T JUTTERTJF
ZBïmm
0, wn Wimm
dat ió ikki
TOB NOOIT HOEKfE
der Wereldzee. Herinneringen wel
len op, herinneringen, die weemoedig
en tevens zoo gelukzalig kunnen zijn.
Maar voor den nieuwbakken kolen-
tremmer is er geen tijd over om zich
daar in te verdiepen. „Hallo, kameraad,
vooruit naar den scheepsdokter en
dan naar den Eersten om vier uur
hebben we wacht. Dus: haast je met
het uitpakken en opbergen...?" Mijn
vriend wekt me uit mijn droomen.
Wéér zoo'n slappeling!
De „keuring" is spoedig voorbij.
Longen en hart zijn „in orde". Nu
naar den Eersten Officier. Die leest
mijn pas door en valt over liet woord
„Nederland". Sprakeloos kijkt hij nie
een tijdlang aande brandende si
garet valt tusschen zijn lippen uit en
ik krijg al angst, dat hij klem in zijn
kaken heeft. Maar opeens barst hij
uit: „Man, ben je Nederlander? Wel
verdraaid, hoe durf je je te laten aan
monsteren? Daar kunnen we weer lol
van beleven! Daar hebben ze me weer
zoo'n lapzwans aan boord geplaatst.
Of we al geen slappelingen genoeg ge
had hebben. Maar dat zeg ik je voor
uit: bij ons moet er gewerkt worden,
tot je ribben kraken! We hebben inan-
neren aan boord noodig en jullie Hol
landers ben ik meer dan zat!"
Mijn verwelkoming werd dus niet
bepaald in gekuischte woorden uitge
sproken en de Eerste schijnt geen ge
luk met mijn landgenooten te hebben
gehad. Maar dat schijnt een persoon
lijke meening te zijn, want ik bemerk
er bij de andere officieren en minderen
niets van. Na mijn „inwijding" maak
ik dat ik weg kom, sluip het wentel
trapje af. Hoe zal dat afloopen? Ik
nam mij rotsvast voor een uitzonde
ring op de „lapzwansen" te worden,
rolde mijn zweetdoek op, trok de hou
ten klompen aan, pakte mijn portie
jam, „boter", natuurlijk kaarsvetach
tige margarine, en mijn mik rogge
brood in
We gaan aan slag...
Om vier uur begint de dans. Iedere
wacht bestaat uit tien man, zes stokers
en vier tremmers. Drie stokers en twee
tremmers aan stuurboord en de andere
helft aan bakboord. Wij dalen in de
ketelspelonk af. Ik heb het gevoel van
een;.dwangarbeider, een kettingganger
over me.
Heete lucht en kolenstof golft ons
tegemoet. Bij ieder vuurgat ligt een
berg kolen. Ons eerste werk is slakken
lezen en asch scheppen. Met gekruiste
armen geetf de eerste stoker bevelen.
Door iedere wacht moeten zes vuren
gezuiverd worden. Lange, zware ijze
ren stangen en haken zijn de eerste
werktuigen, die aan de beurt komen.
Witgloeiende slakken worden met die
haken van de roosters gehakt en naar
buiten getrokken. Lange tangen grij
pen ze vast. Soms valt er een vlak voor
onze voeten. „Uitgieten!" gilt de stoker
en de treminer giet emmer na emmer
Dochter: „Papa, Harold zegt, dat hij
brandt van liefde voor me!"
Vader: „Zoo? Laat hem maar hier-
komen, dan zal ik hem wel blusschen!"
in de witgloeiende massa aan zijn voe
ten. Gele, groene en grijze dampen
sissen op, vullen de ruimte, benemen
ons den adem. Maar het werk gaat
stug voort, de vuren mogen niet uit
gaan! Iedere beweging moet ons dich
ter bij het doel brengen, geen onnutte
krachtsverspilling wordt geduld. En
dat is maar goed. Den zweetdoek hebben
we in den mond gestopt en onze tan
den erin gebeten. We druipen... man
voor man! Geen drogen draad meer
aan het lichaam. Stoïcijnsch bewaakt
onderwijl de eerste stoker den mano
meter. De wijzers mogen niet terug
slaan. De thans nog slechts rood
gloeiende slakken worden met zware
hamers versplinterd, gloeiende strepen
snijden door de lucht, sissend treffen
de splinters naakte lichamen. Tangen
en haken worden heet, de dikke hand
beschermers helpen niet meer, de
gloeihitte dringt er doorheen tot op de
handpalmen.
Zwijgend, nu en dan zwaar hoestend,
werken de glimmende lichamen in den
schijn van het vuur. Met ijver wordt
de asch naar buiten geharkt, nieuwe
kolen in den vuurmuil geworpen, ketel
na ketel. „Aan de bust!" schreeuwt de
eerste stoker boven het rumoer uit.
De beide trechters worden door ons
onder handen genomende bust-
machine zoemt en snort. Schop na
schop vliegt de asch en de slakken
omlaag, door de bust-pijpen over boord.
En dat alles gaat in een helsch tempo.
De kolen zijn op. Naar den bunker.
„Kolen! kolen!" schreeuwt de stoker.
Lading na lading komen ze omhoog.
De manden vliegen van stuur- naar
bakboord .We hebben hier alleen bak
boord-zijbunkers. Kolenstof en zweet
vermengen zich op de lichamen der
tremmers tot een slijmerige laag. De
oogen branden. Als wij door den koelen
tunnel rijden, vormen zich achter de
coren en om den mond zoutkristallen.
Nog steeds zijn de kolenhoeken niet
zeer eenzaam man. Ik spreek geen
groote woorden van liefde, want ik
geloof niet in liefde. Een meisje heb
ik liefgehad, Marcia, die heeft me bit
ter ontgoocheld. Ik neemt het haar nu
niet meer kwalijk. Ik was een dwaas
om in liefde te gelooven. Maar er be
staat sympathie, harmonie, de moge
lijkheid van een rustig, gelukkig sa
menleven. Wij begrijpen elkaar, we
houden van dezelfde dingen, door mij
zou je weer in dezelfde omgeving
terugkomen. denk er over na
En ze dacht er over na. Dag en
nacht, nacht en dag!
Den vierden dag las hij haar briefje.
Ik kan het niet doen. Omdat
ik wèl aan liefde geloof. En daarom
vind ik een huwelijk zonder liefde
iets vreeselijks. En ook omwille van
het huis en alles wat er zich in be
vindt, kan ik het niet doen, het is
alsof ik er nooit meer iets van zou
kunnen zien. dat niet besmet was
door dit leelijke. Dank u voor alles
en mijn beste wenschen.
Hij verscheurde het briefje en
trachtte haar te vergeten.
Hij slaagde er echter niet in.
Om te ontkomen aan een verlangen,
waartegen hij zich hardnekkig en met
cynischen spot verzette, ging hij op
rei3.
Een jaar later kwam hij terug en
ging regelrecht naar het kantoor,
waarop ze gewerkt had. Ze was er niet
meer.
Hij zocht haar drie weken lang. Zette
tenslotte advertenties.
Toen viel hem iets in:
..Gezocht, huisbewaarster voor groot
huis ("volgde adres), tijdens langdurige
afwezigheid van eigenaar."
Zij kwam... den volgenden dag.
Hij herkende haar eerst niet. Ver
schrikkelijk zag ze eruit.
Vier maanden werkeloos. Hij had
een opwelling om te huilen, die hem
niet eens meer verbaasde. Hij had het
tezeer opgegeven om zich te verbazen,
cynisch te doen, of wat ook; hij zei al
leen: Ik hou van je. Ik kon eenvoudig
niet meer buiten je. Ik waardeerde je
besluit destijds, maar ik moet iets be
denken, dat ik je nu en dan kan spre
ke- pp zïpu.
Haar groote oogen staarden hem
aan.
Maar je geloofde niet in liefde?
Kan zijn, sprak hij grimmig, maar
ik b?n gek geworden van verlangen
naar jou en ik zou alles op de wereld
willen geven, om je bfl me te hebben.
Zijn stem brak.
Toen glimlachte ze, voor het eerst
sind3 een jaarDandan, zou
ik met je kunnen trouwen, fluister
de ze.
Met een schok keek hij haar aan. Je
zoudt tochwillen?toch?
Nu wel, zei ze, ik had je wel lief, zie
je. En daarom.... trouwen met een
man die je van tevoren gezegd heeft,
dat hij niet aan liefde gelooft en die
zou meenen, dat het om een huis en
mooie dingen was... dat zou een hel
geweest zijnmaar nunu...
is het anders.
Daarna spraken ze nooit meer over
liefde.
Het was ook niet noodig. Gelukkige
menschen spreken niet over liefde.
EINDE
vol. De stoom sist. Ware veelvraten
zijn die vuren. Onverzadiglijk zijn ze.
Wij werken in een roes, wankelen en
loopen met het hoofd tegen de schot
ten en de ijzeren binten. Wielen der
kolenkarren gaan over onze klompen,
brokken kool vliegen tegen onze
knieën, kneuzen onze scheenbeenen.
We voelen niets, we mogen niets voe
len. Kolen! Kolen!
„Fifteen!"
Twee uur hebben we gewerkt. „Fif
teen!" schreeuwt de eerste stoker. Vijf
tien minuten rust. De kolenhoeken
zijn nu vol. Lauwwarme koffie, een
bruingrijze, onsmakelijk vloeistof,
lescht onzen brandenden dorst. De
polsen hameren en in de slapen en in
den hals zwellen de aderen als koor
den. Wij trekken de windgaten open
en gaan op de wateremmers zitten.
Koel stroomt de zeelucht van het dek
naar ons, naar de ketelhel. Hoe heerlijk
smaakt hier een slechte sigaret. We
savoueeren deze alsof het een zeld
zaamheid is.
We leven en genieten van de rust;
twee uur waanzinnigen arbeid zijn in
twee minuten totaal vergeten. Zoo zijn
de zeelieden....
(Slot volgt).
Hè, hè, nouw zijn de Pinksterdagen
en de Luilak ook al weer achter de
rug en de Luilak was lollig en met de
Pinksterdagen was het niks, omdat het
heelemaal geen mooi weer was en
veels te koud en met de Luilak heb ik
ook wel fijn lol gehad want we zijn
's morgens vroeg met z'n allen wegge
gaan maar eerst heb ik toch lekker
nog gauw even een speld tusschen de
eleetrische bel van m'n zussie d'r huis
gestopt en 'n bakkie met water aan
'n spijker boven de deur gehangen
met daaraan weer een touwtje om 't om
te trekken en toen dan die nieuwe
broer van me die met m'n zus ge
trouwd is in z'n piejaamaatje in de
voordeur kwam staan om eens te kij
ken waarom die bel toch zoo belde,
toen heb ik 't bakkie water net boven
z'n gezicht omgetrokken en ie hep
toch lekker niet gezien wie 't gedaan
heef wan hij had geen bril op, maar
toch had ie 's avons thuis gezeg dat
ikke dat gedaan heb. Nouw toen heb
m'n moeder gezeg datte dat vas niet
waar was omdat ik als een zoete jon
gen heelemaal niet aan luilak heb
meegedaan, maar mee ben gewees met
die meheeren die de luilak waren aan
't afschaffen en meneer Labout zit
nouw ook 25 jaar op 't stadhuis.
Das nouw die meneer, die zoo gauw
tr weer een nieuw menschje geboren
wordt, dit moet inschrijven in 't stam-
boekregister want anders zouwen die
meheeren van 't stadhuis niet weten of
je nouw wel precies geboren bent,
want as je nouw later zou willen gaan
trouwen of dood gaan dan zou je dit
nog geen eens kenne doen, alleen om
dat je dan geen pampiertje heb waar
op staat dat je geboren bent en al sta
je d'r nouw zellef bij, ze gelooven je
toch niet. Het is toch een gekke wereld
hè maar enfin die meneer Labout
beeft dan 25 jaar bij 't stamboek re
gister gezeten en heeft Ie nou een
hoop bloeme en stoelen gekregen en
dat zal ie wel ffln gevonden hebben
en meneer mengelberg die zoo'n heel
hooge onderscheiding gekregen heef.
die gaat nou dienegeeren in 't stadion
te Amsterdam.
Das nouw zooveel as met de rraat
slaan voor menschen die gami zinnen
en spelen om andere menschen en ver-
eenigingen aan centen te helpen dus
li„ ™001 hè' en de Hemlto is ook bijna
klaar en wanneer dit dan door de
menschen die in mij gelezen wordt
dan zitten we al te Hemitojen en ze
gaan daar nouw allemaal laten zien
boe of alles gemaakt wordt en dan
kenne de menschhen dat allemaal pre-
zaKW *a der °°k heen e" dan
zal ik ook wel weer van alles krijgen
en daarvoor gaan ik derook heen «n
Kees Pruis heb nou ook weer eens in
Kassienoo gezongen das tenminste
nog een mooie hollandsche naam hr-
want die The Dutch Syncopaters, die
ook in Kassiennoo gespeeld hebben
dat waren toch ook allemaal Hollan
ders en die hadden best kunnen zeg.
gen dat hun duppie „de Hollandsche
levenmakers" heette want dat hoorden
de menschen toch wel, maar 't schijnt
deftiger te zijn wanneer je dat met een
andere Taal schrijf. Zou minister Mar
chant daarom die nieuwe Nederlanse
taal zoo mooi gemaakt hebben!
Nouw ik had nog een hoop willen
schrijven, maar ik hou maar op om-
dat ik een beetje laat ben, dus de vol-
legende keer een beetje langer hè.
Tot de volgende week dan meer
weer hè.
daag.
ANGST.
Angst, die' haar slachtoffer vast
houdt in een stalen helm.
Angst, het heele organisme is ge
spannen, spieren en zenuwen strak als
vioolsnaren, versnelde pols, versnelde
ademhaling, de oogen wijd open, dè
mond vertrokken en ook iets geopend.
Dat is het beeld van een angstig
mensch. En de gespannen toestand die
uiterlijk zichtbaar is en organisch
waarneembaar, die heerscht geestelijk
evenzeer. Geestelijk bestaat er ook
ademlooze gespannenheid die ver
moeiend en afmattend werkt.
Laat ons nu eens nagaan wat angst
is en waarvoor men alzoo angstig is.
Angst ontstaat door gebrek aan dóór
denken. Wanneer men maar realiseer
de, waarvóór men eigenlijk bang was,
zou in 99 van de 100 gevallen de angst
op hetzelfde oogenblik verdwenen zijn.
Bent u bang voor financieele onder
gang? Wanneer u de tering naar de
nering zet en u snel en praktisch aan
past bij een verminderd inkomen.
daarbij indien u eenig kap^aal bezit,
zich onthoudt van speculeeren, behoeft
u daar nimmer bang voor te zijn. Zui
nigheid mag al eens vervelend zijn, én
het mag verleidelijk zijn om 6 rente
te maken vergeleken bij de 2)4 rots
vast veilig die de Spaarbank geeft,
de voordeelen van een kansje op winst
en niet veranderlijke extra uitga
ven, die voordeelen wegen niet op
tegen de nadeelen van het leven in een
angsttoestand.
Bent u bang voor uw gezondheid?
Weet u wel dat angstige gedachten
over uw gezondheid u vatbaar maken?
Eet gezond, eenvoudig voedsel,
neemt veel beweging in de frissche
lucht, slaapt 8 uur onthoudt u van een
overmatig gebruik van alcohol en ni
cotine en laat de rest voor zichzelf
zorgen! Dan geeft u werkelijke ziekten
een minimum kansje en bespaart uzelf
de kwelling van ingebeelde kwalen.
Bent u bang voor uw medemensehen,
verlegen in zóó sterke mate dat in
gezelschap komen u angstig maakt?
Waarom?
De anderen zijn menschen, precies
als u, geen Bengaalsche tijgers-
Treedt hen eerlijk en welwillend tege
moet, weest uzelf, tracht niet te pron
ken met kwaliteiten die gij niet bezit
en ge hebt noch hun spot, noch hun
antipathie te vreezen, en kunt uw angst
voortaan thuis laten.
Bent u bang op straat? Waarom?
Wanneer u zich niet haast, u aan de
verkeersregels houdt, en vooral alvo
rens rustig over te steken rustig naar
beide kanten uitziet, bedreigt u geen
enkel gevaar.
Het is uw angst, die u juist haastig
en zenuwachtig zou doen oversteken en
kans geven op een aanrijding. Het
eenige wat u bedreigt is uw angst, en
daarvan kunt u zichzelf ontdoen.
Waarvoor is men in het algemeen
bang?
Voor de gevolgen van zijn eigen
angst.
Kweekt kalmte en evenwicht aan;
ziet uw angst recht in de oogen en zd
zal verdwijnen om niet meer terug te
keeren. Ieder heeft het in zijn macht
een opgewekt, zelfbeheerscht mensch
te worden met een helderen oogopslag,
een zonnigen glimlach en een organis
me dat vrij en regelmatig zijn werk
kan doen doordat men er slechts ge"
zonde aandacht aan schenkt.
DR. JOS. DE COCK.