in cocaïne,
POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
i JrAx
ÈÉL
fgl
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
SLAVERNIJ
in de 20s,e eeuw!
Jam met uien
en nog wat.
Populaire Rubriek
ZATERDAG
Nog steeds steken groote tranS'
porten geketende slaven de
Roode Zee over
Juist honderd jaar geleden was het
verleden jaar, dat door een tusschen
Engeland en Frankrijk gesloten ver
drag de basis gelegd werd voor de in
ternationale overeenkomst, waarbij de
slavenhandel inde geheele wereld
werd afgeschaft feestredenen en voor
drachten herinnerden de wereld eraan,
dat toen aan een schandelijke en onze
beschaving onwaardige toestand een
eind gekomen was.
Inderdaad was er in de laatste jaren
heel weinig gerept over slavenhandel,
Des te meer opzien baarde daarom het
bericht van een fngelsch zee-officier,
die gedurende een tocht met een koop
vaardijschip op de Roode Zee eenjia-
ventransport van heel dichtbij zag. Ren
snelzeilend Arabisch schip kruiste de
koers van de Engelsche boot. In lange
rijen waren daarop de negers aan el
kander geketend en iuid drong hun
jammerlijk geschreeuw in de ooren
van den ontzetten Engelschman. Maar
het geheel onbewapende koopvaardij
schip was niet in staat iets te onderne
men tegen den goed uitgerusten sla
venhandelaar.
Dus thans nog in het jaar 1934 heer-
schen in de randgebieden van de
Roode Zee nog steeds dezelfde toestan
den als ten tijde van den grooten sla
venhandelaar Tippu Tiop, die in het
midden der vorige eeuw de Afrikaan-
sche slavenmarkt volkomen beheersch-
tên en vanuit zijn vesting Timboektoe
rooftochten ondernam naar de naburige
negerstaten. „Zwart ivoor" noemde
eindelooze, vermoeiende marschen,
waarbij duizenden en tienduizenden
ongelukkige negers, mannen, vrouwen
en kinderen omkwamen, in de schepen
geladen werden om op de Arabische
slavenmarkten verkocht te worden. En
thans nog zijn deze gevallen in Egypte
geen uitzondering. Er wordt beweerd,
dat alleen in het laatste jaar 5000 Afri-
kaansche slaven op deze Wijze tot lijf
eigenen gemaakt zijn.
Het zijn meest Arabische handela
ren, die dezen schandelijken handel in
menschenvleesch drijven, maar ook aan
lager wal geraakte individuen uit alle
Europeesche naties, avonturiers, ver-
loopen zeelieden en achtervolgde mis
dadigers, maken zich hieraan schuldig.
De Engelsche, Fransche en Italiaan-
sche schepen, die den bewakingsdienst
op de Roode Zee onderhouden, vangen
weliswaar af en toe een slaventransport
op, maar verreweg in de meeste geval
len gelukt het den Arabieren met hun
snelzeilende vaartuigjes onder bescher
ming van de duisternis den anderen
oever te bereiken. En dit alles terwijl
de afschaffing van de slavernij het eer
ste eeuwfeest gevierd heeft!
„Zeg, ober, vrat "blijft die forel lang
uit!"
„Ja, mijnheer, we hebben zoo lang
werk gehad hem van den angel af te
krijgen!"
Het volgende vermakelijke verhaal
een ware geschiedenis! speelde
zich op Tweeden Pinksterdag aan boord
Hr. Ms. „Nautilius" af.
Heel erg verwonderd was zeemilicien
Pipper niet, toen hem door den mari
nier le kl., die als hofmeester bij de
onderofficieren fungeerde, werd opge
dragen een beetje obat sakitlaoet klaar
te maken voor de avondtafel. In de drie
weken tjjds toch, die hij nu als oppas
ser aan boord van Hr. Ms. politie krui
ser had dienst gedaan, had hij wel eens
meer hem in den beginne zonderling
toeschijnende substanties gereed moe
ten maken. Substanties, waarin Spaan-
sche peper of uien vaak sterk vertegen
woordigd waren en die door hofmeester
en onderofficieren, allen reeds gasten
met ettelijke jaren dienst in de tropen
achter den rug, met den een of ande
ren Maleischen naam werden betiteld.
Zooals gezegd, heel erg verwonderd
was Pippes dus niet, toen op den 2-en
Pinksterdag tijdens de platvoet wacht,
(d. i. tusschen 4 en 8 uur in den n.m.)
de hofmeester hem opdroeg een beetje
obat sakit laoet klaar te maken.
„Als je maar vertelt wat ik daarvoor
moet gebruiken," was het antwoord
van Pippes, „want het zal wel weer
zoo'n raar mengelmoesje van het een
of ander Indische kostje zijn."
„O, het is gemakkelijk genoeg," zei-
de marinier, die met een stalen snuit
vervolgde: „er is nog wat jam over van
gisteravond, snijd nu wat uien en
Spaansche peper fijn, en roer dat met
de jam goed door elkaar, voeg er daar
na een halven eetlepel zou aan toe en
laat het dan ongeveer twintig minuten
op het electrische komfoor in de ga-
melle hut goed door sudderen. Maar
pas op dat de boel niet aanbrandt, an
ders krijg je de schipper op je dak en
dan wordt het je beste beurt niet, want
die is er gek op. Daarom is hij nooit
zeeziek, ai zou de schuit ook op z'n kop
gaan staan."
„is het dan goed tegen zeeziekte?"
vroeg Pippes, die dikwijls last van deze
kwaal had, nu toch wel een beetje ver
baasd den zeesoldaat aankijkend,
„Ja natuurlijk," antwoordde deze.
„Dat kan je toch wel aan den naam
hooren. Maar ook dat weet jij nog niet,
daar ben je nog te baroe voor. Obat
zie je, beteekent medicijn en sakit
laoet is het zelfde als zeeziek, Obat
sakit laoet, is dus in het Hollandsch,
medicijn tegen zeeziekte. Maar nu ge
noeg, schiet een beetje op, want om
half zes komen de onderofficieren
schaften," en met een: „ik ga alvast de
tafel dekken," liet hij Pippes alleen.
Toen deze even later de uien en de
Spaansche peper had schoongemaakt
en genoemde ingrediënten roet de jam
en wat zout in een k&etrol had gedaan,
zette hij het mengsel op het êïectrische
komfoor in de gamelle hut van de on
derofficieren, zorgvuldig toezicht hou
dend, opdat de "boel niet zou aanbran
den. Al spoedig begon het zaakje te sis
sen en te sputteren en verspreidde
langzamerhand een benauwde lucht
door de gamelle hut. Pippes, die de
kastrol met den pruttelende inhoud uit
vrees voor aanbranden niet durfde te
verlaten, werd er akelig van. Of werd
hij weer zeeziek? Het leek waarachtig
wel of er weer meer beweging in de
schuit kwam.
„Weet je wat," zoo overlegde hij bij
zich zelf, „als dat goedje tegen zeeziek
te helpt, kan ik er wel wat van nemen,
er is toch meer dan genoeg." Zoo ge
zegd zoo gedaan. Vlug had hij een
sneetje brood genomen en deponeerde
er wat van den warmen, kieverigen in
houd uit de kastrol op.
„Bijzonder lekker kan ik het toch
niet vinden," dacht Pippes, nadat hij er
een hap van in den mond had gesto
ken. „Het is zoet, zuur, zout en prikke
lend, van alles door elkaar. Bah, wat
een smaak! Maar als het tegen zee
ziekte helpt, vooruit dan maar," en
meteen nam hfl weer een hap. Met
waren heldenmoed werkte Pippes de
geheele snee brood naar binnen, hoe
wel hij zich "bij iederen hap, die hij nam,
steeds draaieriger voelde worden. Juist
bij den laatsten hap werd 't zóó erg, dat
hij het in de gamelle-hut niet langer
kon uithouden en vlug zijn troost bij
den stortkoker moest zoeken, waar hij
het juist genotene weer aan Neptunus
offerde. Hier werd hij door den mari
nier, die a'lles wat er in de gamelle-hut
was geschied, stilletjes van uit het
onderofficieren logies had gade gesla
gen, op den schouder getikt en hem
werd toegeroepen: „hé, man! de obat
sakit laoet brandt aan, de schipper heeft
het geroken en is zoo kwaad als een
spin!"
Nog lijkbleek en met tranen in de
oogen keek Pippes op en zag juist den
schipper om den hoek van de kombuis
te voorschijn komen. En nog steeds
niet begrijpend, hoe de marinier hem
gefopt had, liep onze jonge zeeheld op
den schipper toe en stamelde: „Schip
per, ik werd zoo beroerd, neemt u mij
niet kwalijk, maar ik kon heusch niet
helpen, dat ik de obat eh eh jam
met uien en nog wat heb laten-aanbran
den."
De schipper, die eerst een gezicht
trok of hij "het in Keulen hoorde don
deren en niet wist of hij boos moest
kijken of niet, zag echter juist het
lachende gezicht van den marinier om
de kombuisdeur gluren. En zelf niet
van gevoel voor humor ontbloot zijnde,
begrijpend dat hier de een of andere
grap achter schuilde, zeide de schipper:
„Nou het is goed Pippes, maar zorg dat
het niet weer gebeurt." Pippes was al
lang lekker, dat hij voor het laten aan
branden van de obat sakit laoet niet
gestraft zou worden. Maar vast nam hij
zich voor om nooit weer te proeven,
zoo hij weer eens van dien vreemden
Indischen rommel moest klaar maken.
N. S.
door
CHARLES AMER.
Ik zou er wat voor voelen om In
specteur Holm te spreken, zei het
kleine mannetje.
Verbaasd en ook wel een beetje
Wantrouwend keek de dienstdoende
a8ent hem aan.
Het zal wel niet gemakkelijk
8san, merkte hij op.
Ik vergiste mij, ik zou toch nog
'ever hebben, dat u mij bij den hoofd
inspecteur bracht.
e agent scheen op het punt te
"aan een zeer uitvoerig, afwijzend
antwoord onder woorden te brengen,
®aar hij kreeg er den tijd niet toe.
Zegt u maar, dat er iemand is, die
v|r John Dutour wil spreken.
..Een minuut later stond het nianne-
je tegenover hoofdinspecteur Winter
Vb P'aiitfeman trok zijn venkbrau-
tip °P> toen hij zijn bezoeker zag bin-
I streden. Hij legde zijn pijp met een
a'sphv,aai? Re'5aar °P den rand van zijn
'vJ1, ïe en fronste nadenkend zijn
°crhoof(j,
Als ik mij niet vergis bent u
Inderdaad, zei Plums, mijn naam
is Plums, en ik wilde even spreken
over dien aardigen meneer Dutour,
ons beider vriend, als ik mij niet ver
gis. Ik hoop niet, dat ik een al te teere
snaar aanroer, maar het moet u spij
ten, dat u dien man nog altijd niet in
een van uw snelle politieauto's hebt
mogen vervoeren. Zelfs zou het mij
niet verbazen, wanneer u mij vertelde,
dat u den goeden man nog nooit had
gezien.
Wat is het doel van uw bezoek?
vroeg de ander tamelijk bruusk.
Plums liet zich door den barschen
toon volstrekt niet van zijn stuk bren
gen.
Ik kwam u alleen even een kleine
mededeeling doen, verklaarde hij
vriendelijk. Dutour is de man, dien
u hebben moet. Wij kunnen veilig
aannemen, dat hij achter alle cocaïne-
zaakjes staat, die er den laatsten tijd
plaats hebben. Inspecteur Holm heeft
zijn best gedaan, maar het valt hem
blijkbaar niet mee. Ik zal u vertellen
hoe dat komt. De inspecteur is aan de
verkeerde zijde begonnen. Hij is er tot
twee keer toe in geslaagd te ontdek
ken met welk schip die verdoovende
rommel gehaald werd. Dat was een
niet onaardig begin. Maar het heeft
belaas niet veel gegeven. De eerste
maal heeft men de mannen gevolgd in
de hoop zoo achter de verblijfplaats
van Dutour te komen. Dat was niet
bepaald eén succes. Al3 ik mij niet ver
gis, hebben die heeren de achtervol
gende rechercheurs bij die gelegen
heid twee uur lang voor een café laten
wachten, waar ze zelf maar een minuut
zijn geweest. De tweede maal deed men
't anders, toen is de man, die de cocaïne
van de boot haalde, dadelijk ingere
kend. Maar bij zijn verhoor heeft hij
volgehouden nooit van Dutour te heb
ben gehoord.
Plums zweeg en de politieman
knikte.
Wat wilde u mij nu komen ver
tellen; alleen dat wij een verkeerde
manier hebben toegepast om dien man
te snappen?
Wel, zei de kleine speurder, dat
niet alleen. Het zal u echter interessee
ren, dat ik hedenavond dien voortref -
feiijken misdadiger ga arresteeren.
Daarvoor kom ik uw hulp inroepen. Ik
heb daarvoor twee van uw mannetjes
noodig. Zou ik daarop mogen rekenen?
Ik herinner me, dat u eens die
Wierdahistorie tot klaarheid heeft ge
bracht, zei de ander nadenkend. Ik
geloof, dat ik uw zin zal geven.
Dank u zeer, mompelde Plumes
beleefd.
Welk schip moeten zij in de gaten
houden?
Geen enkel, net zo min als ik.
Het is alleen noodig, dat ze er niet al
te snugger uitzien en dat ze niet af-
keerig zijn van een goed glas bier.
Hij nam geestdriftig afscheid.
Als er menschen bij zijn, die een
beetje dammen of schaken kunnen,
genieten die de voorkeur, zei hij zich
omdraaiend bij de deur.
Het was als gewoonlijk den geheelen
avond druk geweest in „De Gouden
Tor". De rook, die er hing, was zooaE
men dat noemt, om te "snijden. De
tafeitjes stonden dicht op elkaar, ze
zagen, er verre'van zindelijk uit, maar
ze droegen de t'eekëriêh ïn "dit milieu
onontbeerlijk te zijn. even onontbeer
lijk als de verfomfaaide stamgasten.
In een hoek bij het buffet stonden
twee tafeltjes wat afgescheiden van de
cverige. Aan elk zaten twee mannen-
Het eene tweetal was in diepzinnige
aandacht gebogen over een domino
spel. Aan het andere tafeltje voerde
men een ernstig gesprek.
Er zitten veel goede zijden aan
dit leven, constateerde de kleinste van
de twee. Hebt u wel eens gebakken
paling gegeten bij dien goeden Peter
van der Veer, niet? Dan moet u dat
bepaald doen voor het te laat is.
Ik hoop er nog eens toe in de ge
legenheid te zijn, antwoordde de an
der. Maar mijn tijd is meestal bezet.
Het lijkt me een zeer interessant
beroep, kaashandelaar, zei de kleine
man vriendelijk. Helaas zal ik het nooit
kunnen worden. Als kind ben ik eens
zeer onpasselijk van kaas geweest.
Grappig eigenlijk, zooals dergelijke
kleine dingen invloed uitoefenen op
ons latere leven.
Inderdaad, als ik u vragen mag,
wat is uw beroep eigenlijk?
ik ben reiziger in wollen onder
goederen, verklaarde hij mistroostig.
Als ik u een goeden raad mag geven,
begin daar nooit mee. Zoowaar als ik
Clif Cowes heet, het is de ongelukkig
ste beroepskeuze die een mensch kan
doen.
W'el, meneer Cowes, grijnsde de
ander, ik meen, dat wij elkaar dan de
hand kunnen geven, er is van de kaas
ook niet veel meer te halen. Laat dat
u gezegd zijn door een ouden rot ais
ik, M .li Spencer, ben.
Soms, zei de kleine meeneer Co-