De avond duistert
Op de witte bank, onder de
Kastanjeboom.
Schaduwen in den nacht
Den Haag is ontwaakt
Een haag van
honderdduizenden.
De klokken beieren,
het geschut knalt.
Heldersche autoriteiten.
De gordijnen worden
weggeschoven.
De witte Koets.
Marinetroepen trekken voorbij.
Als ik mijn vraag in het Fransch herhaal, vertelt hij,
dat Prins Karei, Graaf van Vlaanderen, direct komt
en dat hij een oud-strijder is van Yperen en den vorst
Wil groeten.
Prins Charles komt, buigt vriendelijk, stapt in den
auto, die bliksemsnel tusschen het publiek richting
Paleis wegschiet.
Vele malen reed vandaag de Koninklijke auto naar
den trein.
De avond is over Den Haag geduisterd en weer is
het hetzelfde beeld, als toen Koningin Emma gestorven
was. Honderden mannen en vrouwen zie je in het lan
taarnlicht over den weg schuiven, dragende kleine
krukjes en zakken met mondvoorraad.
Den heelen nacht zullen zij langs den hoofdweg staan.
Velen staan in groepjes bijeen en wijzen in de rich
ting van het Witte Paleis en spreken zacht en fluiste
rend over het ongewone, het vreemde, het geheimzin
nige, dat een doode Prins volgens zijn laatsten wensch
rust onder wonderlijk witte wade.
Middernacht...
Voor het Witte Paleis staan mannen en vrouwen
schier onbeweeglijk als beelden.
De kastanjeboom, recht tegenover de vestibule, waar
de doode Prins ligt, spreidt een beschuttend dak van
groene, breede bladeren, die geheimzinnig suizelen,
zacht door een teeren nachtwind beroerd.
Onder den kastanjeboom op de witte bank zitten
menschen... hun stemmen zijn zacht en bijna klankloos,
als de teere stemmen van bladeren boven hen...
Allen kijken naar het Witte Paleis... Zooeven waren,
door breede spleten in de zware gordijnen, boven bij
de balkondeuren, gestalten van menschen te zien, onder
stralende electrische lichtkronen. Even zag men ook een
glimp van vrouwen, die men op afstand meende te her
kennen.
Dat is Juliaantje, de Prinses, arm kind, zei een
oud vrouwtje uit het volk... Zoo haar Vader te moe
ten missen. Ik heb ook m'n man verloren, dat is heel
wat voor een vrouw... dan is je geluk weg... ben je
alleen...
Nu is het even na middernachtDe gordijnen
voor het Paleis zijn geheel toegeschoven. Er is duis
ternis, rondom den doode... en ook is donkerte gevallen
in de zalen achter de groote balcondeuren; maar in de
vestibule, waar de Prins slaapt, onder een schat van
zwaar geurende bloemen, is nu een mat lichtschijnsel.
Een man in burgerkleeding komt naar de menschen
op de bank en zegt, dat ze moeten heengaan... dat
direct alles wordt afgezet... hij wekt ook een jongen,
die languitgestrekt op een velddeken ligt te sluimeren.
Niemand mag hier blijven tegenover het Paleis, zegt
de rechercheur.
Ver na middernacht
Als schimmen staan de schildwachten voor het Paleis.
Hun schaduw wordt tegen de witte muren geworpen.
Een politieman loopt voorbij hel ruiterstandbeeld. Zijn
schaduw is lang en zwart over het asphalt, maar wan
neer hij de booglamp nadert, krimpt deze schaduw weg.
Vlak onder 't licht is zijn schaduw verdwenen.
Altijd en altijd volgt een schaduw den mensch. Vanaf
den eersten schreeuw der geboorte, tot de doodsnik,
maar wanneer hij opstijgt naar het Eeuwige Licht, dan
is er geen schaduw meer.
Onbeweeg'lijk in de zoele nachtlucht staat het ruiter
standbeeld voor het Paleis. Bijna honderd jaar heeft
het gestaan tegenover 't Paleis... 't heeft gezien hoe
menschen, vorstenkinderen, met blijden lach de hard-
steenen trappen beklommen. Het heeft hen ook vaak
bleek en gebogen, onder rauw schrijnend leed die
trappen zien afdalen...
Een licht, achter neergelaten gordijnen knipt aan, op
het gordijn er achter beweegt zich een schaduw.
Den Haag is ontwaakt... Vroeger dan anders... Dui
zenden en tienduizenden, uit alle deelen van Nederland,
zijn nu naar de vorstelijke residentie gekomen. Velen
dragen oranje met zwart floers, doch ook hebben velen
in overeenstemming met den laatsten wensch van den
Prins, oranje met wit. Geen uiterlijk vertoon, zoo weinig
mogelijk een ander hinderen, door conventie, dat was
de wil van den doode. Geen rouwbeklag, geen hofrouw
van maandeneen lichte rouw slechts van enkele
weken.
In de ziel, daar moet rouw zijn, de kleeding bedekt
het lichaam, het lichaam is 't voertuig van de ziel.
Een wijsgeer was deze vorst... Hij wist, dat velen in
rouwkleeding gaan. om rouw te demonstreeren, terwijl
in hun ziel onverschilligheid leeft. Hij wist ook, dat
velen gewoon door het leven gaan, gekleed als altijd,
terwijl innerlijk, in 't verborgen, de ziel weent en treurt.
De toegangswegen tot het Spui en andere straten,
die naar den hoofdweg leiden, die de stoet zal volgen,
zijn volgepropt met menschen. Velen hebben er den
geheelen nacht voor over gehad om in de voorste rij te
komen. Eenige arme menschen verkoopen hun plaatsje
voor enkele guldens aan meer bevoorrechten en gaan
dan ietwat achteruit. Den Haag wachtNederland
wacht op den stoet.
Door een haag van honderdduizenden loopen wij
eenzaam en ongehinderd door den breeden weg. De
afzetting is voorbeeldig. Een enkele agent kijkt naar
ons, doch als hij een blik werpt op de ronde perskaart,
ons verstrekt door den Hoofdcommissaris van Politie,
treedt hij op zij.
Over het asphalt voor het Paleis, dat nu door gouden
zon overklaterd is, trekken troepen padvinders in grau
we pakken... ook zijn er vele welpen geflankeerd door
meisjes-padvinders. Fel groen steken hun uniformen af.
Een overzicht van den stoet op den Kneuterdijk te den Haag
Zij hebben de jeugd, het leven ligt nog voor hen... De
dood in de vestibule is voor hen iets wonderlijks... be
grijpen deze kinderen in uniform niet...
Het wordt drukker op het plein voor het Stadhuis.
Vele burgemeesters, met zilveren ambtsketen omhan
gen, zitten nu rondom mij, op de bank, onder het breede
dak van de kastanje, dak van zwaar donkergroen met
hier en daar helle lichtplekken van zonnestraling
levend bladerdak dat zachtkens wiegt
Het gaat niet zoo ceremonieel toe, als toen de oude
Koningin werd uitgedragen. Nu zijn er velen bloots
hoofds en ook zijn er enkelen met een lagen hoed. De
meeste burgemeesters dragen ook geen rouwband. Zij
zijn gekomen om de laatste eer te bewijzen aan een
Prins, die niet hield van uiterlijk vertoon.
Auto's rijden aan, met hooge militairen, ook komen
nu soldaten, in grijs-groene velduniform.
De klokken van Den Haag beieren met zwaar geluid.
Zwaar klinken hun bronzen stemmen over het plein.
Luid en zwaar klinken ook de commando's der officie
ren. Kletterend vallen de geweren neer bij den voet der
soldaten, die de eere-wacht bij den doode betrekken.
Zwart omfloerst is het vaandel.
Vele burgemeesters en secretarissen uit heel Neder
land staan nu om de bank. Plots hoor ik een bekende
stem. Meneer Kamman, onze gemeente-secretaris. Hij is
weldra het middelpunt der secretarissen. Allen schijnen
hem iets te vragen te hebben.
Vorige week was hij hier reeds om het register van
condoleantie te teekenen. Thans is hij hier met eenige
hoofdbestuursleden in zijn kwaliteit van voorzitter van
den Bond van Nederl. Gemeente-Ambtenaren.
Op het asphalt is nu luid hoefgetrappel. In eindelooze
rijen op bruine en zwarte paarden trekken huzaren met
groote, zware kolbakken voorbij. Ook zijn er vele Roode
Kruis-mannen. Vanaf mijn plaats meen ik ook de Hel-
dersche groep te onderkennen.
Het is heel droef, ook voor Den Helder, dat de
Prins zoo in de kracht van zijn leven werd weggeroe
pen, vertelt burgemeester Driessen. Heel veel arbeid
heeft hij voor onze stad gedaan. Hij hield van Den
Helder. Voor het Comité tot oprichting van het Red
dingsmonument heeft hij veel arbeid verricht.
Het aspect op het plein, voor het paleis, is nu geheel
veranderd. Hoog te paard zitten hoofdofficieren in
kleurrijke uniformen, zwaar van goudtres. Op hun
chaco en kepi fel roode, witte en zwarte vederbossen.
Ook komen er vele hofkoetsen aanrijden met leden van
de hofhouding. In een stelling klimmen persfotografen
en cinema-menschen.
De roode gordijnen voor de vestibule worden nu opzij
geschoven. Mannen in hel roode uniform, witte broek
en witte kousen worden zichtbaar.
Glimmende rijtuigen met neergelaten blauwe gordij
nen rijden voor. Op den bok goudgetreste palfreniers.
Een breede stroom hofdignatarissen*en hofbeambten en
genoodigden komen nu het bordes af. Ook zijn er vele
hof rij tuigen onder. De palfreniers hebben in tegenstel
ling met de anderen een steek. Hoog tronen zij boven
een rood baldakijn.
Deze rouwstoet is van de Koninklijke stallen ver
trokken, de rijtuigen rollen langzaam één voor één over
het grauwe asphalt.
De eerste, die den stoet aankondigt, is Baron Ben-
tinck. Fel rood is de uniform van den opperstalmeester.
De rijtuigen rollen tot de deur van het Paleis, elk is
bespannen met twee zwarte paarden, naast elk portier
loopt een lakei.
De eerste die instapt is de Kamerheer-ceremonie
meester Baron v. Hardenbroek tot Hardenbroek. Dan
volgen de artsen, die den Prins in zijn laatste stonde
hebben bijgestaan, n.1. dr. Hannema en dr. Goteling
Vinnis. Dan vier hofrijtuigen, waarin elk 4 Kamerhee-
ren, zwaar goud betrest, die den doode zullen bege
leiden, dan weer twee hofrijtuigen, de roode gordijnen
neergelaten, waar de slippendragers zitten. Ook zien
wij hoe de opper-ceremoniemeester, graaf Du Monceau,
in een rijtuig stapt. Dan volgen hofrijtuigen, waarin de
vele buitenlandsche vorsten plaats nemen.
In het eerste rijtuig zit hertog Adolf van Mecklen-
burg en de erfgroothertog van Oldenburg. In het tweede
heeft prins Karei van België plaats genomen en de graaf
van Athlone. Verder volgen prins Felix van Luxemburg
en de vorst von Wiedin onafgebroken rijen dalen
de verschillende vorsten van het bordes. De lakeien
nemen volgens de etiquette den hoed af. Dan klapt het
portier dicht... het volgende rijtuig komt voor. Lang
zaam rolt het rijtuig over het asphalt en verdwijnt om
den hoek, in de straat waar de rouwstoet geformeerd
wordt.
Dan komt iets vreemds, iets, dat Nederland nog nooit
gezien heeft!
In den fel klaterenden zonneschijn komt een wonder
lijke koets het plein oprijden. Maar 't is niet een zwarte,
sombere koets, die bij alle menschen eens in het leven
komt.
Een ontroering huivert door ons wanneer wij die
koets zien. Die zilveren vorstenkroon hoog boven het
witte baldakijn de witte drapeering die paarden,
geheel door witte kleeding bedekt. Alles, alles wit, zelfs
de leidsels die de koetsier in handen heeft!
Het wordt stil, doodstil op het plein voor het paleis.
Allen staren als gefascineerd naar de vreemde witte
koets, waarachter een witte rijdende katafalk.
Die acht paarden geheel overhuifd door de breede
witte dekkleeden doen wondervreemd aan. Men waant
zich verplaatst in een sprookjeswereld.
Die hoornwitte kleeden over die zwarte paarden,
waarvan alleen een klein gedeelte van den kop is te
zien... die geheel witte lijkwagen... doen exotisch aan
op het asphalt van het Plein voor het Paleis.
In een wijden kring is de witte lijkwagen voor het
Paleis gekomen.
Evenals eenige maanden geleden, toen op een stra-
lenden dag in het voorjaar de oude Koningin werd weg
gedragen, davert zonnegoud over de koets. Hel fhkkert
het zilver van de kroon boven op den wagen. Wui
vende geheel witte pluimen van struisveeren, bewogen
door den koelen ochtendwind, zijn op de hoeken van
de wondervreemde koets.
„Geeft acht!" Stram staan de troepen, officieren salu-
eeren. Zacht en ontroerend valt de muziek in. Op dezen
blijden zomerdag wordt een mensch, die blijde door het
leven ging, uitgedragen.
Langzaam dalen mannen met de lichtkleurige kist ae
trappen af... langzaam, heel langzaam naderen zij den
wonderlijken witten wagen... Vlak achter de mannen
en achter de kist staan twee vrouweneen dochter
en een echtgenooteDe dochter van den blijmoedi-
gen vader is wit gekleed ook de hoed dien zij draagt
is teerwit. Haar gezicht is bleek als de kleur van de
lijkwade. Naast haar staat een vrouw, die haar man ziet
uitdragen. Zij is geen koningin op dit oogenblik van
scheiden, zij is vrouw en dat lieve meisje in t wit is
geen prinses een kind, dat een lieven vader naar het
graf brengt..is alleen kindStil en droef staat
zij daar, het witte gezichtje smartelijk vertrokken
Zacht speelt de muziek. Door de doodsche stilte over
het plein. De Nederlandsche vlag wordt op de kist ge
legddaarboven de admiraalssteek en dan komen
de bloemenkransen in bonte schakeering. Zoete geu
ren stralen ze uit. Er zijn vele kransen en op de witte
zijden katafalk worden ook vele bloemen gelegd, maar
er zijn zooveel bloemen, zooveel bewijzen van liefde voor
den gestorven Prins, dat er vele volgrijtuigen noodig zijn
om de bloemen op te nemen.
De muziek zwijgt men hoort nu niets dan het schril
hinniken van een paard......
De menigte op het plein kijkt naar den witten wagen,
die nog onbeweeglijk staatachter bij hun tuin staan
katholieke geestelijken. Een admiraal te paard gaat
voorbij
Weer valt de muziek inAls de laatste klanken
verstorven zijn, dan trekt de man boven den witten lijk
wagen aan de lange witte leidsels. Langzaam, heel lang
zaam wenden zich de koppen der paarden. Een zacht
rukje en dan rolt de vreemde wonderlijke witte wagen
over het asphalt. De laatste gang van een blijmoedigen
Prins door de Residentie vangt aan
Achter de koets van den Doode en achter de rijdende
katafalk volgen de wagens met bloemen, neen niet toet
bloemen. Het zijn rijdende tuinen vol van de meest
exotische flora-kinderen.
Bij een zijraam van het Paleis wordt een gordijn op
getrokken.
Twee vrouwengezichten komen voor de ramen. Een
moeder en een dochter, die zoolang mogelijk met het oog
den stoet pogen te volgen
De Koningin en Prinses. De Moeder over het hoofd
een witten sluier.
Stil turen Zij door het raam. Vreemd doet het aan
die beide Koninklijke Vrouwen onder dat halfneer-
gelaten gordijn waaraan ouderwetsche koordfranje
Daar klinkt een welbekend somber geluid tot ons
door. 't Is de eentonige muziek van de pijpers van de
marine, 't Geluid dat de Heldersche Hoofdgracht, Ka-
naalweg, Kerkgracht en Oude Helder zoo dikwijls hoor
den, wanneer een marineschepeling naar zijn laatste
rustplaats op Huisduinen werd gebracht.
Nu is het geen gewone mindere schepeling, nu wordt
de oudste admiraal van de Vloot weggebracht, maar
de muziektonen zijn hetzelfde.
Aan de beide Vrouwen voor het raam, die zoo vaak
de Marine in Den Helder van nabij gezien hebben, trek
ken nu de marinetroepen statig en plechtig voorbij. Er
zit iets moois in dat gaan van die marine, die mannen
van de zee, achter dien stoet...
Luide hoorngeschal weerklinkt. Vaandel zwart om
floerst, trekken soldaten van de landmacht en koloniale
reserve voorbij in schier eindelooze rij, troepen zij
voorbij het Witte Paleis. Het muziekcorps speelt een
droeve zware melodie, als zij voorbij de bleeke Ko
ningsvrouwen gaat.
De troepen volgen nu snel achter elkaar.
De veldartillerie met zich voerende stukken veld
geschut gaat nu voorbij het Paleis, dan volgt weer
cavalerie en veldpolitie.
In lange rijen trekt de weermacht achter den dooden
Prins, die nu gaat door de straten der Residentie, zijn
laatsten gang naar het graf.
Als de stoet voorbij getrokken is, zakt het gordijn en
ontrekt twee verlaten menschen aan ons gezicht
.zijn ze alleen met hun droefheid; straks, als de stoet
bij de Hoornbrug is zullen zij voor 't laatst man en
vader vergezellen.
Dof dreunen de saluutschoten.
Half twaalf wijst de klok voor 't Paleis. Opnieuw
klinken commando's.
Geeft acht! Hof-auto's rijden voor.
De Koningin wit gesluierd, stapt in, naast haar de
Prinses. Zacht rijden de auto s weg.
Op 't Paleis waait de standaard van den Prins half
stok. Verlaten ligt het plein. Alleen de schildwachten
staan nog voor het Paleis.
Alles gaat zijn gewonen gang, timmerlieden behame-
ren planken, de klokken slaan 12 uur.