WE GAAN NAAR TEXEL. ZATERDAG 16 JUNI 1934 'T JUTTERTJE Beste jongens en meisjes! Die bok in het eerste raadsel van de vorige week heeft jullie een leelljken bok laten maken. Er waren maar tien goede oplossers, dat is dus wel bedroe vend weinig en van die tien is: PIET VAN HOR1K, Gravenstraat 79, de gelukkige prijswinnaar van het boek. Jij bent zeker voor het geluk ge boren, Piet, mee kampeeren en nu weer een boek. Maar het is eerlijk gegaan, dus je hebt er ook eerlijk recht op. 't Is juist leuk, dat je maar een jongen van het groepje dat meegaat naar Texel bent, want als je dan na vier dagen terug komt, ben je tien vriendjes rijker. Gerda v. Osch, Paterson (N.Y.), Amerika. Hartelijk dank voor uw vriendelijk schrijven, naar aanleiding van m'n ziekte. Nu, ik ben ge lukkig al weer sinds eenige weken spring levend, hoor, maarik vond dien wensch voor een spoedig herstel, mij van den overkant van den Oceaan toegezonden, wel buitengewoon aardig, 't Was een echte verrassing voor me. Hartelijke groeten uit ons fijne Holland. Marie Leys, Rotterdam. Ja, je kan op tijd in Den Helder zijn, Marie, op den kampeerdag. De boot vertrekt om 10 uur en als je 's mor gens om 7 uur met den trein van Rotterdam gaat, ben je om 9.38 u. in Den Helder, dus dat is een prachtige verbinding ook. Van het station naar de Texelsche boot is denk ik" 8 min. op de fiets. Je moet er dus voor zorgen, dat je fiets Zaterdagsavonds in Den Helder is. Alle deelnemers aan de kampeertochten krijgen een witten band, waarop met zwarte letters gedrukt wordt „Kampeertocht Heldersche Cou rant". We herkennen elkaar dus direct. Dag, hoor, goeie vischvangst in de Rotterdamsche grachten. Neem je een braadje mee naar Texel? Nellie Jongepier. Ja, die pauwen in de „Donkere Duinen" zijn net zoo trotsch als pau wen, vind je niet, Nellie? Ze maken een pret als tien, voor het eerst gepermanente, jonge dames. Tonia Schouwenaars. Alle boffen is nog lang geen boffen, Tonia, want vorig jaar had een raadselvriendinnetje, met prachtig zomer weer, de bof, en moest onder de wol blijven, dat was dus lang geen bof, dan mag je liever als jij wanboffen, vind je ook niet? Marie v. Horik. Daar had je nu niet over moeten schrijven, Marie, over dien inktvlek op je papier, want nu zag ik hem natuurlijk, zoo'n groote dikke inktklodder. 't Is net alsof een meisje je vraagt: „Vind je m'n haar niet leelijk zitten? Je zag er natuurlijk niets van, maar nu zie je plotseling de ragebol, 't Leuke zusje met de bonzo op je papier was er net van vrij ge- loopen, van dien inktvlek, bedoel ik, 't was of ze spottend naar 't geklodder keek. Nellie Boot, De Waal (T.). Ik zou wel weer eens over willen wippen, Nellie, maar dat gaat niet, dan zou ik me wel een vliegtuig aan mogen schaffen, want met de boot duurt het me te lang. Is het zoo gezellig in de schuur van meneer Roeper? Ik denk als straks de stemmen van m n raadselvriendjes en vriendinnetjes er vroolijk in zullen klinken, dat het er nog ge zelliger zal zijn. Jullie kunnen daar net zooveel pret maken als je wilt, want buren heb je niet. Die tocht door het vogelenveld had ik wat graag mee willen maken, want wat is dat alles mooi. hè? Klaas Blokker, Haarlem. Dat was een ver rassing, Klaas, toen jullie daar op het strand te IJmuiden jullie Haarlemsche vriendinnetje tegenkwamen en fijn met elkaar konden spelen. Hoe komt het, dat Jan en Akke niets meer van zich laten hooren? Zeker den zomer in het hoofd? Nu, over twee weken krijgen jullie, net als vorige jaren, weer twee maanden vacantie van me, hoor, in de maanden Juli en Augustus moet je al je vrijen tijd buiten doorbrengen, dat heb je noodig voor den winter. Tony Sinnige, Julianadorp. Zondag zijn we dicht bij jullie geweest, Tony, we waren des morgens om negen uur op stap gegaan, met z'n tienen en zijn toen in Julianadorp naar de kerk geweest, dat was dus dicht bij jullie en 's mid dags naar de duinen, bi] paal 6, met alle kin dertjes. 't Was fijn. Vooral de heentocht, wat het dan heerlijk buiten. Als we met niet zoo- De vader van Annie Walboom heeft voor de vriendjes en .vriendinnetjes, die mee gaan met den kampeertocht, het volgende kamplied gemaakt. Dat moeten julie uitknippen en leeren, hoor, dan kunnen we het zingen op de boot en op het eiland. Zóó zingen dat ze het in Den Helder, Haarlem en Rotterdam kunnen hooren. (Wijze: We gaan naar Zandvoort aan de Zee) I De schrijver van de Jutterkrant, Die had een goed idee Toen hij tot al zijn kind'ren zei: Een aantal mogen mee Ja, gratis mee kampeeren gaan, Bij de familie Boot, Daar wij een groepje boffers zijn Stappen we op de boot. Refrein Wij gaan naar Texel, wij mogen mee, Naar 't mooie eiland, daarginds in zee We hebben daad'lijk al geen spijt Zoo'n boottocht is een heerlijkheid Wij gaan naar Texel, wij mogen mee. 11 En als wij dan zijn aangeland Bij 't dorpje Oudeschild, Dan stapt ons troepje op de fiets En rijdt dan niet te wild; Wij rijden eerst heel Texel door, De moeite wordt beloond Want menig zee- en landgezicht Dat wordt ons daar getoond. Refrein We gaan naar Texel, wij mogen mee. Naar 't mooie eiland, daar ginds in zee De doortocht, die ons werd bereid, Dat is een tweede heerlijkheid, We gaan naar Texel, wij mogen mee. Wanneer wij komen aan De Waal Het dorpje dat zoo heet, Staat daar voor ons een groote schuur Heel frisch, heel lang, heel breed. Vier dagen lang kampeeren wij wij maken jool en pret, En zijn wij moe, dan slapen wij. Op n heerlijk strooien bed. Refrein We gaan naar Texel, we mogen mee, Naar t mooie eiland, daar ginds in zee Kampeeren daar in Zomertijd Dat is alweer een heerlijkheid, We gaan naar Texel, we mogen mee. IV Als onze tijd verstreken is. Dan gaan wij weer terug En op de boot, dan hebben wij. Mooi Texel in den rug, Wij voelen ons dan heerlijk fit. Gezond zoo door en door, Dan zingen wij, en heel de reis Klinkt over zee een koor Refrein 'Was mooi op Texel, wij mochten mee Naar 't prachtig eiland, daar ginds in zee Dat heeft De Jutter ons bereid. Dat was een fijne heerlijkheid. Lang leef „De Jutter", hoera, hoezee! veel geweest waren, was ik misschien m'n be lofte al nagekomen. Rika Sinnige, Julianadorp. Wat zeg je, Rika, •was het Zondag geen mooi weer? Het was pracbtweer, de zon scheen, er was weinig wind, 't was niet te warm en piet te koud, wat wil je nog meer? Ik wist filet, dat jullie zoo ver weg woonden, anders had ik je het boek de vorige week wel per post gestuurd, want nu kreeg je het Maandag pas en je was natuurlijk nieuws gierig, net als alle meisjes, wat voor een boek het wel zou zijn. Volgenden keer zal ik er om denken, hoor. Dedi de Vroome. Dat begrijp ik, hoor, Dedi, dat jij niemand achter op je fiets kunt hebben, maar dat is ook niet noodig. Bij de meisjes is er maar één die geen fiets heeft en die kan natuurlijk wel bij een van de leidsters op den bagagedrager zitten. Morgen ben je jarig, hè? Nu wil ik de eerste zijn, die je daar mee geluk komt wenschen. maar dan mag je dit zinnetje eigenlijk morgenochtend vroeg pas lezen. Zal je het doen? Hartelijk gefeliciteerd, Dedi, met je twaalfden verjaardag. Ik wilde er bijna achter zeggen: nog duizend jaren, maar dat kan niet, hè, dan zou je trouwens zoo'n oud verschrompeld vrouwtje zijn, dat je niet veel plezier meer in het leven had. Ik zou tenminste geen duizend jaar willen worden. Jij? Cbristina Beekma. Ja, ik heb je briefje best. begrepen, Christien, en ik snap heel goed, dat het jouw bedoeling niet is om ten koste van een ander vriendinnetje mee naar den overkant te willen. Jannie de Vroome. Gelukkig, Jannie, dat er 's zomers bij' jou nooit een donkere lucht ijjS Dan ben je zonniger dan het weer tegenwoordig; en ik ga vandaag nog wel voor een week" met vacantie. O, o, als die zon nu maar komt. Lena v. Zandwijk- Dat was een klein briefje, Lena, je had zeker nog niet vee! zin na je ziekte cm me een dikken brief te schrij ven. 't Draaide natuurlijk nog een beetje in je hoofd en je stond nog wat raar op je beenen, maar dat gaat allemaal gauw over en ik denk, als je dit briefje leest, dat je alweer zoo frisch bent als het ijs van Laan. Ida de Boer. Dat is zeker alleen in de Kei zerstraat, Ida, dat het al warmer en wanner wordt Bij mij in de straat merk ik er tenminste nog niet veel van. Maar ik geloof wel, dat de zon het tenslotte zal winnen van al die wee- nende wolken en dat we straks een zomer krij gen, die je als v. Houten's chocola bruin maakt Annie Jansen. Dat eerste malle bokken- raadsel heeft heel wat van jullie bokkig ge maakt, denk ik, Annie, er waren zoo weinig goede oplossingen gekomen. En toch was het niet zoo moeilijk. Je moest er alleen maar toe vallig op komen. Stuur je eigengemaakte raad sel volgende week maar niet in, omdat ik dan niet op kantoor ben. Wacht ook nog een week met je opgave voor „Het Ruilhoekje". Ja, dat moet je op een apart briefje schrijven. Daaaag. Tiny Dol. O, maak je maar geen zorg. Tiny, dat raadselvriendinnetje zonder fists komt best in De Waal, want heen en terug, als de leidsters soms bagage achterop hebben, kan ze best bij mij achterop zitten, dus dat komt alles best in orde. Ik zou het natuurlijk wel leuker vinden als ze allen een fiets hadden, maar ik kan haar daar toch niet voor thuis laten? Lien v. Gessel. Dat „gekke" raadsel, W3S toch niet zoo mal als je wel dacht, Lien. Kijk eens naar de oplossing op pag. 7 en zeg me dan nog eens, was het gemakkelijk of niet? Corrie Postmus. Nee, Corrie, je naam stond de vorige week ook niet aan den buitenkant van je oplossingen, want als ik dat niet gezien had, was ik de domoor geweest en nu was j'i het, want ik heb je briefje binnenste buiten 9e' keerd en er stond geen enkele naam op. Geertje Putting. Je moeder zal wel niet vriendelijk gekeken hebben, Geertje, toen je dat inktpotje op het tafelkleed omgooide, want meestal kan zoo'n tafelkleed niet al te best tegen zulke inktbaden. Je kan beter de melkkan omgooien. Nu, doe dat dan maar eens bij een volgende gelegenheid. Madelein Wisse. Dat je vorige week zoo'n lang briefje kreeg, dat kwam omdat ik je een beetje moed in wilde spreken voor je nieuwe woonplaats. Ik zelf ben ook nogal hokvast en weet hoe onaangenaam het is als je dan vet anderen moet. Maar je ziet dat m'n voorspe-* ling uitgekomen is en dat je het hier gauv'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18