Uit heel Nederland jachten treinen naar Den Haag. De doode ligt in Admiraals-Uniform. - Vreemde vorsten komen - De wonderlijk witte koets van den dood. Marine-troepen trekken voorbij. HELOERSCHE COURANT VAN DONDERDAG 12 JULI «934 TWEEDE BI O Twee eenzame Vrouwen. Het Volk leeft mede met de smart. Duizenden gaan voorbij de baar. Weelde van Bloemen en Kransen. Prins Charles komt. DE LAATSTE GANG VAN EEN Ooggetuigeverslag van onze eigen medewerkers van de plechtigheid te VGravenhage en Delft. De trein is onder de overkapping van het Holland- sche Spoorstation binnengekomen. Het publiek gulpt uit de portieren. Er is veel publiek, meer dan anders, en ook een ge heel ander genre. Gewoonlijk zijn het handelsreizigers, die zich snel en welbewust met hun koffers een weg naar den uitgang banen, om daar buiten in de Haagsche winkelstraten de struggle for life te strijden. Nu zijn de handelsreizigers verre in de minderheid... Onwennig zoekend staan de reizigers, die met de elec- trische meekwamen, op het perron. t Zijn nu ook geen beroepsreizigers. Reizen is voor hen een evenement, een gebeurtenis. Zij loopen meestal in den tredmolen van het gewone dagelijksch bestaan. Hun leven is een sleurleven, van den eenen dag in den anderen. Nu hebben zij een oogenblik dat sleurleven onderbroken. Een schok is .door Nederland gegaan. Een vorst, de Prins-Gemaal der Nederlanden, is in de kracht van het leven neergeveld... Het Vorstenhuis is ten tweeden male in rouw gedom peld. Achter de wit-gepleisterde muren van een Paleis in Den Haag buigt een vrouw, de Koningin van Ne derland, het hoofd in diepe smart neer, weent een dochter bitter, omdat een Vader, die zij lief had, een Vader, die haar met de teederste zorgen omringde, heen is gegaan, voor goed... Die twee vrouwen, hoog gezeten op een troon, om ringd door een volk van millioenen menschen, zijn toch o zoo eenzaam en verlaten, zijn alleen met hun verdriet. Wanneer de dood aanklopt, aan de deur van hutten en paleizen, dan is stoel en troon gelijk. Die stoel in de eenvoudige, lieve huiskamer, waar eens een vader zat, rustig, vriendelijk en gemoedelijk, kijkend naar zijn kind, die stoel is ledig geworden... Op dien zetel durfde niemand plaats nemen... 't was immers altijd de stoel van vader... Vader zat daar... t ^Vas vaders plaats, maar nu is vaders plaats, vaders troon ledig... nooit zal hij er meer zitten... vader is heengegaan... is we9~ gerukt... Vader heeft het kind, dat hij liefhad, het kind, dat zijn oogappel, zijn alles was, achtergelaten... Ver VORSTENZOON laten staan stoelen in kleine huisjes. Verlaten is de stoel van Hertog Hendrik, den Vader van Juliana. De Rots, de Troon van den Eeuwige, is nooit ver laten. Zijn wegen zijn rechtvaardig. Hij doet geen on recht. Zijn trobn alleen is onwankelbaar. Even eenzaam als arme vrouwen in een plaggenhut, op verlaten troostelooze heide, even eenzaam met hun verdriet zijn nu twee vrouwen, die in het Paleis ach terbleven Daarom hebben velen uit het millioenenvolk zich op gemaakt, om reeds heden, den dag vóór een echtgenoot en vader wordt uitgedragen, naar de residentie te gaan, om deze Koninklijke Vrouwen, die in hun verdriet zwakke menschen zijn, te toonen, dat men medeleeft met hare groote smart. O zoo gaarne zouden vele vrou wen uit het volk, als het mogelijk was, de tranen van het gezicht van de Prinses wisschen, zooals men dat liefdevol bij een dierbaar familielid doet... Reeds heden zijn de treinen, die naar Den Haag jachten, vol van menschen, die allen naar het Witte Paleis des Doods gaan, om nog een laatsten blik te werpen op de kist, die de stoffelijke resten bevat van den man, die den Prins-Gemaal der Nederlanden was, die tal van Nederlanders, welke met hem in aanraking kwa men, heeft verkwikt door zijn sprankelenden geest, zijn humor. Velen heeft hij geholpen door zijn groote lief dadigheid. De stoere werklust, die Hij getoond heeft voor de Nederlandsche Instellingen als Roode Kruis en Red dingwezen, worden door ieder geprezen. Het was de Prins, die bij het Roode Kruis de leiding in handen had, vertelde mij iemand, die een vooraanstaande positie bij het Roode Kruis inneemt. In zijn werkkamer was hij niet een Prins, die alleen maai orders gaf, neen, hij arbeidde veel en zwaar, al zag het volk hem niet. De' Prins was geen man, die alleen werkte voor de iribune... hij arbeidde, omdat hij den arbeid lief had. Hij trad zoo min mogelijk op den voorgrond. Maar van zijn werk hield hij. Het Roode Kruis, het Redding wezen en de zee was hem alles. De zee had hij lief. Opgebaard in Admiraalsuniform ligt hij neder. Duizenden en duizenden Nederlanders uit Zee-Ne derland trekken voorbij de baar van den man, die on- dapks niets menschelijks hem vreemd was, toch zooveel vopr Nederland deed. Zijn positie als Prins-Gemaal heeft hem belet zich geheel tè geven, zooals hij wel gewild zou hebben. Zijn positie was moeilijk, uiterst moeilijk. Den Haag rouwt op dezen stralenden zomerdag, slap hangen de vlaggen neer langs de masten... Die rouw, in dien stralenden zonneschijn, botst Bij het station is 't gewone va et vient drukker dan anders, maar in de binnenstad, in de Paleisstraat, staan duizenden Nederlanders gereed om langs de baar van den doode te trekken. In de achtervestibule ligt de doode. Hij was wars van alle sleur en conventie bij het leven, had een blijde, zonnige natuur, hij haatte zwart en somberheid. Wars tegért alle conventie en ceremonieel rust zijn stoffelijk overschot onder een witte wade. Uren en uren hebben niet alleen bewoners van de residentie, maar uit heel Nederland in een lange einde- looze file gestaan, om te trekken langs de baar... Dui zenden en duizenden... Velen dragen bloemen en kransen, kransen van de A.V.R.O., van het Indo-Europeesch Verbond, van het Militair Tehuis, van de Regeering van Turkije, de Duitsch-Evangelische Gemeente, van den President der Fransche Republiek, den President van Oostenrijk. Bij de baar ligt ook een groote krans van King George en Queen Mary of England, van Koning Fouad van Egypte. Een auto van den gezant van Italië rijdt voor. Een heele groote krans in Oranje en Nassau- bl'auw met linten, waarop staat V.E., eronder een Ko ningskroon. Maar ook kleine tuiltjes bloemen, vele nederige bouquétjes worden aan de voeten van den gestorven vorst gelegd. Het ging heel lahgzaam, het voortschrijden dezer file. Door de hitte werden velen onwel en meer dan veertig maal moest de Eerste Hulpdienst helpend optreden. Velen werden gebracht naar den schaduwrijken tuin van de Broeders de Deo in de Paleisstraat. Om vier uur werd het défilé stop gezét. Duizenden menschen moesten teleurgesteld worden. De Haagsche straten zijn, nu de avond gevallen is, vol van menschen. In vele étalages prijkt rouwom- floerst het beeld van den Prins. Er naast de admi- raalssteek. Voor het station rijdt de Koninklijke auto. Het publiek dromt tezamen, klit op, voor het station. Rustig zit de chauffeur, gekleed in zijn grijze uniform, rood en gotid gebiesd, op de lapel het Nederlandsche wapen in goud. Eenige agenten maken ruim baan. Het publiek wordt op behoorlijken afstand gehouden. Wie komt er mee? vraag ik een man met vele vreemde medailles. Je ne vous comprends pas (Ik begrijp u niet), zegt de man in 't Fransch. _e rouwstoet vertrekt van het paleis Noordeinde te den Haag Op den achtergrond bij den ingang H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana, in het wit gekleed

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 5