Stadsnieuws
ZUMANSUVIN
lil
BANKET
gkaïl sè.
g0edk00pe reismarken
buitenl sp oor biljetten
vacanïïë^ëereizen
tweede blad
Zij, d ie zich vari
heden af, voor min
stens drie maanden op dit
blad abonneeren, ontvangen
de *ot 1 JULI verschijnende
nummers
Den Helder aan het
strand.
Uit het politierapport.
HELDERSCHE COURANT VAN DINSPAGJ9 JUNI 1934.
ADM. HELD CR.T
Licht op voor alle voertuigen.
Dinsdag 19 Juni
Woensdag 20
2151 uur
21 51
WATERLOO-DAG.
Ter herdenking van den slag bij
Waterloo (18 Juni 1815) woei van de
openbare gebouwen en de Kerken giste
ren de Nederlandsche vlag.
VERTREK ESKADER.
Het op 18 dezer te vormen smaldeel
Oostzee, bestaande uit Hr. Ms. „Hertog
Hendrik", „Evertsen", „Z5", „Z6", „Z 8",
„K 17" en «K 18" zal morgenochtend
20 Juni te 11 uur in verband, de haven
verlaten.
ORANJE HARMONIEKAPEL.
DEN HELDER.
Directeur J, J, W. Hertsworm.
Tweede Zomer-concert, te geven op
hedenavond 19 Juni 1934, des avonds om
half negen, in de muziektent, Julianapark.
Programma:
1Nader, mijn God, bij U, koraal, L. Mason.
2. Officer of the day, marsch, R. B. Hall.
3. Ouverture Symphonique, Sam. Vlessing
4. Chanson Russe, S. Smith.
5. La Reine d un Jour, fantaisie, A. Adam.
6. Hymne. (Alles wat adem heeft), Fr. Silcher.
7. Fleurs de Nice, fantaisie, J. Martin.
(Dit nummer op verzoek).
8. Harmonie-Marsch, J. J. W, Hertsworra.
„HELDERS MANNENKOOR".
Dir. A. J. Leewens.
Door „IJmuidens Mannenkoor" (direc
teur H. J. Arisz), is ter gelegenheid van
zijn 25-jarig bestaan een Groot Nationaal
Concours uitgeschreven voor Gemengde-
en Mannenkoren op 23 en 24 Juni en
1 Juli a.s.
„Heldèrs Mannenkoor" zal hieraan
deelnemen op Zondag 24 Juni in de 2e afd.
Mannenkoren, des avonds 7 uur. De
jury bestaat uit de heeren: W. F. Kools,
Rotterdam; Alph. Franken, Amsterdam
en H. J. Arisz, IJmuiden.
Het koor vertrekt a.s. Zondagmiddag
3 uur vanaf het repetitielokaal (Mil.
Tehuis, Spoorstraat), met autobussen.
Donderdagavond om half 9 zal in
„Casino" de laatste repetitie plaats heb
ben van het verplichte werk „Haec Dies"
van Alph. Franken en het koor naar keuze
„De Rots in Zee" van R. Hol..
Belangstellenden in het koor hebben
dan gelegenheid deze repetitie bij te
wonen, hetwelk zeer op prijs zal worden
gesteld.
JUBILEUM H. REEKERS.
Zooals in ons blad van Zaterdag j.1.
in het kort werd vermeld, was het dien
dag 25 jaar geleden dat de heer H. Ree
kers, meteropnemer en incasseerder, in
dienst der gemeente Den Helder trad.
Het gemeentebestuur, zijn chefs, en het
overige personeel van de in het gebouw
Weststraat ondergebrachte administraties
meenden dien dag niet onopgemerkt voor-
te 11 uur de wethouder, de heer v. d.
te 11 uur de wethouder, heer heer v. d.
Vaart, als vertegenwoordiger van het ge
meentebestuur, Je heeren v. Dalen en
Stol!, als zijn chefs, en nog eenige amb
tenaren zich naar de woning van den ju
bilaris.
Nadat de aanwezigen het zich in de
met tal van bloemstukken, gezellig inge
richte huiskamer gemakkelijk hadden ge
maakt, nam de heer v. d. Vaart het woord.
Deze bracht o.m. naar voren, dat het
gemeentebestuur het op prijs stelt goed
personeel in zijn dienst te hebben en sprak
daarbij den wensch uit, dat het den jubi
laris gegeven moge zijn om zijn krachten
nog vele jaren in dienst der gemeente te
stellen. Vervolgens complimenteerde hij
den jubilaris en echtgenoote waarna, als
bewijs van erkentelijkheid, de bekende
enveloppe werd overhandigd.
De volgende spreker, de heer v. Dalen,
zette uiteen de moeilijkheden aan het ambt
verbonden, waarbij hij den lust en ijver
van den jubilaris prees.
Ook wij, zoo ging spreker verder, voe
len ons gedrongen, een stoffelijk bewijs
van waardeering te geven en spr. bood,
namens het hierboven genoemde perso
neel, een pendule aan.
De heer Reekers, getroffen door de tot
hem gesproken woorden, dankt, mede
namens zijn echtgenoote, voor de ge
brachte hulde en verzocht den heer v. d.
Vaart wel zijn dank aan het college te
willen overbrengen.
Na het nuttigen van de aangeboden
verfrisschingen werd afscheid genomen;
nog velen maakten daarna van de gele
genheid gebruik den jubilaris te compli
menteeren.
WATERGEBRUIK.
In een advertentie in dit nummer ver
zoeken Burgemeester en Wethouders om
de grootst mogelijke zuinigheid te be
trachten bij het gebruik van water. Door
de aanhoudende droogte is een sterke
afname van den voorraad ontstaan en
indien deze droogte aanhoudt, zal een
gebrek aan water niet denkbeeldig zijn.
Op deze oproep wijzen wij gaarne en
vestigen ten overvloede nog de aandacht
op de daarin voorkomende waarschuwing
tegen gebruik van water voor het schrob
ben van straten en besproeien van tuinen.
Reisbureau ,&«gïï?|S "l"ÏLSiB la'g^r.-g—
t.o. Postbrug w 9 W 9
SLUITING VAN HET HEILIG JAAR.
Zondagavond heeft „Katholiek Den
Helder in samenwerking met „Helders
R.K. Gemengd Koor" een jubilé-uitvoe-
ring gegeven, in het gebouw van den
Volksbond, ter sluiting van het „Anno
Sancto",
Ondanks het reeds gevorderde „sei
zoen" was de zaal uitstekend bezet, en
niemand zal spijt gehad hebben aldaar
aanwezig te zijn.
Het programma vermeldde als belang
rijkste punten een uitvoering van een can
tate, en een rede, uit te spreken door den
vlootaalmoezenier.
Na de openingswoorden van den heer
Snel, zong het gemengde koor met or
kest-begeleiding het schoone „Tu es
Petrus", waarna direct overgegaan werd
tot de „Pius Cantate".
Genoemde cantate, welke uit 5 deelen
bestaat, werd uitgevoerd door de koren,
het orkest en enkele solisten. De woorden
zijn geschreven door den Z.Eerw. heer
pastoor Weever, destijds pastoor van
Texel, die op verzoek bereid gevonden
werd zijn gave in dienst te stellen van een
verheerlijking van den jubileerenden Paus
Pius X.
Het werk eischt èn van de zangers, èn
van het begeleidend orkest zeer veel, doch
het bleek, dat de heer Leewens, die de
componist, zijn taak niet overschat had,
en er uit haalde, wat er uit te halen viel.
Wij waren voor de eerste maal in de
gelegenheid het eenigen tijd geleden op
gerichte koor te beluisteren, en het beves
tigt ons vertrouwen, zooals wij dat in de
meeste katholieke koren hebben.
Wij willen nog even stilstaan bij den
heer Ramler, die de inleidende bariton-
partij zong. Deze solist heeft een treffend
geluidsvolume, dat hij in enkele passages
uitstekend tot zijn recht deed komen. Het
lijkt ons niet onmogelijk, dat de heer
Ramler op dit gebied iets zal kunnen be
reiken, indien hij althans voor eenige be-
heersching van zijn geluid zorg draagt.
Wat de uitvoering zelf betreft: niets
dan lof. Er werd overtuigend en zuiver
gezongen en met een enthousiasme, dat
treffend was. Eenige malen derailleerden
de blazers, doch wie zou daar een aan
merking op willen maken, bij een zoo
waardige vertolking? Het deed ons genoe
gen den heer Leewens te zien glunderen,
en zijn mannetjes zelf toe te applaudi-
seeren.
Hierna volgt de feestrede door den
Zeereerw. heer H. J. Bangert, vlootaal
moezenier.
De heer Bangert vangt zijn betoog aan
met een beschouwing, of deze viering al
dan niet als een luxe beschouwd moet
worden, en komt tot de conclusie dat het
dit zeker niet is, gezien de vele luxe, die
wij ons in het materieele veroorloven.
Spreker, die zich als een zeer belezen
orator deed kennen, legt hierna den na
druk op de liefde, die God den menschen
toedraagt. Deze liefde is zóó mateloos, zóó
overweldigend, dat wij, stervelingen, dit
niet kunnen doorvoelen, ook al zouden wij
het willen. Wel kan men in vervoering
hierover raken, en het grootsche ervan be
seffen; de heer Bangert maakt de verge
lijking met den genialen Galileï, die, toen
hij de menschen door zijn op de St. Marco
te Venetië opgestelden telescoop liet schou
wen, deze menschen in de handen zag
klappen. Zij zagen dingen, die zij nimmer
verwacht hadden. Nu zij ze zagen, werden
zij overweldigd, ofschoon zij het niet door
grondden.
Behandeld wordt de klassieke ontken
ning, dat God de aarde niet geschapen zou
hebben.
Doch hoe talloos de geleerden zijn, die
deze hypothese gelanceerd hebben, en ook
thans nog lanceeren, het werd niet be
wezen, enwij twijfelen er niet aan,
het zal nimmer bewezen worden. Zie de
kronkelingen van een Haeckel, een Niets-
zche, een Darwin. Zij zochten en zochten,
doch vonden datgene wat zij wilden, nim
mer, Na de schepping is Gods liefde voor
zijn kinderen zoo groot geweest, dat Hij
tot hen gekomen is. zich geopenbaard
heeft»
Daar is het Brandende Braambosch, zijn
manifestatie op Sinaï, en daar zijn de ten-
Reisbureau "S"ËLJ!1 EW<S£.
to.Postbrug WSLi- 1 OU
ten van de patriarchen waar Hij aan
wezig was, en in het schoone harpspel van
den psalmist.
Doch het was en is den menschen niet
voldoende. Zij willen Hem zelf zien en
zelf hooren. Wat deze dwingers betreft,
wijst spr. op de gelijkenis van Lazarus en
den rijken map. Toen de rijke in het eeu
wige vuur was, toen riep hij Lazarus, die
in heerlijkheid rondging in het paradijs,
en bad hem een droppel water. Doch het
kan niet, en dan verzoekt hij Lazarus, dat
men zijn broeders een teeken geeft, die
nog op de aarde verwijlen, opdat zij ziende
worden, en God zullen loven. Doch wat is
zijn antwoord: „Zij hebben Abraham en
de Profeten, en zoo zij die niet gelooven,
zij zouden iemand gelooven die uit het
rijk der dooden weerkwam?"
De vlootaalmoezenier schildert hierna
den strijd dien Jezus gevoerd heeft, alvo
rens Hij het menschdom verlostte. Het is
zoo bekend, het verhaal, zoo vaak ge
hoord, en daarom heeft het voor velen net
grootsche verloren het geweldige. Men is
zoo vertrouwd geraakt met de idee:
„Christus heeft ons verlost". Maar hoe
heeft Hij daar geworsteld in den Hof der
Olijven. Het werd Hem zoo zwaar ge
maakt: zijn afscheid. Niet voor niets heeft
deze mensch gezegd: „Vader, indien het
mogelijk is, laat deze kelk aan mij voorbij
gaan", Maar direct daarna: „Doch het is
niet Mijn wil, maar de Uwe". En Jezus
ging, zonder dat Zijn oogen het succes
gezien hadden, dat wel de apostelen
zagen, die in twee weken meer dan 10.000
volgelingen achter zich schaarden.
Maar voor Zijn dood heeft Hij het
menschdom het heerlijkste gegeven, wat
Hij geven kon. In het Laatste Avondmaal
schenkt Hij zich zelve, als kostelijke spijs
en drank, en dit wordt doorgegeven, de
wereld door tot overal, waar een men-
schenkind aanwezig is. Dit is iets, waar
wij niet dankbaar genoeg voor kunnen
wezen.
Spreker besluit zijn rede met den na
druk er op te leggen, dat alles wat Chris
tus voor de menschen deed, louter uit en
door liefde voor die menschen ontstond.
Dat men dit telkens weer opnieuw be-
seffe, is zijn wensch.
Na de dan gehouden pauze wordt het
artistieke deel van den avond verder af
gewerkt met „Die Ehre Gottes aus der
Natur" en het indrukwekkende Handel-
lied „Halleluja" uit den „Messias".
Tot slot zongen allen „Aan U o Koning
der Eeuwen", waarna gesloten werd.
Katholiek Den Helder heeft het Anno
Sancto waardig besloten,
Algemeene uittocht.
De afgeloopen Zondag, nu voor het
eerst eigenlijk de zomer zich in al zijn
volheid deed gelden, is bij uitstek een
dag geweest van een algemeenen uittocht,
een exodus naar buiten. Vóór wij u van
Den Helder vertellen, eerst een vluchtig
kijkje in de twee grootste steden van ons
land.
Wat Amsterdam betreft, trok al vroeg
in den morgen alles naar buiten naar het
Gooi of naar Zandvoort, naar Muider-
berg en waar men op zulke dagen meer
naarheengaat. Daardoor was de binnen
stad in den namiddag vrijwel uitgestor
ven. Tegen zes uur brachten de Stadion
bezoekers, die voor een groot deel allen
van elders uit het land waren gekomen,
weer leven en vertier. Zandvoort heeft
een prachtdag gehad natuurlijk; er waren
tienduizenden bezoekers. Zeer velen heb
ben er gekampeerd. Ook het Gooi heeft
flink geprofiteerd.
De Rotterdamsche Coolsingel was even
eens uitgestorven dezen Zondag; twee
extra-treinen vervoerden er velen naar
Den Haag en Scheveningen en aan de
stations was het aanzienlijk drukker dan
anders.
Ook Den Helder profiteerde
van dezen Zondag.
Natuurlijk hebben ook de Helderschen
van dezen buitengewonen Zondag gepro
fiteerd. Reeds vroeg in den morgen begon
de uittocht naar den Strooweg en de
Donkere Duinen. Vandaar ging men over
Reisbureau "WSJSIS
t.o. Postbrug
het voetpad (voetgangers moeten maar
liever thuisblijven die dagen) naar het
strand, maai* velen fietsten langs het werk-
spoortje een eind verder zuidwaarts.
Tot paal 4 en 5 toe ging de uittocht
en in den loop van den morgen verrees
langs het strand dan ook een tentendorp
van eerbiedwaardigen omvang, dat zich
onafgebroken uitstrekte langs dit kust-
gedeelte tot Huisduinen toe. Als het zoo
nog even doorgaat", aldus zeide men ons,
„zullen wij het nog beleven, dat dit ten
tendorp zich tot Callantsoog toe uitstrekt".
Het was enorm.
Waar al die fietsers blijven? Een 600
stonden er bij „Duinoord", de meeste be
zoekers nemen ze evenwel mee naar de
plaats waar ze hun kamp opslaan. Dat
ook „Duinoord" zelf tevreden was, ligt
voor de hand; hier was het den geheelen
dag een onafgebroken komen en gaan
van bezoekers.
Het aller-merkwaardigste van dezen
Zondag was wel de terugtocht. Des mor
gens rukken de troepen, militair gespro
ken, in verspreide orde op, maar zoo
tegen den avond, als de magen beginnen
te knorren en de oogen zwaar worden,
ontstaat een algemeene terugtocht, in ge
sloten colonnes. In onafgebroken files
bewogen zich de fietsers langs den Stroo
weg; het was een vroolijk en levendig
gezicht, door de diverse koeien en paar
den, die hier nog in de weilanden hun
vertier zoeken, nimmer aldus meegemaakt.
Want geconstateerd mag worden, dat
Zondag 17 dezer een recorddag was, die
alle getallen van vroeger met stukken
heeft geslagen.
Huisduinen.
In vergelijking hiermede was Huis
duinen stil. Aan het strand aldaar, en
wij bedoelen nu niet het vrije strand,
dat ook hier bezet was met eendagsgas-
ten maar het eigenlijke badstrand
waren veel vreemdelingen. Een aantal
auto's uit Groningen en Friesland waren
naar hier gekomen en hun bezoekers
zochten verpoozing aan zee hier.
Warme ontboezeming.
De zetter beweert hardnekkig, dat het
moet zijn „warmte-ontboezeming" en mis
schien heeft hij wel gelijk, want het onder
staande is bedoeld alsopfrisscbertje. Wie
er dus een t tusschen wil plaatsen, ga
zijn gang, in ieder geval is bet een ont
boezeming, die verband houdt met de
warmte. Luistert u naar de indrukken
van een onzer over dezen extra-ordinairen
Zondag:
Daar was-ie dan! Een echte Zomer
zondag. Een heelen tijd hadden wij er
reeds naar uitgezien maar het had nog
steeds niet willen vlotten. Altijd had er
nog wat aan gemankeerd. Te winderig.
Te weinig zon, te koud, enzoovoort. Het
houdt heel wat voor de menschen tevreden
zijn, maar nu zijn zij het toch wel. Want
dezen Zondag werd aan hun verlangens
voldaan. En zij maakten er een dankbaar
gebruik van. Heel Den Helder was des
middags bijna uitgestorven. De Spoor
straat, de Koningstraat, zij waren leeg.
Men was de stad ontvlucht en had de
zonzij opgezocht. Geen tent lag meer op
zolder, alle voorradige limonadefiesschen
waren in een dikke krant gepakt om ze
koel te houden, de zuurtjes waren eens
extra met suiker bestrooid en hutje met
mutje was in het zweet des aanschijns
naar het strand gesjouwd. Geweldige
stroohoeden belemmerden nu en dan het
uitzicht, maar van ongelukken hebben
wij nog niet gehoord. Op het strand werd
tent na tent opgeslagen, verkleedpartijen
namen een aanvang, de strandbal werd
opgeblazen en het lieve leven kon be
ginnen. Een zonnebad, een waterbad, een
zweetbad, ieder koos er een uit. Er werd
languit geluierd, er werden ijsco's ver
orberd, pootjes gebaad, haasje geoverd,
gebald, gezwommen, kortom er werd naar
hartelust genoten.
En de tenten? Zij stonden rij na rij
geschaard van de vuurtoren tot, ja, zoo
ver zijn wij niet geweest! Maar 't was
een ééndags-stad met bewoners, die alle
zorgen en levensmoeilijkheden lieten weg-
zonnen en wegspoelen. Die niet dachten
over de positie van de «gulden of een
opstand in Bolivia. Men liet den boel en
zichzelf bakken. En ze keerden zich nog
eens om, om de andere kant bruin te
laten worden.
't Was een genots-Zondag. Nu moest
er maar een week regen vallen en dan
andere week weer zoo'n Zondag, vindt
U ook niet? Want naar water wordt ook
gesnakt, dóartoe kom je 's Maandags-
morgens weer tot de ontdekking. Maar
dezen Zondag vergeten we niet gauw.
Hij was 100 °/0.
MODERN UITGERUSTE VLET VOOR
GARNALEN- EN KORVISSCHERIJ.
Dat de Gebrs. D. en E. Steegers alhier
niet bij de pakken neer wenschen blijven
te zitten, hebben zijn aangetoond door
aan onzen oud-plaatsgenoot, den heer A.
Bos, thans Directeur van de N.V.
Scheepswerf 6 Machinefabriek „Welge
legen" te Harlingen opdracht te geven
een vlet volgens zijn ontwerp te bouwen,
waarmede zoowel de garnalen- als kor-
visscherij uitgeoefend kan worden.
Woensdag j.1. had de proeftocht
plaats, welke ruimschoots aan de daar
voor gestelde eischen heeft voldaan, waar
na overdracht aan de nieuwe eigenaars
geschiedde. Vrijdag arriveerde genoemde
vlet in onze haven, waarover wij nog
eenige bijzonderheden vermelden. Het
Heldersche type in deze vlet is geheel be
waard gebleven, doch de vorm onder
water is zoodanig gekozen, dat daardoor
de grootst mogelijke stabiliteit en een
grooter draagvermogen verkregen werd.
De vlet, welke voorzien is van een groote
bun, wordt voortbewogen door een 16/20
pk 2 cylinder Bolinder ruwolie motor,
waarmede, en dit als bijzonderheid van
een vlet, een handig korliertje gedreven
kan worden.
Wij wenschen den eigenaars met deze
onderneming veel succes.
CONCERT „THE MIXED FOLLIES".
Wel wat laat in het seizoen te laat
eigenlijk gaven onze plaatselijke ama-
teurislen, genaamd „The Mixed Follies",
Zondagavond een concert-dansant in
„Casino". De meesten van de oude ge
trouwen hebben dit keer verstek laten
gaan en prefereerden strand, zee en
duinen. Reden waarom het bezoek aan
Casino dan ook matig was. Jammer voor
de band, welke wel een grooter succes
toekwam. Het volgend jaar een paar
maanden eerder, heeren
De Follies beschikken over een uitge
breid repertoire en geven daaruit 8 series
van 4 nummers te hooren. Een indruk
van het geheele programma is ongetwij
feld gunstig, men luistert met een zeker
welgevallen naar deze moderne muziek,
voortgebracht uit uitheemsche instrumen
ten door Heldersche jongelui.
Beschouwen we de nummers afzon
derlijk, dan merken we. dadelijk op, dat
de band sterke en zwakke momenten
heeft. Sterk zijn de heeren in hun „yell"
de Bugle Call Rag. in het geestige
„Business in „F"", in het aloude „Dinah"
en het vrij „bejaarde" Some of these
days. Aan den anderen kant echter vond
o.a. „Mood Indigo" een vertolking, die
we wel eens beter gehoord hebben.
Maar over het geheel genomen moet
men respect hebben voor deze jongelui,
die voor amateurs zeer verdienstelijke
dansmuziek geven. De band heeft een
paar goede krachten in het sax. trio:
C. Verschoor, A. Vlam en J. v. Scheijen,
van wie eerstgenoemde uitstekend is en
in drummer J. Bijl, die rhytroisch zeer
vast is. De eerste trompettist, H. Bosvelt,
had prachtige partijtjes, 2e trompettist is
de heer B. Regelink Het koper-quintet
kan er in zijn geheel zijn. De guitaristen
N. Biersteker en H. Nijpels (de laatste
is tevens vocalist), mèt de man van de
slagbanjo, J. Schellinger, vormen een
uitstekend aanvullend trio. Pianist J.
Sloi heeft een goeden aanslag, zonder
brillant te zijn is hij uitstekend in de
samenwerking met z'n bandleden. Ten
slotte de leader, de heer L. van Loo.
Hem hebben we waarschijnlijk de arran
gementen te danken, die we in enkele
bekende foxes tegenkwamen. Hij is een
levendig leider, die muzikaal zeer zeker
ook de leider is. Disciplinair is de band
uiteraarp niet Wat de heeren ook nog
ontbreekt is de show, waaraan geen aan
dacht geschonken is. Maar verder hebben
we niets dan waardeering, ook voor de
uitrusting en de instrumentale rijkdom
van de band.
Door een persoon werd bij de politie
aangifte gedaan van ontvreemding van
de dynamo van zijn rijwiel, dat eenigen
tijd onbeheerd op den openbaren weg te
Huisduinen heeft gestaan.
Tegen een persoon, bestuurder van een
rijwiel, wordt proces-verbaal opgemaakt
terzake van het geen voorrang verleenen
aan een militaire colonne.
Wederom werden een tiental perosnen
bekeurd omdat zij den oprit naar den Zee
dijk nabij de Poststeeg per rijwiel bere
den, hetgeen verboden is.
Zondagavond moest door een te Huis
duinen dienstdoenden agent assistentie
worden verleend aan een te Leeuwarden
wonende dame, die door de warmte was
bevangen. Zij werd naar den Roode
Kruis-post overgebracht, vanwaar zij na
eenigen tijd per auto naar hare woon
plaats kon terugkeeren.
Zondagavond werd door een bewoner
van de Hoogstraat aangifte gedaan, dat,
toen hij na den geheelen dag afwezig te
zijn geweest, thuis kwam, bleek dat de
muntgasmeter in zijn woning was ver
nield en de muntenbak er van was afge-
sloopt. De muntmeter was evenwel ledig.
De recherche stelt een onderzoek in.
AUTOBOTSING.
Onze plaatsgenoot, de heer O., is j.1.
Zaterdag met zijn auto te Koedijk dus
danig door een vischauto aangereden, dat
hij vandaar naar het ziekenhuis te Alk
maar is vervoerd geworden. Na aldaar
verbonden te zijn, waarbij bleek, dat de
aangeredene nogal ernstig aan het hoofd
verwond was geworden, is hij later weer
naar hier vervoerd. We vernamen nu, dat
het slachtoffer het vrij goed maakt. De
auto van den heer O. werd bij dit ongeval
eveneens ernstig beschadigd.
EN
Keesje's gelaat verheldert, zijn lijf
veert overeind. Een koek! Ai nou, hij zal
z'n best doen, vast en zeker. Keesje zit
muisstil en opent gehoorzaam don mond.
In een oogwenk is de kies verdoofd. Over
Keesje's hoofd, zoo dat hij het niet ziet,
neemt de dokter de tang van Pa aan.
„Nu even stil zijn, even voelen waar
hü zit."
Meteen wipt de dokter de verdoofde
Lies, die niet al te vast zat, er uit. Keesje
verroert geen vin en blijft met wijdopen
mond zitten. Zijn oogen staan groot en
star, doch er ligt een onverzettelijkheid
in, welke zegt: „al villen ze me levend,
schreeuwen zal ik niet."
Zoo wacht Keesje z'n lol af. „Wanneer
zal die dokter nou eindelijk eens begin
nen?" denkt hij en wacht weer. Eindelijk
wordt het hem te bar. Zijn ongeduld wint
het van zijn verlegenheid en hij vraagt:
„wanneer gèèt-ie d'r nou uit?"
„Hij is er al lang uit, hoor!" lacht de
dokter. Het gezicht van Kesje is onbe
taalbaar. Met een ruk veert hij zich
overeind. Hól glanzen z'n groote blauwe
oogen op en z'n mond verwijdt zich tot
©en bljjden lach.
„D'r al uit? En.... en ik heb niet ge
huild, krijg ik nou me koek?"
Keesje krijgt z'n koek en nog een
hppel ook. Met deze schatten stijf 'n 7'n
armen geklemd, schiet hij in z'n klompen
en loopt naar beneden, naar de jol. Hij
kijkt niet eens om, om te zien of z'n va
der wel volgt. Ook zijn kiespijndoek ver
geet hij, maar die neemt vader mee.
„Die komt nog wel es van pas," zegt de
oude man en gaat heen, na den dokter en
den commandant trouwhartig te hebben
bedankt.
Intusschen is het „rèèdiotje van den
schipper weer in orde gebracht. Deze
staat achteruit, naast het stuurhuis. Hij
kijkt naar de „Nautilus" en van zijn han
den maakt hjj een roeper.
„Commandant! kan ik je dienen met
'n brèèdje?"
Dat is aan geen doovemans oor gezegd.
Nog vóór de jol is afgestoken om vader
en zoon naar hun schip terug te brengen
en den radio-officier weer op te nemen, is
er reeds een mand in gezet om het harte
lijk aangeboden geschenk met vreugde in
ontvangst te nemen.
Een weigering formeel misschien juist,
staat in zulk een geval gelijk met een be-
leediging dezen braven en goedhartigen
lieden aangedaan.
Braadjes worden immer met gulheid
aangeboden en even gul geaccepteerd.
Rappe handen hijschen de volle mand
binnen boord, 't Is prachtige haring.
„Dö's goed spul," knikt de Diepzinni
ge goedkeurend en laat z'n blikken dwa
len tusschen den wand en de kombuis.
Daar komt extra werk aan den winkel.
Geen bezwaar. Weer of geen weer, de
chef bakt, kookt en braadt. AI beuken de
golven den scheepswand, zoodat alles in
letterlijken of figuurlijken zin op één
oor ligt, dan nog is de chef op z'n post.
Dan balanceert hij in z'n pijpenla mot
pannen, trienen en pullen als de beste
jongleur? Zeeziek? Ik weet het niet. En
de chef wil het ook niet weten, denk ik.
Me dunkt: geheel frisch blijft zelfs de
verstoktste zeerob niet in de atmosfeer,
welke gewoonlijk heerscht in een scheeps-
combuis bij hooge zee. Als er haring
wordt gebakken, snert gekookt voor den
volgenden dag en vleesch gebraden dan
blijf ik met windkracht 7 Iiver wat uit de
buurt. En ik niet alleen! Doch de chef,
ernstig kijkend, bakt, kookt en braadt.
Nu ook. 't Is vol in de kombuis. De hof
meesters van officieren en onderofficie
ren, de zeuntjes en verder ieder, die met
eten te maken hebben of bij deze gele
genheid meenen daarmede te maken moe-
ton hebben, staan met borden en schotels
gereed om het bruine zeebanket in ont
vangst te nemen.
De slanke danst met veerenden tred de
trap naar de longrooom af, een blanke
schotel gebakken haring luchtigjes op
z'n vingertoppen balanceerend. Deze be
landt met sierlyken boog geluidloos op
de tafel, waar hij met een hoeratje wordt
ontvangen. We nemen er één. We nemen
er nog één, zien dan elkander verbaasd
aan dat de schotel leeg is.
„Meneeren," zegt Dioganes, in dit
oogenblik van weemoedige verbazing,
„meneeren, deze haring. is geen ha
ring. Dit'banket iszeebanket; neen,
't is meer dan dat, het is godenspijs, de
hors d'oeuvre van het feestmaal op den
Olymp. Ambrosia, de honingdauw van de
Klaverenbank en de Smith Knoll. Zeus
moot een haringvloot hebben bezeten."
Diogenes spreekt met een overtuiging
alsof hij zoo juist bij dat feestmaal de
gastrol heeft vervuld, wat uitkomt, want
hij heeft drie harinkjes op. Die schijnen
inspireerend te hebben gewerkt, want:
„Meneeren," vervolgt hij, „deze goden
spijs is evenwel nog niet het neusje van
den zalm, want
„Schiet op alsjeblieft," verzoekt Crito
dringend. „Straks krijg ik de wacht en
ik lust nog wel een harinkje. Zet dien
lejegen schotel nou maar neer of geef hem
anders aan den hofmeester."
„Want," gaat Diogenes onverstoorbaar
verder, terwijl hij den leegen schotel
recht voor zich uithoudt, „er is nog een
andere manier van haring bereiden. Hof
meester, ziehier dezen schotel. Neem zoo
véél baringen als je krijgen kunt, wikkel
ze één voor één in een krant en leg ze te
stoven boven het vuur. Ze worden dan
heerlqk vet en smeuig, gelijk een forel,
maar bedenk dit wel".Hier zwijgt de
sfjreker even. Aller oogen zijn op hem ge
licht. „Bedenk wel"Een plechtig
oogenblik is aangebroken. „Bedenk, dat
haring dan pas zijn exquisen smaak ont
vangt, wanneer dezelve is gewikkelcf in
hét Zaterdagsche bijvoegsel van de Hel
dersche Courant. Gaat en verzamelt ha
ringen en Juttertjes".
Het loopt niet mee op de volgende reis.
Halverwege het Schulpengat wordt ons
de weg versperd door een groote, dikke
voor den zeeman is nauwelijks denkbaar,
mistbank. Mist op zee. Grooter vijand
Zachtjes, onhoorbaar en onvoelbaar sluipt
deze vijand nader. Voor gij hem bemerkt,
heeft hij u allang gezien. Niets verraadt
nog zijn aanwezigheid. De zon schijnt
helder, het zicht is goed. Recht vooruit
die boei: je kunt hem op 3 mijl afstand
zien, de merkteekens op den wal, welke
u den koers helpen bepalen: scherp ste
ken ze af tegen den helderen hemel.
Vooruitaau stuurboord een weinig, vaart
een botter. Plotseling: weg is de boei.
Ge kijkt scherp uit. Tevergeefs. Dan be
merkt ge ineen een lichten damp, welke
over het water zweeft, hij komt naderbij,
breidt zich uit, slokt alles in zich op, wat
zich voor u en om u op het wijde water
vlak bevindt. Nu is de botter ook weg
en ook de wal is onzichtbaar geworden.
Weldra bevindt het schip zich midden in
den mist, onder de oppervlakte van een
groote zee van nevel, waarvan niemand
de grootte en de diepte weet.
De vjiand heeft het schip geheel inge
sloten; het moet zich overgeven. Het an
ker gaat er in en nu maar luiden, luiden
Elke 2 minuten het naargeestige getin
gel _op de scheepsbel om de kans op aan
varing zoo klein mogelijk te maken,
dracht niet door den nevel heen te zien.
Hoe langer ge staart, hoe meer ge meent
op te merken, totdat op het laatst de
ruimte rondom vol is van de meest fan
tastische silhouetten. Er zit niets anders
op dan lijdzaam te wachten totdat de
vijand het beleg opbreekt. En alsmaar
luiden, luiden. Indien ankeren vanwege
dé diepte niet mogelijk is, vervolgt het
schip langzaam, zeer langzaam zijn weg,
door stootén op de fluit zijn aanwezig
heid kenbaar makend. Stil en waakzaam
glijden we door den zwijgenden dreigen
den wolkenmuur, dreigend, wijl hij vele,
ongeweten gevaren in zich bergt.
Plotseling komt er verandering. Een
windstoot rafelt het dikke wolkendek uit
een, de muur wijkt terug, het zicht wordt
ruimer. De wind neemt toe in kracht; de
mistbank lost zich op in het niet. We
kunnen weer zien.
Maar op de golven vertooncn zich witte
koppen. Boven ons jagen dikke, lood
grijze wolken. Er steekt een storm op,
een nieuwe vijand is op komst. Hij fluit
z'n aanvalslied al in het want. Het deinon
van het schip wordt stampen, het wiegen
slingeren. Snel neemt de wind in hevig
heid toe en daarmede de hoogte der gol
ven. Nu slaat het eerste bruiswater over
den bak. De telegraaf in de machineka
mer rinkelt: halve kracht. Hooger wordt
de fluittoon in het want. Een halve etmaal
later bevinden we ons in een zwaren
storm. Hevig stampend vervolgt nu de
„Nautilus" z'n koers in de richting van
de Engelsche kust, met den kop op de
zee. Met donderend geweld beuken de
aanstuivende golven den boeg en de
flanken van het schip, waar de loos-
kleppen in de verschansing, ter hoogte
van het opperdek met een klap als een
kanonschot worden dichtgeslagen, nadat
zij het binnenstroomende water hebben
vrijgegeven.
(Wordt vervolgd).