rA3. 8
bqekbeoordeeling.
ZATERDAG 16 JUNI 1934
De oplossing van het probleem van von Düben is 1 Pd8. Er kan volgen:
h4, PfTf of Kd5Pe6 of Kf5:, Pe7f. De oplossing van het probleem van van
der Ven is 1 Pd6. Na f5 volgt e8Pf, na Tb6volgt e8Df. Hier volgt het
tweede der mij gezonden problemen. Het is wel een vierzet, doch de moeilijk
heid is niet zoo heel groot.
Mr. A. van der Ven.
(original)
Wit begint en geeft
Wit: Kh8, Tc8, Lf4 en g2,
Hier volgt de zeventiende partij van
Bogoljubow Aljechin
1 d4 d5
2 c4 dc4:
3 Pf3 Pf6
Aangenomen damegambiet.
4 Pc3 aé
5 e4 b5
Wit speelt nu een echt gambiet. Ge
woonlijk vólgt 4 e3 en 5 Lc4:.
e e5 Pd5
7 Pg5 e6
8 Df3 Dd7
stormt er met elementaire kracht
op los.
9 Pd5: v ed5:
10 a3 Pc6
Een geestige vondst van Aljechin,
zooals het vervolg leert.
11 Le3 Pd8
Dékt opnieuw t7.
12 Le2 Dfó
13 Dg.3 h6
14 Ph3 c6
Wit moet nu f4 of Pf4 spelen. Na 0-0
komt gó en h5.
15 f4 Dc2
Een merkwaardige, maar zeer sterke
zet. Zwart's damevleugel wordt nu
een dreiging.
16 Df2 La3
Na Ta3. zou Db2, Ta5, Dh4+ volgen.
mat in vier zetten,
pi e2. Zwart: Kd4, pi d6.
de match om het wereldkampioenschap.
17 0-0 Lb2:
18 Tael Lf5
19 g4 Le4
Wit heeft nu tegenkans op den ko
ningsvleugel.
20 f5 Pb7
21 Pf4 0-0-0
Beter Dh4 voor wit.
Dg3
fg6:
Ldl
Pe6
Tf6
Tefl
Pf4
Df2
e.p.
g5
fg6:.
Dc3
Tde8
Te7
The8
Pd8
Da3
Na Pg6: sreelt zwart Te6.
30 Lf3 Lf3
31 Df3g5
32 Pe2 Te6
33 Tf5 Dd3
34 h4 Tg6
35 h5 Te6
36 Df2 c5
Nu gaat zwart doorbreken.
37 Tf3 Dc2
38 Del Pc6
39 Tlf2 De4
40 Pg3 Dg4:
opgegeven.
Een byzonder mooie partij.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Eindspel van C. Blankenaar,
Rotterdam.
Probleem van A. Jurg, Almelo.
12 3 4
Zwart 3 9ch.: 1, 6 en 29.
Wit 3 sch.8, 30 en 44.
Zwart speelt en wit wint.
Zw. 8/10, 16. 18, 19, 23, 24, 29, 30, 36.
Wit 21, 28, 32, 38/40, 42, 43, 47, 49, 50.
Wit speelt en wint.
Dit probleem verscheen in het Dam
mersweekblad. Het is wel het mooiste
stuk werk, dat in den laatsten tijd is
verschenen.
Oplossingen:
Probleem
Zw.: 12, 13, 14, 21, 22, 25, 26, 31, 35.
Wit: 15, 32, 33, 34, 38, 42, 47, 48.
1. 34—30 25X34
Op 35X24; 33—28, 22X33; 38X7 en
wint.
2. 32—27 21X43
3. 48X30 35X24
4. 33-28 22X33
5. 42—37 31X42
6. 47X" 26-31
7. 7—2 31—37
8. 2—24 37—41
9. 2419 en wint.
Eindspel Blankenaar:
Zwart 3 sch. 3, 4, 15.
Wit 1 dam op 5.
1. 3-8
2. 5—23 4-10
3. 23X5 8-12
4. 5—23 12-17
5. 23—28 17—21
6. 28—32 21—26
7. 32—37 15-20
8. 37—42 20—25
9. 42—48 en wint.
RE-ENTRIES E\ DEN BLINDE.
Een eerste vereischte, om een spel
goed af te spelen, is, zorg te dragen,
dat men zoo noodig weer naar de tafel
toespelen kan, in elk geval er op te
letten, dat die kaarten, waarmede de
blinde weer aan slag zou kunnen ko
men, niet worden geblokkeerd.
Heeft de blinde verschillende kaar
ten, waarmede hij aan slag kan wor
den gebracht, dan is dat natuurlijk niet
zoo ingewikkeld, meermalen komt het
echter voor, dat er slechts één of twee
van die kaarten zijn, en dan wordt het
moeilijker, vooral omdat ook de tegen
partij zijn best zal doen die kaarten uit
te schakelen, de blinde z.g. dood te
maken.
Zelfs moet men er niet tegenop zien
in dergelijke gevallen een door den
blinde reeds gemaakte slag over te
nemen in eigen hand, indien hierdoor
een mogelijkheid wordt gemaakt de
blinde later in die kleur aan slag te
kunnen brengen.
Hier volgt een voorbeeld, ontleend
aan „The Play Of The Cards" van
Frank England en Hope Reford:
S. v. b. 8.
H. v. 10.9. 7. 6.
R. 8. 5.
K. 7.3.2.
S. h. 10.9.7.3. n S. 5.4.
H. 4. 3. w n H- a. 8. 5.2.
R. b.10.4. vv* R.a. 9.7.6.
K. h. 10.8. K v_ b> 4
S. a. 6. 2.
H. h. b.
R. a. h. 3.2.
K. a. 9. 6.5.
Zuid moet op deze kaarten 3 S. A.
spelen en West komt uit met de vierde
van boven van de langste kleur, dus
met S. 7.
De regel van elf vertelt Z., dat er 4
kaarten boven de 7 in de drie volgende
handen moeten zitten, deze 4 zijn allen
in handen van de blinde en hem zelf,
zoodat de S. 8. van den blinde dezen
slag kan winnen.
Neemt hij echter den slag met die
8, dan zal Z., bij goed tegenspel niet
meer kunnen maken dan: 2 S., 2 H., (de
tegenpartij moet dan het H. a. niet in
gooien, zoodat de lange H. kaart van
den blinde niet kan worden gespeeld),
2 R, en 1 K. slag, totaal 7 slagen, zoo
dat niet aan het contract kan worden
voldaan.
Maar al te dikwijls wordt een derge
lijke situatie niet genoeg bekeken en
is de verleiding om met een 8 een slag
te kunnen maken te groot om' te kun
nen weerstaan, terwijl ander spel de
mogelijkheid van aan het contract te
kunnen voldoen inhoudt.
Zuid moet n.1. de slag, die aan den
blinde is, overnemen met het aas daar
na de H. vrij spelen en dan in S. terug
komen, waar nu de S. v. of b. een
re-entry is geworden.
Speelt Z. het S. a. niet, dan kan de
blinde nooit meer aan slag komen
Het spel zal als volgt moeten worden
afgespeeld:
West. Noord. Oost.
1- S.7. S.8. S 4
2. H.3. H.6. H.2.
3. H 4. H.v.H 5
4- R.4. H.10. H.8.
I 5. R.10. H 9. H.a
Zuid.
S.a. I
H.h.
H.b.
R.2.
R.3.
T juttetrje
Waarmede Oost nu ook uitkomt, al
tijd komt de blinde nog aan slag en kaï
r'e laatste vrije H. kaait maken, ter
wijl z;j ook altijd nog maken 1 S.,' 2 R
en 1 K., zoodat in totaal 9 slagen wor
den gemaakt en aan het contract word
voldaan.
Zelfs wanneer de tegenpartij niet zo<
lang wacht met het overnemen van H
a., en er toe zou komen de K. af t<
spelen, wat echter zonder de minst*
aanleiding zou zijn, omdat O. met S
terugkomen zal, kan de tegenpartj
toch niet meer maken dan K slag n
S. en 2 in K., tezamen met H. aas 4
slagen, dus voor den speler ook 9 en
voldoende.
N. D. S.
Het moderne bieden "bij het
contract-bridge door Mr. F.
W. Goudsmit. 4e Herziene
druk. Uitgave Van Holkema
Warendorf N.V. te Amster
dam. Prijs 1.50.
Een 4e druk van dit werk binnen de
2 jaren na de verschijning van den len
druk is op zich zelf reeds voldoende
aanbeveling.
Door in de nieuwe bewerking de
vereischten voor; het openingsbod iets
te verlichten en door het opnemen van
de 4 en 5 sans a tout conventie, bestaan
er nu practisch geen verschillen meer
tuschen de Culbertson en de Goud-
smitbiedmethode. Alleen de door
Goudsmit beschreven 2 Klaveren con
ventie voor het openingsdwangbod
wijkt- belangrijk af en zal in vele ge
vallen een gemakkelijke" weg bieden
voor het zoo geleidelijk mogelijk op
bouwen van een goed eindbod. Hel
eenige bezwaar tegen de 2 klaveren
conventie is, dat men daarbij geen
reëel bod doet, men kan n.L zelfs
met klaveren renonce, volgens deze
conventie, 2 klaveren bieden en dat is
rog altijd iets, waar vele spelers be
zwaar tegen hebben. Wanneer men
echter voor den aanvang van het spel
ran de 'tegenpartij kenbaar maakt,
volgens de genoemde conventie te
zullen bieden, zal ook dat bezwaar om
zeild kunnen worden.
Wie de Goudsmit-biedmethode nog
riet kennen en ook zij, die één der vo
rige uitgaven reeds in hun bezit ïfeo-
ben, zullen er zeker goed aan doen,
deze nieuwe vierde druk aan te schaf
fen, waardoor hun wijze van bieden in
belangrijke mate kan worden verbe
terd.
EEN ENERGIEKE BLINDE.
In Oxford heeft een achttienjarige
jonge Engelsche zich bijzonder onder
scheiden. Zij bezocht de blindenschool
en moest een blindedarm-operatie on
dergaan. Vijf dagen na deze operatie
moest zij eindexamen doen en zij slaag
de glansrijk.
Nu heeft het energieke jongemeisje
een hoorspel gemaakt, dat door de
radio uitgezonden werd en waarbij zij
zelf de inleiding geschreven en gespro
ken heeft.
De naam van dit jonge meisje, voor
wie de blindheid slechts een aansporing
schijnt te zijn, om ongewone successen
te verwerven, is Hazel Winter. Verder
is zij een goede zwemster, roeit uitste
kend, danst en speelt voortreffelijk
bridge met behulp van bijzondere blin
de kaarten. Haar partner noemt
kaarten die uitgespeeld worden. Er
wordt van haar verteld, dat ze bijna
nooit een fout maakt.
„U zult zeer veel bezoek krijgen
een langen, donkeren man". ,af
„Klopt. Dat is de man van de w'
mijnen van de piano."