Het eiland der bloedige hoofden
POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Onder de koppensnellers op Borneo.
DANK...I
Populaire Rubriek
hkiüoh mmmt,
ZATERDAG 19 MEI 1934
De Dajaks, een vreedzaam en gelukkig volk.
Diefstal komt er zelden voor
1
door
Prof. Dr. A. W. B. Jorissen de Bas.
Op schcol hebben wij allen geleerd
van de koppensnellers op Borneo; wij
hebben erover gerild! En ik vermoed
de toen absoluut niet, dat ik later nog
eens onder hen zou ieven en hen zou
leeren kennen als vreedzame men-
schen dat ik in hun huis zou zitten
onder gedroogde menschenschedels en
hun gevreesde messen in mijn bagage
zou meenemen.
Waarom koppensnellen?....
Het koppensnellen is een gebruik
dat ongetwijfeld is overgelevrd uit zeer
oude tijden. Waarop het berust, is on
bekend, want deze volkeren hebben
geen schrift; zij kennen slechts een
mondelinge overlevering, die zich niet
verder uitstrekt dan de paar laatste ge
neraties. De inboorlingen weten dan
ook alleen, dat dit bloedige gebruik
reeds van oudsher in zwang is geweest,
maar niet, hoe het is ontstaan
Wet weten zij, met welk doel het
wordt onderhouden. Zij beschouwen
het koppensnellen als onmisbaar voer
het verkrijgen van goed weer, van wild
in de bosschen en visch in de rivieren,
van gezondheid en nakomelingschap.
isman wordt nooit he-lemaal voor
vol aangezien, zoolang hij geen hoofd
eeft thuisgebracht en zoo zijn moed
Beeft getoond. En het is zeer wensche-
lijk om er minstens twee of drie mede
te brengen, want alleen dan mag hij
zijn ooren versieren met tijgertanden
En verder mag een man op zijn onder
arm zoovele tatoeëeringen laten aan
brengen, als hij hoofden heeft verwor
ven.
Reeds als kind geleerd.
Reeds de jongste kinderen leeren
öat koppensnellen goed en nooiig is
Van jongsaf zien zij de grijzende sche
dels langs den wand gerijd of aan de
dakbalken opgehangen en zij leeren er
teen eerbiedige vrees voor koeste
ren. Kinderen van zes tot tien jaar
houden de wacht bij de pas afgesneden
hoofden, terwijl deze gerookt worden
en het feest ter eere van de geluk
kige koppensnellers wordt gevierd.
Ouder geworden, leeren zij op zulk een
feest de geheimen van den stam kennen
Wanneer een jongeman, die nog
geen hoofd heeft thuisgebracht, het
hof maakt aan een meisje, wordt hem
duidelijk gemaakt, dat hij zich nog geen
echten man heeft betoond- Volgens de
legende overkwam dit eens een jongen
man van hooge afkomst. Hij doodde
achtereenvolgens een hert en een
orang oetan, doch het meisje was daar
mede niet tevreden. Tenslotte doodde
hij, omdat hij niemand anders kon vin
den, haar moeder, die op een afgelegen
veld aan het wieden was. Hij kende de
oude vrouw niet en het meisje herken
de in het verminkte gelaat de trekken
van haar moeder niet. Zoo kon de ge
schiedenis een „happy-end" krijgen.
Een diep-geworteld gebruik.
Kinderen bluffen onder elkaar over
bet aantal schedels, dat hun vader be
zit of kijken er een kameraadje op aan,
wanneer zijn vader in deze gruwelijke
jacht minder succes heeft gehad dan
de meesten. Jongelui van zeer goede
iamilie zetten hun huishouden op met
verscheidene schedels en daar hebben
zij gelfjk in, want zij hebben die sche
dels noodig in duizend verschillende
omstandigheden.
De Dajaks, die in het dagelijksch
leven zoo vriendelijk en gastvrij zijn.
worden somber en wreed., wanneer zij
uitgaan om koppen te snellen. Zij ma
ken hun zwaard scherp, voorzien zich
van het strikt noodige en gaan er met
een geheele troep op af. Stuk voor stuk
zijn ze besloten om een menschenhoofd
buit te maken, teneinde hun toekomst
te verzekeren. Wie niet slaagt, zal
door iedereen worden veracht en
vooral door de vrouwen. De jongelui
weten dit en houden zich dan ook op
een afstand van het geboortedorp, tot
dat zij hun doel hebben bereikt, al moe
ten zij daarvoor ook een jaar lang
rondzwerven.
Op zoek naar hoofden.
Het doel wordt meestal door list be
reikt. De koppensnellers trekken dag
aan dag voort door het oerwoud, leven
van wortels en een enkele vrucht, tot
zij op het grondgebied van een vijan
delijken stam zijn gekomen. Eindelijk
worden er menschel nke sporen gevon
den en dag aan dag gevolgd. Dan komt
het er op aan een gunstige gelegenheid
te vinden voor den aanval. Mannen
vrouwen en kinderen kunnen allen aan
het doel beantwoorden; allen hebben
een hoofd. Met een dierlijk gebrul
stort de koppensneller zich op het niets
vermoedende slachtoffer en vaak
scheidt hij met een enkelen zwaardslag
het hoofd van den romp. De kostbare
buit wordt geborgen in de mand aan
zijn zijde, die door dierbare handen is
gevlochten.
Dan gaat de groep op dezelfde wijze
terug. Zij kampeeren, waar hun de
nacht overvalt, slapen om beurten en
maken geen vuur aan om zich niet te
veraden. De bloedende hoofden zijn
vastgemaakt aan hun lichaam, zoodat
zij bij een plotselinge vlucht niet ver
loren behoeven te gaan. Intusschen
wordt er thuis in angstige spanning
op hun terugkomst gewacht. Wie weet
of zij niet gedood zijn? Daarom maken
zij bij het naderen van hun dorp reeds
van verre hun succes bekend door
snerpende kreten.
Groote blijdschap....
Dadelijk loopt alles naar buiten om
hen te begroeten en hun kostbare buit
te bewonderen. De vrouwen trekken
haar mooiste kleeren aan en dragen
haar meest bewerkelijke sieraden. De
mannen zijn in krijgsgewaad, gewa
pend met lans en schild. De hoofden
worden in optocht de open veranda's
der huizen binnengedragen. Daarna
worden zij op een 3peciale plaats
schoongemaakt, gerookt en gedroogd.
Er worden intusschen kippen en var
kens geslacht; met hun bloed worden
de mannen besprenkeld door de vrou
wen van hun stam. Ook aan de gesneu
velde hoofden besteden de vrouwen
haar aandacht; zij liefkoozen ze en
plaatsen stukken vet en" vleesch tus-
schen de lijkkleurige lippen. Op dezr.
wijze worden de dooden verwelkomd
De hoofden worden schoongemaakt
door specialisten, die daarvoor gebruik
maken avn een buigzaam mesje met
een mooi bewerkt heft. De hersenen
worden met een houten lepel verwij
derd. Soms wordt een gedeelte van de
gezichtshuid in smalle reepjes gesne
den; deze worden door de mannen ge
geten om kracht en moed te verkrij
gen. Het haar wordt verdeeld tusschen
de volwassen mannen om er hun
zwaarden en schilden mee te versie
ren. De schedels blijven het gemeen
schappelijk bezit van den stam; de on-
Hippo Kreen schrijft in het „Utrechtsch
Nieuwsblad" de volgende ontboezeming:
Eksellensie, kepcheleese,
Dattespelling fandetaal,
Diekaskint opschoolcheleertep,
Wortferandurt,-radie kaal!
Datte schreivweis fanonsollants
Feelenfeelste moeilijk was,
Fontik memmetiendejaaral,
In de fierdoffeifde klas!
Mundikteezdiesatenalteit
Stikfolfoute: kweetnochwel
Hoekal rildazdonderweiser
Onsweer kwelde metchespel.
Eenoftweejees, eenoftjeeoos:
Allus niksas teitfermors!
Kebber foorfandaachus lakkan:
Kschreif chewoon „Marsjang" en „Sjors'.'.
Eksellensie, ut plesiertme,
Dattuwook ferandrechaat:
Waarommaaktemens tsich moeiluk?
Schreif prussies soasje praat!
Tis krek eender ofje pit op
Stroo met twee oos of een o,
Of je daarop wortchestoke
Doorun „vloo" of doorun „vlo".
Maar asjoppun halmpje „stro" kout,
Beittannietut „strotje" door!
Doejuttoch, chamamadaluk
Metje „vlotje" durvandoor!
Suinecheit, ookindespelling,
Issenalchemeene wens:
Kneipcherust de „vloo" de staart af:
Geef „den mensch" ie worden: „méns"!
derkaak wordt er door een band van
gevlochten rotan aan bevestigd. De
schedels worden vaak gerookt boyen
hetzelfde vuur, dat voor het bereiden
der maaltijden wordt gebruikt, doch
niemand heeft bezwaar tegen de wal
gelijke lucht. Wanneer de tanden uit
vallen, worden zij door houten blokjes
vervangen. Vaak wordt de gedroogde
schedel wit en rood geverfd, dan wel
bekleed met een dun laagje lood of tin.
De oogholten worden gevuld met
schelpen of andere voorwerpen. Tus-
schen de lippen komt een sigaret.
Waarom vereeren zij die
hoofden?
De Dajaks gelooven, dat de geest
van den doode in zijn schedel blijft
wonen geluk aanbrengt aan het huis.
wanneer hij goed wordt behandeld. Hij
wordt dan ook overdreven gevleid,
door
GUUS BETLEM JR.
Het was reeds twee uur in den nacht,
toen Lord Gramesbourgh, na nog juist
«en laatsten trein te hebben gehaald,
koor z'n woning arriveerde.
Voorzichtig betrad hij de vestibule,
ontdeed zich van hoed en jas, en trad
I' nzitkamer binnen, terwijl hij schelde.
Er kwam niemand. Nogmaals belde
«ij
Lord Gramesbourgh luisterde aan-
Sachtig, Stil.... hij hoorde wat! Ja,
l; kwam uit de bibliotheek! Zat me die
fcerel van een buttler natuurlijk weer
i'n sigaren te rooken. en als het een
fceetje wou, z'n wijn op te slobberen.
Maar, hij zou 'm
Driftig verliet hij de kamer, stak de
£ang over en trad binnen m z'n bi
bliotheek.
Sprakeloos bleef hij staan.
Achter zijn schrijftafel, die geheel
verhoop was gehaald, zat een man.
De brandkast in den linkerhoek van
t vertrek stond open. z'n papieren
agen links en rechts over den grond
erspreid.
Komt U binnen, sprak de man
Eendelijk.
Ondanks de netelige positie, waarin
hij zich bevond, drong onmiddellijk de
humor van het geval tot hem door, en
Lord Gramesbourgh sprak beleefd:
Nu, als ik mag, graag! Maar.... eh
.misschien wilt u die revolver even
weg doen.
De ander lachte brutaal.
Hoe komt u aan het idee, meen
de hij ik was eerlijk gezegd, veel te
blij, dat ik deze vond. Ik was ongewa
pend, ziet U! Men had me niet ver
teld, dat u vannacht zou terugkomen.
Dat is trouwens ook geen tijd voor een
Lord Gramesbourgh.
Deze scheen de laatste woorden niet
te hooren. Hij dacht ernstig na.
Dus, als ik het goed begrijp, hebt
u die revolver gevonden? Was dat
soms.hij wachtte even in die
la, als ik vragen mag? De linkerla van
m'n schrijftafel? Hij wachtte in span
ning.
.Jawel, antwoordde de ander en
hij liet er grinnekend op volgen: En
ik zal niet nalaten er een dankbaar ge
bruik van te maken, als het noodig
mocht zijn.
Dat meen ik te mogen betwijfelen.
De ander keek hem even aan, haalde
dan de schouders op.
U denkt waarschijnlijk dat het
grootspraak van me is, en ik geen wa
pen zal durven hanteeren? Nu en
hier knikte de man vriendelijk en ver
trouwelijk, ik hoop dat u me er in
derdaad niet toe dwingt, want wan
neer het niet beslist noodzakelijk is,
doe ik het liever niet. Maar. ik ver
onderstel niet, dat u mij als beleefd
gastheer zult willen uitlaten en me
bovendien deze kleinigheden hij
wees op een groote stapel bankpapier
en andere stukken van waarde, die hij
uit de brandkast had gehaald als
souvernir medegeven? Ofeh.
Lord Gramesbourgh lachte minach
tend.
Ook zonder dat zut u van die re
volver geen gebruik maken!
U denkt het!
Ik weet het!
De inbreker dacht even na, dan liet
hij erop volgen: Enne.... waarom
niet, als ik vragen mag.
Omdat zij niet geladen is!
U liegt! Ik geloof het niet.
Z'n hand beefde.
Dat staat u volkomen vrij! sprak
Lord Gramesbourgh rustig maar
en hier mat hij den man met één en
kelen blik u lijkt mij in ieder ge
val intelligent genoeg, om te begrij
pen, dat u zonder die revolver niets,
ma ardan ook absoluut niets beteekent
tegenover mij. Ik ben grooter, sterker,
veel krachtiger, terwijl u het zeker
ook wel bekend zal zijn, dat Lord Gra
mesbourgh een all-round sportman is,
kampioen schermer en geen onver
dienstelijk bokser.
De man achter de schrijftafel ver
bleekte.
Z'n hand trilde nu merkbaar. Dit
alles, wat hem gezegd werd, hij wist
het maar al te goed. En hij ziet ook,
dat hij zonder die revolver verloren
zou zijn, onherroepelijk verloren!
En toch geloof ik het niet! tartte
hij.
Ik zal het u bewijzen* luidde het
kalme antwoord, en Lord Grames
bourgh maakte aanstalten om dichter
bij te komen.
Pas op, ik schiet! waarschuwde
de ander.
Gramesbourgh lachte luid en vrool-
lijk.
Die brutaliteit van jou mag ik
wel, antwoordde hij, weer in den ge
moedelijken toon vervallen, nu hij de
situatie volkomen meester was, en hij
deed een stap vooruit.
Voor het laatst! kreet de man
achter het schrijfbureau voor het
laatst.
Terug, of ik schiet!
Lord Gramesbourgh stond weer stil.
Luister, sprak hij je gelooft
me niet? Ik zal het je bewijzen. Zie
je daar, naast de brandkast dat tele
foontoestel? Ik loop er heen. en bel.
de politie! Jij mag mé neerschieten.
als je kunt!
De ander werd zoo mogelijk nog
bleeker. Dan zette hij zich rechter in
z'n stoel en sprak: u kunt uw gang
gaan!
Lord Gramesbourgh aarzelde geen
moment. Resoluut stapte hij naar het
toestel zonder te kijken naar den man
achter het schrijfbureau.
Toen hij twee passen ervan verwij
derd was, klonk een kreet als van een
mensch in doodsangst,
Gramesbourgh draaide zich om. Een
triomfantelijk lachje plooide zich om
z'n lippen.
De ander zat met de handen voor
het gelaat. De revolver lag naast hem.
Kalm stapte Gramesbourgh on hem