Stadsnieuws ZUMANSUVIN lil BANKET gkaïl sè. g0edk00pe reismarken buitenl sp oor biljetten vacanïïë^ëereizen tweede blad Zij, d ie zich vari heden af, voor min stens drie maanden op dit blad abonneeren, ontvangen de *ot 1 JULI verschijnende nummers Den Helder aan het strand. Uit het politierapport. HELDERSCHE COURANT VAN DINSPAGJ9 JUNI 1934. ADM. HELD CR.T Licht op voor alle voertuigen. Dinsdag 19 Juni Woensdag 20 2151 uur 21 51 WATERLOO-DAG. Ter herdenking van den slag bij Waterloo (18 Juni 1815) woei van de openbare gebouwen en de Kerken giste ren de Nederlandsche vlag. VERTREK ESKADER. Het op 18 dezer te vormen smaldeel Oostzee, bestaande uit Hr. Ms. „Hertog Hendrik", „Evertsen", „Z5", „Z6", „Z 8", „K 17" en «K 18" zal morgenochtend 20 Juni te 11 uur in verband, de haven verlaten. ORANJE HARMONIEKAPEL. DEN HELDER. Directeur J, J, W. Hertsworm. Tweede Zomer-concert, te geven op hedenavond 19 Juni 1934, des avonds om half negen, in de muziektent, Julianapark. Programma: 1Nader, mijn God, bij U, koraal, L. Mason. 2. Officer of the day, marsch, R. B. Hall. 3. Ouverture Symphonique, Sam. Vlessing 4. Chanson Russe, S. Smith. 5. La Reine d un Jour, fantaisie, A. Adam. 6. Hymne. (Alles wat adem heeft), Fr. Silcher. 7. Fleurs de Nice, fantaisie, J. Martin. (Dit nummer op verzoek). 8. Harmonie-Marsch, J. J. W, Hertsworra. „HELDERS MANNENKOOR". Dir. A. J. Leewens. Door „IJmuidens Mannenkoor" (direc teur H. J. Arisz), is ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan een Groot Nationaal Concours uitgeschreven voor Gemengde- en Mannenkoren op 23 en 24 Juni en 1 Juli a.s. „Heldèrs Mannenkoor" zal hieraan deelnemen op Zondag 24 Juni in de 2e afd. Mannenkoren, des avonds 7 uur. De jury bestaat uit de heeren: W. F. Kools, Rotterdam; Alph. Franken, Amsterdam en H. J. Arisz, IJmuiden. Het koor vertrekt a.s. Zondagmiddag 3 uur vanaf het repetitielokaal (Mil. Tehuis, Spoorstraat), met autobussen. Donderdagavond om half 9 zal in „Casino" de laatste repetitie plaats heb ben van het verplichte werk „Haec Dies" van Alph. Franken en het koor naar keuze „De Rots in Zee" van R. Hol.. Belangstellenden in het koor hebben dan gelegenheid deze repetitie bij te wonen, hetwelk zeer op prijs zal worden gesteld. JUBILEUM H. REEKERS. Zooals in ons blad van Zaterdag j.1. in het kort werd vermeld, was het dien dag 25 jaar geleden dat de heer H. Ree kers, meteropnemer en incasseerder, in dienst der gemeente Den Helder trad. Het gemeentebestuur, zijn chefs, en het overige personeel van de in het gebouw Weststraat ondergebrachte administraties meenden dien dag niet onopgemerkt voor- te 11 uur de wethouder, de heer v. d. te 11 uur de wethouder, heer heer v. d. Vaart, als vertegenwoordiger van het ge meentebestuur, Je heeren v. Dalen en Stol!, als zijn chefs, en nog eenige amb tenaren zich naar de woning van den ju bilaris. Nadat de aanwezigen het zich in de met tal van bloemstukken, gezellig inge richte huiskamer gemakkelijk hadden ge maakt, nam de heer v. d. Vaart het woord. Deze bracht o.m. naar voren, dat het gemeentebestuur het op prijs stelt goed personeel in zijn dienst te hebben en sprak daarbij den wensch uit, dat het den jubi laris gegeven moge zijn om zijn krachten nog vele jaren in dienst der gemeente te stellen. Vervolgens complimenteerde hij den jubilaris en echtgenoote waarna, als bewijs van erkentelijkheid, de bekende enveloppe werd overhandigd. De volgende spreker, de heer v. Dalen, zette uiteen de moeilijkheden aan het ambt verbonden, waarbij hij den lust en ijver van den jubilaris prees. Ook wij, zoo ging spreker verder, voe len ons gedrongen, een stoffelijk bewijs van waardeering te geven en spr. bood, namens het hierboven genoemde perso neel, een pendule aan. De heer Reekers, getroffen door de tot hem gesproken woorden, dankt, mede namens zijn echtgenoote, voor de ge brachte hulde en verzocht den heer v. d. Vaart wel zijn dank aan het college te willen overbrengen. Na het nuttigen van de aangeboden verfrisschingen werd afscheid genomen; nog velen maakten daarna van de gele genheid gebruik den jubilaris te compli menteeren. WATERGEBRUIK. In een advertentie in dit nummer ver zoeken Burgemeester en Wethouders om de grootst mogelijke zuinigheid te be trachten bij het gebruik van water. Door de aanhoudende droogte is een sterke afname van den voorraad ontstaan en indien deze droogte aanhoudt, zal een gebrek aan water niet denkbeeldig zijn. Op deze oproep wijzen wij gaarne en vestigen ten overvloede nog de aandacht op de daarin voorkomende waarschuwing tegen gebruik van water voor het schrob ben van straten en besproeien van tuinen. Reisbureau ,&«gïï?|S "l"ÏLSiB la'g^r.-g— t.o. Postbrug w 9 W 9 SLUITING VAN HET HEILIG JAAR. Zondagavond heeft „Katholiek Den Helder in samenwerking met „Helders R.K. Gemengd Koor" een jubilé-uitvoe- ring gegeven, in het gebouw van den Volksbond, ter sluiting van het „Anno Sancto", Ondanks het reeds gevorderde „sei zoen" was de zaal uitstekend bezet, en niemand zal spijt gehad hebben aldaar aanwezig te zijn. Het programma vermeldde als belang rijkste punten een uitvoering van een can tate, en een rede, uit te spreken door den vlootaalmoezenier. Na de openingswoorden van den heer Snel, zong het gemengde koor met or kest-begeleiding het schoone „Tu es Petrus", waarna direct overgegaan werd tot de „Pius Cantate". Genoemde cantate, welke uit 5 deelen bestaat, werd uitgevoerd door de koren, het orkest en enkele solisten. De woorden zijn geschreven door den Z.Eerw. heer pastoor Weever, destijds pastoor van Texel, die op verzoek bereid gevonden werd zijn gave in dienst te stellen van een verheerlijking van den jubileerenden Paus Pius X. Het werk eischt èn van de zangers, èn van het begeleidend orkest zeer veel, doch het bleek, dat de heer Leewens, die de componist, zijn taak niet overschat had, en er uit haalde, wat er uit te halen viel. Wij waren voor de eerste maal in de gelegenheid het eenigen tijd geleden op gerichte koor te beluisteren, en het beves tigt ons vertrouwen, zooals wij dat in de meeste katholieke koren hebben. Wij willen nog even stilstaan bij den heer Ramler, die de inleidende bariton- partij zong. Deze solist heeft een treffend geluidsvolume, dat hij in enkele passages uitstekend tot zijn recht deed komen. Het lijkt ons niet onmogelijk, dat de heer Ramler op dit gebied iets zal kunnen be reiken, indien hij althans voor eenige be- heersching van zijn geluid zorg draagt. Wat de uitvoering zelf betreft: niets dan lof. Er werd overtuigend en zuiver gezongen en met een enthousiasme, dat treffend was. Eenige malen derailleerden de blazers, doch wie zou daar een aan merking op willen maken, bij een zoo waardige vertolking? Het deed ons genoe gen den heer Leewens te zien glunderen, en zijn mannetjes zelf toe te applaudi- seeren. Hierna volgt de feestrede door den Zeereerw. heer H. J. Bangert, vlootaal moezenier. De heer Bangert vangt zijn betoog aan met een beschouwing, of deze viering al dan niet als een luxe beschouwd moet worden, en komt tot de conclusie dat het dit zeker niet is, gezien de vele luxe, die wij ons in het materieele veroorloven. Spreker, die zich als een zeer belezen orator deed kennen, legt hierna den na druk op de liefde, die God den menschen toedraagt. Deze liefde is zóó mateloos, zóó overweldigend, dat wij, stervelingen, dit niet kunnen doorvoelen, ook al zouden wij het willen. Wel kan men in vervoering hierover raken, en het grootsche ervan be seffen; de heer Bangert maakt de verge lijking met den genialen Galileï, die, toen hij de menschen door zijn op de St. Marco te Venetië opgestelden telescoop liet schou wen, deze menschen in de handen zag klappen. Zij zagen dingen, die zij nimmer verwacht hadden. Nu zij ze zagen, werden zij overweldigd, ofschoon zij het niet door grondden. Behandeld wordt de klassieke ontken ning, dat God de aarde niet geschapen zou hebben. Doch hoe talloos de geleerden zijn, die deze hypothese gelanceerd hebben, en ook thans nog lanceeren, het werd niet be wezen, enwij twijfelen er niet aan, het zal nimmer bewezen worden. Zie de kronkelingen van een Haeckel, een Niets- zche, een Darwin. Zij zochten en zochten, doch vonden datgene wat zij wilden, nim mer, Na de schepping is Gods liefde voor zijn kinderen zoo groot geweest, dat Hij tot hen gekomen is. zich geopenbaard heeft» Daar is het Brandende Braambosch, zijn manifestatie op Sinaï, en daar zijn de ten- Reisbureau "S"ËLJ!1 EW<S£. to.Postbrug WSLi- 1 OU ten van de patriarchen waar Hij aan wezig was, en in het schoone harpspel van den psalmist. Doch het was en is den menschen niet voldoende. Zij willen Hem zelf zien en zelf hooren. Wat deze dwingers betreft, wijst spr. op de gelijkenis van Lazarus en den rijken map. Toen de rijke in het eeu wige vuur was, toen riep hij Lazarus, die in heerlijkheid rondging in het paradijs, en bad hem een droppel water. Doch het kan niet, en dan verzoekt hij Lazarus, dat men zijn broeders een teeken geeft, die nog op de aarde verwijlen, opdat zij ziende worden, en God zullen loven. Doch wat is zijn antwoord: „Zij hebben Abraham en de Profeten, en zoo zij die niet gelooven, zij zouden iemand gelooven die uit het rijk der dooden weerkwam?" De vlootaalmoezenier schildert hierna den strijd dien Jezus gevoerd heeft, alvo rens Hij het menschdom verlostte. Het is zoo bekend, het verhaal, zoo vaak ge hoord, en daarom heeft het voor velen net grootsche verloren het geweldige. Men is zoo vertrouwd geraakt met de idee: „Christus heeft ons verlost". Maar hoe heeft Hij daar geworsteld in den Hof der Olijven. Het werd Hem zoo zwaar ge maakt: zijn afscheid. Niet voor niets heeft deze mensch gezegd: „Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk aan mij voorbij gaan", Maar direct daarna: „Doch het is niet Mijn wil, maar de Uwe". En Jezus ging, zonder dat Zijn oogen het succes gezien hadden, dat wel de apostelen zagen, die in twee weken meer dan 10.000 volgelingen achter zich schaarden. Maar voor Zijn dood heeft Hij het menschdom het heerlijkste gegeven, wat Hij geven kon. In het Laatste Avondmaal schenkt Hij zich zelve, als kostelijke spijs en drank, en dit wordt doorgegeven, de wereld door tot overal, waar een men- schenkind aanwezig is. Dit is iets, waar wij niet dankbaar genoeg voor kunnen wezen. Spreker besluit zijn rede met den na druk er op te leggen, dat alles wat Chris tus voor de menschen deed, louter uit en door liefde voor die menschen ontstond. Dat men dit telkens weer opnieuw be- seffe, is zijn wensch. Na de dan gehouden pauze wordt het artistieke deel van den avond verder af gewerkt met „Die Ehre Gottes aus der Natur" en het indrukwekkende Handel- lied „Halleluja" uit den „Messias". Tot slot zongen allen „Aan U o Koning der Eeuwen", waarna gesloten werd. Katholiek Den Helder heeft het Anno Sancto waardig besloten, Algemeene uittocht. De afgeloopen Zondag, nu voor het eerst eigenlijk de zomer zich in al zijn volheid deed gelden, is bij uitstek een dag geweest van een algemeenen uittocht, een exodus naar buiten. Vóór wij u van Den Helder vertellen, eerst een vluchtig kijkje in de twee grootste steden van ons land. Wat Amsterdam betreft, trok al vroeg in den morgen alles naar buiten naar het Gooi of naar Zandvoort, naar Muider- berg en waar men op zulke dagen meer naarheengaat. Daardoor was de binnen stad in den namiddag vrijwel uitgestor ven. Tegen zes uur brachten de Stadion bezoekers, die voor een groot deel allen van elders uit het land waren gekomen, weer leven en vertier. Zandvoort heeft een prachtdag gehad natuurlijk; er waren tienduizenden bezoekers. Zeer velen heb ben er gekampeerd. Ook het Gooi heeft flink geprofiteerd. De Rotterdamsche Coolsingel was even eens uitgestorven dezen Zondag; twee extra-treinen vervoerden er velen naar Den Haag en Scheveningen en aan de stations was het aanzienlijk drukker dan anders. Ook Den Helder profiteerde van dezen Zondag. Natuurlijk hebben ook de Helderschen van dezen buitengewonen Zondag gepro fiteerd. Reeds vroeg in den morgen begon de uittocht naar den Strooweg en de Donkere Duinen. Vandaar ging men over Reisbureau "WSJSIS t.o. Postbrug het voetpad (voetgangers moeten maar liever thuisblijven die dagen) naar het strand, maai* velen fietsten langs het werk- spoortje een eind verder zuidwaarts. Tot paal 4 en 5 toe ging de uittocht en in den loop van den morgen verrees langs het strand dan ook een tentendorp van eerbiedwaardigen omvang, dat zich onafgebroken uitstrekte langs dit kust- gedeelte tot Huisduinen toe. Als het zoo nog even doorgaat", aldus zeide men ons, „zullen wij het nog beleven, dat dit ten tendorp zich tot Callantsoog toe uitstrekt". Het was enorm. Waar al die fietsers blijven? Een 600 stonden er bij „Duinoord", de meeste be zoekers nemen ze evenwel mee naar de plaats waar ze hun kamp opslaan. Dat ook „Duinoord" zelf tevreden was, ligt voor de hand; hier was het den geheelen dag een onafgebroken komen en gaan van bezoekers. Het aller-merkwaardigste van dezen Zondag was wel de terugtocht. Des mor gens rukken de troepen, militair gespro ken, in verspreide orde op, maar zoo tegen den avond, als de magen beginnen te knorren en de oogen zwaar worden, ontstaat een algemeene terugtocht, in ge sloten colonnes. In onafgebroken files bewogen zich de fietsers langs den Stroo weg; het was een vroolijk en levendig gezicht, door de diverse koeien en paar den, die hier nog in de weilanden hun vertier zoeken, nimmer aldus meegemaakt. Want geconstateerd mag worden, dat Zondag 17 dezer een recorddag was, die alle getallen van vroeger met stukken heeft geslagen. Huisduinen. In vergelijking hiermede was Huis duinen stil. Aan het strand aldaar, en wij bedoelen nu niet het vrije strand, dat ook hier bezet was met eendagsgas- ten maar het eigenlijke badstrand waren veel vreemdelingen. Een aantal auto's uit Groningen en Friesland waren naar hier gekomen en hun bezoekers zochten verpoozing aan zee hier. Warme ontboezeming. De zetter beweert hardnekkig, dat het moet zijn „warmte-ontboezeming" en mis schien heeft hij wel gelijk, want het onder staande is bedoeld alsopfrisscbertje. Wie er dus een t tusschen wil plaatsen, ga zijn gang, in ieder geval is bet een ont boezeming, die verband houdt met de warmte. Luistert u naar de indrukken van een onzer over dezen extra-ordinairen Zondag: Daar was-ie dan! Een echte Zomer zondag. Een heelen tijd hadden wij er reeds naar uitgezien maar het had nog steeds niet willen vlotten. Altijd had er nog wat aan gemankeerd. Te winderig. Te weinig zon, te koud, enzoovoort. Het houdt heel wat voor de menschen tevreden zijn, maar nu zijn zij het toch wel. Want dezen Zondag werd aan hun verlangens voldaan. En zij maakten er een dankbaar gebruik van. Heel Den Helder was des middags bijna uitgestorven. De Spoor straat, de Koningstraat, zij waren leeg. Men was de stad ontvlucht en had de zonzij opgezocht. Geen tent lag meer op zolder, alle voorradige limonadefiesschen waren in een dikke krant gepakt om ze koel te houden, de zuurtjes waren eens extra met suiker bestrooid en hutje met mutje was in het zweet des aanschijns naar het strand gesjouwd. Geweldige stroohoeden belemmerden nu en dan het uitzicht, maar van ongelukken hebben wij nog niet gehoord. Op het strand werd tent na tent opgeslagen, verkleedpartijen namen een aanvang, de strandbal werd opgeblazen en het lieve leven kon be ginnen. Een zonnebad, een waterbad, een zweetbad, ieder koos er een uit. Er werd languit geluierd, er werden ijsco's ver orberd, pootjes gebaad, haasje geoverd, gebald, gezwommen, kortom er werd naar hartelust genoten. En de tenten? Zij stonden rij na rij geschaard van de vuurtoren tot, ja, zoo ver zijn wij niet geweest! Maar 't was een ééndags-stad met bewoners, die alle zorgen en levensmoeilijkheden lieten weg- zonnen en wegspoelen. Die niet dachten over de positie van de «gulden of een opstand in Bolivia. Men liet den boel en zichzelf bakken. En ze keerden zich nog eens om, om de andere kant bruin te laten worden. 't Was een genots-Zondag. Nu moest er maar een week regen vallen en dan andere week weer zoo'n Zondag, vindt U ook niet? Want naar water wordt ook gesnakt, dóartoe kom je 's Maandags- morgens weer tot de ontdekking. Maar dezen Zondag vergeten we niet gauw. Hij was 100 °/0. MODERN UITGERUSTE VLET VOOR GARNALEN- EN KORVISSCHERIJ. Dat de Gebrs. D. en E. Steegers alhier niet bij de pakken neer wenschen blijven te zitten, hebben zijn aangetoond door aan onzen oud-plaatsgenoot, den heer A. Bos, thans Directeur van de N.V. Scheepswerf 6 Machinefabriek „Welge legen" te Harlingen opdracht te geven een vlet volgens zijn ontwerp te bouwen, waarmede zoowel de garnalen- als kor- visscherij uitgeoefend kan worden. Woensdag j.1. had de proeftocht plaats, welke ruimschoots aan de daar voor gestelde eischen heeft voldaan, waar na overdracht aan de nieuwe eigenaars geschiedde. Vrijdag arriveerde genoemde vlet in onze haven, waarover wij nog eenige bijzonderheden vermelden. Het Heldersche type in deze vlet is geheel be waard gebleven, doch de vorm onder water is zoodanig gekozen, dat daardoor de grootst mogelijke stabiliteit en een grooter draagvermogen verkregen werd. De vlet, welke voorzien is van een groote bun, wordt voortbewogen door een 16/20 pk 2 cylinder Bolinder ruwolie motor, waarmede, en dit als bijzonderheid van een vlet, een handig korliertje gedreven kan worden. Wij wenschen den eigenaars met deze onderneming veel succes. CONCERT „THE MIXED FOLLIES". Wel wat laat in het seizoen te laat eigenlijk gaven onze plaatselijke ama- teurislen, genaamd „The Mixed Follies", Zondagavond een concert-dansant in „Casino". De meesten van de oude ge trouwen hebben dit keer verstek laten gaan en prefereerden strand, zee en duinen. Reden waarom het bezoek aan Casino dan ook matig was. Jammer voor de band, welke wel een grooter succes toekwam. Het volgend jaar een paar maanden eerder, heeren De Follies beschikken over een uitge breid repertoire en geven daaruit 8 series van 4 nummers te hooren. Een indruk van het geheele programma is ongetwij feld gunstig, men luistert met een zeker welgevallen naar deze moderne muziek, voortgebracht uit uitheemsche instrumen ten door Heldersche jongelui. Beschouwen we de nummers afzon derlijk, dan merken we. dadelijk op, dat de band sterke en zwakke momenten heeft. Sterk zijn de heeren in hun „yell" de Bugle Call Rag. in het geestige „Business in „F"", in het aloude „Dinah" en het vrij „bejaarde" Some of these days. Aan den anderen kant echter vond o.a. „Mood Indigo" een vertolking, die we wel eens beter gehoord hebben. Maar over het geheel genomen moet men respect hebben voor deze jongelui, die voor amateurs zeer verdienstelijke dansmuziek geven. De band heeft een paar goede krachten in het sax. trio: C. Verschoor, A. Vlam en J. v. Scheijen, van wie eerstgenoemde uitstekend is en in drummer J. Bijl, die rhytroisch zeer vast is. De eerste trompettist, H. Bosvelt, had prachtige partijtjes, 2e trompettist is de heer B. Regelink Het koper-quintet kan er in zijn geheel zijn. De guitaristen N. Biersteker en H. Nijpels (de laatste is tevens vocalist), mèt de man van de slagbanjo, J. Schellinger, vormen een uitstekend aanvullend trio. Pianist J. Sloi heeft een goeden aanslag, zonder brillant te zijn is hij uitstekend in de samenwerking met z'n bandleden. Ten slotte de leader, de heer L. van Loo. Hem hebben we waarschijnlijk de arran gementen te danken, die we in enkele bekende foxes tegenkwamen. Hij is een levendig leider, die muzikaal zeer zeker ook de leider is. Disciplinair is de band uiteraarp niet Wat de heeren ook nog ontbreekt is de show, waaraan geen aan dacht geschonken is. Maar verder hebben we niets dan waardeering, ook voor de uitrusting en de instrumentale rijkdom van de band. Door een persoon werd bij de politie aangifte gedaan van ontvreemding van de dynamo van zijn rijwiel, dat eenigen tijd onbeheerd op den openbaren weg te Huisduinen heeft gestaan. Tegen een persoon, bestuurder van een rijwiel, wordt proces-verbaal opgemaakt terzake van het geen voorrang verleenen aan een militaire colonne. Wederom werden een tiental perosnen bekeurd omdat zij den oprit naar den Zee dijk nabij de Poststeeg per rijwiel bere den, hetgeen verboden is. Zondagavond moest door een te Huis duinen dienstdoenden agent assistentie worden verleend aan een te Leeuwarden wonende dame, die door de warmte was bevangen. Zij werd naar den Roode Kruis-post overgebracht, vanwaar zij na eenigen tijd per auto naar hare woon plaats kon terugkeeren. Zondagavond werd door een bewoner van de Hoogstraat aangifte gedaan, dat, toen hij na den geheelen dag afwezig te zijn geweest, thuis kwam, bleek dat de muntgasmeter in zijn woning was ver nield en de muntenbak er van was afge- sloopt. De muntmeter was evenwel ledig. De recherche stelt een onderzoek in. AUTOBOTSING. Onze plaatsgenoot, de heer O., is j.1. Zaterdag met zijn auto te Koedijk dus danig door een vischauto aangereden, dat hij vandaar naar het ziekenhuis te Alk maar is vervoerd geworden. Na aldaar verbonden te zijn, waarbij bleek, dat de aangeredene nogal ernstig aan het hoofd verwond was geworden, is hij later weer naar hier vervoerd. We vernamen nu, dat het slachtoffer het vrij goed maakt. De auto van den heer O. werd bij dit ongeval eveneens ernstig beschadigd. EN Keesje's gelaat verheldert, zijn lijf veert overeind. Een koek! Ai nou, hij zal z'n best doen, vast en zeker. Keesje zit muisstil en opent gehoorzaam don mond. In een oogwenk is de kies verdoofd. Over Keesje's hoofd, zoo dat hij het niet ziet, neemt de dokter de tang van Pa aan. „Nu even stil zijn, even voelen waar hü zit." Meteen wipt de dokter de verdoofde Lies, die niet al te vast zat, er uit. Keesje verroert geen vin en blijft met wijdopen mond zitten. Zijn oogen staan groot en star, doch er ligt een onverzettelijkheid in, welke zegt: „al villen ze me levend, schreeuwen zal ik niet." Zoo wacht Keesje z'n lol af. „Wanneer zal die dokter nou eindelijk eens begin nen?" denkt hij en wacht weer. Eindelijk wordt het hem te bar. Zijn ongeduld wint het van zijn verlegenheid en hij vraagt: „wanneer gèèt-ie d'r nou uit?" „Hij is er al lang uit, hoor!" lacht de dokter. Het gezicht van Kesje is onbe taalbaar. Met een ruk veert hij zich overeind. Hól glanzen z'n groote blauwe oogen op en z'n mond verwijdt zich tot ©en bljjden lach. „D'r al uit? En.... en ik heb niet ge huild, krijg ik nou me koek?" Keesje krijgt z'n koek en nog een hppel ook. Met deze schatten stijf 'n 7'n armen geklemd, schiet hij in z'n klompen en loopt naar beneden, naar de jol. Hij kijkt niet eens om, om te zien of z'n va der wel volgt. Ook zijn kiespijndoek ver geet hij, maar die neemt vader mee. „Die komt nog wel es van pas," zegt de oude man en gaat heen, na den dokter en den commandant trouwhartig te hebben bedankt. Intusschen is het „rèèdiotje van den schipper weer in orde gebracht. Deze staat achteruit, naast het stuurhuis. Hij kijkt naar de „Nautilus" en van zijn han den maakt hjj een roeper. „Commandant! kan ik je dienen met 'n brèèdje?" Dat is aan geen doovemans oor gezegd. Nog vóór de jol is afgestoken om vader en zoon naar hun schip terug te brengen en den radio-officier weer op te nemen, is er reeds een mand in gezet om het harte lijk aangeboden geschenk met vreugde in ontvangst te nemen. Een weigering formeel misschien juist, staat in zulk een geval gelijk met een be- leediging dezen braven en goedhartigen lieden aangedaan. Braadjes worden immer met gulheid aangeboden en even gul geaccepteerd. Rappe handen hijschen de volle mand binnen boord, 't Is prachtige haring. „Dö's goed spul," knikt de Diepzinni ge goedkeurend en laat z'n blikken dwa len tusschen den wand en de kombuis. Daar komt extra werk aan den winkel. Geen bezwaar. Weer of geen weer, de chef bakt, kookt en braadt. AI beuken de golven den scheepswand, zoodat alles in letterlijken of figuurlijken zin op één oor ligt, dan nog is de chef op z'n post. Dan balanceert hij in z'n pijpenla mot pannen, trienen en pullen als de beste jongleur? Zeeziek? Ik weet het niet. En de chef wil het ook niet weten, denk ik. Me dunkt: geheel frisch blijft zelfs de verstoktste zeerob niet in de atmosfeer, welke gewoonlijk heerscht in een scheeps- combuis bij hooge zee. Als er haring wordt gebakken, snert gekookt voor den volgenden dag en vleesch gebraden dan blijf ik met windkracht 7 Iiver wat uit de buurt. En ik niet alleen! Doch de chef, ernstig kijkend, bakt, kookt en braadt. Nu ook. 't Is vol in de kombuis. De hof meesters van officieren en onderofficie ren, de zeuntjes en verder ieder, die met eten te maken hebben of bij deze gele genheid meenen daarmede te maken moe- ton hebben, staan met borden en schotels gereed om het bruine zeebanket in ont vangst te nemen. De slanke danst met veerenden tred de trap naar de longrooom af, een blanke schotel gebakken haring luchtigjes op z'n vingertoppen balanceerend. Deze be landt met sierlyken boog geluidloos op de tafel, waar hij met een hoeratje wordt ontvangen. We nemen er één. We nemen er nog één, zien dan elkander verbaasd aan dat de schotel leeg is. „Meneeren," zegt Dioganes, in dit oogenblik van weemoedige verbazing, „meneeren, deze haring. is geen ha ring. Dit'banket iszeebanket; neen, 't is meer dan dat, het is godenspijs, de hors d'oeuvre van het feestmaal op den Olymp. Ambrosia, de honingdauw van de Klaverenbank en de Smith Knoll. Zeus moot een haringvloot hebben bezeten." Diogenes spreekt met een overtuiging alsof hij zoo juist bij dat feestmaal de gastrol heeft vervuld, wat uitkomt, want hij heeft drie harinkjes op. Die schijnen inspireerend te hebben gewerkt, want: „Meneeren," vervolgt hij, „deze goden spijs is evenwel nog niet het neusje van den zalm, want „Schiet op alsjeblieft," verzoekt Crito dringend. „Straks krijg ik de wacht en ik lust nog wel een harinkje. Zet dien lejegen schotel nou maar neer of geef hem anders aan den hofmeester." „Want," gaat Diogenes onverstoorbaar verder, terwijl hij den leegen schotel recht voor zich uithoudt, „er is nog een andere manier van haring bereiden. Hof meester, ziehier dezen schotel. Neem zoo véél baringen als je krijgen kunt, wikkel ze één voor één in een krant en leg ze te stoven boven het vuur. Ze worden dan heerlqk vet en smeuig, gelijk een forel, maar bedenk dit wel".Hier zwijgt de sfjreker even. Aller oogen zijn op hem ge licht. „Bedenk wel"Een plechtig oogenblik is aangebroken. „Bedenk, dat haring dan pas zijn exquisen smaak ont vangt, wanneer dezelve is gewikkelcf in hét Zaterdagsche bijvoegsel van de Hel dersche Courant. Gaat en verzamelt ha ringen en Juttertjes". Het loopt niet mee op de volgende reis. Halverwege het Schulpengat wordt ons de weg versperd door een groote, dikke voor den zeeman is nauwelijks denkbaar, mistbank. Mist op zee. Grooter vijand Zachtjes, onhoorbaar en onvoelbaar sluipt deze vijand nader. Voor gij hem bemerkt, heeft hij u allang gezien. Niets verraadt nog zijn aanwezigheid. De zon schijnt helder, het zicht is goed. Recht vooruit die boei: je kunt hem op 3 mijl afstand zien, de merkteekens op den wal, welke u den koers helpen bepalen: scherp ste ken ze af tegen den helderen hemel. Vooruitaau stuurboord een weinig, vaart een botter. Plotseling: weg is de boei. Ge kijkt scherp uit. Tevergeefs. Dan be merkt ge ineen een lichten damp, welke over het water zweeft, hij komt naderbij, breidt zich uit, slokt alles in zich op, wat zich voor u en om u op het wijde water vlak bevindt. Nu is de botter ook weg en ook de wal is onzichtbaar geworden. Weldra bevindt het schip zich midden in den mist, onder de oppervlakte van een groote zee van nevel, waarvan niemand de grootte en de diepte weet. De vjiand heeft het schip geheel inge sloten; het moet zich overgeven. Het an ker gaat er in en nu maar luiden, luiden Elke 2 minuten het naargeestige getin gel _op de scheepsbel om de kans op aan varing zoo klein mogelijk te maken, dracht niet door den nevel heen te zien. Hoe langer ge staart, hoe meer ge meent op te merken, totdat op het laatst de ruimte rondom vol is van de meest fan tastische silhouetten. Er zit niets anders op dan lijdzaam te wachten totdat de vijand het beleg opbreekt. En alsmaar luiden, luiden. Indien ankeren vanwege dé diepte niet mogelijk is, vervolgt het schip langzaam, zeer langzaam zijn weg, door stootén op de fluit zijn aanwezig heid kenbaar makend. Stil en waakzaam glijden we door den zwijgenden dreigen den wolkenmuur, dreigend, wijl hij vele, ongeweten gevaren in zich bergt. Plotseling komt er verandering. Een windstoot rafelt het dikke wolkendek uit een, de muur wijkt terug, het zicht wordt ruimer. De wind neemt toe in kracht; de mistbank lost zich op in het niet. We kunnen weer zien. Maar op de golven vertooncn zich witte koppen. Boven ons jagen dikke, lood grijze wolken. Er steekt een storm op, een nieuwe vijand is op komst. Hij fluit z'n aanvalslied al in het want. Het deinon van het schip wordt stampen, het wiegen slingeren. Snel neemt de wind in hevig heid toe en daarmede de hoogte der gol ven. Nu slaat het eerste bruiswater over den bak. De telegraaf in de machineka mer rinkelt: halve kracht. Hooger wordt de fluittoon in het want. Een halve etmaal later bevinden we ons in een zwaren storm. Hevig stampend vervolgt nu de „Nautilus" z'n koers in de richting van de Engelsche kust, met den kop op de zee. Met donderend geweld beuken de aanstuivende golven den boeg en de flanken van het schip, waar de loos- kleppen in de verschansing, ter hoogte van het opperdek met een klap als een kanonschot worden dichtgeslagen, nadat zij het binnenstroomende water hebben vrijgegeven. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 5