Raadsels I TOM DE NEGERJONGEN t! 'T JUTTERTJE ZATERDAG 23 JUNI 1934 PAG. 7 Ruilhoekje. Nieuwe Raadsels. ,aats om daarop luide kraaiend aan te kondigen: dat een nieuwe morgen was oangcbrokcn. Morrie Haan, mornejek, jij bent een begte wekker, kukeleku-haan, zegt Wimpie prijzend en vriendelijk knik kend tegen den vogel, 't Is goed dat je me wakker hebt gemaakt, want ik moet direkt smeren, anders brengen ze me weer naar huis en ik heb me nu eenmaal voorgenomen, om naar de brug in Maastricht te kijken dus ga ik ook! Vlug kleedde Wimpie zich aan er voor zorgende, de anderen niet te wek ken Maar ondankbaar was hij niet, want hij schreef netjes een briefje aan te boer, wmarin hij hem bedankte voor 't logies en beloofde dat-ie ze Helder gele taai-taai en een paar krabbionusse zou sturen en ook een pakkie noga van de Heldersche kermis. Toen klom- ie op zijn kousen de ladder af en liep naar den stal, waar zijn fiets, die hij op de Hemito had gewonnen, stond Even later peddelde hij weer lustig op den grintweg. Het was een prachtige Jum-morgen en Wimpie had een lol als zes. Even voorbij Krommenie, kwam-ie bij een breede sloot. Nou Wimpie was een Hel dersehe jongen, die iedere morgen voor-ie naar school ging, in 't zeewater tusschen de Hoofjes spartelde. 't Is wel geen Marsdiep hier, dacht- je maar je moet 't maar nemen zooals >t 'valt. Hij trekt dus zijn kleeren uit en springt in de sloot, maar 't was meer modder dan water, 't was een echte kikkersloot en die kikkerbilletjes sprongen verschrikt en luid kwakend onder 't kroos weg. Wimpie lachtte zich een aap. Plotseling klinkt een barsche stem: Wat hei jij hier drommelsche aap te lachen hè. Je mag hier niet zwemmen. Hoe heet je, zeg op voor den drommel. Voor Wimpie staateen veldwach ter, een dikke groote sterke kodde beier met een sabel aan zijn zijde. Hoe heet je, herhaalt de man der wet. Gauw een beetje alsjeblieft. Wie bent u, vraagt Wimpie, wou u me naam in chocola letters geven, dat u mijn naam vraagt. (Wordt vervolgd). opening (in zwart op de teekening aangegeven) vallen en al dadelijk gaat de visch met een tamelijke snelheid zwemmen. DE SPAARPOT. Sparen! Dat is wel één van de beste dingen, die een mensch kan doen. En gelukkig zijn er ook onder de kinde ren heel velen die sparen. En hoeveel fijner is het, als je zelf den spaarpot kunt maken. Bijgaande afbeeldingen laten zien op welke wijze zulk een spaarpot gemaakt kan worden. Wij hebben er voor noo- dig een tamelijk: stevig stuk karton, waarop wij een rechthoek teekenen van 32 bij 24 cm. Deze rechthoek verdeelen 1 1 1 T1 i 0 1 f wij in 3 X 4 vierkanten van 8 bij 8 cm. De op de afbeelding gestippelde deelen worden er met een scherp mesje uitge sneden. Het overgebleven gedeelte kan nu, nadat de lijntjes licht ingesne den zijn, tot een kubus worden gebo gen. In een van de vierkantjes snijden wij een sleuf uit, groot genoeg om er een rijksdaalder door te kunnen laten verdwijnen. De kanten, die daarvoor in aanmerking komen moeten met een reep papier dicht geplakt worden. Ten slotte plakken we op elk vlak een stukje glanspapier in een frissche tint. EEN ZWEMMENDE VISCH. Een aardig spelletje is de papieren visch, die in het water zwemt. Ze wordt uit gewoon schrijfpapier geknipt en plat op het water gelegd. Dan neemt men een oliekannetje, laat een druppeltje olie in de middelste ronde De spaarpot is klaar. Nu maar zorgen, dat hij flink gevuld raakt! EEN BLADWIJZER. Een mooie bladwijzer is een sieraad voor elk boek. Hoeveel tijd wordt er dikwijls niet verknoeid met het zoeken naar de juiste bladzijde! We moesten dadelijk in elk boek zulk een bladwij zer hebben liggen. Ook de onderwijzer op school zal het slechts genoegen doen, wanneer we dadelijk de goede plaats in de schoolboeken kunnen op slaan. Daarbij vermijden we de ezels- ooren. Hoe dikwijls hebben wij ons reeds geërgerd, wanneer wij uitgeleen de boeken met ezelsooren terug ont vingen. Wij maken daarom enkele bladwij zers tegelijk en vragen daarvoor aan moeder overgebleven resten van ste vige stoffen, als het kan peau de pêche. Ook uit oude vilten hoeden kan men deze bladwijzers heel goed maken. En tenslotte wordt er eenaardig fi guurtje op geborduurd. MIJN DUTJE. De zon schijnt heerlijk warm, Het is zulk heerlijk weer, Ik leg me met een boekje, In de zonneschijn neer. En als ik zoo lig te droomen, Komt „Klaas Vaak" al aan, En we zijn toen samen, Naar het droomenland gegaan. Moeder zag me liggen, Dacht: „Daar vat je kou, 'k Neem je mee naar binnen. Dat is beter voor jou." Met een gil werd ik wakker, 't Was toch ongehoord, Maar ik bleef toch slapen, Tot den avond voort. Mia Roeper. ONTBOEZEMING VAN BRAM STAALMAN. Hoera mijnheer de Kindervriend, Hoera, we gaan naar Texel, Nu hopen wij het weer werkt mee, En op een spiegelgladde zee, Zoo varen we naar d'overzij, Het land waar vogel, nest en ei. Daar zingt het schaap van bè, bè, bè, En wij gaan fijn genieten, hè? k Laat mijn onaangenaam humeur Maar thuis, met mijn ik lust niet dat gezeur, Ik heb mij voorgenomen, Die viermaal vier en twintig uur, Geen rare kuur. Dan weer naar huis laat nu de wind maar waaien: Als echte zeelui zullen wij De tegenkomers praaien, Van zeeziek, nee hoor, niets daarvan, Zooals mijn zuster An, Die als een dronken man, Met Pinkster nog werd thuisgebracht, En nu al in haar vuistje lacht, Nee meid, jij krijgt geen kans, Wij zijn toch immers voor plezier. Op zee' ook aan den dans. MODERN VERVOER VAN BIJEN. In Ijs verpakt... De bekende Australische imker E. W. Griffins kreeg dezer dagen een be stelling voor niet minder dan 12 mil- lioen bijen, die naar een 700 km verder gelegen plaats moesten wrnrden ver voerd. Nu brengt het vervoer van bijen over groote afstanden vooral moeilijk heden met zich mee in verband met de voeding. De imker vond hierop een interessanten uitweg. Hij maakte ge bruik van de omstandigheid, dat bijen bij lage temperatuur uiterst weinig voedsel noodig hebben. Hij verpakte ze daarom in 300 strooien manden, die op hun beurt werden omgeven door in totaal 1200 kg ijs. Door de sterke af koeling vervielen de bijen in een star ren, krampachtige toestand, waaruit zij weer bijkwamen, toen zij op de plaats van bestemming langzaam wer den verwarmd. Het aantal bijen, dat uit deze kunstmatigen „winterslaap" niet ontwaakte, was uiterst klein. Wie ruilt 30 voetbal-technieken en 9 weegschaaltjes voor .15 plaatjes van de Bloemen en haar Vrienden? Cor Leenhouwers, van Hogendorp- straat 55. Ik ruil 35 Kwatta-soldaatjes voor 35 Hille beschuitbonnen, eveneens 37 weegschaaltjes voor 37 Hille beschuit bonnen. Wim Kok, Krugerstraat 115, tus schen 2 en 5 uur. M. H., Loodsgracht 74, heeft een heeleboel plaatjes, allemaal verschil lende, die zij ruilen wil voor Hille-bons. Oplossingen vorige raadsels: L Hard. II. Grootvader, vader, zoon. III. Kampeeren, peer, mak, neen. Goede oplossingen ontvangen van: Nellie N.; Antje H.; Sientje N.; Dina W.; Jac. P. N.; D. W.; André W.; Kees D.; Tiny D.; Cor L.; Nellie J.; Rika P.; Christina B.; Maartje S.; Froukje Z.; Bram S.; Nelly K,; Marietje en Frans D. i. Wie heeft volop den kost en houdt nog een derde over? II. Mijn geheel bestaat uit 10 letters en noemt een bloem. 4, 9, 7 is een meisjesnaam; 7, 5, 9, 10 is een aardsoort; 6, 5, 1, 9, 10 is huiselijk gereedschap III. Eene familie bestaat uit 1 grootva der, 1 grootmoeder, 3 vaders, 2 moe ders, 4 zoons, 2 dochters, 4 kleinzoons, 3 broeders, 2 zusters, 1 schoonvader, 1 schoonmoeder, l schoonzoon, 2 zwa gers, 3 neven, l nicht, 2 ooms en 1 tante. Op zekeren dag zat de geheele fami lie bij eikander en toen bleek dat er naar negen personen in totaal waren, Hoe is dat mogelijk? 67. Toch bleef Tom een beetje in de buurt. Je kon niet eens weten, er wa ren zooveel krokodillen in die buurt, f» i -We' eens een 'n ^ien neSe'' ';'ek krijgen, en hoe moest die zich clan verdedigen? Dat zou Tom toch aok erg naar gevonden hebben. Maar 3e neger dacht, dat Tom daar alleen b'eef ronddobberen om hem dwars tt ntten en te plagen en hij werd er woe lend van. Telkens opnieuw probeerde uil zich te bevrijden en uit de boot te ^ringen, die vlak bij den kant lag. 68. „Doe toch zoo gevaarlijk niet," waarschuwde Tom hem; dadelijk val je nog in het water en dan happen de krokodillen je op". Dat maakte den rnan in het net alweer kwader, en daar opeens sprong hij met net en al in de ucht. Maar niet op den kant kwam rij terechtt, zooals de bedoeling was En ook niet in het water, zooals Tom gevreesd had. Alweer hing hij tus schen de takken van een boom te schommelen, want daar was hij in te recht gekomen en het touw had zich vele malen om den tak geslingerd 69. „Zie je nou wel," zei de ver- -chrikte Tom, die het mee had aange zien: „Ik zei nog zoo: doe zoo gevaar ijk niet. Wat moet ik nu weer met je beginnen. Hier kan ik je onmogelijk uitkrijgen." Hij keek eens rond. Deze buurt kende hij toch eigenlijk zoo goed niet, hij wist hier niemand te wonen, die hem zou kunnen helpen en om den armen man zoo te laten hangen, dat kon onze goedhartige Tom toch ook weer niet over zijn hart verkrijgen. 70. Maar toen hij nog eens had rond- gegluurd, zag hij tusschen de booraen iets, dat op een woning geleek, een eindje verder aan de rivier. Hij voer er heen en zag dat er een klein stei gertje was, waar hij aan wal kon gaan. Voorzichtig meerde hij zijn bootje, zoodat het dadelijk weer voor gebruik gereed lag, want Tom was na al zijn avonturen op alles voorbereid. En toen stapte hij eruit en op het steigertje.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19