Naar de stad der Koningsgraven.
Komt tot Mij die belast
en beladen zijn.
De Marine bewijst zijn
Admiraal de laatste eer.
Schuin tegenover 't Paleis is een kerk, de Koningin
en de Prinses gingen er zooeven voorbij.
In zwarte letters staat bij den ingang:
Venez a Moi, vous tous qui êtes fatigués et chargés
et je vous soulagerai.
Komt tot Mij, gij allen, die vermoeid zijt en vol zor
gen en ik zal u verlichten.
Ook voor een Koningskind is dit geschreven, ook
een Koningskind kan vermoeid zijn.
Als we op het eerste perron instappen in den sneltrein,
die ons naar Delft zal brengen, dan staat daar in
stramme houding een detachement mariniers en matro
zen, vrijwilligers, die een zwaren dienst met liefde er
voor over hebben om hun Admiraal de laatste eer te
bewijzen. En als „Oome Jan" de deuren dichtklapt en
de trein zich in beweging stelt, dan klinkt niet vroolijk
het matrozenlied langs de coupé's en zwaait Janmaat
niet naar ieder aardig meisje langs den weg zijn opge-
wekten groet. Neen, zwijgend, zonder de grappen en
kwinkslagen, waaraan onze zeelui zoo rijk zijn, rijden
ze naar Haarlem.
Fel en onbarmhartig brandt de zon, het land ligt
dor onder de heete stralen. Het heeft zich nog niet
kunnen herstellen van de droogte-periode, 't is nog geel
en dor en vergeefsch zoeken trage koeien naar wat
groen en laten hun .moede koppen hangen boven de
slooten om wat koelte te zoeken.
,,Daar mot ok een beetje water bijkomme", merkt
een medereiziger wijsgeerig op, starend naar het gelige
gras.
Haarlem. De militairen springen kwiek de wagons
uit en stellen zich op voor den Haagschen trein, den
electrischen. Hoofden rekken zich en de uniformen van
onze zee-officieren schijnen niet erg bekend te zijn in
het binnenland.
Trouwens, veel vertoonen zich de officieren ook niet
in groot tenue buiten de stad en dat geen inboorling
van de marinestad dus een beetje vreemd en verbaasd
staat te kijken, is niet te verwonderen.
,,Benne dat officieren?" hoor ik verwonderd vragen.
„Ja, dat zal wel, 't kennen ook portiers zijn in groot
tenue, of tramconducteuren", merkt een ander voor
zichtig op»
„Of Kamerleden".
„Nee, dat zal wel niet".
De jeugd van de derde klassers doet de laatste ver
onderstelling direct op zij zetten.
De avond vóór de uitvaart.
Delft. De machtige klankvolle stem van de St. Ur-
sula, de torenklok van de Nieuwe Kerk, doet daverend
negen slagen hooren. Nog galmt de klank over het oude
kerkplein, dat eeuwen heeft voorbij zien snellen. De
oude pittoreske gevels, de fier ten hemel rijzende kerk
torens getuigen ervan door hun verweerde steenklom
pen, dat ze eeuwen tellen! Heel Delft, vooral de Delft-
sche jeugd, is samengetrokken op het marktplein? Het
rumoert er van stemmen, maar stemming is er nog niet.
't Is druk en rommelig en de jongens lawaaien met
schreeuwstemmen boven alles uit.
Overal op het groote plein hangen de vlaggen half
stok. En evenals in Den Haag heeft men den onder
kant van de vlaggen vastgebonden om het vroolijke
wapperen te voorkomen. Tribunes zijn langs alle huizen
geslagen, hier en daar twee boven elkaar. Ramen zijn
uit de sponningen van de bovenwoningen genomen om
een beter gezicht te geven op den stoet, die morgen
hier passeeren zal.
Bezoek aan de Nieuwe Kerk.
Voor de Nieuwe Kerk is een witte ingang, met lila!
Een groote krans van witte lelie's hangt boven den in
gang. Een lange ruime gang van wit met lila, waarin een
schat van kransen zijn neergelegd, van alle vorsten van
Europa en daarbuiten, van alle grootheden uit de wereld.
Een weeë geur van bloemen hangt in de gang. Langs
de wit-lila wanden zijn kandelabres aangebracht met
brandende kaarsen.
Er is een voorname, indrukwekkende rust, in
tegenstelling met het banale rumoer op het groote
plein.
Bij de entrée tot het schip van de kerk is een groot
baldakijn aangebracht. Een witte troonhemel, waaruit
breede lila linten naar beneden vallen. Op 26 meter
hoogte is het baldakijn bevestigd.
Nog dezen middag heeft Prinses Juliana een be
zoek aan de Kerk gebracht om de aankleeding in
oogenschouw te nemen. De Kroonprinses gaf aan
den burgemeester haar groote ingenomenheid te
kennen over de verzorging van het geheel.
Als we het gebouw met zijn machtige pilaren
binnentreden, klinkt ons de zang van het koor van
de Duinoordkerk tegen:
Nooit kan 't geloof teveel verwachten.
Des Heilands woorden zijn gewis;
't Faalt aardschen vrienden vaak aan krachten,
Maar nooit een vriend als Jezus is.
't Is ontroerend deze zang des geloofs, die in de hooge
gewelven opklinkt. We voelen het, dit is de kracht voor
onze Vorstin, een innig geloovige vrouw, en Haar Ko-
I ninklijke Dochter, om de smart te dragen, die opnieuw
een diepe wonde sloeg.
Aan de machtige pilaren hangen kransen van roode
en witte bloemen en boven den grafkelder ligt een
groote krans in rood en wit met een breed lint in natio
nale kleuren van de Noord- en Zuid-Hollandsche Red
ding-Maatschappij, de maatschappij aan welker bestaan
Prins Hendrik een deel van zijn leven en werkkracht
gegeven heeft.
Door de glas-in-loodramen. hoog boven de klooster
gang, valt het licht van de late avondzon naar binnen,
t Is stil in de kerk, vanuit de gang klinken zoo nu en
dan hamerslagen. De laatste kransen worden opgehan
gen. Nog een paar uur. dan moet alles gereed zijn, dan
mag geen wanklank de plechtige rust meer verstoren.
Daar staat het praalgraf van Willem den Eersten.
Onze gedachten gaan onwillekeurig terug in de geschie
denis. Vandaag is 't juist drie honderd en vijftig jaar ge
leden dat de Vader des Vaderlands door moordenaars
hand viel. Toen een droef en weenend Nederland.
Morgen zal een van zijn nazaten haar gemaal ten
grave dragen en weer treurt Nederland mee, weer voelt
Nederland wat het te danken heeft aan Oranje.
Ontvangst in de Delftsche Raadzaal.
In de trouwzaal van het Raadhuis, waar historische
schilderijen den wand versieren, heeft de burgemeester
van Delft, mr. G. van Baaren, de pers ontvangen. Ver
tegenwoordigers van alle bladen uit ons land en jour
nalisten uit het buitenland, waren naar Delft gekomen
om de plechtigheid bij te wonen. De Nederlandsche pers
zal vertolken de gevoelens van het Nederlandsche volk,
het Nederlandsche volk, dat in het lief en leed van het
Koninklijk Huis deelt.
Met een treffend woord, dat door de journalisten
staande wordt aangehoord, herdenkt de burgemeester
Z. K. H. Prins Hendrik, en wijst op de eigenaardige
positie, die de Prins heeft ingenomen. Hij was de ver
bindingsschakel tusschen hof en volk, overglanst ook
door de majesteit van de Koningin, die hij op tal van
plaatsen en bij tal van gelegenheden heeft vertegen
woordigd. Personen die Hem gekend hebben, zoo zegt
de burgemeester, hadden direct voor Hem gevoelens
van sympathie. Hij was een beminnelijk vorst, die vaak
in scherts zijn gedachten uitdrukte en daardoor veler
harten won.
Wij denken met weemoed aan de treurende Weduwe
en Haar Dochter en bidden, dat het Koninklijk Huis
nog jarenlang gespaard mag blijven. Door deze droeve
dingen wordt zeker de band tusschen Vorstin en Va
derland versterkt en aangehaald.
Delft, 11 Juli.
Vandaag zal onze Koningin ea Prinses Juliana den
Zwaren gang van Den Haag naar Delft maken. Tien
duizenden, honderdduizenden zullen met haar meeleven.
Langs den langen weg zullen dichte hagen menschen
étaan, zwijgend, ontroerd, omdat in korten tijd de dood
een tweede lid van het Koninklijk Huis eischte.
Delft is vroeg ontwaakt. Het groote stadsleven ru
moert al ver voor zessen langs het Koningsplein naar
den kant van Den Haag. En reeds hebben tientallen hun
plaats ingenomen. Vlak voor ons hotel zit een moeder
met vier kinderen, waarvan de jongste nauwelijks twee
jaar is.
„Ja, meneer, over drie weken ga ik naar Indië. Ik wil
dit nog bijwonen". De kinderwagen is in den hoteltuin
neergezet. Klapstoeltjes zijn aangesjouwd om dienst te
doen, want het zal warm worden vandaag. De zon
staat nu al broeiend heet aan den strakken hemel. Zoo
tegen achten begint de groote stroom van menschen.
Padvinders, een meisjesschool, deputaties van tal van
vereenigingen, trekken aan ons hotelraam voorbij en
zoeken een plaats langs den eindeloozen weg. Overal
zijn Roode Kruisposten ingericht en langs de smalle
grachten, waarlangs duizenden menschen zitten, heeft
de Delftsche reddingbrigade tal van posten voor even-
tueele ongevallen. Om acht uur is er geen doorkomen
meer aan, tot op de daken zitten de menschen; de langs
den geheelen weg geslagen stellingen, die met zwart en
lila bekleed zijn, zijn tot de laatste plaats bezet. Er is
weinig rumoer onder de duizenden. De warmte drukt be
klemmend.
Om half negen vallen plots over de stad de gal
mende klanken van alle torens van Delft. De don
kere bourdon van de Oude Kerk, die dreunend zijn
klanken naar beneden gooit, mengt zich met de
diepe klanken van den Raadhuistoren en de mach
tige stem van de St. Ursula van de Nieuwe Kerk.
't Is een regen van klokkenklanken, die dreunend
maar blijven galmen hun droeven klank, 't Ontroert
de menschen, maakt ze stil en doet ze opblikken
naar de galmgaten, waar zwaaiend de zware klok
ken bimbammen. Tot half tien duurt het klokken
spel.
De Groote Markt is nu leeg. Allen staan achter de
afzetting. Tal van menschen hebben hier den nacht door
gebracht, hangend tegen het hek, half slapend, half
wakend, telkens opgeschrokken door de dreunende
slagen van de klokken, die de nachtelijke uren verkon
digden.
Nu mag geen sterveling zich meer op den weg be
geven, alleen de journalisten kunnen zich overal ver
toonen met hun permit van den hoofdcommissaris.
Menig jaloersche blik vangen zij op van hen die uren
zitten, of gedrongen staan om iets op te vangen van
den indrukwekkenden stoet, die straks aan zal komen.
Straksdat is pas over uren.
Om half tien begint de stroom van autoriteiten. Een
lange onafzienbare file van auto's komt het Markt
plein oprijden. Ministers, leden van den Raad van
State, Kamerleden, Professoren, burgemeesters en an
dere hoogwaardigheidsbekleeders.
Opzij van de kerk staat een deputatie van Indische
oud-strijders, behangen met decoraties. Op het Prinsen
hof is een eerewacht gevormd van 150 leden van de
Oranje-garde, een nationale vereeniging van Christen
jongemannen en meisjes, waarvan de bedoeling is de
liefde tot het Oranjehuis aan te kweeken. Ook op den
Rijksweg staan 500 leden van deze vereeniging.
De aankomst van den rouwstoet voor de Nieuwe Kerk op de Markt
te Delft. Aan den ingang van het kerkgebouw onderscheidt men
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana