Buitenlandsch Overzicht. NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA De Tweelingzusters Afstandmarsohen No. 7442 EERSTE BLAD DONDERDAG 7 JUNI 1934 62ste JAARGANG Patricia Wentworth De zaak der officieren van „De Zeven Provinciën GEMENGD NIEUWS De overval met berooving te Tegelen. Onbewaakte overwegen. ELDERSCHE COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.60; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.66;binnen- land f 2.— Nederl. Oost- en West Indië per zeepost 1 2.10, dem per mail en overige landen f3.20 Losse ros. 4 ct.fr.p.p 6ct. Zondagsblad resp f 0.60 f 0.70, f 0.70, f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50, 1 1.70 Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 - Telefoon: 60 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN 20 ct. per regel (galjard). ingez. meded (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be taling 16 ct. per regel, min. 60ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. De hopelooze toestand te Genève. ontwapeningsconferentie verwacht, oorlogsschulden. Spoedige dood van de Engeland'Amerika en de De wanhopige toestand te Genève De ontwapeningscon ferentie ligt op ster ven; het kan, naar mensehelijke bereke ning niet lang meer duren of we zullen de oneervolle begrafenis" mee moeten ma ken. Lijkredes zullen niet mogen worden gehouden, doch in alle stilte zal de con ferentie teraarde worden besteld. Doch laat ons niet langer spotten met den meer dan bedroevenden toestand van de ont- wapeneningsconferentie, wier laatste uren •weldra gekomen zijn, want ai zal men het wel niet zoo ronduit willen erkennen, de mislukking is er reeds, men moet een fat soenlijke manier vinden om de zaak te ontbinden en het voor de buitenwereld te doen voorkomen alsof het er niet zoo slecht voorstaat als het in werkelijkheid is. Men had wellicht beter niet bij el kaar kunnen komen te Genève, want door deze conferentie heeft men open- lijk zijn onmacht om iets te bereiken te kennen gegeven, en een mislukte conferentie is erger dan geen confe rentie, hebben we voor den aanvang eens gezegd. Men weet, dat we van het begin af een zwaar hoofd hebben gehad in eenig re sultaat. We geloofden niet dat het wan trouwen dat in het bizonder tusschen Duitschland en Frankrijk bestaat, weg genomen zou kunnen worden. En (lat blijkt nu overduidelijk. Frankrijk wil geen concessies doen aan Duitschland, en wenscht van de andere mogendheden be scherming tegen een eventueélen aanval van den kant van Duitschland. Alle liefdesbetuigingen van Duitschland ten spijt, blijft Frankrijk met schele oogen naar Duitschland zien en smeekt de mo gendheden: help me toch beschermen. En geland daarentegen wil Duitschland te Genève terughalen, om in gezamenlijk overleg nog iets te bereiken, doch Duitsch land kan vanwege zijn figuur zoo maar réet naar Genève teruggaan,, al zou het eigenlijk wel graag weer deel willen ne men aan de internationale besprekingen, omdat het Hitier en de zijnen in Genève eigenlijk niet naar den zin gaat. Als Frankrijk nu in Berlijn pogingen zou doen om Duitschland te bewegen weer aan ds besprekingen deel te nemen, zouden deze zeer waarschijnlijk wel met succes bekroond worden, doch Frankrijk be dankt hartelijk voor deze bemiddelaars rol zoo blijft men doormodderen tot het bittere einde. En wat dan. We zitten tegen woordig wel in on verkwikkelijke inter nationale vraagstuk ken. Het onverkwik- kelijkste is ongetwij feld dat van het ontwapeningsvraagstuk, waarover we hierboven schreven, doch ook het vraagstuk van de oorlogsschul den behoort tot de penibele kwesties en nu 15 Juni weer een betalingstermijn aan Amerika aangebroken is,- wordt er veel Feuilleton Uit het Engelsch van Nadruk verboden. 32). Anne vond het verschrikkelijk. Nooit ion ze eens alleen zijn; ze was veroordeeld tot het bestendige, dolmakende gezel schap van een morsige malloot. Een van de ergste dingen was, dat niets ter wereld juffrouw BrowHng er toe kon bewegen anet het raam open te slapen. Er waren «ogenblikken, dat Anne haast met wee moed terugdacht aan Holioway. v rijdagmorgen haalde ze met de andere (po. t een getypte enveloppe geadresseerd aan Miss Annie Jones uit de bus. Er zat oen briefje van John in. 11 „Beste Anne, Ik heb je mijn adres niet gegeven. Ik had het willen doen, maar was zoo dom het te vergeten. Desk er aan, me het te 'laten weten, als je iets noodig hebt. En vergeet niet je belofte voor a.s. Donder dag. Om kwart over twee zal ik op den hoek op je wachten. Je J. M. W. Anne sloot den brief in haar koffer ^eg. Het was de eerste lieve brief, dien over geschreven. Engeland zou op dien dag 262 mililoen dollar moeten betalen en het heeft nu voor het vervallen van dien termijn een nota aan Amerika gestuurd, waarin het duidelijk te kennen geeft, er niet aan te denken, dit bedrag op de re kening van Amerika te storten. De Engelsche nota over de oorlogs schulden bevat nog het volgende: De oorlogsschulden zijn noch produc tief, noch liquideeren zij zich zelf. De onnatuurlijke transfers, die voor haar betalingen noodig zijn, zouden een ineen storting veroorzaken van de normale in ternationale crediet-operaties. Wat den op 15 Juni vervallenden termijn betreft, de Britsche regeering is volkomen bereid op dien datum een symbolische betaling te verrich ten zonder daarmee afbreuk te doen aan haar recht om een wijziging voor te stellen. Deze bereidwilligheid zou echter af hangen van een verklaring van president Roosevelt, dat hij de Britsche regeering niet als nalatige schuldenaar zal beschou wen. De Britsche regeering heeft echter vernomen, dat door de onlangs ingevoer de nieuwe wetgeving (n.1. de Johnson-act) zulk een verklaring thans niet meer mo gelijk zou zijn. Indien dit het geval is, dan kan de het vorig jaar gebruikte me thode thans niet worden toegepast. Het eongeres te Washington schijnt naar de New York Times meldt over hot algemeen de houding van Engeland inzake de sehuldenkwesties niet kwalijk te hemen. Senator Johnson is van oordeel dat Engeland zich definitief afmaakt van zijn vernlichting. Daarentegen meent se nator Pittman dat het voor Engeland biina niet mogelijk was om gezien den strijd tusschen pond en dollar een an dere houding aan te nemen. Senator Borah verklaarde,, in het ge heel geen betalingen te verwachten; maar hij voorziet, dat indien de Ver. Staten thans met het Britsche rijk in onderhan deling treden over grondslagen inzake het handelsverkeer op de basis van we- derkeerigheid, Engeland bereid zal wor den gevonden om over de schulden- quaestie te praten. Behandeling door het Hoog Militair Gerechtshof. Verhoor der beklaagden. Aneta meldt uit Batavia: De luit. ter zee le kl. F., die als eerste beklaagde werd gehoord, betoogt, dat de eerste melding omtrent het wegvaren van „De Zeven Proviciën" zoodanig werd overgebracht, dat misverstand mogelijk bleef. Hij geeft toe dat de mogelijkheid bestaat dat de luit. ter zee 2e kl. H. hem waarschuwde om als officier van dienst niet van boord te gaan, doch beroept zien op zijn abnormale geestesgesteldheid. Be klaagde merkt met nadruk op in de lijn ^van de autoriteiten te hebben gehandeld "door alles met een zoet lijntje in orde te maken. Hij stond persoonlijk tegenover moeilijkheden met het personeel altijd machteloos. Verschillende leden van het hof assisteeren den president bij het stelie*. van detailvragen waarop ten slotte de heer F. mededeelt dat hij zich niet reali seerde dat er muiterij plaats vond. Hierop verklaart de luit. ter zee 2e kl. H. als tweede beklaagde, zich noch met de overwegingen van den zeekrijgsraad, noch met de strafmaat te kunnen ver eenigen, speciaal waar hem gebrek aan kordaatheid wordt verweten. Hij beroept zich op de moeilijkheden bij het openen van de patronenblikjes en zegt van plan te zijn geweest om krachtdadig op te tre den. Hij vergat van de radio gebruik te maken. Hierna verzoekt de verdediger Van 't Hof eenige getuigen nader te hooren. Hierover zal het Hof nader beslissen. Beklaagde luit. ter zee 2e kl. d. K., heeft drie redenen voor hooger beroep. In de eerste plaats meent hy gehandeld te hebben in den geest van wat hem altijd is voorgehouden; ten tweede wenscht hij niet te berusten in het ontslag wegens ongeschiktheid, en ten derde wil hij de smet uitgewischt hebben als zou zijn op treden hem door zucht naar lijfsbehoud zijn ingegeven. De president vraagt, waarom hij niet iets deed toen de leiding van den luit. ter zee v. B. niet krachtig bleek. Beklaagde antwoordt, dat zulks een conflict zou hebben veroorzaakt met zijn chef. hetwelk hy belangrijker achtte dan de muiterij. De president vraagt: Wat hebt gij nu eigenlijk tijdens de geheele muiterij ge daan? Bekl. antwoordt: dat hij de water dichte deuren bewaakte. De president! concludeert dat beklaagde na het uitbre ken van de muiterij drie uur lang sti) heeft gezeten. Bekl. antwoordt, dat hij op post stond en beroept zich op het feit, dat art. 143 hem nimmer is bekend ge maakt. De president acht het 100 procent zeker dat geweld succes zou hebben ge had, hetwelk bekl. ontkent, waarop de president repliceert dat dit tenslotte niet ter zake doet aangezien ook zonder ze kerheid van slagen geweld dient te wor den aangewend. U zat nogal rustig ach ter de deuren, zegt de president. De verdediger luit. ter zee der le kl. H., voert aan dat bekl. een der eerste officie ren is geweest, die nadat de bom op het Schip terecht kwam, vooruitstormde. De president meent dat het hier niet dapper was om vooruit te stormen toen de Inlanders de wapenen reeds wegge gooid hadden. Bekl. merkt op, dat hy dit niet wist. Een bridge-partijtje. Bekl. luit. t. z. tweede kl. D. verkaart in hooger beroep te zijn gegaan omdat de overwegingen van het vonnis onjuist zijn en de strafmaat te zwaar. Hij hoorde tij dens het bridge dat munitie was ont vreemd, doch bleef door bridgen. De president: U was zeker juist aan een mooie sans bezig? Beklaagde: Neen, ik had juist een minder gunstige kaart. Later werd alarm geslagen. De president: Ging u toen door met bridgen. Beklaag de: Neen. De president: Was de robber net uit? Beklaagde herinnert zich dit niet meer. De president merkt op, dat be klaagde meende niet te kunnen schieten omdat hij met de menschen zoo goed om ging. Beklaagde ontkent dit niet De pre sident acht zulks menscheljjk mooi, doch militair sterk afkeurenswaardig. Be klaagde: Op critieke momenten kan dan ook blijken dat iemand ongeschikt is voor militair. De president: Het zou landver raad zijn geweest als dit tegenover den vijand ware gebeurd. Beklaagde: Dan was eht immers niet gebeurd. Na verder verhoor verklaart de presi dent de houding van dezen beklaagde onsympathiek te vinden. Bij de voortgezette behandeling van de zaak der officieren van de „De Zeven Provinciën" verklaarde beklaagde, luite nant ter zee der tweede klasse Dekker zijn eerewoord aan de muiters te hebben ge geven. De President: Men geeft zijn eere-woord niet aan muiters. Maar dit is weer een kwestie van mentaliteit en karakter. Bekl.: Ik zag de menschen niet als mui ters doch als ondergeschikten. Het lid van het Hoog Militair Gerechts hof jhr. de Ranitz vraagt: Vond u het een officier waardig tijdens de muiterij te bridgen?" Beklaagde betreurt het achteraf. Beklaagde, de luitenant ter zee derde klasse, baron de Vos van Steenwijk, zegt in' hooger beroep te zijn gekomen, omdat hij zich onschuldig acht en ook omdat hij het niet eens is met de opinie van den Zeekrijgsraad, dat hij zich ten processe te Soerabaja onsympathiek gedroeg. Beklaagde wendde nimmer geweld aan, omdat hij als luitenant ter zee derde klasse dit niet zelfstandig meende te mogen doen. Hij had met den officier van den Marinestoomvaart-dienst derde klasse Beets de machinekamer willen bereiken. De pres. wijst er beklaagde op, dat het initiatief hiertoe van Beets uitging. Hij wyst er beklaagde bovendien op, dat ook de poging om de brug te bereiken van een ander uitging. Beklaagde schrijft zulks toe aan een misverstand, dan wel aan het gelijktijdig opkomen van deze plannen. De pres. vraagt waarom beklaagde niet schoot toen korporaal Boshart hem de radiohut deed verlaten. Bekl. antwoordt: Zulks te hebben na gelaten als gevolg van de afspraak met den luitenant ter zee tweede klasse Dek ker, dat niet zou worden geschoten De pres. wijst beklaagde op artikel 12 van het Reglement voor de Krijgstucht, waarin staat, dat ook het gebrek aan een zelfstandige positie nooit mag leiden tot werkloos blijven. Voorts verklaarde Bos hart dat de afspraak met den luitenant ter zee der tweede klasse Dekker nog niet bestond Beklaagde ontkent uit de hut te zijn ge jaagd. Het zegt: „Ik was toch van plan de hut te verlaten." De pres.: dan had u zulks niet op dat oogenblik moeten doen. U was de baas in de radiohut. Geen burger zou gehandeld hebben, zooals u als zeeofficier. Eén schot zou een einde aan de miutery hebben ge maakt. Bekl.: Daar ben ik nog niet zoo zeker van. De Pres.: Ik wel. Ik kan my niet voor stellen hoe u zich uit de radiohut kon laten sturen. Bekl.: Ik vraag my af, welke gevolgen het lossen van een schot gehad zou heb* ben. De Pres.: Het had u misschien uw baan tje kunnen kosten, maar daar gaat het niet om. U had nooit de hut mogen ver laten. U hebt er zich geen rekenschap van gegeven, wat u in zoo'n geval moest doen. Bekl.: Ik had ook order om my' naar de longroom te begeven. De pres.: Dus u wilt zeggen, dat een jonge officier .een ouderen officier maar blindelings heeft te volgen? Ik zeg het u niet gaarne na. Dan zouden er nooit meer helden zijn. Het lid van het Hoog Militair Gerechts hof, jhr. De Ranitz, toont aan, dat be klaagde wel degelijk onder bedreiging van korporaal Boshart de radiohut ver liet. Langdurige heftige discussies ontstaan, waarna het lid van het Hoog Militair Ge rechtshof, jhr. De Ranitz, concludeert dat de officieren op bewonderenswaardige wijze hun drift achterbaks hielden. De pres.: Wat is eigenlijk de reden dat u als maar wilde schieten, maar dit nooit deed? Beklaagde heeft zich aan de leiding van den luitenant ter zee Van Boven ge houden. De volgende beklaagde, de officier van den marinestoomvaartdienst der tweede klasse, De Wilde, acht de overwegingen van den Zeekrijgsraad onjuist en de straf te zwaar. Hij beroept zich op het ontkop pelen van de stuurinrichting. Van een be zetting der machinekamer viel niet veel te verwachten. De pres.: Was u niet bang voor uw hachje? Bekl. zegt niet heelemaal gerust te zijn geweest. Hij deelt mede, dat er twij fel bestond over de vraag of het gebruik maken van geweld in de lijn der autori teiten lag. De pres. informeert waarom bekl. bij de muiters naar het eten informeerde en of het om lekker eten ging. Bekl. deelt mede, dat hij bevreesd was voor vergiftiging. De pres.: U vond het compromis met de muiters wel goed? Bekl.: Ja, wij wisten waaraan we toe waren. De pres.: Ja, er zou niet op u gescho ten worden, u zoudt lekker eten krijgen, dat niet vergiftigd was, dat alles was O.K. Bekl.: Nou, zoo is het niet heelemaal. Hij heeft aan het bridgen tijdens de mui terij niet meegedaan, daar hij de omstan digheden te ernstig vond, doch waar schuwde de jongere officieren om hun revolvers niet zichtbaar te dragen. De pres.: Waarom zei u: „Doe niet zoo flink"? Bekl.: De derde klassers deden net of zij dat waren en schoven alle schuld op de andere officieren. Bekl. deelt mede, dat na de muiterij ook de militaire zijde van het beroep van officier van den Marine-stoomvaartdienst beter tot zijn recht komt. Het lid van het Hoog Militair Gerechts hof, mr. van Nieuwenliuizen vraagt: waar om hebt u niet meegedaan aan de poging om de brug te bereiken? Bekl.: Ja, dat had ik eigenlijk wel kun nen doen. De volgende beklaagde, de officier van den Marine-stoomvaartdienst der tweede klasse Smits acht het vonnis niet juist. Hij had zich ernstig voorgenomen zijn leven te geven, indien er maar eenige kans was op onderdrukking van de muiterij. Hy voert aan, dat hij niet de leiding had en bij zoo'n geringe kans de verantwoording niet op zich dorst te nemen. Deze bekl. zegt, het overtuigend be wijs te hebben dat beklaagde de luitenant ter zee derde klasse, baron de Vos van Steenwijk onwaarheid spreekt bij zijn be wering inzake de verovering van de ma chinekamer. Beklaagde zegt: Hij poogt zich ten koste van anderen op den voor grond te schuiven. Beklaagde zelf maakte ee nplan tot herovering/hetwelk door den luitenant ter zee Van boven werd afge keurd. Hierna wordt de zitting verdaagd tot 6 Juni. Binnenland Acht jaar geëischt tegen den dader. Dinsdag heeft het openbaar ministe rie bij de rechtbank te Roermond tegen den 22-jarigen timmerman C. W. J. uit Tegelen, ter zake van de in den nacht van 8 Februari van dit jaar in de woning van mej. J. Siebers te Tegelen gepleeg de overval met berooving, waarbij de weduwe ernstig met een hamer werd mishandeld, een gevangenisstraf van acht jaar geëischt. Uitspraak over veertien dagen. Motorrijder gedoe Dinsdagochtend is onder Vollega de 30-jarige J. Mink, afkomstig uit Leeu warden, met zijn motorrijwiel op den on- bewaakten overweg door de tram Lem mer—Joure gegrepen en gedood. gemaakt, met onze prima Kousen of Sokken aan, („JAAP SNOR, hij breit ze zelf best"), ie Klas reparatie-inr. voor alle soorten wollen kleeding. kousen en sokken (ook de allerfijnste) Zuidstr. 19 (Let op den gelen winkel) ze in meer dan een jaar ontvangen had. „Mij schrijft niemand," klaagde juf frouw Brownling op verongelijkten toon. „Dat was ook anders toen ik een meisje was, alles was toen anders. Heb ik je ver teld, hoe ik altijd met mijn vader in een mooie dogcart reed, met roodgelakte wielen? Hij was dokter, dat weet je, niet waar? en hij had een heel goede practijk in het noorden van het land. Je hebt er geen idee van wat voor brieven ik in dien tijd van jongelui kreeg! Zei je niet, dat die brief van je beminde was?" „Neen, daar heb ik geen woord van ge zegd," klonk bet verbaasd. „Ik dacht toch, dat het handschrift van een man was." Anne lachte hartelijk. ,En het is een getypte brief!" „Ik had altijd een goeden kijk op man nen," beweerde juffrouw Brownling zelf ingenomen. Zaterdagmorgens was er opnieuw een brief: „Beste Anne,-' Ik geloof, dat ik vergeten heb, je mijn telefoonnummer op te geven. Het kon wel e< rst eenige seconden en las toen den noodig mocht hebben. Ik hoop, dat je me dan wilt opbellen. Je J. M. W." P.S. De beste tijd om op te bellen is by het ontbijt; dan ben ik altijd thuis." Maandagmorgen gaf mrs. Fossiek Yates Anne den derden brief. Ze bekeek hem eerst eenige seconedn en las toen den poststempel. Daarom zei ze „getypt", met- een stem als een officier van Justitie, die de aandacht vestigt op een uiterst bezwa rende getuigenis. Anne sprak geen woord, nam den brief aan en ging er mee weg; haar vingers tintelden. Wat dom van hem om nu weer je toch tijd genoeg om den boel op te rui- moest ze zichzelf bekennen, dat ze het niet heelemaal onpleizierig vond. Dezen keer schreef John: „Beste Anne, Ik hoop, dat je onze afspraak van Don derdag niet vergeet. Ik kom maar om twee uur; want als ze om een uur lunchen heb je toch tijd genoeg o mden boel op te rui men. Een half uur later, toen Anne de eet tafel aan het wrijven was, zeilde mrs. Fos siek Yates de eetkamer binnen en posteer de zich in een majestueuze houding voor den haard. „Een oogenblikje Anne". Anne kwam overeind. Ze had roode wangen gekregen van het wrijven. Ze droeg een blauw katoenen japon, waarvan de aanschaffingskosten van haar loon zou den worden afgehouden. „En Anne," ging mrs. Fossiek Yates voort. „Ja mevrouw?" „Ik ben overtuigd, dat je eh de noodzakelijkheid wel zult inzien om eh je niet verder in te laten met de connecties uit je vroegere, minder ge- wenschte omgeving....". Anne zei niets. „Ik verwacht, dat je geen correspon dentie met je vroegere kornuiten aanmoe digt." Anne keek haar aan over de glimmen de tafel. Waarom was ze zoo vreeseljjk? Waarom kon ze niet behoorlijk zijn? Haar eerste woede was over. Het leek haar al leen nu nog maar gek en. jammer. „Geef alsje blieft antwoord," snauwde mrs. Fossiek Yates. „Ik weet niet wat ik zeggen mort." „Ik verlang een belofte van je, dat je zoolang je onder mijn dak woont geen cor respondentie meer zult voeren met je oude kameraden. Ik weet, dat je dagelijks brie ven ontvangt, en je moet het als een vrien delijkheid van me beschouwen, dat ik je waarschuw. Meer zal ik er niet van zeg gen." Maar juffrouw Brownling had heel wat meer in het midden te brengen. „Wat voor kleur oogen heeft hij, kind? Dat moet je me heusch vertellen, dan zal ik je zeggen of hij een standvastig karak ter heeft. De eerste jongen, waarmee ik verloofd was, had de mooiste lichtbruine oogen, die je je kunt voorstellen en hij maakte het af om met een meisje van adel te trouwen. Ik heb nooit iemand zoo razend van woede gezien, als myn vader toen was. Hij had in diezelfde week aan de beurs zware verliezen geleden ik heb je toch al verteld, dat hij effecten makelaar was, hè? Ik was bang, dat hij een moord zou begaan, maar je snapt ook wel, dat ik er niets voor voelde, dat mijn naam genoemd zou worden in verband met een moordgeschiedenis en dat heb ik hem dan ook verteld Toen kalmeerde hy een beetje...." XXV. Dinsdag was er geen brief van John, Woensdag schreef hij weer, blijkbaar met het doel Anne eraan te herinneren, dat het den volgenden dag Donderdag zou zijn. Hij voegde er aan toe, overtuigd te zijn dat zij wel om kwart voor twee klaar zou kunnen wezen en dat hy daar om al vast om half twee op den hoek zou wachten. Hij had echter een uur en een kwartier op schildwacht gestaan voor Anne ver scheen. Hij nam haar hand in de zijne en zei met iets verwijtends in zijn toon. „Je hebt je niet erg gehaast!" „Waarom zou ik?" antwoordde Anne. Toen glimlachte ze tegen hem. „Ik heb je immers duidelijk genoeg uitgelegd, dat het bij drieën zou zijn, voor ik weg kon. Was je er werkelijk om half twee al? „Natuurlijk. Zie, 't is een zalige middag en ik heb den wagen bij me. Ik had ge dacht een heerlijk tochtje naar buiten te maken." Anne had zich vast voorgenomen hem terughoudend te behandelen, maar ze kon niet helpen dat ze een kleur kreeg en haar oogen schitterden bij het vooruit zicht, om behagelyk gezeten in een auto mijlen en mijlen voort te glijden door de geurende, zomersche lucht; om de zon te zien stralen over glooiende vlakten vol groen na de benauwende kleine flat, de koude bemoeizuchtige Mrs. Fossiek Yates en die eeuwige kletsende stoethas pel van 'n juffrouw Brownling, was dat een weldaad. John legde even zijn hand op haar arm, toen ze in den open two-seater stapten, r»ie om den hoek van Malmesbury Ter- race wachtte. „Je hebt geen mantel bij je." „Op zoo'n dag als vandaag heb ik geen mantel noodig." „Weet je 't wel heel zeker?" „Ja, heel zeker!" Ze reden weg; de grauwe straten waar door ze somber en gedrukt had geloopen, weken achter haar als grauwe, beklem mende droomen. John zat naast haar en fronste de wenkbrauwen. Ze had een mantel moeten aanhebben. Ze moest, haar eigen kleeren hebben. Die moesten toch ergens zijn...ze had toch kleeren gehad. Hij zou juffrouw Jones nog eens gaan opzoeken en naar Anne's kleeren informeeren. Ze moest een mantel hebben. Vandaag ging het no, maar hy was niet van plan het by dezen eenen tocht te laten, en het zou niet altijd zulk mooi weer zijn als nu. Anne's stem stremde den stroom van zijn gedachten. „Vertel me eens wat van Jenny's kindje." „Jenny's kindje?" „Je zei immers, dat je op Waterdene bent geweest. Toen heb je de baby toch zeker wel gezien?" „Natuurlijk heb ik die gezien. Jenny is er geweldig trotsch op. Ze vertoont hem aan iedereen." „Hoe ziet hy er uit? Op wie lijkt hij?" drong Anne gretig aan. „Op wie hij lijkt? Och, dat kan ik zoo niet zeggen." „Liikt hii op Jenny?" „Néén. ik geloof het niet." „On Nicholas dan? Weet je het heusch niet? Tk ik heb hem niet gezien." De lichte trilling in haar stem deed .Tohn's woede tegen Jennv en Nicholas Marr weer onlaaien. Daarvan klonk iets in zijn an'woord toen hij zei: „Oe.li, hij is nog zoo klein." Anne dacht: ..Ik heb hem geërgerd." Ze wilde zoo graag alles gewaar worden over de babv en Jennv en nu had ze hem hoos gemaakt. Oneens voe'Oe ze zich moe en zwak en ze had er snüt van dat ze was meegegaan. 7e sloot de oogleden over een paar brandende tranen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1