de stad en "iMohien nog een heel enkele ant- "voord kan geven. En anders volgende «pek maar weer. Wat is het Donderdag een heerlijke „miniee feestdag geweest, hè. Jullie in zeker ook den heelen dag in de Z geweest en bruin gebakken als prseh gebrande pinda's. Nu, ik ook, 'S morgens tot 's avonds zijn we de duinen en aan het strand ge west en de zee zag er uit om er zoo in te duiken. Ita is trouwens kopje onder geweest. Ze was, net als de an dere kinderen aan het pootje baden en was toen een beetje te ver gegaan, toen kwam er een golf, die sloeg haar om en daar lag ze heelemaal onder wa ter Een angstig snoetje kwam net nog boven. Je begrijpt, we hadden haar mo te pakken en toen had ze later wel weer zin om er in te gaan, want 't 4s net een waterrat. Ja, het was wel heer lijk daar aan dat zonnige strand en wat worden de donkere duinen mooi, hè?.... En nu vandaag hebben we al weer vrij en morgen, 't Kan gewoon niet op met de feestdagen. Voordat ik nu nog een paar briefjes beantwoord, zal ik eerst nog even ver tellen, wie het boek gewonnen heeft. Hier staat haar naam. Christina Beekma. Oranjestraat 49. Kom je boek maar gauw halen, Christina, als het dan vandaag of mor gen regent, dan kan je er fijn in lezen. Klaas Blokker, Haarlem. Ja, van Haar lem uit kun je fijne fietstochten naken, Klaas en je stormt er niet zoo gauw van den weg als hier. Als het mooi weer is, ja, dan is het hier ook heerlijk rijden, maar als de wind waait moet je je op je fiets vast binden, anders waai je er zoo af, en bij jullie rijd je steeds door bosschen en lanen, die den wind voor je opvangen. Tony Sinnige, Julianadorp. Met dit weer moet je het heerlijk vinden in Koe gras te wonen, Tony, want nu is het 's mor gens zoo moöi en 's avonds zoo fijn en al tijd heb je een prachtig vrij uitzicht, geen huizen waar je tegen aan: kijkt en een kostelijk speelterrein direct bij huis en broertjes en zusjes als speelmakkertjes. Wat wil je nog meer? Misschien kom ik «el eens bij jullie aan, hoor, vast beloven doe ik het niet, want het is niet naast de deur. Rieka Sinnige. Je boft, Rieka, dat je in Koegras woont, anders had je van de week geen briefje van me gehad, want ik beantwoord alleen de kinderen buiten de -!jd en daar behooren jullie nu ook bij. Jaar jij vindt het ook fijn dat je buiten woont, lees ik uit je briefje, nu dat kan ik e-' begrijpen, ik zou het ook fijn vinden ■net zulke mooie zonnige dagen als we heb ben. En nu moet ik stoppen die vandaag blijven liggen, hoop ik vol gende week te beantwoorden. Dag allemaal, een prettigen Zater dagmiddag en een fijnen Zondag. Kindervriend. Holland Is veel te koud voor kleine Kafferjongetjes. Ovambo is een klein Kafferjongetje en hij woont in Kaapstad. Eigenlijk hoort hij daar niet thuis. Ovambo moest wonen in een Kafferdorp, waar hij den heelen dag kon rondloopen in het pakje, waarmee hij geboren was, waar hij door het steppengras kan draven en in hooge boomen klimmen. Maar Ovambo woont nu eenmaal in Kaapstad. Dus draagt Ovambo een blouse, die nooit langer dan twee minuten heel is en daaroverheen een paar bretels, die waarschijnlijk van zijn vader geweest zijn en een broek, die héél lang geleden wit was. Bij gebrek aan boomen klimt hij in lantaarnpalen en inplaats van over het gras rent Ovambo met zijn bloote Kafferpootjes langs de straten van Kaapstad. Ovambo is vreeselijk nieuwsgierig. Of hij naar school gaat weet ik niet, maar van aardrijkskunde heeft hij heel weinig verstand. Op een goeden mor gen verraste hij me met de vraag: „Wat is Holland?" Hoe zou ik hem dat uitleggen? Vol moed begon ik. „Holland is ee nland, ver hier van daan. Het is maar klein, lang niet zov groot als van hier tot aan de Kalahan en het ziet er heel anders uit." „Anders uitzien? Hoe anders?" „O, er zijn daar geen bergen, maar wel rivieren. Véél rivieren, die altijd vol water zijn en er zijn groote vlakten, waarop gras groeit. Weilanden noemen wij die; daar grazen veel koeien. En er zijn andere vlakten waar koren groeit de korenvelden. Maar dat is alleen 's Zomers, als de zon lang schijnt." „Daar Kafferkoren groeit zooals hier?" „Nee Ovambo, Kafferkoren niet, maar wel een heeleboel andere soor ten, die jij niet kent En daartusschen groeien mooie bloemen, papavers en korenbloemen. En er zijn ook heerlijke bosschen." „Ooo! Daar Ovambo fijn wandelen!" „Neen mijn jongen, overal zijn bord jes met „Verboden Toegang". En als je daar niet naar kijkt, word je opge pakt. Er zijn daar veel meer politie agenten dan hier." „Dat niet leuk." „Nee, dat is zeker niet leuk. Ook zijn er veel groote steden, met hooge hui zen. Daar rijden massa's auto's rond en groote motorvogels vliegen van de eene stad naar de andere. Er zijn geen osse- karren en ezelwagens zooals hier, maar wel wagens, die door paarden getrok ken worden. Ook is het daar niet altijd zoo warm als hier. Ieder jaar gaat de zon een paar maanden met vacantie en komt dan maar enkele uurtjes per dag. Dan ligt er dikwijls sneeuw en soms ook ijs." Ovambo rilde. Ik begon juist enthou siast te worden en wilde hem nog veel schoons vertellen over sneeuwballen gooien en schaatsenrijden. Maar Ovambo constateerde: „Dan ik altijd rillen en beven. Niet goed voor arme Ovambo. Geen fijn land!" En weg rende hij in de gloeiende zonnehitte zijn bloote voeten klot sten op het trottoir. EEN HAAI REIST DE WERELD ROND. Te Durban, in Zuid-Afrika, is een haai gevangen met een ring om zijn staart, waarop gegraveerd was, dat het dier drie maanden tevoren op Samoa (Stille Zuidzee) van dien ring voorzien was en vrijgelaten was! EEN OLIFANT KRIJGT PAPEGAAIENZIEKTE. Jumbo, een der oudste oliefanten van den Londenschen dierentuin, is plotseling doodgegaan. Niemand kon de oorzaak vinden, totdat door een toe val bleek, dat een Braziliaansche papa gaai zich een dag in de olifantstal had opgehouden. Dit is vermoedelijk de eerste maal, dat een olifant aan papa gaaienziekte is bezweken. BELGRADO, DE GROOTSTE STAD. De Skoepsjina heeft een wet aan genomen, waarbij het gebied van de stadsgemeente Belgrado is uitgebreid met het stadje Tsemoen en eenige kleine dorpjes. Wat zijn oppervlakte betreft, is Belgrado hierdoor de groot ste stad ter wereld geworden, hoewel het slechts 300.000 inwoners heeft. JAPAN BEHOUDT ZIJN SCHRIFT. De geruchten, dat het Japansche al fabet door het Latijnsche zou worden vervangen, zijn onjuist; de Japansche regeering koestert absoluut geen plan nen in deze richting. L. v. Gessel, Singel 115, alhier. Ik heb 34 weegschaaltjes, die ruil ik voor 32 Droste plaatjes of bons. Dan ruil ik 26 Hille bons voor 26 Droste plaatjes of bons. 4 lux enz. bonnen voor 8 Droste plaatjes. 1 bon van Rademakers vroolijke album, ook geldig voor 5 fox bonnen, voor 5 Droste bons. 2 plaatjes van Bussink mijn land voor 2 Droste plaatjes. 1 Pette Indiaan en 3 plaatjes „Cac tussen" van Pette samen voor 4 Droste bons. 35 plaatsjes „De bloemen en haar Vrienden" van Verkade voor 40 Droste plaatjes. P.S. Er mag ook wel gedeeltelijk ge ruild worden. Wie het eerst komt krijgt een bon cadeau! Oplossingen vorige raadsels: Klaas, kaas, kas, as, a. II. Boterpot, bot, terp, pot. HL Raar. IV. Motorboot, moor, trom, mot, bot Goede oplossingen ontvangen van; Johanna Frederika K.; Lieny v. L.; Piet en Mientje V.; Tiny D.; Joop van B.; Tom M.; Kees D.; Jannie R.; Truus van W.; Dina W.; Maartje S.; André. W.; Froukje ZAnnie T.; Lien v. G.; Corrie P.; Christina B.; Marietje en Frans D.; Tony S.; Nelly K.; Jopie B.; Fienie W.; Annie J.; Rieka S.; Tonia S.; Jenny R.; Johan en Cornelis L.; Agatha K.; Trijntje V.; Geertje de V.; Jannie de V. i: i. Wat ziet men, als men ziet en wat ziet men, als men niet ziet? II. Van buiten glad, van binnen hol. Haast dagelijks ga ik aan den rol... Nooit krijg ik eten, dikwijls slaag! En tóch mijn meester mag mij graag! III. Hoe wordt een Neger, wanneer men hem in de Witte Zee doopt? Nu doe je best maar eens. Ze zijn heel gemakkelijk, tot zelfs nummer 2, die er zoo moeilijk uitziet, toe! 19 P len k op den grond zag hij zijn hol- tiaarTm Die was ook hier tiad .°e. geslingerd. Maar de schok >eSt)w Rrokodillenkooitje in tweeën Pr),?fn en natuurlijk was de kroko- ,'an J Dat was nu toch het ergste ft.at es> wat hem overkomen kon. O. >oit \V(>SPeet hem dat. Waar zou hij 'aan w1* zoo'n mooien krokodil van- aii»s f? tranen biggelden hem ,v'er <ia8.m an^nn' h°e meer hij er n de li, ih cïat hij daar nu zoo vreemd ebt zat, hoe verdrietiger hij werd. Hoe langer hoe harder ging hij aan het huilen en van narigheid liet hij zijn blikje ook al op den grond vallen. 20. De man, die het wagentje aan het volladen was, schrok op van het val lende blikje en keek naar boven. En nu zag hij ook Tom, wiens geschreeuw hij door al het lawaai niet eerder had gehoord. Met groote oogen stond hij te kijken en begreep niet hoe de jongen daar gekomen was. „Kom er eens af, vriendje," schreeuwde hij naar bover 21. Daar had Tom nog niet aan ge dacht. Ja, dat was waar, hij kon naar beneden komen. Zijn gehuil was op eens uit. Hij sloeg zijn beenen om een der ijzeren pilaren en liet zich met een vaartje naar beneden glijden tot vlak voor den haas. En daar stond het kleine negerjongetje voor'den grooten sterken man, die lang niet vriendelijk naar hem keek. Hij werd bij zijn arm gegrepen. „Zeg eens, jongen," snauwde de man hem toe, „wat deed jij daar, hè?" 22. Nu begon Tom weer te huilen. En nu hoorde de baas het wel, want het was nu vlak onder zijn ooren. Hij moest ze ervan dicht houden, maar de jongen ging aan het vertellen en nu moest hij zijn handen toch weer van zijn ooren nemen. En onder tranen en snikken vertelde Tom het verhaal van zijn vangst en van zijn reis over het. water en nu kreeg de baas medelijden met hem. „Zoo zoo, ventje," zei hij, terwijl hij hem eens over zijn zwarten krullebol streek, „dan ben jij zeker Tom van het Diamaritdmuï G Let. niata"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 23