HL Een kleine, maar fijne denksport-opgave. PAO. 8 ZAltKüAO 2b Mtl 1934 juitek f Jb De oplossing van het probleem var. de Jong zal ik de volgende week geven. Dr. A. Chicco. Ie prijs Westfal. Landeszeit. 1933 34. Wit begint en geeft mat in twee zetten. Wit: Kb7, Dh6, Tc8 en g6, La6 en h2, Pc7 en f4, pi b2. Zwart: Kc5. De4, Tel, Lgl, pi a5, a4, b3, dö en f5. Door het winnen van de 17e partij werd de stand in het gevecht om het wereldkampioenschap voor Aljechine 6—1. Hier volgt de 16e partij, die even eens door A. werd gewonnen. Deze partij was de eerste, die niet met d4 maar met e4 werd geopend. Aljechin 1 e4 2 Pf3 3 Lb5 4 La4 5 Lc6: Bogoljubow e5 Pc6 a6 PI6 dc6: Een Spanjaard. Eigenaardig is de ruil op den 5en zet, waardoor 4 La4 een tem po verlies beduidt. Het idee is, dat nu na 6 Pc3 de zet van Bernstein f6 niet meer kan. 6 Pc3 Ld6 Iets beter is Lc5. 7 d3 c5 8 h3 Le6 9 Le3 h6 Het verbaast eeningszins, dat zwart geen b5 speelt. 10 a4 c4 Dit lijkt niet sterk. d4 kan nu geschieden. d4 ed4: Ld4: Lb4 00 cö Pd 5 11 12 13 14 15 16 17 18 et> Pe4 Lc5 Dd8: Pc5: Pf4 Lc5: Td8: b6 Om na Pa6' Lc8, Pb4, Lb7 te spelen. 19 Pb7 Td7 Maar op d6 staat het paard zeer goed. 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 Pd6f Ke7 Pd4 Ld5 g3 Ph3:f Een pionoffer om het paard te deplaceeren. Kh2 Pg5 f4 Pe4 P6f5f Kd8 Kf8 zou den toren insluiten g7: Pf6 Beter lijkt Tg8. Tadl Kc8 Pdf5 fe5: Dit opent de f lijn voor wit, fe5: Tg8 e6 Tg7: Er is niet veel anders. Pg7: Tg7: Td5: cdö: Tf8f Kc7 Tf7f Kd6 Na Tf7: zou wit dame halen. Tg7: T»6f Kg2 a5 Ta6: Kf3 bc3: Ke6: Ke5 b5 d4 b4 c3 opgegeven. Dr. P. FEENSTRA KUIPER. Oplossingen Eindspel Blankenaar. Zw. 2 sch. 7, 30 en dam op 45. Wit 2 sch. 23, 29 en 3 dammen op 6, 15 en 47. 1 18-12 7X18 Op 45X23 12X1 wint door overmacht 2 6-1 45 <23 3 15—24 30 19 4 47-41 23X46 5 1X5 wint Probleem Zw. 1/3, 10. 12. 20, 21, 28, 30, 31, 34, 39, 40, 42, 43. Wit 9, 13, 14, 19, 23, 25, 29, 32, 45. 1 29 - 24 20X18 2 13X24 4X.13 3 19X30 10X19 4 24X13 en wint. Het doel van deze fantasie was het vormen van den hiel tweemaal ach ter elkander. Eindspel van C. Blankenaar, Rotterdam m m m 'A Zwart 15, 39, 43, 44, en dammen op 48 en 49 Wit 28, 46 en 3 dammen op 26, 32 en 45. Wit speelt en wint. Probleem, K. K. Kurk, Urk. 12 3 4 6 16 26 36 46 5 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart 7, 8, 9, 10, 20, '29, 30 35. Wit 27, 37, 38, 40, 43, 44, 45, 50. Wit speelt en wint. Een probleempje voor eerste beginners. Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan: G. L. GORTMANS Reguliersdwarsstr. 32, Amsterdam O. S. a. h. 7. 2. H. b. 7. 6. 3. R. h. 9. 5. K. a. 5. S. 6. N S. 10. 9. 5. 3. H. 5. 2. w n H- a- R. v. 7. 4. 3. 2. R. a. 10. 8. 6. K. h. 10. 9. 6. 3. Z- K- b. 7. 4. 2. S. v. b. 8. 4. H. h. v. 10. 9. 8. 4. R. b. K. v. 8. Zuid moet op bovenstaande kaart- verdeeling 4 H. spelen en West, die R. v. noch K. h. in gevaar wil brengen, komt uit met z'n singleton, S. 6, die in den blinde (Noord) met den heer wordt genomen. Doordat alle hooge kaarten van de uitgekomen keur zich in handen van den Leider en blinde bevinden, is het duidelijk, dat van een zeer zwakke kleur is uitgekomen, omdat Z. zich niet lang bedenkt en onmiddellijk troef gaat spelen, teneinde West hier in zoo spoedig mogelijk te verzwakken. Oost neemt met H. a en speelt, inge volge het verzoek van z'n partner, S. 10 na, die door West wordt getroefd. _Nu is West gedwongen van R. of K uit te komen en denkt de meeste kans over te houden in K., zoodat hij kleine R. speelt. Zuid hoopt, dat de R. v. bij West zit en speelt in N. klein bij, zoo dat O. met het aas moet nemen. O. komt weer met S., doch West kan niet meer uittroeven, zoodat Noord den slag maakt. Uit N. speelt nu de Leider R. h., waarop hij een KI. weggooit, zoodat juist aan het contract wordt voldaan. Uit bovenstaande blijkt, dat, wan neer de mogelijkheid bestaat, dat de tegenpartij een kleur kan introeven, de beste oplossing is zoo snel mogelijk troef uit te halen, doch ook de tegen partij kan van troeftrekken gebruik maken om b.v. introeven door den blinde tegen te gaan. Zeer zeker is dit geboden, wanneer de kans op over eu weer troeven bestaat. S. 7. 6. H. v. b. 9. 6. 2. R. 5. 3. K. v. 10. 8. 2. S. a. b. 8. 3. S. 4. H. a. h. 8. 5. H. 10. 7. 4. 3 10- 7. 4. R. h. v. b. 6.' K- 9- K. h. 6. 4. 3 S. h. v. 10. 9. 5. 2. H. R. a. 9. 8. 2. K. a. b. 5. Zuid moet 3 Schoppen spelen en West komt uit met H. h„ die in Zuid wordt getroefd. Zuid speelt R. 9 om zoo mogelijk de derde R. in den blindt de kunnen troeven. West R. 10 en Oost neemt over met den boer, hiermede groote kracht in R. te kennen gevende. Oost speelt S. 4, West neemt de vrouw van Z. over met het aas en S. 8 na zoodat in N. niet meer kan worden in- getroefd. Zuid komt met S. 10 aan den - ag, speelt daarna den heer en kleine wt' voor, den boer van West is rW vVerï? gt nu' aangemoedigd door de krachtaangevende R. b. van O.. waarop O. de v., die door Z. wordt ge. nomen. Zuid is nu gedwongen KI. uit de hand te spelen, zoodat K. h. van Oost wordt gemaakt, die dan ook nog R. jj maakt, zoodat Z./N. 1 down ga#n. Zou de tegenpartij de troeven uit den blinde niet hebben w eggespeeld dan zou aan het contract zijn voldaan! «oor uittroeven van R, in den blinde' waarschijnlijk zou zelfs nog een overl trek zijn gemaakt. N. D. S. „Henry, we hebben twee kanaries, nou hoef jij toch heusch niet meer te fluiten!" Drie roovers waren goed en wel door een moeras gevlucht, toen de nacht begon te vallen! Waar moesten zij slapen? Alle drie waren zij zoo vermoeid, dat niemand van hen in staat zou zijn, wacht te houden. Maar wéar konden zij een veilig onder komen vinden? Daar zagen zij plotseling een stuk land voor zich, dat begroeid was met prachtig, lang gras en dat omgeven was door een breede, diepe sloot. Wie eenmaal op dat eiland was, kon zich betrekkelijk veilig achten. Maar hoe moesten zij zelf er op komen. Maar kijkdaar ligt een stapel hout en daar nog een. Daar kon men immers wel een brug van slaan?. Maar wat een teleurstelling! Alle planken zijn te kort! Veel scheelt het niet, maar erover loopen is totaal uitgesloten! Wat te doen? Twee roovers stemmen voor verder gaan, om nog voor het invallen der nachtelijke duisternis een andere schuilplaats te vinden. De derde houdt hen echter terug en overlegt, wat zij zouden doen. Als tenslotte de beide anderen onge duldig worden en willen doorgaan, schiet de oplossing van het vraagstuk hem opeens t-e binnenUit twee korte planken maakt hij een overgang naar het eiland. Zij kunnen nu gemak kelijk oversteken. Op het eiland maken zij het zich gemakkelijk en het boschje in het midden verschaft hen een prach tige schuilplaats voor onbescheiden blikken. Om beveiligd te zijn tegen bezoekers behoefden zij slechts één der beide panken op het eilandje te trekken. Hoe maakt de derde de brug gereed met de beide planken? Denk eens goed na, dan kan je het zelf evengoed vin den! Ieder moet zijn eigen weg vinden; maar niemand behoeft in het duister te gaan, wanneer hij zy'n pad verlichten kan met de arvaring van anderen. (John Wanamaker).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 20